500 UM NL SISTEMA:500 UM ITA 2-07-2010 12:42 Pagina 1 F I A T 5 0 0 NEDERLANDS De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. Fiat behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor nadere informatie tot het Fiat Servicenetwerk. Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.
Geachte cliënt, . Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten van deze auto volledig te laten benutten. Wij raden u aan alle hoofdstukken door te nemen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden. Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw Fiat volledig .
ABSOLUUT LEZEN! BRANDSTOF TANKEN Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal (RON) van 95 die voldoet aan de Europese specificatie EN 228. Als u benzine gebruikt die niet voldoet aan bovenstaande specificatie gaat het waarschuwingslampje EOBD branden en gaat de motor onregelmatig lopen. Dieselmotoren: tank uitsluitend dieselolie die aan de Europese norm EN590 voldoet.
WEGWIJS IN UW AUTO WEGWIJS IN UW AUTO DASHBOARD De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, de instrumenten en de controle-/ waarschuwingslampjes kunnen per uitvoering verschillen. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG fig. 1 F0S0365 1. Luchtrooster aan de zijkant – 2. Linker hendel: bediening buitenverlichting – 3. Instrumentenpaneel en lampjes – 4. Rechter hendel: bediening ruitenwissers voor/achter en tripcomputer – 5.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 4 SYMBOLEN FIAT CODE Op of in de nabijheid van enkele onderdelen van uw auto zijn plaatjes met een bepaalde kleur aangebracht, met daarop symbolen die uw aandacht vragen en die voorzorgsmaatregelen aangeven die u in acht moet nemen, als u met het betreffende onderdeel te maken krijgt.
DE SLEUTELS CODE CARD (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Met de auto wordt tegelijk met de twee sleutels een CODE card overhandigd, waarop is aangegeven: A fig. 2 de elektronische code; B fig. 2 de mechanische code van de sleutels die aan het Fiat Servicenetwerk moet worden doorgegeven als er duplicaatsleutels worden besteld. Wij raden u aan om de elektronische code A altijd bij u te hebben.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING (voor bepaalde uitvoeringen/markten) De metalen baard A fig. 4 dient voor: ❒ het contactslot; ❒ de sloten van de portieren; ❒ het ver-/ontgrendelen van de tankdop. Als u toets B fig. 4 indrukt, wordt de metalen baard in-/uitgeklapt. Portieren en achterklep ontgrendelen Druk kort op de knop : om de deuren en de achterklep te ontgrendelen.
BATTERIJ VAN SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING VERVANGEN Ga voor het vervangen van de batterij als volgt te werk: ❒ druk op knop A fig. 5 en klap de metalen baard B fig. 5 uit; ❒ draai de schroef C fig. 5 in stand met behulp van een kleine schroevendraaier; ❒ trek de batterijhouder D fig. 5 naar buiten en vervang de batterij E fig. 5, let daarbij goed op de polariteit; ❒ zet de batterijhouder D weer in de sleutel en draai de schroef C in stand . Lege batterijen zijn schadelijk voor het milieu.
WEGWIJS IN UW AUTO START-/CONTACTSLOT FRONTJE AFSTANDSBEDIENING VERVANGEN Ga te werk zoals aangegeven in afbeelding fig. 6 en fig. 7 om het deksel van de afstandsbediening te vervangen. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN De sleutel kan in 3 standen worden gedraaid fig. 8: ❒ STOP: motor uit, sleutel uitneembaar en stuur geblokkeerd. Enkele elektrische installaties werken (bijv. autoradio, elektrische ruitbediening enz.). ❒ MAR: contact aan.
STUURSLOT Inschakelen: zet de sleutel in stand STOP, trek de sleutel uit het contactslot en draai het stuur totdat het vergrendelt. Uitschakelen: Draai het stuur iets heen en weer, terwijl u de sleutel in stand MAR draait. BELANGRIJK Verwijder de sleutel nooit uit het contactslot als de auto nog in beweging is. Het stuur blokkeert in dat geval bij de eerste stuurbeweging automatisch. Dit geldt in alle gevallen, ook als de auto gesleept wordt.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID INSTRUMENTENPANEEL De achtergrondkleur en de vormgeving van de instrumenten kunnen per uitvoering verschillen. De lampjes en Het lampje “Dualogic”). is uitsluitend op de uitvoeringen met Dualogic versnellingsbak aanwezig (zie het supplement zijn alleen aanwezig op de dieseluitvoeringen. Uitvoering paneel met lichte achtergrond STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 10 fig. 9 A. Snelheidsmeter B.
Uitvoering paneel met donkere achtergrond WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN fig. 10 A. Snelheidsmeter B. Toerenteller C. Multifunctionele display met digitale brandstofmeter en digitale koelvloeistoftemperatuurmeter.
WEGWIJS IN UW AUTO SNELHEIDSMETER KOELVLOEISTOFTEMPERATUURMETER De meter A fig. 11 geeft de snelheid van de auto weer (snelheidsmeter). De digitale meter D fig. 11 geeft de koelvloeistoftemperatuur weer; de aanduiding start als de temperatuur van de vloeistof hoger wordt dan ongeveer 50°C . Het eerste streepje blijft altijd branden en geeft de correcte werking van het systeem aan. Het lampje F fig.
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY De auto is uitgerust met een multifunctioneel display dat tijdens de rit nuttige informatie levert aan de bestuurder op basis van de eerder gemaakte instelling. GEAR SHIFT INDICATION (indien aanwezig) Versnellingsbak hogere versnelling BEDIENINGSKNOPPEN + Om het scherm en de keuzemogelijkheden naar boven te doorlopen of de weergegeven waarde te verhogen fig. 12. MENU ESC Kort indrukken voor toegang tot het menu en/of naar het volgende scherm te gaan of de keuze te bevestigen.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ❒ binnen het menu kunt u het menu naar boven of beneden doorlopen; ❒ tijdens het instellen kunt u de waarde verhogen of verlagen. Opmerking Bij het openen van een voorportier wordt het display verlicht en wordt enkele seconden de tijd en de afgelegde kilomters/mijlen (indien aanwezig) weergegeven. BEGINSCHERM MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY Op het standaardscherm fig. 13 kan de volgende informatie worden weergegeven: fig.
SETUP-MENU Het menu bestaat uit een aantal functies dat "cyclisch" wordt weergegeven. De functies kunnen met de knoppen + en – worden gekozen, waarna u keuzemogelijkheden kunt selecteren of instellingen (setup) kunt uitvoeren. Bij enkele onderdelen (Tijd en Meeteenheid instellen) is er een submenu. De Setup-menu wordt geactiveerd door de MENU ESC knop kort in te drukken. Druk de knoppen + of – telkens in om de opties van het setup-menu te doorlopen. De werking verschilt in functie van de gekozen optie.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID ❒ met de knop + of – (door de knop telkens in te drukken) kan de nieuwe instelling van dit menupunt in het submenu worden geselecteerd; ❒ als de knop MENU ESC kort wordt ingedrukt, dan wordt de instelling opgeslagen en keert men tegelijkertijd terug naar het eerder gekozen menupunt in het submenu.
Opmerking Er kan een snelheid tussen 30 en 200 km/h of tussen 20 en 125 mph worden gekozen afhankelijk van de ingestelde eenheid; zie de paragraaf "Meeteenheid instellen" die hierna wordt beschreven. Elke keer dat u de knop + / – indrukt, wordt de waarde 5 eenheden verhoogd of verlaagd. Als u de knop + / – ingedrukt houdt, lopen de cijfers automatisch snel door of terug. Als u dicht bij de juiste waarde bent, stelt u de exacte waarde in door de knop telkens in te drukken en los te laten.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 18 Opmerking Telkens als de knop + of – wordt ingedrukt, wordt de waarde een eenheid verhoogd of verlaagd. Als de knop ingedrukt wordt gehouden, dan wordt de waarde snel verhoogd/verlaagd. Als u dicht bij de juiste waarde bent, stelt u de exacte waarde in door de knop telkens in te drukken en los te laten.
❒ druk op de knop+ of – om de keuze te maken; ❒ druk kort op de knop MENU ESC om terug te keren naar het menuscherm of druk lang op de knop om terug te keren naar het beginscherm zonder op te slaan. Autoclose (Automatische centrale vergrendeling bij rijdende auto) (indien van toepassing) Als deze functie is ingeschakeld (On), dan worden de portieren automatisch vergrendeld zodra de auto sneller rijdt dan 20 km/h.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN ❒ als het submenu "Afstand" is gekozen: druk kort op de knop MENU ESC, op het display wordt "km" of "mi" aangegeven (afhankelijk van wat eerder is ingesteld); ❒ druk op de knop+ of – om de keuze te maken; Druk, als de instelling eenmaal uitgevoerd is, kort op de knop MENU ESC om terug te keren naar het scherm van het submenu of druk lang op de knop om terug te keren naar het scherm van het hoofdmenu zonder op te slaan.
❒ druk op de knop + of – om de instelling uit te voeren; ❒ druk kort op de knop MENU ESC om terug te keren naar het menuscherm of druk lang op de knop om terug te keren naar het beginscherm zonder op te slaan.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 22 Bag passagier (Inschakeling/uitschakeling van de frontairbag aan passagierszijde en de zij-airbag voor bescherming borstkas en bekken) (sidebag -*) (*) Indien aanwezig Met deze functie kan de passagiersairbag worden in-/uitgeschakeld.
TRIPCOMPUTER Weergegeven gegevens Algemeen Autonomie Met de “Tripcomputer” kan, als de contactsleutel in stand MAR staat, op het display informatie worden weergegeven over de werking van de auto. Deze functie bestaat uit twee afzonderlijke delen "Trip A" en "Trip B" die de gehele rit van de auto onafhankelijk van elkaar controleren. Beide functies kunnen op nul worden gezet (reset begin van een nieuwe rit).
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS Huidig verbruik Nieuwe rit Geeft het brandstofverbruik weer. Deze waarde wordt continu bijgewerkt. Als de auto stilstaat met draaiende motor verschijnt de melding “- - - -” op de display. Begint als een reset is uitgevoerd: ❒ "handmatig" door de gebruiker d.m.v.
Trip verlaten De functie TRIP wordt automatisch verlaten als alle grootheden éénmaal weergegeven zijn of wanneer de knop MENU ESC langer dan 1 seconde ingedrukt wordt gehouden. ZITPLAATSEN VOOR WEGWIJS IN UW AUTO BELANGRIJK Alle afstellingen mogen uitsluitend bij een stilstaande auto worden uitgevoerd. VEILIGHEID VERSTELLEN IN LENGTERICHTING Trek de hendel A fig.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN HOOGTEVERSTELLING (indien aanwezig) BELANGRIJK Als u de hendel hebt losgelaten, controleer dan of de stoel goed vergrendeld is door hem naar voren en naar achteren te schuiven. Als de stoel niet goed vergrendeld is, kan deze onverwachts verschuiven, waardoor u de controle over de auto kunt verliezen. Met de hendel C fig. 18 kunt u het achterste deel van de zitting omhoog of omlaag zetten voor een betere en comfortabelere zitpositie.
RUGLEUNING OMKLAPPEN Bedien voor het omklappen van de rugleuning de hendel D fig. 19 (beweging 1) en druk de rugleuning naar voren tot deze blokkeert (beweging 2); laat hendel D los en druk tegen de rugleuning om de stoel vooruit te schuiven (beweging 3). BESTUURDERS- EN PASSAGIERSZIJDE MET STANDGEHEUGEN (indien aanwezig) Schuif de stoel, om deze in de oorspronkelijke stand te zetten, naar achteren door op de rugleuning te drukken totdat de stoel vergrendelt (beweging 4); bedien de hendel D fig.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN ZITPLAATSEN ACHTER HOOFDSTEUNEN RUGLEUNING ONTGRENDELEN VOOR Bij uitvoeringen met ondeelbare achterbank: trek de hendels A fig. 20 en B fig. 20 omhoog en plaats de rugleuning op de zitting. Bij uitvoeringen met deelbare achterbank: trek de hendel A of B omhoog om respectievelijk het linker of het rechter deel van de rugleuning te ontgrendelen en plaats de rugleuning op de zitting.
