Operation Manual
47
Volg deze procedure om de werking
van de auto te herstellen:
❒ draai de contactsleutel naar MAR
❒ zet de rechter richtingaanwijzer aan
❒ zet de rechter richtingaanwijzer uit
❒ zet de linker richtingaanwijzer aan
❒ zet de linker richtingaanwijzer uit;
❒ zet de rechter richtingaanwijzer aan
❒ zet de rechter richtingaanwijzer uit
❒ zet de linker richtingaanwijzer aan
❒ zet de linker richtingaanwijzer uit;
❒ draai de contactsleutel naar STOP;
❒ draai de contactsleutel naar MAR.
PARKEERSENSOREN
(voor bepaalde versies/markten)
18) 25)
Deze sensoren bevinden zich in de
achterbumper fig. 46 en detecteren de
aanwezigheid van obstakels achter het
voertuig en waarschuwen de
bestuurder met een intermitterend
geluidssignaal.
De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate het obstakel
dichter bij de auto komt. Het
geluidssignaal klinkt ononderbroken als
de afstand tot het obstakel minder is
dan ongeveer 30 cm.
Het klinkt constant als de afstand
tussen het voertuig en het obstakel
onveranderd blijft.
Als deze situatie de sensoren aan de
zijkant betreft, zal het signaal na
ongeveer 3 seconden stoppen om,
bijvoorbeeld, aanwijzingen te
voorkomen tijdens manoeuvres langs
een muur.
Wanneer de sensoren meerdere
obstakels signaleren, dan wordt alleen
rekening gehouden met het
dichtstbijzijnde obstakel.
Versies met kleurendisplay
Wanneer de sensoren worden
ingeschakeld, verschijnt het scherm
van fig. 47 op het display.
De informatie over de aanwezigheid en
afstand van een obstakel ten opzichte
van de auto wordt gegeven door zowel
het geluidssignaal als de weergave op
het instrumentenpaneel.
46
DVDF0S0182c
47
DVDF0S0459c