Operation Manual

RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE
TELEFOONS
Radiozendapparatuur (autotelefoons, CB-zenders
e.d.) mag alleen in de auto worden gebruikt met een
aparte antenne die aan de buitenkant is gemonteerd.
BELANGRIJK Het gebruik van deze apparaten in
de auto (zonder buitenantenne) kan storingen in de
elektrische systemen van de auto veroorzaken.
Dit kan de veiligheid van de auto in gevaar brengen
en een potentieel gevaar voor de gezondheid van de
passagiers opleveren.
Tevens kan de zend- en ontvangstkwaliteit beperkt
worden door het afschermingseffect van de
carrosserie. Voor wat betreft het gebruik van
mobiele telefoons (GSM, GPRS, UMTS) met het
officiƫle EU-keurmerk, wordt verwezen naar de
gebruiksaanwijzingen van de fabrikant van de mobiele
telefoon.
PARKEERSENSOREN
(voor bepaalde versies/markten)
Deze sensoren bevinden zich in de achterbumper
fig. 115 en detecteren de aanwezigheid van obstakels
achter het voertuig en waarschuwen de bestuurder
met een intermitterend geluidssignaal.
INSCHAKELING/UITSCHAKELING
De sensoren worden automatisch ingeschakeld zodra
de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. De
frequentie van het geluidssignaal neemt toe naarmate
het obstakel dichter bij het voertuig komt.
GELUIDSSIGNAAL
Wanneer de achteruitversnelling is ingeschakeld en
er bevindt zich een obstakel achter de auto, klinkt er
een geluidssignaal met een frequentie die varieert
op basis van de afstand van het obstakel ten opzichte
van de bumper.
fig. 115
F0Y0140
125
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER