Operation Manual
163
(WORDT VERVOLGD)
32) EEN BAND VERVANGEN
• Het meegeleverde noodreservewiel (voor bepaalde
versies/markten) is specifiek voor uw auto: gebruik het niet op
andere modellen en gebruik ook geen kleine wielen van andere
modellen op uw auto.
Het noodreservewiel mag alleen in noodgevallen gebruikt
worden. Gebruik het nooit langer dan strikt noodzakelijk en rijd
nooit harder dan 80 km/h.
• Op het noodreservewiel is een oranje sticker aangebracht
waarop de belangrijkste waarschuwingen over het gebruik en
de betreffende beperkingen zijn vermeld. De sticker mag in
geen geval verwijderd of bedekt worden. Op de sticker staan
de volgende aanwijzingen in vier talen: “Waarschuwing! Alleen
voor tijdelijk gebruik! max. 80 km/h! Vervang het
noodreservewiel zo snel mogelijk door het standaard wiel.
Dek deze aanwijzingen niet af”. Monteer nooit een wieldeksel
op het noodreservewiel.
• Als het gemonteerde velgtype wordt vervangen
(lichtmetalen in plaats van stalen velgen of vice versa), moeten
ook alle wielbouten worden vervangen door bouten met een
lengte die geschikt is voor het velgtype.
• Gebruik de alarmknipperlichten, de gevarendriehoek enz.,
om te laten zien dat uw auto stilstaat. Alle inzittenden moeten
de auto verlaten, vooral als de auto zwaar beladen is, en uit de
buurt van gevaarlijk verkeer wachten tot het wiel is verwisseld.
Blokkeer de wielen met blokken of andere geschikte
voorwerpen als de auto op een helling of een slecht wegdek
stilstaat.
• De rijeigenschappen van de auto kunnen veranderen als een
noodreservewiel wordt gebruikt. Vermijd bruusk optrekken en
remmen, scherpe stuurbewegingen en snelle bochten.
PERSOONLIJKE VEILIGHEID
(VERVOLG)
De levensduur van het noodreservewiel is ongeveer 3.000 km.
Hierna moet het noodreservewiel vervangen worden door een
nieuw exemplaar met identieke eigenschappen.
Monteer nooit een standaard band op de velg van een
noodreservewiel. Zorg ervoor dat het verwisselde wiel zo snel
mogelijk wordt gerepareerd en gemonteerd. Monteer nooit twee
of meer noodreservewielen.
Smeer de schroefdraad van de wielbouten niet met vet voordat
ze gemonteerd worden: ze kunnen hierdoor losraken.
• De krik mag uitsluitend gebruikt worden voor het verwisselen
van een wiel van de auto waarbij de krik geleverd is of bij auto’s
van hetzelfde model.
Gebruik de krik niet voor andere doeleinden, zoals het opkrikken
van auto’s van andere modellen. Gebruik de krik nooit om
werkzaamheden onder de auto te verrichten. Door de krik niet
juist te plaatsen, kan de auto van de krik vallen.
Gebruik de krik niet voor zwaardere lasten dan is aangegeven op
het plaatje op de krik.
• Er kunnen geen sneeuwkettingen op het noodreservewiel
worden gemonteerd. Als dus in geval van een lekke voorband
(aandrijfwiel) sneeuwkettingen gebruikt moeten worden, moet
een achterwiel aan de voorkant worden gemonteerd en moet het
noodreservewiel aan de achterkant worden gemonteerd.
Op die manier kunnen, met twee normale aandrijfwielen aan de
voorkant, sneeuwkettingen gemonteerd worden om deze
noodsituatie op te lossen.
• Als het wieldeksel niet goed gemonteerd is, kan het tijdens het
rijden losraken. Voer nooit werkzaamheden aan het ventiel uit.
Steek nooit gereedschap tussen de velg en de band. Controleer
regelmatig de bandenspanning en het reservewiel volgens de
waarden in het hoofdstuk “Technische gegevens”.