BELANGRIJK Voor het optimaal benutten van de hoofdsteun moet de rugleuning zo zijn ingesteld dat u rechtop zit en dat uw hoofd zich zo dicht mogelijk bij de hoofdsteun bevindt. ACHTER (indien aanwezig) Druk voor het verwijderen van de hoofdsteunen achter tegelijkertijd op de knoppen B fig. 22 en C fig. 22 aan de zijkanten van de steunen en trek ze omhoog. Voor het verwijderen van de hoofdsteunen achter moet of de achterklep worden geopend of de rugleuning zijn ontgrendeld en naar voren worden gekanteld.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN STUURWIELVERSTELLING BINNENSPIEGEL (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Het stuurwiel kan verticaal worden versteld. Verstel als volgt: duw de hendel A fig. 23 omlaag in stand 2, verstel het stuurwiel in de gewenste stand en blokkeer het stuurwiel door de hendel A in stand 1 te brengen. BELANGRIJK Verstel het stuurwiel alleen als de auto stilstaat en de motor is afgezet.
BUITENSPIEGELS BUITENSPIEGELS INKLAPPEN HANDBEDIENDE VERSTELLING Indien nodig (bijv. bij nauwe doorgangen) kunnen de buitenspiegel worden ingeklapt door ze van stand 1 fig. 26 (open) in stand 2 fig. 26 (gesloten) te zetten. De buitenspiegel is vanaf de buitenzijde verstelbaar door licht te drukken op een van de vier zijden van het spiegelglas. MET ELEKTRISCHE VERSTELLING Ga als volgt te werk: ❒ kies de spiegel die u wilt verstellen met de schakelaar B fig.
WEGWIJS IN UW AUTO KLIMAATREGELING LUCHTROOSTERS VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 32 fig. 27 F0S0021 1. Luchtroosters voor ontdooiing of ontwaseming van de voorruit – 2. Verstel- en regelbare luchtroosters in het midden – 3. Verstel- en regelbare luchtroosters aan de zijkant – 4. Vaste luchtroosters voor de zijruiten – 5.
VERWARMING EN VENTILATIE EXTRA VERWARMING (voor bepaalde versies/markten) De extra verwarming versnelt het opwarmen van het interieur wanneer het zeer koud is. De extra verwarming schakelt automatisch uit nadat de gewenste comfortsituatie is bereikt. Belangrijk De extra verwarming werkt alleen bij lage buitentemperatuur en motorkoelvloeistoftemperatuur. De extra verwarming wordt niet ingeschakeld als de accuspanning laag is. BEDIENINGSKNOPPEN A Draaiknop luchttemperatuur fig.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID Snelle ontwaseming/ontdooiing van de voorruit en de zijruiten voor HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING Ga als volgt te werk: ❒ draai de knop A in het rode vlak; ❒ draai de knop C in stand ; ❒ draai de knop D in stand ; (maximale ❒ draai de knop B in stand 4 aanjagersnelheid).
luchtrecirculatie luchttoevoer van buiten BELANGRIJK Het verdient aanbeveling om de recirculatiefunctie in te schakelen in de file of in tunnels. Hiermee wordt voorkomen dat vervuilde lucht het interieur bereikt. Het is niet raadzaam dit systeem langdurig te laten werken, omdat anders, vooral als u met meerdere personen in de auto zit, de kans aanzienlijk toeneemt dat de ruiten beslaan. D Draaiknop luchtverdeling fig.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING (indien aanwezig) De extra verwarming schakelt automatisch in afhankelijk van de omgevingsomstandigheden en bij draaiende motor wanneer de koelvloeistoftemperatuur laag is. De extra verwarming schakelt automatisch uit nadat de gewenste comfortsituatie in het interieur is bereikt en wanneer de koelvloeistoftemperatuur hoog is. De automatische klimaatregeling fig.
❒ kan de temperatuur van de lucht naar het interieur niet lager worden dan de buitentemperatuur (de temperatuuraanduiding op het display knippert als het systeem er niet in slaagt het gewenste klimaat te bereiken); ❒ kunt u de aanjagersnelheid handmatig op nul zetten (als de compressor is ingeschakeld, kan de aanjagersnelheid niet lager zijn dan een minimale waarde: één streepje op het display). Lampje op de knop uit = recirculatie uitgeschakeld.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 38 Om de automatische regeling van de aanjagersnelheid weer in te schakelen, moet u de knop AUTO indrukken. Druk, om de automatische regeling van de luchtverdeling weer in te schakelen, op de knop AUTO. Knoppen G H I fig. 30 handmatig kiezen Knop L fig.
ONDERHOUD VAN HET SYSTEEM BUITENVERLICHTING In de winter moet het airconditioningsysteem ten minste een keer maand gedurende ongeveer 10 minuten worden ingeschakeld. Laat voor het zomerseizoen de werking van het systeem door het Fiat Servicenetwerk controleren. Met de linker hendel wordt het merendeel van de buitenverlichting bediend. De buitenverlichting werkt uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN BELANGRIJK De dagverlichting is geen vervanging voor het dimlicht tijdens het rijden in tunnels of in het donker. Het gebruik van de dagverlichting is afhankelijk van wettelijke voorschriften van het land waarin u zich bevindt: houdt u aan de voorschriften. DIMLICHT / BUITENVERLICHTING Draai, met de contactsleutel in stand MAR, de draaiknop in stand fig. 31.
Op het instrumentenpaneel gaat het lampje of knipperen. De richtingaanwijzers schakelen automatisch uit als de auto weer rechtuit rijdt. Van rijstrook wisselen Als u bij wisseling van rijstrook kort richting wilt aangeven, moet u de linker hendel korter dan een halve seconde in de onvergrendelde stand zetten. De richtingaanwijzer van de gekozen richting knippert 3 keer en gaat daarna automatisch uit. “FOLLOW ME HOME” Met dit systeem kan de ruimte voor de auto een bepaalde tijd worden verlicht.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN RUITEN REINIGEN Met de rechter hendel worden de ruitenwissers/sproeiers voor en achter bediend. RUITENWISSERS / -SPROEIERS Deze werken uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat. De hendel kan in 5 standen worden gezet (4 snelheidsregelingen)fig. 33: A. ruitenwissers uitgeschakeld. B. wissen met interval. C. langzaam continu wissen. D. snel continu wissen. E. tijdelijk snel wissen (onvergrendelde stand).
Als u bij ingeschakelde ruitenwissers voor de achteruitversnelling inschakelt, gaat automatisch ook de achterruitwisser langzaam continu wissen. De werking stopt als de achteruitversnelling wordt uitgeschakeld. “Intelligente wis-/wasregeling”: als u de hendel naar het dashboard duwt (onvergrendelde stand), wordt de achterruitsproeier ingeschakeld.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ❒ als de sleutel uit het contactslot wordt genomen binnen twee minuten na het uitschakelen van de motor, gaat de verlichting ongeveer 10 seconden branden; ❒ als de portieren worden ontgrendeld (met de afstandsbediening of met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier), gaat de verlichting ongeveer 10 seconden branden.
ECO-FUNCTIE (indien aanwezig) SPORT-FUNCTIE (indien aanwezig) Om de ECO-functie in te schakelen op de knop E drukken fig. 35 gedurende minstens 5 seconden. Bij geactiveerde ECO-functie, is de auto ingesteld voor het rijden in de stad, wat gekenmerkt wordt door een lichter draaiend stuur (Dualdrive-systeem ingeschakeld) en een lager brandstofverbruik. Als de functie is ingeschakeld verschijnt op het instrumentenpaneel ECO.
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Deze worden ingeschakeld als u op knop B fig. 34drukt, onafhankelijk van de stand van de contactsleutel. Als het systeem is ingeschakeld, gaan op het instrumentenpaneel de controlelampjes en branden. Druk nogmaals op knop B om de waarschuwingslichten uit te schakelen.
MISTACHTERLICHTEN (indien aanwezig) INTERIEURUITRUSTING De mistachterlichten werken alleen, als het dimlicht is ingeschakeld, als u op knop D fig. 37drukt. Bij ingeschakelde mistlampen achter gaat op het instrumentenpaneel het lampje branden. Druk nogmaals op de knop om de mistachterlichten uit te schakelen. AANSTEKER (indien aanwezig) WEGWIJS IN UW AUTO BELANGRIJK VEILIGHEID De aansteker wordt erg heet.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN Op de achterzijde van de zonneklep aan passagierszijde bevindt zich een spiegeltje, dat verlicht kan worden door een plafondlampje dat ingeschakeld kan worden met knop B fig. 38. Op de zonneklep aan bestuurders- en passagierszijde zitten documentenvakjes. OPBERGVAK IN MIDDENCONSOLE Om het vak te openen, moet u het bij de opening B fig. 40 naar buiten trekken.
OPBERGVAK ONDER STOEL (indien aanwezig) STEKKERDOOS (indien aanwezig) Bij enkele uitvoeringen bevindt zich een opbergvak onder de passagiersstoel voor fig. 41. Om het te bereiken moet u de voorzijde van de zitting 1 fig. 41 omhoogtillen tot deze loshaakt, til vervolgens de achterzijde van de zitting 2 fig. 41 (aan de kant van de rugleuning) omhoog.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Op de stekkerdoos kunnen accessoires worden aangesloten met een vermogen van maximaal 180W (maximale stroomsterkte 15A). MONTAGEVOORBEREIDING VOOR DRAAGBAAR NAVIGATIESYSTEEM (indien aanwezig) De stekkerdoos voor aansluiting van een draagbaar navigatiesysteem zit op het dashboard fig. 43. DAK MET VAST RUITPANEEL (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Het dak bestaat uit een groot glazen paneel en een zoonescherm dat met de hand kan worden bediend.
SCHUIFDAK OPENEN (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Druk op knop B fig. 46 en houd hem ingedrukt: het dak wordt geopend in “kantelstand”. Om het dak volledig te openen moet u nogmaals op knop B drukken en hem ingedrukt houden: het dak stopt in elk geval in de stand die bereikt is als de knop wordt losgelaten. Het open dak heeft een groot glazen paneel dat elektrisch kan worden bediend en een zonnescherm dat met de hand kan worden bediend.
WEGWIJS IN UW AUTO Open het dak niet bij sneeuw of ijs: het kan beschadigd worden. BELANGRIJK VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 52 Verwijder altijd de contactsleutel uit het contactslot als u de auto verlaat, om te voorkomen dat het open dak per ongeluk in beweging wordt gebracht en zo gevaar op kan leveren voor de achtergebleven inzittenden: oneigenlijk gebruik van het dak kan gevaarlijk zijn.
PORTIEREN BELANGRIJK Controleer, voordat u een portier opent of u dit op een veilige manier kunt doen. Open de portieren alleen als de auto stilstaat. OPENEN/SLUITEN MET DE SLEUTEL Van buitenaf openen (portier bestuurderszijde): draai de sleutel in stand 1 fig. 48 en trek aan de handgreep. Op de uitvoeringen met centrale portiervergrendeling, worden, als u de sleutel omdraait, tegelijkertijd alle sloten van de portieren en de achterklep ontgrendeld.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 54 Stand 2: het portier is vergrendeld. Op de uitvoeringen met centrale portiervergrendeling leidt de bediening van de handgreep aan bestuurderszijde of aan passagierszijde tot de ontgrendeling/vergrendeling van beide portieren en van de achterklep. BELANGRIJK Als de deur vergrendeld is dan wordt dit aangegeven door het rode symbool A fig.
