Operation Manual

STARTPROCEDUREVOOR DIESELVERSIES
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan en zet de versnellingsbak in
de vrijstand;
draai de contactsleutel naar MAR-ON: de
waarschuwingslampjes
en op het
instrumentenpaneel gaan branden;
wacht tot de waarschuwingslampjes
en
doven;
trap het koppelingspedaal volledig in zonder het
gaspedaal aan te raken;
draai de contactsleutel naar AVV zodra het
waarschuwingslampje
dooft. Als te lang wordt
gewacht, is het werk van de voorgloeibougies
tevergeefs. Laat de sleutel los zodra de motor
start.
BELANGRIJK Bij koude motor moet het gaspedaal
volledig zijn opgekomen wanneer de contactsleutel
naar de stand AVV wordt gedraaid.
Als de motor niet bij de eerste poging start, draai
dan de contactsleutel naar de stand STOP alvorens
de procedure te herhalen.
Als, met de contactsleutel in de stand MAR-ON, het
waarschuwingslampje
blijft branden, draai dan
de sleutel naar STOP en weer terug naar MAR-ON.
Als het waarschuwingslampje blijft branden, probeer
dan met de andere sleutels die bij de auto zijn
geleverd.
Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk als de
motor nog steeds niet gestart kan worden.
Als het waarschuwingslampje na het
starten of na langdurig "aanzwengelen"
van de motor 60 seconden knippert, duidt
dit op een defect van de gloeibougies.Als de
motor start kan de auto zoals gewoonlijk gebruikt
worden, maar moet zo snel mogelijk contact
worden opgenomen met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en andere gift i ge
gassen.
BELANGRIJK
Onthoud dat de rembekrachtiging en de
elektrische stuurbekrachtiging niet
werken zolang de motor niet is gestart; om die
reden is meer kracht benodigd voor de
bediening van het rempedaal en het stuur.
159
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER