User manual

CG204-EU-NL V2.1 3/11
5
STATISTICAL VIEWS (STATISTICHE WEERGAVEN) menu
1. Druk op de MENU knop om het programmamenu te openen.
2. Druk op SELECT om STATISTICAL VIEW te kiezen
3. Gebruik de UP and DOWN knoppen om de AVERAGE, MINIMUM, MAXIMUM,
NUMBER OF DATA en SDEV (standaardafwijking) waarden voor de opgeslagen
metingen te doorlopen.
4. ‘NO DATA’ wordt weergegeven als er geen te analyseren metingen op de meter
beschikbaar zijn. De opgeslagen metingen worden gewist wanneer de meter wordt
uitgeschakeld, tenzij de GROUP functie wordt gebruikt (zie uitleg over de GROUP
functie die verder in dit hoofdstuk wordt beschreven).
5. Druk op de BACK en vervolgens op de ESC toets om naar de normale
werkingsmodus terug te keren.
OPTIONS (OPTIES) menu
1. Druk op de MENU knop om het programmamenu te openen.
2. Gebruik de DOWN ARROW knop om naar OPTIONS te gaan.
3. Druk op SELECT om OPTIONS te kiezen.
4. Gebruik de UP en DOWN knoppen om de MEASURE MODE, WORKING MODE,
PROBE USED, UNIT SETTINGS, BACKLIGHT, LCD STATISTICS en AUTO POWER
OFF parameters te doorlopen. Gebruik de SELECT toets om de gewenste parameter
te selecteren. Details over elke parameter volgen hieronder:
a. Meetmodi
Selecteer CONTINUOUS of SINGLE onder MEASURE MODES in het OPTIONS
menu met behulp van de pijltjestoetsen en de SELECT toets.
In de CONTINUOUS meetmodus geeft de meter een lopend gemiddelde van de
metingen tijdens het meten weer. Let op, de pieptoon is niet actief in deze modus.
In de SINGLE meetmodus worden de metingen één voor één genomen. De metingen
in de SINGLE modus worden vergezeld van een geluidstoon.
b. Werkingsmodi
Selecteer DIRECT of GROUP 1, 2, 3, of 4 onder WORKING MODES in het OPTIONS
menu met behulp van de pijltjestoetsen en de SELECT toets.
In de DIRECT modus worden de individuele metingen in het geheugen geregistreerd.
Alle DIRECT metingen worden gewist wanneer de meter wordt uitgeschakeld of op de
GROUP modus wordt ingesteld. De statistische analysegegevens blijven echter in het
geheugen. Het statistisch analysegedeelte kan tot 80 metingen evalueren. Eenmaal
het geheugen vol is, zullen de nieuwe metingen de oude vervangen. Deze modus
heeft zijn eigen kalibratie- en alarmgrenswaarden.
In de GROUP modus kan elk groepgeheugen een maximum van 80 metingen en 5
statistische waarden opslaan. De kalibratie- en alarmgrenswaarden kunnen individueel
worden ingesteld en voor elke groep worden opgeslagen. Als het geheugen vol is,
worden er nog metingen uitgevoerd maar deze worden niet langer geregistreerd (dit
heeft geen invloed op de reeds geregistreerde metingen). De statistische gegevens
worden ook niet langer bijgewerkt. De groepsgegevens, statistische waarden,
kalibratiegegevens en alarmgrenswaarden kunnen, indien gewenst, worden verwijderd
met behulp van het programmamenu.