RUITBEDIENING BELANGRIJK ELEKTRISCHE RUITBEDIENING (indien aanwezig) De elektrische ruitbediening werkt met de contactsleutel in stand MAR en ongeveer twee minuten nadat de sleutel in stand STOP is gedraaid of is uitgenomen. De knoppen om de ruiten te bedienen zitten naast de versnellingspook fig. 51: A Openen/sluiten ruit linker portier. B Openen/sluiten ruit rechter portier. Houd de knop enkele seconden ingedrukt om de ruit automatisch te openen/sluiten (alleen als de sleutel in MAR staat).
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN BAGAGERUIMTE ACHTERKLEP OPENEN MET DE SLEUTEL Ontgrendel het slot met de metalen baard van de contactsleutel A fig. 52. De achterklep gaat gemakkelijk open dankzij de gasveren aan de zijkant. Als de achterklep geopend wordt, gaat bij bepaalde uitvoeringen de bagageruimteverlichting branden: de verlichting gaat automatisch uit als de achterklep gesloten wordt.
Om de achterklep met deze handgreep te kunnen openen, moet eerst een van de portieren worden geopend of moeten de portieren ontgrendeld zijn met de afstandsbediening of met de mechanische sleutel. Als de achterklep niet goed gesloten is, brandt het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel (indien aanwezig). ACHTERKLEP SLUITEN Om de achterklep te sluiten, deze laten zakken en ter hoogte van het slot naar beneden duwen, totdat u de vergrendeling hoort.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN BAGAGERUIMTE VERGROTEN ACHTERKLEP IN GEVAL VAN NOOD OPENEN Om de achterklep vanuit het interieur te openen (bij een lege accu of bij een storing in het elektrische systeem van de achterklep zelf), moet als volgt te werk worden gegaan (zie "Bagageruimte vergroten" in dit hoofdstuk): ❒ verwijder de hoofdsteunen achter; ❒ klap de rugleuningen naar voren; ❒ om de achterklep mechanisch te ontgrendelen, moet u vanuit de bagageruimte het hendeltje A fig.
GEDEELTELIJKE VERGROTING (50/50) (indien aanwezig) Ga als volgt te werk: ❒ verwijder de hoofdsteunen van de achterbank (indien aanwezig); voor het verwijderen van de hoofdsteunen moet de rugleuning zijn ontgrendeld en naar voren worden gekanteld en moet de achterklep open staan ❒ controleer of de veiligheidsgordels niet gespannen zijn of gedraaid zitten ❒ trek aan het hendeltje A fig. 58 of B om respectievelijk het linker of rechter deel van de rugleuning te ontgrendelen en leg de rugleuning op de zitting.
ACHTERBANK TERUGPLAATSEN WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Zet de rugleuningen omhoog en druk ze naar achteren, totdat beide borgmechanismen hoorbaar vergrendelen. Plaats de gespen van de veiligheidsgordels omhoog en zet de zitting weer in de normale gebruiksstand. BELANGRIJK Als de rugleuning in de normale gebruiksstand wordt gezet, controleer dan of de rugleuning hoorbaar vergrendelt.
BELANGRIJK Als de steunstang verkeerd geplaatst wordt, kan de motorkap onverwacht dichtvallen.Voer deze handeling alleen uit als de auto stilstaat. Controleer of de armen van de ruitenwissers tegen de ruit aanstaan voordat u de motorkap optilt. BELANGRIJK Wees bij het uitvoeren van werkzaamheden in de motorruimte extra voorzichtig als de motor nog warm is, om brandwonden te voorkomen.
IMPERIAAL/SKIDRAGER SLUITEN WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG Ga als volgt te werk: ❒ houd de motorkap met één hand omhoog, trek met de andere hand de stang C fig.
KOPLAMPEN BELANGRIJK Houdt u strikt aan de wettelijke bepalingen betreffende de maximale afmetingen. Overschrijd nooit het maximum draagvermogen (zie het hoofdstuk "Technische gegevens"). BELANGRIJK Verdeel de lading gelijkmatig en houd tijdens de rit rekening met een verhoogde zijwindgevoeligheid. Controleer na enkele kilometers opnieuw of de bevestigingsbouten nog goed vastzitten.
KOPLAMPVERSTELLING WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN De auto is uitgerust met een elektrische koplampverstelling, die werkt met de contactsleutel in stand MAR en ingeschakeld dimlicht. Als de auto beladen is, helt hij achterover met als gevolg dat de lichtbundel meer naar boven schijnt. In dat geval moeten de koplampen worden versteld met de knoppen + en – fig. 64. Het display toont de stand gedurende de koplampverstelling.
ABS BELANGRIJK Het ABS dat geïntegreerd is in het remsysteem, voorkomt dat tijdens het remmen de wielen blokkeren, ongeacht de conditie van het wegdek en de pedaaldruk, en verhindert daarmee het doorslippen van een of meerdere wielen. Hierdoor blijft de auto bestuurbaar, zelfs bij noodstops. Het systeem wordt gecompleteerd met een elektronische remdrukverdeling EBD (Electronic Braking Force Distribution), die de remdruk verdeelt tussen de voor- en achterwielen.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN BELANGRIJK Als de Mechanische Brake Assist wordt geactiveerd, is het mogelijk dat het systeem lawaai produceert. Dit is normaal. Houd tijdens het remmen het rempedaal in ieder geval goed ingetrapt. STORINGSMELDING ABS Bij een storing brandt het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel en verschijnt er een bericht op het multifunctionele display (indien aanwezig), zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”.
ESP (Electronic Stability Program) (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Dit elektronische systeem waakt over de stabiliteit van de auto als de wielen hun grip verliezen, waardoor de richtingsstabiliteit van de auto beter is. De werking van het ESP is uitermate nuttig als de grip op het wegdek wisselt.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 68 HILL HOLDER-SYSTEEM (voor bepaalde uitvoeringen/markten) STORINGSMELDINGEN HILL HOLDER-SYSTEEM Dit systeem is geïntegreerd in het ESP-systeem en schakelt automatisch in als: ❒ op een stijgende helling: de auto stilstaat op een helling van meer dan 2% met draaiende motor, ingetrapt rem- en koppelingspedaal en versnellingsbak in vrij, of als een andere versnelli
De werking van het ASR-systeem is met name nuttig in de volgende omstandigheden: ❒ doorslippen van het binnenste wiel in bochten, door verandering van de wielbelasting of door te felle acceleratie; ❒ te hoog vermogen naar de wielen, ook in samenhang met de condities van het wegdek; ❒ acceleratie op gladde wegen en bij sneeuw en ijzel; ❒ verlies van grip op natte weggedeelten (aquaplaning).
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 70 EOBD-SYSTEEM Met het EOBD-systeem (European On Board Diagnosis) kan een doorlopende diagnose worden uitgevoerd op die componenten op de auto die van invloed zijn op de emissie.
ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING "DUALDRIVE" (indien aanwezig) Enkele uitvoeringen zijn uitgerust met de elektrische stuurbekrachtiging "Dualdrive". De elektrische stuurbekrachtiging werkt alleen als de contactsleutel in de stand MAR fig. 66staat en de motor draait. Met het systeem kan de bestuurder de hulpkracht voor het verdraaien van het stuur aanpassen aan de rij-omstandigheden.
STORINGSMELDINGEN WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 72 Bij eventuele storingen in het systeem gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden en verschijnt er een bericht op het multifunctionele display (indien aanwezig - zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”). Bij een storing in het stuurbekrachtigingssysteem blijft de auto mechanisch bestuurbaar.
PARKEERSENSOREN (indien aanwezig) Deze bevinden zich in de achterbumper van de auto fig. 67 en attenderen de bestuurder via een repeterend geluidssignaal op de aanwezigheid van obstakels achter de auto. ACTIVERING De sensoren worden bij het inschakelen van de achteruit automatisch geactiveerd. Als de afstand tot het obstakel achter de auto kleiner wordt, neemt de frequentie van het geluidssignaal toe.
WERKING MET AANHANGER WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 74 De werking van de sensoren wordt automatisch uitgeschakeld als de stekker van de elektrische kabel van de aanhanger wordt aangesloten op de stekkerdoos van de trekhaak. De sensoren worden automatisch weer ingeschakeld als u de aanhangerstekker loskoppelt.
❒ De werking van het parkeerhulpsysteem kan tevens beïnvloed worden door de positie van de sensoren, bijvoorbeeld wegens een verandering in de geometrie (door slijtage van de schokdempers, wielophanging) of als de banden verwisseld worden, de auto te veel beladen is, of speciale afstellingen worden uitgevoerd die de auto lager zetten. ❒ De aanwezigheid van een trekhaak zonder aanhanger beïnvloedt de juiste werking van de parkeersensoren.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG WERKING - UITSCHAKELING VAN DE MOTOR WERKING - OPNIEUW STARTEN VAN DE MOTOR Met handgeschakelde versnellingsbak: bij stationair draaiende motor, wordt de motor afgezet als de versnellingspook in de vrijstand staat en het koppelingspedaal niet is ingetrapt. Met handgeschakelde versnellingsbak: trap het koppelingspedaal in om de motor opnieuw te starten.
HANDMATIG IN- EN UITSCHAKELEN Het systeem kan met de knop A fig. 69 op het dashboard worden in- of uitgeschakeld. Als het systeem wordt uitgeschakeld gaat het lampje fig. 70 op het instrumentenpaneel branden. fig. 69 fig. 70 F0S0271 Bovendien verschijnen er extra aanwijzingen op het display (indien aanwezig) over het in- of uitschakelen van het Start&Stop-systeem.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 78 OMSTANDIGHEDEN WAARIN OPNIEUW WORDT GESTART Omwille van comforteisen, inperking van de uitstoot en om veiligheidsredenen kan de motor weer automatisch worden gestart, zonder tussenkomst van de bestuurder, onder de volgende omstandigheden: ❒ accu onvoldoende opgeladen ❒ verminderde druk in het remsysteem, bijvoorbeeld omdat het rempedaal enkele malen is ingetrapt
ONREGELMATIGE WERKING Als er een storing in het Start&Stop-systeem aanwezig is, wordt het systeem uitgeschakeld. De bestuurder wordt geïnformeerd over de storing door het branden van het algemene waarschuwingslampje A fig. 71 en, indien aanwezig, met een bericht en het storingssymbool B fig. 71 op het instrumentenpaneel. Wendt u in dat geval tot het Fiat Servicenetwerk. AUTO STALLEN Als het voertuig wordt gestald moet ervoor worden gezorgd dat de elektrische voeding van de accu wordt losgekoppeld.
NOODSTART WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID WAARSCHUWINGEN Wanneer men met een hulpaccu moet starten, mag de minkabel – fig. 73 vanaf de hulpaccu nooit in verbinding worden gebracht met de minpool A fig. 73 van de accu in de auto. Sluit de minkabel aan op een massapunt op de motor of op de versnellingsbak. STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN BELANGRIJK Controleer voordat de motorkap wordt geopend of de motor is uitgeschakeld en de contactsleutel in de stand STOP staat.
