Operation Manual
WAARSCHUWINGEN EN AANBEVELINGEN
154
(WORDT VERVOLGD)
PERSOONLIJKE VEILIGHEID
(VERVOLG)
7) DAGRIJLICHTEN (DRL)
• De dagrijlichten zijn een alternatief voor het dimlicht in landen
waar dit tijdens het rijden overdag verplicht is, en is tevens
toegestaan in landen waar dit niet verplicht is.
• De dagverlichting mag het dimlicht niet vervangen tijdens het
rijden in het donker en in tunnels.
• Het gebruik van de dagrijlichten wordt geregeld door de
wegenverkeerswetgeving van het land waar u rijdt. Neem de
wettelijke voorschriften in acht.
8) AFSLUITER VAN DE BRANDSTOFTOEVOE
Als na een botsing een brandstoflucht wordt geroken of
brandstoflekkage wordt geconstateerd, dan mag het systeem
niet gereset worden om het risico van brand te voorkomen.
9) INTERIEURUITRUSTING
• De aansteker wordt erg heet. Hanteer hem voorzichtig en sta
het gebruik niet aan kinderen toe om het risico van brand of
brandwonden te voorkomen. Controleer na gebruik altijd of de
aansteker is uitgeschakeld.
•
Het stopcontact (aansteker) is geschikt voor accessoires met een
maximum vermogen van 180 W (maximum stroomverbruik 15 A).
• Rijd nooit met open opbergvakken: ze kunnen de passagier in
geval van een botsing verwonden.
• Aan beide zijden van de zonneklep aan passagierszijde is een
etiket aangebracht dat eraan herinnert dat de airbags verplicht
uitgeschakeld moeten worden als een naar achteren gericht
kinderzitje op de voorstoel is gemonteerd.
Neem altijd de aanwijzingen op het etiket in acht.
10) SCHUIFDAK –ELEKTRISCH VOUWDAK
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING
Verwijder altijd de sleutel uit het contactslot als de auto wordt
verlaten om te voorkomen dat onverwachtse inschakeling van
deze voorzieningen gevaar oplevert voor de achtergebleven
passagiers: oneigenlijk gebruik kan gevaarlijk zijn. Controleer voor
en tijdens het bedienen altijd of de passagiers niet kunnen
worden verwond door de bewegende onderdelen of door
voorwerpen die door deze onderdelen worden meegesleept of
geraakt.
11) VOUWDAK
• Houd de handen altijd uit de buurt van het vouwdakmechanisme
wanneer het vouwdak geopend of gesloten wordt of wanneer het
gestopt maar nog niet volledig geopend of gesloten is. Dit om
beschadiging van het vouwdak of letsel te voorkomen.
• Houd kinderen uit de buurt van de bewegingszone van het
vouwdak tijdens het openen en sluiten.
12) PORTIEREN
Controleer, voordat er een portier geopend wordt, of dit op een
veilige manier kan gebeuren. Open de portieren uitsluitend bij
stilstaand voertuig.
13) BAGAGERUIMTE
• Overschrijd nooit de maximaal toegestane belading van de
bagageruimte (zie hoofdstuk “Technische gegevens”).
Zorg er tevens voor dat voorwerpen die in de bagageruimte zijn
geplaatst, goed vastgezet zijn om te voorkomen dat deze na
plotseling remmen naar voren komen, waardoor passagiers
gewond zouden kunnen raken.
• Rijd niet met geopende achterklep: uitlaatgassen kunnen in het
interieur binnendringen.
• Als in een gebied wordt gereden waar weinig tankstations
aanwezig zijn en men benzine in een jerrycan wil meenemen,
moet dit overeenkomstig de geldende voorschriften en in een
goedgekeurde jerrycan gebeuren die op passende wijze is
vastgezet. Bedenk echter wel dat op deze manier het risico op
brand bij een ongeval toeneemt.