Operation Manual
171
VEILIGHEID VAN DE AUTO
(WORDT VERVOLGD)
(VERVOLG)
17) DIESELFILTER
Water in het brandstoftoevoercircuit kan het inspuitsysteem
ernstig beschadigen en een onregelmatige werking van de
motor veroorzaken.
Als het lampje
c
of het symbool E op het kleurendisplay gaat
branden, neem dan onmiddellijk contact met het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te laten aftappen. Wanneer
het lampje direct na het tanken gaat branden, kan er tijdens
het tanken water in de brandstoftank terecht zijn gekomen.
Zet in dit geval de motor onmiddellijk af en neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
18) EEN WIEL VERVANGEN - FIX&GO BANDEN
REPARATIEKIT
• Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk om het correcte aanhaalkoppel van de
wielbouten te laten controleren.
• Als de band door vreemde voorwerpen lek is geraakt, kan de
kit gebruikt worden voor beschadigingen in het loopvlak of de
schouder met een diameter van max. 4 mm.
19) LAMPEN EN ZEKERINGE
• Raak alleen het metalen gedeelte van halogeenlampen aan.
Het aanraken van de bol met de vingers kan de lichtopbrengst
en de levensduur van de lamp reduceren. Als de bol per
ongeluk toch wordt aangeraakt, moet hij worden
schoongewreven met een met alcohol bevochtigd doekje en
vervolgens laten drogen.
• Geadviseerd wordt om de lampjes, indien mogelijk, te laten
vervangen bij een Fiat Servicepunt.
De correcte werking en oriëntatie van de buitenverlichting is
van essentieel belang voor een veilig weggebruik. Als deze niet
correct zijn, kunt u daarvoor bekeurd worden.
• Voor het verrichten van deze ingreep moeten alle
voorzorgsmaatregelen getroffen worden die nodig zijn om
beschadiging van de carrosserie te voorkomen (gebruik een
voldoende dik en stevig plastic kaartje).
• Als de motorruimte moet worden schoongespoten, voorkom
dan dat de waterstraal rechtstreeks op de zekeringenkast
in de motorruimte wordt gericht.
20) DE AUTO HEFFE
Let bij versies voorzien van zijskirts bijzonder goed op bij het
plaatsen van de hefarmen van de werkplaatsbrug of garagekrik.
21) GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
• Benzineversies: Als het voertuig voornamelijk in de stad wordt
gebruikt of jaarlijks minder dan 10.000 km rijdt, dan moeten de
motorolie en het motoroliefilter elke 12 maanden worden
vervangen.
• Dieselversies: Als het voertuig overwegend in stadsverkeer
wordt gebruikt, dan moeten de motorolie en het oliefilter elke 12
maanden worden vervangen.
22) ONDERHOUD: NIVEAUS CONTROLERE
• Wees voorzichtig tijdens het bijvullen en meng nooit
verschillende soorten vloeistoffen: alle vloeistoffen zijn specifiek en
het mengen ervan kan de auto ernstig beschadigen.
• Vul geen olie bij met andere kenmerken dan de olie die al in de
motor zit.
• Het gebruik van producten met andere dan de hierboven
aangegeven specificaties kan leiden tot beschadiging van de
motor die niet door de garantie wordt gedekt.
• Vermijd tijdens de controle elk contact tussen de uiterst
corrosieve remvloeistof en de gelakte delen.
Spoel bij contact onmiddellijk af met water.