Operation Manual
33
Het controlelampje 1 op het
instrumentenpaneel gaat branden.
❒ Als de hendel naar het stuurwiel
wordt getrokken, dan dooft het
grootlicht.
Grootlichtsignaal
❒ Trek voor het grootlichtsignaal de
hendel naar het stuurwiel (instabiele
stand).
RICHTINGAANWIJZERS
Zet de hendel in de (stabiele) stand:
❒ omhoog a: schakelt de
richtingaanwijzer rechts in;
❒ omlaag b: schakelt de
richtingaanwijzer links in.
RIJBAANWISSELFUNCTIE
❒ Druk, om het verwisselen van
rijbaan aan te geven, de hendel
korter dan een halve seconde
omhoog of omlaag (onstabiele
stand) om de richtingaanwijzer aan
de betreffende zijde 3 keer te doen
knipperen en vervolgens
automatisch te stoppen.
FOLLOW ME HOME
Met deze functie kan de ruimte vóór de
auto een bepaalde periode worden
verlicht.
Inschakeling
De “Follow Me Home”-inrichting wordt
ingeschakeld door de hendel van fig.
25 naar het stuurwiel te trekken en aan
het einde van de slag te klikken.
Deze functie kan binnen 2 minuten na
het afzetten van de motor worden
ingeschakeld. Met deze functie kunnen
de lampen en het dimlicht worden
ingeschakeld. De inschakeltijd van de
koplampen kan worden ingesteld door
de hendel één of meerdere keren naar
het stuurwiel te trekken (onstabiele
positie). In dit geval kan er gekozen
worden uit 0, 30, 60, 90 tot maximaal
210 seconden. Elke keer als de hendel
wordt bediend, gaat het controlelampje
3 op het instrumentenpaneel
branden. Op het display verschijnt een
bericht en de voor de functie
ingestelde tijdsduur. Het lampje
3
gaat branden wanneer de hendel voor
het eerst wordt bediend en blijft
branden totdat de functie automatisch
wordt uitgeschakeld.
Uit
Deze functie kan worden uitgeschakeld
door de koplampen of het stadslicht
weer in te schakelen, door de hendel
langer dan 2 seconden naar het
stuurwiel te trekken (onstabiele positie)
of door de startinrichting op MAR te
zetten.
BUITENVERLICHTING
fig. 24
7)
DAGRIJLICHTEN
❒ Met de sleutel in de stand MAR en
de draaischakelaar in de stand O
gedraaid, gaat de dagrijverlichting
automatisch aan.
DIMLICHT KOPLAMPEN/
STADSLICHT
❒ Draai, met de contactsleutel in de
stand MAR, de draaischakelaar naar
2. Het controlelampje
3 op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Wanneer het dimlicht brandt,
schakelt de dagrijverlichting uit.
GROOTLICHT
❒ Duw, met de draaischakelaar in
stand 2, de hendel naar voren in
de richting van het dashboard.
24
1
2
DVDF0S008c