Operation Manual
131
WISSERBLAD
ACHTERRUIT
VERVANGEN
Ga als volgt te werk:
❒ til de afdekking A - fig. 121 op en
verwijder de arm door de moer B,
waarmee de arm bevestigd is aan
de scharnierpen, los te draaien;
❒ plaats de nieuwe arm op de juiste
manier en draai de moer volledig
vast;
❒ zet de afdekking omlaag.
121
DVDF0S0130c
VOORRUITSPROEIERS
Als de ruitensproeiers niet werken,
controleer dan eerst of er
ruitensproeiervloeistof in het reservoir zit
(zie “Controle van vloeistofniveaus” in
dit hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de
sproeigaatjes niet verstopt zijn. Gebruik
zo nodig een naald om ze te
ontstoppen.
De stralen van de ruitensproeiers
kunnen gericht worden door de hoek
van de sproeiermonden af te stellen.
De sproeistralen moeten op circa een
derde van de bovenrand van de ruit
worden gericht fig. 122.
BELANGRIJK Bij versies met schuifdak
controleren of het schuifdak gesloten is
alvorens de ruitensproeiers te bedienen.
122
DVDF0S0131c
ACHTERRUITSPROEIERS
De sproeiers van de achterruit zijn niet
verstelbaar.
De sproeier bevindt zich boven de
achterruit fig. 123.
123
DVDF0S0132c