BELANGRIJK Bij auto's met Dualogic versnellingsbak wordt geadviseerd, als de motor automatisch wordt uitgeschakeld op een helling, de motor opnieuw te starten door de keuzehendel in stand + te zetten of in stand – zonder het rempedaal los te laten. Bij auto's met Dualogic versnellingsbak en Hill Holder-systeem wordt, als de auto op een helling staat, de motor niet automatisch uitgeschakeld, omdat het Hill Holder-systeem alleen werkt bij draaiende motor.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 82 INBOUWVOORBEREIDING (indien aanwezig) Naast de standaarduitrusting is de auto af fabriek uitgerust met: ❒ twee mid-woofer luidsprekers met een diameter van 165 mm en elk een vermogen van 40 W in de voorportieren ❒ twee tweeter luidsprekers met een diameter van 38 mm en elk een vermogen van 30 W in de voorstijlen; ❒ voedingskabel voor de antenne ❒ voedingskabels
NA AANSCHAF GEMONTEERDE ACCESSOIRES Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die constante voeding nodig hebben (diefstalalarm, navigatiesysteem met antidiefstalsatellietbewaking enz.
WEGWIJS IN UW AUTO TANKEN BENZINEMOTOREN Tank uitsluitend loodvrije benzine met een octaangetal van ten minste 95 RON. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 84 BELANGRIJK Een beschadigde katalysator laat schadelijke stoffen in het uitlaatgas achter, waardoor het milieu wordt vervuild. BELANGRIJK Tank met de auto nooit, niet in noodgevallen en ook niet een klein beetje, loodhoudende benzine.
BRANDSTOFVULDOP BRANDSTOFNOODSCHAKELING De tankdop B fig. 76 is voorzien van een koord C dat aan klepje A vastzit, om verlies van de dop te voorkomen. Draai de dop B los met de contactsleutel. Door de hermetische afsluiting van de tank kan de druk in de tank iets verhoogd zijn. Het is daarom normaal als u bij het losdraaien van de tankdop een sissend geluid hoort. Plaats tijdens het tanken de dop in de uitsparing op het klepje, zoals in fig. 76is afgebeeld.
WEGWIJS IN UW AUTO ❒ schakel de linker richtingaanwijzer uit ❒ draai de contactsleutel in stand STOP. BELANGRIJK VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 86 Als u na een ongeval een brandstoflucht ruikt of merkt dat het brandstofsysteem lekt, schakel dan het systeem niet opnieuw in, zodat brand wordt voorkomen.
DPF-ROETFILTER (DIESEL PARTICULATE FILTER) (alleen uitvoeringen Multijet met DPF) Het roetfilter (Diesel Particulate Filter) is een mechanisch filter in het uitlaatsysteem, dat de roetdeeltjes in het uitlaatgas van de dieselmotor opvangt. Het roetfilter vangt bijna de totale hoeveelheid roetdeeltjes op, waardoor voldaan wordt aan de huidige/toekomstige wettelijke normen.
VEILIGHEID WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEIDSGORDELS VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleuning en leg dan de gordel om. Pak, om de gordel om te leggen, de gesp A fig. 77 en steek deze in de sluiting B fig. 77, totdat de klik van het vergrendelen wordt gehoord. Als tijdens het uittrekken de gordel blijft blokkeren, laat hem dan een stukje teruglopen en trek hem vervolgens langzaam uit.
SBR-SYSTEEM (indien aanwezig) Het SBR-systeem (Seat Belt Reminder) waarmee de auto is uitgerust waarschuwt de bestuurder en de passagier voorin op de volgende manieren wanneer hun veiligheidsgordel niet is omgelegd: ❒ de eerste 6 seconden gaat lampje continu branden en klinkt er een ononderbroken geluidssignaal; ❒ de daaropvolgende 96 seconden knippert lampje en klinkt er een onderbroken geluidssignaal. Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk om het systeem permanent uit te schakelen.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG BELANGRIJK De gordelspanner is voor eenmalig gebruik bestemd. Na gebruik dient men zich te wenden tot het Fiat Servicenetwerk om de gordelspanners te laten vervangen. De geldigheid van het systeem is aangegeven op een plaatje dat zich op de metalen portierrand bevindt: laat het systeem door het Fiat Servicenetwerk vervangen voordat deze termijn is verstreken.
BELANGRIJK Voor een maximale veiligheid moet de rugleuning rechtop gezet worden, moet men goed tegen de rugleuning aanzitten en moet de gordel goed aansluiten op de borst en het bekken. Draag altijd veiligheidsgordels, zowel voor- als achterin! Rijden zonder veiligheidsgordels doet bij ongeval het risico op ernstige verwondingen toenemen en kan zelfs de dood tot gevolg hebben. Het is streng verboden onderdelen van de veiligheidsgordels of gordelspanners te demonteren of open te maken.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 92 BELANGRIJK Als de gordel aan een zware belasting wordt blootgesteld (bijvoorbeeld tijdens een ongeval), dan moet de gordel samen met de verankeringen, bevestigingspunten en de gordelspanners worden vervangen. Ook als de schade niet zichtbaar is, dan kan de gordel toch verzwakt zijn.
KINDEREN VEILIG VERVOEREN het verplicht gebruik van beveiligingssystemen en verdeelt deze in vijf gewichtsgroepen: Alle inzittenden van het voertuig, met inbegrip van baby's en kinderen, moeten beschermd worden! Voor optimale bescherming bij een ongeval moeten alle inzittenden zittend reizen en beschermd worden door goedgekeurde veiligheidssystemen. Dit is een wettelijk voorschrift volgens richtlijn 2003/20/EU in alle lidstaten van de Europese Unie.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 94 BELANGRIJK ZEER GEVAARLIJK: Plaats NOOIT een kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel van auto's met een actieve passagiersairbag. Als bij een botsing de airbag wordt opgeblazen, kan het kind hierdoor dodelijke verwondingen oplopen. Het is raadzaam kinderen altijd op de achterbank te vervoeren, bij een ongeval biedt de achterbank de meeste bescherming.
BELANGRIJK BELANGRIJK De afbeeldingen dienen alleen ter illustratie van de bevestiging. Houdt u voor de montage van het kinderzitje aan de instructies. De fabrikant is verplicht deze instructies bij te leveren. De afbeeldingen dienen alleen ter illustratie van de bevestiging. Houdt u voor de montage van het kinderzitje aan de instructies. De fabrikant is verplicht deze instructies bij te leveren.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN BELANGRIJK BELANGRIJK De afbeeldingen dienen alleen ter illustratie van de bevestiging. Houdt u voor de montage van het kinderzitje aan de instructies. De fabrikant is verplicht deze instructies bij te leveren. GROEP 3 Voor kinderen met een gewicht tussen 22 en 36 kg bestaan er geschikte verhogingen om de veiligheidsgordel correct te kunnen omleggen. In fig.
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN UNIVERSELE KINDERZITJES De Fiat voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EG-richtlijn inzake de montage van kinderzitjes op de verschillende plaatsen in de auto overeenkomstig de volgende tabel: Groep Gewicht Passagier voor Passagier achter Groep 0, 0+ tot 13 kg U U Groep 1 9-18 kg U U Groep 2 15-25 kg U U Groep 3 22-36 kg U U U= geschikt voor "Universele" kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE/R44-voorschriften voor de aangegeven "gro
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 98 ❒ Laat een kind nooit de het diagonale gordelgedeelte onder zijn arm of achter zijn rug omleggen. ❒ Vervoer kinderen nooit in uw armen, ook geen pasgeboren kinderen. Niemand is sterk genoeg om ze bij een ongeval vast te kunnen houden. ❒ Na een ongeval moet het zitje door een nieuw exemplaar worden vervangen.
MONTAGEVOORBEREIDING VOOR ISOFIX UNIVERSEEL-KINDERZITJE De auto is uitgerust met ISOFIX verankeringspunten, een nieuwe Europese standaard dat het monteren van een kinderzitje snel, eenvoudig en veilig maakt. Er kunnen zowel traditionele kinderzitjes als universele Isofix kinderzitjes gemonteerd worden. Ter illustratie is een “Isofix Universeel”-kinderzitje voor gewichtsgroep 1 weergegeven op fig. 85. Voor andere gewichtsgroepen zijn specifieke Isofixkinderzitjes voorzien.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID Maak dan, nadat u de hoedenplank verwijderd hebt, de bovenste riem (die bij het kinderzitje geleverd wordt) vast aan de ring B fig. 87 die tussen de rugleuning van de achterbank en de bekleding van de bagageruimte zit. Bij universele Isofix-kinderzitjes moeten alle zitjes goedgekeurd zijn volgens de ECE R44-richtlijn (R44/03 of recentere updates) “Universeel Isofix".
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE ISOFIX UNIVERSEEL KINDERZITJES In de volgende tabel worden, conform de Europese wetgeving ECE 16, de mogelijkheden weergegeven van de montage van de Isofix Universeel-kinderzitjes op de zitplaatsen die zijn uitgerust met Isofix-beugels.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID AIRBAG De auto is uitgerust met frontairbags voor bestuurder en passagier, een knieairbag voor de bestuurder (voor bepaalde versies/markten), zijairbags (voor bepaalde versies/markten) en hoofdairbags.
De frontairbags aan bestuurders- en passagierszijde en de knie-airbag aan bestuurderszijde zijn ontworpen voor een optimale bescherming van de inzittenden voor met omgelegde veiligheidsgordels. Als de airbags volledig opgeblazen zijn, vullen zij het grootste deel van de ruimte tussen het stuurwiel en de bestuurder, tussen de onderste bescherming van de stuurkolom en de knieën van de bestuurder en het dashboard en de voorpassagier.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS BELANGRIJK ZEER GEVAARLIJK: Plaats nooit een kinderzitje achterstevoren op de passagiersstoel van auto's met een actieve passagiersairbag. Als bij een botsing de airbag wordt opgeblazen, kan dit leiden tot ernstig letsel en zelfs tot de dood van het kind. Schakel dus altijd de passagiersairbag uit wanneer een kinderzitje op de passagiersstoel wordt geplaatst.
Het waarschuwingslampje op het dashboard blijft continu branden totdat de frontairbag en de zij-airbag (sidebag) (indien aanwezig) aan passagierszijde opnieuw worden ingeschakeld. BELANGRIJK Raadpleeg voor het handmatig uitschakelen van de frontairbag en zij-airbag (sidebag) (indien aanwezig) het hoofdstuk "Wegwijs in uw auto", de paragraaf "Multifunctioneel display".
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 106 BELANGRIJK Als de airbag geactiveerd wordt, ontsnapt een kleine hoeveelheid poeder. Dit poeder is niet schadelijk en duidt niet op het begin van een brand. Verder kan het oppervlak van de opgeblazen airbag en het interieur van het voertuig zijn bedekt met een fijn poederlaagje: dit poeder kan irriterend zijn voor ogen en huid.
BELANGRIJK Reis niet met voorwerpen op schoot of voor de borst en houd vooral geen pijp, potlood enz. in de mond. Bij een ongeval waarbij de airbag in werking treedt, kan dit ernstig letsel veroorzaken. BELANGRIJK Rijd altijd met beide handen op de stuurwielrand, zodat bij het in werking treden van de airbag het systeem niet wordt gehinderd door obstakels. Rijd niet met voorover gebogen lichaam, maar ga goed rechtop zitten en steun tegen de rugleuning.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 108 BELANGRIJK De frontairbag treedt in werking als de botsing zwaarder is dan een botsing waarbij alleen de gordelspanners worden geactiveerd. Bij aanrijdingen die tussen deze twee drempelwaarden in liggen, treden alleen de gordelspanners in werking. BELANGRIJK Hang geen harde voorwerpen aan de kledinghaakjes en aan de steunhandgrepen.
STARTEN EN RIJDEN MOTOR STARTEN De auto is uitgerust met een elektronische startblokkering: zie bij startproblemen de paragraaf "Fiat CODE" in het hoofdstuk "Wegwijs in uw auto". Direct na het starten van de motor, vooral als de auto langere tijd niet is gebruikt, kan de motor iets meer geluid produceren.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw start. Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje op het instrumentenpaneel samen met het lampje blijft branden, raden wij u aan de sleutel in stand STOP te draaien en vervolgens weer in stand MAR; als het lampje nog steeds blijft branden, probeer het dan met de andere geleverde sleutels.
MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN HANDREM Ga als volgt te werk: ❒ rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toerentallen draaien en trap het gaspedaal niet bruusk in; ❒ verlang de eerste kilometers geen maximale prestaties. Wij raden u aan te wachten tot de wijzernaald van de koelvloeistoftemperatuurmeter begint te bewegen. De handrem fig. 93 bevindt zich tussen de voorstoelen. Om de handrem in te schakelen, moet u de hendel omhoog trekken zodat de auto blokkeert.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS Handrem uitschakelen: ❒ trek de hendel iets omhoog en druk op ontgrendelknop A fig. 93; ❒ houd de knop A ingedrukt en laat de hendel zakken. Het lampje op het instrumentenpaneel dooft. Om onverwachtse bewegingen van de auto te voorkomen, moet bij het bedienen van de handrem het rempedaal worden ingetrapt.
BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij een stilstaande auto worden ingeschakeld. Wacht bij een draaiende motor en een geheel ingetrapt koppelingspedaal minstens 2 seconden, voordat u de achteruit inschakelt. Hiermee wordt voorkomen dat de tandwielen beschadigen. Om de achteruitversnelling R vanuit de vrijstand in te schakelen, moet de schuifring A fig. 94 onder de knop omhoog worden getrokken en tegelijkertijd moet de pook naar rechts en vervolgens naar achteren worden verplaatst.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID BRANDSTOFBESPARING Accessoires gemonteerd op de dakrails Hier volgen enkele nuttige tips om brandstof te besparen en om de uitstoot van schadelijke emissies van zowel CO2 als andere vervuilende stoffen (stikstofoxiden, onverbrande koolwaterstoffen, fijn stof enz.) zoveel mogelijk te beperken. Verwijder accessoires zoals: dwarssteunen, skidrager, bagagebox, enz. van het dak als u ze niet meer gebruikt.
RIJSTIJL Maximumsnelheid Hieronder vindt u de voornaamste rijstijlen die van invloed zijn op het brandstofverbruik. Bij een hogere snelheid neemt het brandstofverbruik fors toe. Rijd dus zoveel mogelijk met een constante snelheid, vermijd overbodig remmen en optrekken. Dit kost alleen brandstof en verhoogt tevens de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Verkeersssituaties en conditie van het wegdek WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 116 Op een drukke weg, bijvoorbeeld bij filerijden, waarbij overwegend lage versnellingen worden gebruikt, of in de stad waar veel verkeerslichten zijn, zal het brandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn. Bochtige trajecten, bergwegen en een slecht wegdek verhogen eveneens het brandstofverbruik.
In ieder geval mag de maximum snelheid niet hoger zijn dan 100 km/h. BELANGRIJK Het ABS waarmee de auto is uitgerust, werkt niet op het remsysteem van de aanhanger.Wees daarom extra voorzichtig op gladde wegen. BELANGRIJK Voer in geel geval modificaties aan het remsysteem van de auto uit. Het remsysteem van de aanhanger moet geheel onafhankelijk van het hydraulisch remsysteem van de auto worden bediend. WINTERBANDEN Gebruik winterbanden die dezelfde maat hebben als de standaard geleverde banden.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 118 Monteer op alle vier de wielen dezelfde banden (zelfde merk en profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens het rijden en remmen en voor een betere bestuurbaarheid. Keer de draairichting van de banden niet om. BELANGRIJK De maximumsnelheid voor winterbanden met markering “Q” is 160 km/h.
AUTO LANGERE TIJD STALLEN Tref de volgende voorzorgen als de auto langer dan een maand niet gebruikt zal worden: ❒ zet de auto in een overdekte, droge en zo mogelijk geventileerde ruimte en zet de ramen een stukje open; ❒ schakel een versnelling in en trek de handrem niet aan; ❒ maak de minkabel los van de accu en controleer de acculading (zie de paragraaf "Accu - Acculading en elektrolytniveau controleren" in het hoofdstuk "Onderhoud en zorg"); ❒ maak de gespoten plaatdelen schoon en behandel ze met een be
WEGWIJS IN UW AUTO LAMPJES EN BERICHTEN LAMPJES EN BERICHTEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 120 ALGEMENE OPMERKINGEN Als het lampje gaat branden, verschijnt er bij bepaalde uitvoeringen ook een bijbehorend bericht op het instrumentenpaneel en/of klinkt er een geluidssignaal.
Als de auto in beweging is, hoort u bij enkele uitvoeringen ook een geluidssignaal. BELANGRIJK Als het lampje tijdens het rijden gaat branden, dan moet worden gecontroleerd of de handrem niet is aangetrokken. STORING AIRBAG (rood) BELANGRIJK Een defect lampje (lampje uit) wordt aangegeven doordat het lampje voor de uitgeschakelde frontairbag aan passagierszijde langer dan de normale 4 seconden knippert.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 122 TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR (rood) Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden, na enkele seconden moet het lampje doven. Het lampje gaat branden als de motor te warm is.
Op enkele uitvoeringen verschijnt het bijbehorende bericht op het display. STORING EBD (rood) (geel) Als tegelijkertijd de lampjes en gaan branden bij draaiende motor, dan geeft dit een storing in de EBD aan of is dit systeem niet beschikbaar; in dat geval kunnen tijdens krachtig remmen de achterwielen snel blokkeren, waardoor de auto kan gaan slippen. Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats van het Fiat Servicenetwerk om het systeem te laten controleren.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 124 Als dit lampje gaat knipperen betekent dit niet dat er sprake is van een defect aan de auto, maar wordt de bestuurder gewaarschuwd dat het normale gebruik van de auto heeft geleid tot de noodzaak van olieverversing.
STORING ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING “DUALDRIVE” (rood) Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden, na enkele seconden moet het lampje doven. Als het lampje blijft branden, werkt de elektrische stuurbekrachtiging niet meer en is meer kracht nodig voor het draaien van het stuur: wendt u tot het Fiat Servicenetwerk. Op enkele uitvoeringen verschijnt het bijbehorende bericht op het display.
ALLEEN VOOR BENZINEMOTOREN WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS Een knipperend lampje duidt op een mogelijke beschadiging van de katalysator.
BELANGRIJK De snelheid moet altijd worden afgestemd op de verkeerssituatie en de weersomstandigheden en de geldende verkeersregels. De motor kan worden afgezet terwijl het DPF-lampje brandt, maar herhaalde onderbrekingen van het regeneratieproces kunnen voortijdig kwaliteitsverlies van de motorolie tot gevolg hebben. Daarom verdient het altijd aanbeveling te wachten tot het lampje uit is gegaan voordat u de motor afzet, rekening houdend met hetgeen hierboven is beschreven.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 128 Op enkele uitvoeringen verschijnt het bijbehorende bericht op het display. Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk om alle sleutels in het geheugen te laten opslaan. MISTACHTERLICHTEN (geel) Water in het brandstofcircuit kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor kan onregelmatig gaan draaien.
INSCHAKELING AFSLUITER BRANDSTOFTOEVOER/AFSLUITER BRANDSTOFTOEVOER NIET BESCHIKBAAR Het lampje gaat branden als de brandstofnoodschakelaar wordt geactiveerd of als de brandstofnoodschakeling niet beschikbaar is. Op het display verschijnt het bijbehorende bericht. STORING BUITENVERLICHTING Het lampje gaat branden als een storing in de buitenverlichting wordt gesignaleerd. STORING PARKEERSENSOREN Het lampje gaat branden en er verschijnt een bericht op het display als er een storing is in de parkeersensoren.
MISTLAMPEN VOOR (groen) WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID Het lampje gaat branden als de mistlampen voor worden ingeschakeld. RICHTINGAANWIJZER LINKS (groen - knipperend) STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 130 Het lampje gaat branden als de richtingaanwijzerhendel omlaag wordt gezet of, tegelijkertijd met het lampje van de rechter richtingaanwijzer, als de drukknop voor de waarschuwingsknipperlichten wordt ingedrukt.
BEPERKTE ACTIERADIUS Op het multifunctionele display verschijnt een bericht om de gebruiker te waarschuwen als de actieradius van de auto kleiner wordt dan 50 km. ASR-SYSTEEM Het ASR-systeem kan worden uitgeschakeld door het indrukken van de knop ASR OFF. Op het display verschijnt een bericht dat aangeeft dat het systeem is uitgeschakeld; gelijktijdig gaat het lampje op de knop branden.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 132 VEILIGHEIDSGORDELS NIET OMGELEGD (rood) Het lampje op het instrumentenpaneel gaat continu branden als bij stilstaande auto de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde niet goed is omgelegd.
NOODGEVALLEN WEGWIJS IN UW AUTO In geval van nood raden wij u aan het gratis nummer te bellen dat in de Service- en garantiehandleiding vermeld staat. U kunt ook de site www.fiat.com raadplegen voor de dichtstbijzijnde vestiging van het Fiat Servicenetwerk. MOTOR STARTEN Als het lampje op het instrumentenpaneel constant blijft branden, wendt u dan onmiddellijk tot het Fiat Servicenetwerk.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 134 ❒ start de motor; ❒ maak, als de motor is aangeslagen, de kabels in omgekeerde volgorde los. Als de motor na enkele pogingen niet aanslaat, blijf dan niet proberen maar wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Op het noodreservewiel is een oranje sticker aangebracht waarop de belangrijkste aanwijzingen en beperkingen zijn vermeld met betrekking tot het gebruik van het noodreservewiel. Deze sticker mag absoluut niet worden verwijderd of afgedekt. Op de sticker staan de volgende aanwijzingen in vier talen vermeld: "Let op! Uitsluitend voor tijdelijk gebruik! 80 km/h max! Zo snel mogelijk vervangen door een normaal wiel. Bedek deze aanwijzingen niet".
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 136 BELANGRIJK De krik dient uitsluitend voor het verwisselen van een wiel van de auto waarbij de krik geleverd is of voor auto's van hetzelfde model. Gebruik de krik niet voor het opkrikken van andere auto's. En beslist nooit voor het uitvoeren van werkzaamheden onder de auto. Als de krik niet juist geplaatst wordt, kan de opgekrikte auto van de krik vallen.
❒ maak bevestiging B fig. 97 los ❒ neem de gereedschaphouder C fig. 97 uit en zet de houder dicht bij het te verwisselen wiel; ❒ neem het noodreservewiel D fig. 97 uit; ❒ verwijder het wieldeksel met behulp van de bijgeleverde schroevendraaier, zet de schroevendraaier in de inkeping op de rand van het wieldeksel; ❒ verwijder bij auto’s die zijn uitgerust met lichtmetalen velgen het wieldeksel met behulp van de bijgeleverde schroevendraaier; ❒ draai met de bijgeleverde sleutel E fig.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN ❒ plaats de slinger H fig. 99 in de krik I fig. 99 en zet de auto omhoog, totdat het wiel enige centimeters los is van de grond. Als u de slinger draait, moet u zorgen voor voldoende werkruimte, zodat u geen schaafwonden aan u hand oploopt door contact met de grond.
NORMALE WIEL MONTEREN Volg de hiervoor beschreven procedure, krik de auto op en demonteer het noodreservewiel.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN BELANGRIJK Als u het gemonteerde velgtype wilt vervangen (lichtmetalen in plaats van stalen of omgekeerd), moeten tevens alle wielbouten en het reservewiel door het passende type worden vervangen. Het is raadzaam de vervangen wielbouten en het vervangen reservewiel te bewaren voor als u in de toekomst het originele velgtype weer wilt monteren.
❒ een paar werkhandschoenen dat in het zijvak van de compressor is te vinden; ❒ adapters voor het oppompen van diverse voorwerpen. In de houder (die zich in de bagageruimte onder de bekleding bevindt) van de bandenreparatieset zijn ook de schroevendraaier en het sleepoog te vinden. BELANGRIJK BELANGRIJK Beschadigingen op de zijkanten van de band kunnen niet gerepareerd worden. Gebruik de snelle bandenreparatiekit niet als de band beschadigd is geraakt door het rijden met een lege band.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS BELANGRIJK De spuitbus bevat ethyleenglycol. Bevat latex: kan een allergische reactie veroorzaken. Schadelijk bij inslikken. Irriterend voor de ogen. Kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing en contact.Vermijd contact met ogen, huid en kleding. Spoel bij contact onmiddellijk overvloedig met water.
Voor een nauwkeurige aflezing moet de compressor worden uitgeschakeld. Controleer de bandenspanning op de manometer F fig. 105; ❒ als het na 5 minuten nog steeds niet mogelijk is om minstens 1,5 bar te krijgen, koppel dan de compressor van het ventiel en het stopcontact af en verplaats vervolgens de auto ongeveer 10 meter naar voren of naar achteren, zodat het afdichtmiddel zich gelijkmatig in de band kan verdelen; pomp de band vervolgens weer op.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG BELANGRIJK Rijd niet verder als de bandenspanning onder 1,8 bar is gedaald: de Fix&Go Automatic snelle bandenreparatiekit kan de vereiste afdichting niet garanderen omdat de band te ernstig beschadigd is. Neem contact op met het Fiat-servicenetwerk. ALLEEN VOOR HET CONTROLEREN EN HERSTELLEN VAN DE SPANNING De compressor kan ook worden gebruikt voor het herstellen van de spanning.
PROCEDURE VOOR HET VERVANGEN VAN DE SPUITBUS GLOEILAMP VERVANGEN Ga als volgt te werk om het busje te vervangen: ❒ maak de koppeling A fig. 108los; ❒ draai de te vervangen spuitbus linksom en trek de spuitbus omhoog; ❒ plaats de nieuwe spuitbus en draai de spuitbus rechtsom; ❒ sluit de koppeling A aan op de spuitbus en plaats de doorzichtige vulbuis B fig. 108 in het daarvoor bestemde vak.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 146 Halogeenlampen mogen uitsluitend aan het metalen deel worden aangeraakt. Als u de bol met uw vingers aanraakt, zal de lichtopbrengst van de lamp teruglopen en kan ook de levensduur beperkt worden. Als u de bol per ongeluk hebt aangeraakt, maak de bol dan schoon met een met alcohol vochtig gemaakte doek en laat hem drogen.
TYPEN GLOEILAMPEN Op de auto zijn verschillende typen lampen gemonteerd : Glasfittinglampen: (type A) met klemfitting, om ze te verwijderen moet u ze eruit trekken. WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID Lampen met bajonetfitting: (type B) om ze te verwijderen op het lampenglas duwen en ze linksom draaien. STARTEN EN RIJDEN Buislampen: (type C) om ze te verwijderen het lampje losmaken uit de contacten. LAMPJES EN BERICHTEN Halogeenlampen: (type D) om de lamp te verwijderen de borgveer uit de zitting losmaken.
Lampen WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS Toepassing Type Vermogen Zie afbeelding Grootlicht HI 55W D Dimlichten H7 55W D Dimlichten met gasontladingslampen (voor bepaalde uitvoeringen/markten) DIS 35W F Buitenverlichting voor/dagverlichting W2I/5W 5/2IW A Richtingaanwijzers voor WY2IW 21W B Richtingaanwijzers voor (met gasontladingslampen Xenon) PY24W 24W B Richtingaanwijzers op flanken W5W
LAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN Om de lampen van de buitenverlichting/ dagverlichting en het grootlicht te bereiken, moet u, nadat de wielen uitgestuurd zijn gezet, het klepje C fig. 110 in de wielkuipbescherming ter hoogte van de verlichtingsunit openen en vervolgens de rubber dop D fig. 110 verwijderen. Zie voor het type lamp en het bijbehorende vermogen de paragraaf "Lamp vervangen".
Flankrichtingaanwijzers RICHTINGAANWIJZERS WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN Voor Om de gloeilamp te vervangen, gaat u als volgt te werk: ❒ verwijder de rubber dop, zoals hiervoor is beschreven; ❒ draai de lamphouder A fig. 111 linksom en verwijder de lamphouder; ❒ trek de geklemde lamp los en vervang hem; ❒ monteer de lamphouder A door hem rechtsom te draaien en controleer of hij goed vastzit; ❒ zet de rubber dop weer op zijn plaats.
❒ draai de lamphouder linksom, verwijder de geklemde lamp en vervang hem; ❒ plaats de lamphouder in het lampenglas, monteer de lampunit B en controleer of de bevestigingsveer goed is geborgd. DIMLICHT Om de gloeilamp te vervangen, gaat u als volgt te werk: ❒ verwijder de rubber dop, zoals hiervoor is beschreven; ❒ druk op de vergrendeling A fig.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID ❒ verwijder en vervang de lamp; ❒ monteer de nieuwe lamp, hierbij moet de nok van het metalen deel in de uitsparing op de parabool van de koplamp vallen, maak vervolgens de borgveren vast; ❒ zet de rubber dop weer op zijn plaats.
De lampen zijn op de volgende wijze in de lichtunit geplaatst fig. 116: C Richtingaanwijzers D Remlichten E Buitenverlichting F Achteruitrijlichten (rechter lamp) / mistachterlicht (linker lamp) ❒ sluit de lamphouder en controleer of de vergrendeling goed vastzit; ❒ draai de twee bevestigingsschroeven vast en monteer de doppen. VEILIGHEID DERDE REMLICHT Gloeilamp vervangen: ❒ verwijder de twee doppen en draai de twee bevestigingsschroeven A fig.
KENTEKENPLAATVERLICHTING WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Gloeilampen vervangen: ❒ verwijder het lampenglas A op het door de pijl fig. 119 aangegeven punt; ❒ maak het lampje los uit de veercontacten aan de zijkant en vervang het; plaats het nieuwe lampje en controleer of het goed vastzit in de veercontacten; ❒ monteer het lampenglas. LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING VERVANGEN Zie voor het type lamp en het bijbehorende vermogen de paragraaf "Lamp vervangen".
BAGAGERUIMTEVERLICHTING (indien aanwezig) Ga als volgt te werk om de gloeilamp te vervangen: ❒ open de achterklep; ❒ maak met de bijgeleverde schroevendraaier het plafondlampje A fig. 122 bij het door de pijl aangegeven punt los; ❒ open de bescherming B fig. 123 en vervang het geklemde lampje C fig.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ZEKERINGEN VERVANGEN De componenten die door de zekeringen worden beveiligd, staan in de tabellen op de volgende pagina's aangegeven. ALGEMENE INFORMATIE Het elektrische systeem wordt door zekeringen beveiligd: de zekering brandt door bij een storing of bij oneigenlijk gebruik van het systeem. Als een elektrisch onderdeel niet werkt, controleer dan eerst of de zekering niet is doorgebrand: de verbindingsstrip A fig.
BELANGRIJK WEGWIJS IN UW AUTO Controleer voordat u een zekering vervangt of de contactsleutel uit het contactslot is genomen en of alle stroomverbruikers uit zijn en/of uitgeschakeld. VEILIGHEID BELANGRIJK STARTEN EN RIJDEN Als een hoofdzekering van de veiligheidssystemen (airbagsysteem, remsysteem), krachtbron (motor, versnellingsbak) of stuursysteem doorbrandt, wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk. LAMPJES EN BERICHTEN PLAATS VAN DE ZEKERINGEN Zekeringen op het dashboard NOODGEVALLEN fig.
Zekeringenkast in motorruimte WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID Een tweede zekeringenkast bevindt zich rechts in de motorruimte, naast de accu. Om deze te bereiken moet u op het mechaniek I fig. 127drukken, de lipjes M losmaken en het deksel L verwijderen. De nummers die de elektrische componenten aangeven die door de betreffende zekering worden beveiligd zijn vermeld op de binnenzijde van het deksel fig. 128.
ZEKERINGENTABEL Zekeringenkast op het dashboard fig.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 160 Zekeringenkast in de motorruimte fig.
ACCU OPLADEN BELANGRIJK De beschrijving voor het opladen van de accu dient slechts ter informatie. Wendt u bij voorkeur tot het Fiat Servicenetwerk om deze werkzaamheden uit te laten voeren. We raden u aan de accu langzaam en met een lage stroomsterkte (ampèrage) gedurende ongeveer 24 uur op te laden. Als u de accu langer oplaadt, kan de accu worden beschadigd. Ga voor het opladen als volgt te werk: ❒ maak de stekker A fig.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 162 BELANGRIJK Probeer een bevroren accu niet op te laden: eerst moet de accu ontdooid worden, anders loopt u het risico dat de accu ontploft. Als de accu bevroren is geweest, moet door deskundig personeel worden gecontroleerd of de cellen niet beschadigd zijn en of de bak geen scheuren vertoont, waardoor de giftige en corrosieve vloeistof kan weglekken.
SLEPEN VAN DE AUTO Bij de auto is een sleepoog geleverd. Het sleepoog bevindt zich in de gereedschaphouder onder de bekleding in de bagageruimte. SLEEPOOG BEVESTIGEN Achter ❒ verwijder de dop A fig. 131 ❒ neem het sleepoog B fig. 132 uit de gereedschaphouder; ❒ draai het sleepoog volledig op de schroefdraadpen. Ga als volgt te werk: WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID BELANGRIJK Voor ❒ verwijder de dop A fig. 131 ❒ neem het sleepoog B fig.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 164 BELANGRIJK Houd er rekening mee dat tijdens het slepen de rembekrachtiging en de elektrische stuurbekrachtiging niet beschikbaar zijn, waardoor voor het bedienen van het rempedaal en het sturen meer kracht is vereist. Gebruik voor het slepen geen soepele kabels en vermijd bruuske bewegingen.
ONDERHOUD EN ZORG GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD Doelmatig onderhoud is een beslissende factor voor een lange levensduur, de beste prestaties en een zo zuinig mogelijk gebruik van de auto. Om dit te realiseren heeft Fiat een reeks controleen onderhoudsbeurten samengesteld die iedere 30.000 km moeten worden uitgevoerd. Het geprogrammeerde onderhoud is echter niet volledig toereikend om de auto in optimale staat te houden: zelfs in de beginperiode vóór de servicebeurt bij 30.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 166 GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA De onderhoudsbeurten moeten iedere 30.000 km worden uitgevoerd.
Km x 1000 30 60 90 120 150 180 Maanden 24 48 72 96 120 144 Aangrijpingspunt koppelingspedaal controleren en afstellen (0.9 TwinAir 65 pk versies) ● ● ● ● ● ● Handrem controleren/afstellen ● ● ● ● ● ● ● Remblokken achter (schijfremmen) op conditie en slijtage controleren ● ● ● ● ● ● ● De vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (koelsysteem, hydraulisch rem- koppelingssysteem, ruitensproeiers, accu enz.) ● ● ● ● ● ● Inspuiting/ontsteking controleren (m.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID Km x 1000 30 60 90 120 150 180 Maanden 24 48 72 96 120 144 ● Bougies vervangen (2) (0.9 TwinAir 65 pk versies) ● ● Bougies vervangen (2) (0.9 TwinAir 85 pk, 1.2 8V, 1.
