Operation Manual

5
Fig.19
Fig.20
1) Assembleer de twee magneten zoals aangegeven in figuur 18.
2) Zet de aandrijving op handmatige bediening zoals aangegeven
in hoofdstuk 8, en schakel de voeding naar het systeem in.
3) Zet de poort met de hand zo open dat hij 40 mm van de mecha-
nische aanslag verwijderd blijft.
4) Schuif de magneet die het dichtst bij de aandrijving zit over de
tandheugel in de richting van de motor. Schuif, zodra de led op
de kaart die bij de eindschakelaar hoort dooft, de magneet nog
10 mm verder en zet hem vast met de bijbehorende schroeven.
5) Handel op dezelfde wijze bij de andere magneet.
6) Zet de poort ongeveer half open en zet het systeem weer vast
(zie paragraaf 9).
Belangrijk: Vergewis u ervan, alvorens een impuls te geven, dat de
poort niet met de hand kan worden bewogen.
7) Geef het commando voor een complete cyclus van de poort om
te controleren of de eindschakelaars correct ingrijpen.
Belangrijk: Om te voorkomen dat de aandrijving beschadigd
raakt en/of de werking van het automatische systeem wordt
onderbroken, moet ongeveer 40 mm afstand worden gehouden
van de mechanische eindaanslagen .
Controleer of aan het einde van de manoeuvre, zowel bij het
openen als bij het sluiten, de led van de bijbehorende eindschakelaar
geactiveerd blijft (led gedoofd).
8) Wijzig de positie van de magneten van de eindschakelaars naar
behoeven.
Na de aandrijving te hebben geïnstalleerd, moet nauwkeurig
worden gecontroleerd of alle aangesloten accessoires en
veiligheidsvoorzieningen goed werken.
Zet de kaarthouder weer op zijn oorspronkelijke plaats. Steek de
bedekkingskap erin (Fig.19 ref.1), draai de bijgeleverde schroeven
aan de zijkant vast (Fig.19 ref.2) en druk de zijplaatjes erin (Fig.19 ref. 3).
Breng de gevaarsticker aan op de bovenkant van de bedekkingskap
(Fig. 20).
Geef de klant de “Gebruikersgids” en leg uit hoe de motorreductor
werkt en wordt gebruikt, en geef daarbij aan welke delen van het
automatisch systeem gevaar kunnen opleveren.
8. HANDBEDIENDE WERKING
Let op: schakel de voeding naar de installatie uit om te voorkomen
dat de poort tijdens de ontgrendelingsmanoeuvre per ongeluk
door een impuls wordt ingeschakeld.
Handel als volgt om de motorreductor re ontgrendelen:
1) Steek de speciale bijgeleverde sleutel erin en draai hem met de
wijzers van de klok mee zoals aangegeven in Fig. 21 ref. 1 en 2.
2) Draai het ontgrendelingssysteem met de wijzers van de klok
mee tot aan de mechanische aanslag, Fig. 21 ref.3.
3) Open of sluit de poort met de hand
9. HERVATTING NORMALE WERKING
Let op: schakel de voeding naar de installatie uit om te voorkomen
dat de poort tijdens de manoeuvre voor het hervatten van
de normale werking per ongeluk door een impuls wordt
ingeschakeld.
Handel als volgt om de normale werking te hervatten:
1) Draai het ontgrendelingssysteem tegen de wijzers van de klok
in tot aan de aanslag, Fig. 22 ref.1.
2) Draai de sleutel tegen de wijzers van de klok in en trek hem uit
het slot, Fig. 22 ref. 2 en 3.
1
2
3
Fig.21
Fig.22
7. TEST VAN HET AUTOMATISCH SYSTEEM
Fig.18
Fig.17
3) Beweeg de poort tot het ontgrendelingssysteem in het tandwiel
grijpt (komt overeen met de vergrendeling van de poort).
4) Schakel de stroomtoevoer naar de installatie weer in.
10. SPECIALE TOEPASSINGEN
Er zijn geen bijzondere toepassingen voorzien
11. ONDERHOUD
Controleer minstens ieder half jaar of de installatie goed
werkt, en let daarbij met name op de goede werking van de
veiligheidsinrichtingen (inclusief de duwkracht van de aandrijving)
en het ontgrendelingsmechanisme.
12. REPARATIES
Wend u voor eventuele reparaties tot erkende servicecentra.
13. VERKRIJGBARE ACCESSOIRES
Raadpleeg de catalogus voor verkrijgbare accessoires.