accessories

16
NL
Gatenrijsysteem
De vermelde afbeeldingen staan aan het be-
gin van de handleiding.
1 Reglementair gebruik
Het gatenrijsysteem is bestemd voor het
maken van gatenrijen met de rastermaat 32
mm in combinatie met Festool-bovenfrezen.
2 Veiligheidsinstructies
Neem altijd de veiligheidsinstructies voor
het gebruik van de handbovenfrees in
acht.
In het gatenrijsysteem mogen alleen de
volgende handbovenfrezen, in alle uitvoe-
ringen, worden gebruikt: OF 900, OF 1000,
OF 1010, OF 1400.
3 Montage
3.1 Geleideplaat
Stel voordat u de bovenfrees bevestigt de
geleidespeling van de geleideplaat op de ge-
leiderail in:
– Plaats de geleideplaat (1.9) op een gelei-
derail.
Stel de geleidebekken (1.8) met een
schroevendraaier zó in dat de geleideplaat
spelingsvrij over geleiderail glijdt.
3.2 Zijaanslagen bevestigen
Plaats de zijaanslagen met de groef van
het geleideblok (1.6) op de geleiderail.
Klem het geleideblok met de draaiknop
(1.7) vast.
3.3 Zijaanslag afstellen
De aanslagen hoeven alleen bij het eerste
gebruik te worden ingesteld.
Open de draaiknop (1.1) van de aanslagrui-
ter (1.2).
– Verschuif de aanslagruiter tot de nulmar-
keringen van de aanslagruiter en de aan-
slagstang (1.10) met elkaar overeenstem-
men.
Sluit de draaiknop (1.1) van de aanslagrui-
ter.
Open de schroef (1.5).
Schuif de geleideplaat naar de zijaanslag
tot de stift (1.3) van de aanslagruiter in de
groef (1.4) van de geleideplaat valt.
Haal de schroef (1.5) weer aan.
3.4 Bovenfrees bevestigen
a) OF 900, OF 1000, OF 1010
Bevestig de centreerdoorn (2.1) in de
spantang van de bovenfrees.
Open de draaiknoppen (2.2, 2.5).
Centreer de bovenfrees met de centreer-
doorn op de geleideplaat.
Sluit de draaiknoppen (2.2, 2.5), zodat
de bovenfrees met behulp van de opspan-
voorziening (2.3, 2.4) op de geleideplaat
wordt gespannen.
Vervang de centreerdoorn door een deu-
velboor.
b) OF 1400
Bevestig de centreerdoorn (3.1) in de
spantang van de bovenfrees.
Verwijder de draaiknoppen (2.2, 2.5) en
de opspanvoorzieningen (2.3, 2.4).
Centreer de bovenfrees met de centreer-
doorn op de geleideplaat.
Bevestig de bovenfrees met de schroeven
(3.4) aan de geleideplaat.
Vervang de centreerdoorn door een deu-
velboor.
3.5 Lengte-aanslagen bevestigen (af-
beelding 4)
De beide lengte-aanslagen dienen aan de
uiteinden van de geleiderail te worden be-
vestigd. Met behulp van de lengte-aanslagen
wordt bij latere werkzaamheden de afstand
tussen de rand van het werkstuk en het mid-
den van het eerste boorgat vastgelegd. Dit
kan 9,5 mm, 16 mm of 32 mm zijn.
Bevestiging: zie afbeelding 4.
4 Werken met de FS-LR 32
Eerste gatenrij (Afbeelding 6A):
– Stel de aanslagruiter (6.2) van de zijaan-
slag op de gewenste afstand van de ga-
tenrij van de rand van het werkstuk in. De
schalen op de aanslagstangen (6.1) geven
de ingestelde afstand aan. Door de Noni-
us-schaal op de aanslagruiter kunt u de
afstand op 1/10 mm exact instellen.
Stel de geleiderail met de zijaanslagen en
de lengte-aanslag (6.3) af op het werk-
stuk.
Bevestig de geleiderail met de schroef-
klemmen FSZ (6.4) op het werkstuk.
Aanbeveling: Markeer via het kijkglas
(3.3) van de geleideplaat de positie van
het eerste (R1) en laatste (Rz) deuvelgat
op de geleiderail. Hierdoor kunt u andere
werkstukken gemakkelijker bewerken.
Druk op de zijkant van de kanteltoets
(3.2). Hierdoor wordt de bout in het mid-
den van de kanteltoets uit het boorgat van
de geleiderail getild en kan de geleideplaat
op de geleiderail worden verschoven.
– Schuif de geleideplaat met de bovenfrees
in de gewenste positie. Laat de kanteltoets
los, zodat de bout van de kanteltoets in
een boorgat van de geleiderail inklikt.
– Wanneer u aan het einde van de geleide-
rail deuvelgaten nodig heeft, kunt u de
lengte-aanslag verwijderen nadat de ge-
leiderail op het werkstuk is vastgeklemd.
Boor achtereenvolgens de deuvelgaten.