PERIODIEKE CONTROLES ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO Elke 1.000 km of vóór een lange reis controleren en eventueel bijvullen: ❒ niveau van de motorkoelvloeistof; ❒ niveau van de remvloeistof; ❒ niveau van de ruitensproeiervloeistof; ❒ conditie en spanning van de banden; ❒ werking van verlichting (koplampen en achterlichten, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, enz.); ❒ werking van ruitenwissers/-sproeiers voor/achter en stand/slijtage van wisserbladen voor en achter. Iedere 3.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 170 ❒ pollenfilter controleren en eventueel vervangen; vervang het pollenfilter in ieder geval als een verminderde luchtopbrengst naar het interieur wordt waargenomen. ❒ luchtfilter controleren en eventueel vervangen.
0.9 TwinAir 65 pk versies C A WEGWIJS IN UW AUTO E F VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN D NOODGEVALLEN fig. 133 A. Dop / Motorolievulopening B. Motoroliepeilstok C. Motorkoelvloeistof D. Ruitensproeiervloeistof E. Remvloeistof F.
Uitvoeringen 0.9 TwinAir 85 pk WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 172 fig. 134 A. Dop / Motorolievulopening B. Motoroliepeilstok C. Motorkoelvloeistof D. Ruitensproeiervloeistof E. Remvloeistof F.
Uitvoeringen 1.2 8v WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN fig. 135 A. Dop / Motorolievulopening B. Motoroliepeilstok C. Motorkoelvloeistof D. Ruitensproeiervloeistof E. Remvloeistof F.
Uitvoeringen 1.4 16v WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 174 fig. 136 A. Dop / Motorolievulopening B. Motoroliepeilstok C. Motorkoelvloeistof D. Ruitensproeiervloeistof E. Remvloeistof F.
Uitvoeringen 1.3 Multijet 75pk WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN fig. 137 A. Dop / Motorolievulopening B. Motoroliepeilstok C. Motorkoelvloeistof D. Ruitensproeiervloeistof E. Remvloeistof F.
Uitvoeringen 1.3 Multijet 95pk WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 176 fig. 138 A. Dop / Motorolievulopening B. Motoroliepeilstok C. Motorkoelvloeistof D. Ruitensproeiervloeistof E. Remvloeistof F.
MOTOROLIE Controleer het oliepeil als de auto op een vlakke ondergrond staat en enige minuten (circa 5) na het uitzetten van de motor. Voor alle versies, uitgezonderd 0.9 TwinAir 65 pk en 85 pk versies Verwijder de oliepeilstok B, maak hem schoon met een doek die geen pluizen achterlaat, en zet de peilstok weer terug. Trek de peilstok weer naar buiten en controleer of het oliepeil tussen de referentietekens MIN en MAX op de peilstok zelf staat.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 178 BELANGRIJK Wees bij het uitvoeren van werkzaamheden in de motorruimte extra voorzichtig als de motor nog warm is: gevaar voor verbranding. Bij een warme motor kan de elektroventilateur onverwacht inschakelen: kans op verwonding. Pas op als u sjaals, dassen of loszittende kledingstukken draagt: deze kunnen door de bewegende onderdelen worden gegrepen.
RUITENSPROEIERVLOEISTOF REMVLOEISTOF Verwijder voor het bijvullen van de vloeistof de dop D (zie vorige pagina's), m.b.v. het lipje. Gebruik een mengsel van water en TUTELA PROFESSIONAL SC35, in de volgende mengverhouding: 30% TUTELA PROFESSIONAL SC 35 en 70% water in de zomer. 50% TUTELA PROFESSIONAL SC35 en 50% water in de winter. Gebruik bij temperaturen onder -20°C, onverdunde TUTELA PROFESSIONAL SC 35 vloeistof. Controleer het niveau van de vloeistof in het reservoir op het oog.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID BELANGRIJK De remvloeistof is giftig en zeer corrosief. Als per ongeluk remvloeistof wordt gemorst, moeten de betreffende delen onmiddellijk worden gewassen met water en neutrale zeep en daarna met veel water worden afgespoeld. Bij inslikken dient onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd.
DIESELFILTER ACCU CONDENS AFTAPPEN (Multijet-uitvoeringen) De accu van de auto is "onderhoudsarm": onder normale gebruiksomstandigheden is het niet nodig gedestilleerd water bij te vullen. Door water in het brandstofcircuit kan het inspuitsysteem ernstig worden beschadigd en de motor onregelmatig gaan draaien. Als het lampje op het instrumentenpaneel gaat branden, wendt u dan zo snel mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk om het systeem te laten aftappen.
ACCU VERVANGEN WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 182 Als de accu vervangen wordt, moet een originele accu met dezelfde specificaties worden geïnstalleerd. Als de accu vervangen wordt door een accu met andere specificaties, vervallen de onderhoudsintervallen die in het “Geprogrammeerd Onderhoudsschema” staan aangegeven.
❒ maak voordat werkzaamheden aan de elektrische installatie van de auto worden uitgevoerd eerst de kabel van de minpool van de accu los; ❒ de klemmen moeten altijd goed zijn bevestigd. BELANGRIJK Een accu die gedurende langere tijd minder dan 50% geladen is, raakt door sulfatering beschadigd. Hierdoor loopt de capaciteit en het startvermogen terug. Ook is de accu dan gevoeliger voor bevriezing (reeds bij temperaturen van circa –10°C).
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 184 Banden moeten worden vervangen wanneer de profieldiepte van het loopvlak minder dan 1,6 mm bedraagt. De wettelijke voorschriften van het land waarin wordt gereden moeten altijd worden nageleefd. BELANGRIJKE AANWIJZINGEN ❒ Voorkom indien mogelijk bruusk remmen en het optrekken met spinnende wielen.
BELANGRIJK Voer bij lichtmetalen velgen geen spuitwerkzaamheden uit die een temperatuur vereisen boven 150°C. De mechanische eigenschappen van de wielen kunnen hierdoor in gevaar worden gebracht. RUBBER SLANGEN Houd voor de rubber slangen van het rem- en brandstofsysteem zeer nauwkeurig de voorschriften van het "Onderhoudsschema" in dit hoofdstuk aan.
WEGWIJS IN UW AUTO RUITENWISSERS/ ACHTERRUITWISSER WISSERBLADEN VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 186 Maak de wisserbladen regelmatig schoon met een schoonmaakmiddel; wij raden TUTELA PROFESSIONAL SC 35 aan. Vervang de wisserbladen als het rubber vervormd of versleten is. Het verdient aanbeveling ten minste één maal per jaar de wisserbladen te vervangen.
WISSERBLAD ACHTER VERVANGEN Ga als volgt te werk: ❒ kantel het dopje A fig. 141 omhoog, draai de moer B fig. 141 los waarmee de wisserarm aan de as is bevestigd, en neem de arm van de as; ❒ plaats de nieuwe wisserarm in de juiste stand en draai de moer zorgvuldig vast; ❒ plaats het dopje terug. De stralen van de ruitensproeiers kunt u richten door de sproeiermonden af te stellen. De stralen moeten op ongeveer 1/3 van de bovenkant van de ruit worden gericht fig. 142.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID RUITENSPROEIER ACHTERRUIT (ACHTERRUITSPROEIER) CARROSSERIE De sproeiermonden van de achterruitsproeier kunnen niet worden afgesteld. De sproeier is ingebouwd boven de achterruit fig. 143. BESCHERMING TEGEN ATMOSFERISCHE INVLOEDEN STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 188 fig.
❒ het aanbrengen van een beschermende kunststof laag op kwetsbare onderdelen: onderzijde van de portieren, binnenzijde van de spatborden, randen, enz.; ❒ toepassing van “open” holle ruimtes om condensvorming te voorkomen en binnendringend water af te voeren, waardoor roest van binnenuit wordt voorkomen. CARROSSERIEGARANTIE Bij de auto is de carrosserie tegen doorroesten van alle originele componenten van de carrosserie en van alle dragende delen gegarandeerd.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 190 De minder zichtbare delen zoals de randen van de portieren, achterklep, motorkap en de koplampranden moeten tijdens het drogen niet vergeten worden, omdat daar water kan blijven staan. Het verdient aanbeveling de auto na het wassen niet onmiddellijk binnen te zetten, maar de auto nog even buiten te laten staan, zodat waterresten buiten kunnen verdampen.
Gebruik geen onverdunde ruitensproeiervloeistof om de voorruit te reinigen; verdun dit met minstens 50% water. America versies De buitenspiegelkappen van uw FIAT America zijn voorzien van exclusieve versieringen die bij het wassen met de nodige zorg moeten worden behandeld. BELANGRIJK Richt geen hete of hogedruk waterstralen op de buitenspiegelkappen. Ruiten Gebruik voor het schoonmaken van de ruiten een daarvoor geschikt schoonmaakmiddel.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID INTERIEUR STOELEN EN STOFFEN BEKLEDING Controleer af en toe of er onder de vloerbedekking geen water is blijven staan (dooiwater van sneeuwresten aan schoenen, lekkende paraplu's enz.), waardoor roestvorming op de bodem veroorzaakt zou kunnen worden.
TECHNISCHE GEGEVENS IDENTIFICATIEGEGEVENS Wij raden u aan om kennis te nemen van de identificatiegegevens. De identificatiegegevens zijn op de volgende typeplaatjes ingeslagen: ❒ Typeplaatje met identificatiegegevens. ❒ Chassisnummer ❒ Plaatje met informatie over de carrosserielak. ❒ Motorcode. TYPEPLAATJE MET IDENTIFICATIEGEGEVENS Het typeplaatje is links op de bodemplaat in de bagageruimte aangebracht en bevat de volgende informatie fig. 144: B Nummer typegoedkeuring C Identificatiecode van het autotype.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN PLAATJE MET INFORMATIE OVER DE CARROSSERIELAK Het plaatje is op de buitenstijl (linkerzijde) van de achterklep aangebracht en bevat de volgende informatie fig. 145: A Fabrikant van de lak. B Kleurbenaming. C Kleurcode. D Kleurcode voor bijwerken en overspuiten.eb CHASSISNUMMER Het typeplaatje is rechts op de bodemplaat in de bagageruimte aangebracht en bevat de volgende informatie fig. 146: ❒ type van de auto; ❒ chassisnummer.
MOTORCODE CARROSSERIE-UITVOERINGEN Uitvoeringen WEGWIJS IN UW AUTO Typecode motor 0.9 TwinAir 65 pk 312A4000 0.9 TwinAir 85 pk 312A2000 Code carosserie-uitvoering. 312AXH1A 10 (**) 312AXH1A 10C(**) (***) VEILIGHEID 312AG1A 08 312AXA1A 00C (*) 1.2 8v 69 pk 169A4000 312AXA1A 00D 312AXA1A 00E (*) (**) 312AXA1A 00F (**) 312AXC1B 02F (*) 1.4 16v 100 pk 169A3000 1.3 16v MultiJet 75 pk 169A1000 312AXB1A 01C (*) 1.
WEGWIJS IN UW AUTO MOTOR 0.9 TwinAir 65 pk 0.9 TwinAir 85 pk 1.2 8V 69 pk 1.
Versies 1.3 16v MultiJet 75 pk 1.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID BRANDSTOFSYSTEEM Uitvoeringen 0.9 TwinAir 65 pk Gefaseerde sequentiële elektronische Multipoint inspuiting, met pingelcontrole en variabele bediening van de inlaatkleppen 0.9 TwinAir 85 pk Elektronisch geregelde, gefaseerde sequentiële Multipoint-inspuiting, met pingelregeling en variabele activering van de inlaatkleppen 1.2 8V 69pk STARTEN EN RIJDEN 1.4 16v 100 pk 1.3 16v Multijet 75 pk 1.
