Operation Manual

VEILIGHEID
88
Belangrijke aanbevelingen voor het
veilig vervoeren van kinderen
Monteer de kinderzitjes op de
achterbank, omdat die plaats bij
een ongeval de meeste
bescherming biedt.
Houd kinderen zo lang mogelijk in
kinderzitjes die tegen de rijrichting in
gemonteerd zijn, tot ze 3-4 jaar zijn.
Als de zijairbag aan passagierszijde
buiten werking is gesteld, controleer
dan altijd of het controlelampje op
het dashboard brandt om er zeker
van te zijn dat de airbag
daadwerkelijk is uitgeschakeld.
Indien een kinderzitje tegen de
rijrichting in op de achterbank is
gemonteerd, dan is het raadzaam
om het kinderzitje zo dicht mogelijk
tegen de voorstoel aan te
monteren.
Neem de aanwijzingen die de
producent verplicht bij het
kinderzitje moet leveren zorgvuldig
in acht. Bewaar deze aanwijzingen
samen met de overige documenten
en dit instructieboek in het voertuig.
Gebruik geen gebruikte kinderzitjes
waarvan de gebruiksaanwijzingen
ontbreken.
Elk kinderzitje is bedoeld voor één
kind; gebruik het nooit om twee
kinderen tegelijk te vervoeren.
Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
Controleer altijd of de gordel goed
is vastgemaakt door eraan te
trekken.
Controleer tijdens het rijden of het
kind geen verkeerde houding
aanneemt of de gordels losmaakt.
Laat een kind nooit het diagonale
gordelgedeelte onder zijn arm of
achter zijn rug omleggen.
Vervoer kinderen nooit op schoot,
ook geen pasgeborenen. Niemand
is in staat om een kind vast te
houden bij een ongeval.
Na een ongeval moet het kinderzitje
door een nieuw exemplaar worden
vervangen.
AANVULLENDE
VEILIGHEIDS-
SYSTEMEN (SRS) -
AIRBAGS
25)
Het voertuig kan zijn uitgerust met:
frontairbag voor bestuurder
frontairbag voor passagier;
knie-airbag voor bestuurder
zijairbags voor bestuurder en
passagier ter bescherming van
bekken, borst en schouders
(zijairbags)
zijairbags ter bescherming van het
hoofd van passagiers voorin en
zijairbags voor passagiers achterin
(hoofdairbag).