TRANSMISSIE Uitvoeringen Versnellingsbak Koppeling Aandrijving Vijf/zes versnellingen vooruit en een achteruit met sychronisatoren voor de keuze van versnellingen vooruit Zelfinstellend met pedaal zonder vrije slag Voor 0.9 TwinAir 65 pk 0.9 TwinAir 85 pk 1.2 8V 69pk 1.4 16v 100pk 1.3 16v Multijet 75pk 1.
WEGWIJS IN UW AUTO REMMEN Uitvoeringen Voetrem voor Voetrem achter Schijfremmen VEILIGHEID Trommelremmen met zelfcentrerende remschoenen en een wielremcilinder per wiel Schijfremmen STARTEN EN RIJDEN Trommelremmen met zelfcentrerende remschoenen en een wielremcilinder per wiel Schijfrem Trommelremmen met zelfcentrerende remschoenen en één remcilinder per wiel Geventileerde schijfremmen Schijfrem Geventileerde schijfremmen Trommelremmen met zelfcentrerende remschoenen en één remcilinder per wi
WIELOPHANGING Uitvoeringen Voor Achter Onafhankelijke MacPherson wielophanging met dwarsbalk, schokdempers en schroefveren; met stabilisatorstang bij versies met elektrische stuurbekrachtiging Torsieas met onderling verbonden wielen, bestaande uit torsieas en twee buisvormige draagarmen met schokdempers en schroefveren met stabilisatorstang (*) 0.9 TwinAir 65 pk 0.9 TwinAir 85 pk 1.2 8V 69pk 1.4 16v 100 pk 1.3 16v MultiJet 75 pk WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN 1.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN WIELEN DE BANDENMAAT LEZEN VELGEN EN BANDEN Voorbeeld fig. 147: 175/65 R 14 82H 175 Nominale breedte (S, afstand in mm tussen de flanken) 65 Hoogte/breedte-verhouding (H/S) (percentage) R Radiaalband 14 Diameter van de velg (in inches) (Ø) 82 Beladingsindex (draagvermogen) H Snelheidsindex Geperste stalen of lichtmetalen velgen. Tubeless radiaalbanden. Alle typegoedgekeurde banden zijn op het kentekenbewijs vermeld.
H max. 210 km/h V max. 240 km/h. VERKLARING VAN DE CODERING OP DE VELGEN Snelheidsindex bij winterbanden QM + S max. 160 km/h TM + S max. 190 km/h HM + S max. 210 km/h Voorbeeld: 5,00 B x 14 H2 fig. 147 5,00 breedte van de velg in inch 1. B profiel van de flens (zijaanzicht waarop de bandhiel rust) 2. 14 montagediameter in inch (komt overeen met die van de band die gemonteerd moet worden) 3 = Ø. H2 vorm en aantal "humps" (vorm van de velgrand die de hiel van de tubeless band op zijn plaats houdt).
BIJGELEVERDE VELGEN EN BANDEN WEGWIJS IN UW AUTO Noodreservewiel (*) Versies Velgen Banden Winterbanden Velg Band VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 204 0.9 TwinAir 65 pk 0.
Noodreservewiel (*) Versies Velgen Banden Winterbanden Velg Band 5½Jx14H2-ET35 165/65 R14 79T (****) 165/65 R14 79Q (M+S) (****) 5½Jx14H2-ET35 175/65 R14 82T 175/65 R14 82Q (M+S) 6Jx15H2-ET35 (**) 185/55 R15 82T (***) 185/55 R15 82Q (M+S) 6½Jx16H2-ET35 (**) 195/45 R16 84T (***) 195/45 R16 84Q (M+S) (****) 1.
WEGWIJS IN UW AUTO Noodreservewiel (*) Versies 1.4 16v 100 pk STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 206 Banden Winterbanden Velg Band VEILIGHEID NOODGEVALLEN Velgen 1.3 16v MultiJet 75 pk 1.
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar) WEGWIJS IN UW AUTO Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de bandenspanning nogmaals als de banden koud zijn.
PRESTATIES RIM PROTECTOR BANDEN WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Maximumsnelheid in km/h na inrijperiode van de auto. BELANGRIJK Indien op de stalen velgen met integrale wieldeksels (met veerbevestiging) van de standaard afwijkende banden een velgbescherming wordt gemonteerd, dan mogen de wieldeksels NIET worden gemonteerd (fig. 148). Het gebruik van ongeschikte banden en wieldeksels kan leiden tot een plotseling verlies van de bandenspanning.
AFMETINGEN De afmetingen zijn uitgedrukt in mm fig. 149 en hebben betrekking op een auto die met originele banden is uitgerust. De hoogte heeft betrekking op een onbeladen auto. Inhoud bagageruimte: inhoud (V.D.A.-norm)= 185 liter. WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN fig. 149 Uitvoeringen F0S0088 A B C D E F G I 0.9 TwinAir 65 pk 3546 703 2300 543 1488(*) 1413 / 1414(**) 1627 1407 / 1048(**) 0.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID Uitvoeringen A B C D E F G I 1.2 8v 69 pk 3546 703 2300 543 1488(*) 1413 1627 1407 1.4 16v 100 pk 3546 703 2300 543 1488(*) 1413 / 1414(**) 1627 1408 1.3 MultiJet 75 pk 95 pk 3546 703 2300 543 1488(*) 1413 1627 1407 (*) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine verschillen zijn in de maten.
GEWICHTEN EN BELADING 0.9 TwinAir 65 pk 0.9 TwinAir 85 pk 1.2 8V 69 pk 1.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID Versies 1.3 16v MultiJet 75 pk 1.3 16v MultiJet 95 pk Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties) (kg): 980 980 Nuttig laadvermogen inclusief de bestuurder (kg): (*) 440 440 – vooras: 830 830 – achteras: 640 640 – totaalgewicht: 1420 1420 – geremde aanhanger: 800 800 – ongeremde aanhanger: 400 400 Max.
VULLINGSTABEL 0.9 TwinAir 65 pk 0.9 TwinAir 85 pk 1.2 8V 69 pk 1.4 16v 100 pk Voorgeschreven brandstof en originele smeermiddelen Tankinhoud (liter): 35 35 35 35 incl.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 214 1.3 16v Multijet 75 pk 1.3 16V Multijet 95pk Voorgeschreven brandstof en originele smeermiddelen Tankinhoud (liter): 35 35 incl.
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN WEGWIJS IN UW AUTO PRODUCTSPECIFICATIES Toepassing Specificaties en hoeveelheden van de vloeistoffen en smeermiddelen voor een correcte werking van de auto Originele vloeistoffen en smeermiddelen Vervangingsinterval VEILIGHEID Smeermiddelen voor 1.2 8V 69 pk en 0.9 SAE 5W-40 ACEA C3 volledig synthetisch smeermiddel. FIAT-kwalificatie 9.55535-S2. TwinAir 85 pk benzinemotoren SELENIA K P.E. Contractual Technical Reference N° F603.
WEGWIJS IN UW AUTO Toepassing VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Smeermiddelen en vetten voor krachtoverbrengingen LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN Remvloeistof ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 216 Specificaties en hoeveelheden van de vloeistoffen en smeermiddelen voor een correcte werking van de auto Originele vloeistoffen en smeermiddelen Toepassing SAE 75W-85 synthetisch smeermiddel. FIAT kwalificatie 9.55550-MX3.
Toepassing Specificaties en hoeveelheden van de vloeistoffen en smeermiddelen voor een correcte werking van de auto Originele vloeistoffen en smeermiddelen Beschermingsmiddel voor radiateurs Roodgekleurd beschermingsmiddel met antivrieswerking, op basis van geïnhibeerd monoethyleenglycol met organische formule. Overtreft CUNA NC 956-16, ASTM D 3306 specificaties. FIAT-kwalificatie 9.55523. PARAFLUUP (*) Contractual Technical Reference N° F101.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 218 BRANDSTOFVERBRUIK De gegevens over het brandstofverbruik die vermeld zijn in onderstaande tabellen zijn bepaald op basis van de typegoedkeuringstests in overeenstemming met specifieke Europese Richtlijnen.
CO2-EMISSIE De CO2-emissie, vermeld in de volgende tabel, is gemeten op een gecombineerd traject. Uitvoeringen CO2-emissie volgens de geldende Europese richtlijn (g/km) 0.9 TwinAir 65 pk 97 - 95 (*) 0.9 TwinAir 85 pk 92 1.2 8V 69pk 119 1.2 8V 69pk Start&Stop 113 1.4 16v 100 pk 140 1.4 16V 100pk Start&Stop 135 1.3 16v Multijet 75 pk 110 1.3 16V Multijet 95 pk Start&Stop 97 (*) Voor bepaalde versies/markten.
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 220 BEPALINGEN VOOR HET VERWERKEN VAN DE AUTO AAN HET EINDE VAN ZIJN LEVENSDUUR Reeds jarenlang heeft Fiat de algemene verplichting op zich genomen het milieu te beschermen en te respecteren door de productieprocessen en de realisering van de producten steeds "milieuvriendelijker" te maken.
® ®
OPMERKINGEN
WEGWIJS IN UW AUTO ALFABETISCH REGISTER Aansteker .................................... 47 VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 224 – sidebag .................................... 105 – Uitschakelen frontairbag en sidebag aan passagierszijde....................... 104 ASR-systeem................................ 68 ASR (systeem) ............................. 68 Auto langere tijd stallen ...........
– garantie................................... – onderhoud ............................. Carrosserie-uitvoeringen ......... CO2-emissie ............................... CODE-card.................................. Dag-dimlicht (D.R.L.) – functie menu........................... – inschakeling............................. Dak met vast ruitpaneel............ Dashboardkastje ......................... Dashboard .................................... Derde remlicht – lampen vervangen ................ Dieselfilter ...
Identificatiegegevens WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS – chassisnummer...................... 194 – motorcode............................. 194 – plaatje carrosserielak........... 194 – typeplaatje met identificatiegegevens............ 193 Imperiaal/skidrager ..................... 62 Inbouwvoorbereiding autoradio .................................... 82 Instrumenten – Brandstofmeter ..................... 12 – Instrumenten.
Motorcodes................................. 195 Motorkap...................................... 60 Motor – code......................................... 194 – identificatiecodes.................. 195 – niveau motorkoelvloeistof .............. 178 – technische gegevens ............ 196 Motorolie – niveau controleren............... 177 – specificaties............................ 215 – verbruik .................................. 177 Motorruimte – niveaus controleren ............. 170 – openen...................
WEGWIJS IN UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER 228 Ruitensproeiers – niveau ruitensproeiervloeistof ....... 179 Ruitenwissers............................... 42 – inschakelen.............................. 42 – niveau controleren...................... 171-172-173-174-175-176 – wisserbladen.................. 186-187 SBR-systeem ............................... 89 Sensoren – parkeer .................................
– verklaring van de codering op de velgen......... 203 – wielen en banden ................. 183 Verlichtingsunits – achterlichtunits (lamp vervangen).............................. 152 – koplampunits (lamp vervangen).............................. 149 Versnellingsbak (gebruik) ......... 112 Verwarming en ventilatie .......... 33 Vloeistoffen en smeermiddelen (specificaties) ............................ 215 Voeding......................................... 198 Vullingstabel – tankdop ...........................
Fiat Group Automobiles S.p.A. - Parts & Services - Technical Services - Service Engineering Largo Senatore G. Agnelli, 3 - 10040 Volvera - Turijn (Italië) Druknummer 603.99.
500 UM NL SISTEMA:500 UM ITA 2-07-2010 12:42 Pagina 1 F I A T 5 0 0 NEDERLANDS De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. Fiat behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor nadere informatie tot het Fiat Servicenetwerk. Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.