Operation Manual

63
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
PLAFONDVERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING VOOR
MET SPOTJES fig. 55
Met schakelaar A kunnen de plafond-
lampjes worden in- en uitgeschakeld.
Met schakelaar A in het midden worden
de lampjes C en D in-/uitgeschakeld bij
het openen/sluiten van de voorportieren.
Met schakelaar A naar links geschoven
blijven de lampjes C en D altijd uitge-
schakeld. Met schakelaar A naar rechts
geschoven blijven de lampjes C en D
altijd ingeschakeld.
Het inschakelen/doven van de verlichting
gaat geleidelijk.
Met schakelaar B bedient u de spotjes;
bij uitgeschakelde plafondverlichting
wordt met de schakelaar:
in linker stand, het spotje C inge-
schakeld;
in rechter stand, het spotje D inge-
schakeld.
BELANGRIJK Controleer voordat u de
auto verlaat of beide schakelaars in de
middelste stand staan. Op deze manier
zullen de lampjes van de plafondverlich-
ting doven bij het sluiten van de portie-
ren, en voorkomt u dat de accu ontlaadt.
Als de schakelaar in de rechter stand is
blijven staan, schakelt de verlichting 15
minuten na het uitzetten van de motor
automatisch uit.
Brandduurregeling van de plafond-
verlichting
Om het in- en uitstappen vooral in het
donker te vergemakkelijken, zijn er 2
brandduurregelingen.
Brandduurregeling bij het instappen
De plafondlampjes gaan op de volgende
manier branden:
ongeveer 10 seconden bij het ont-
grendelen van de voorportieren;
ongeveer 3 minuten bij het openen
van een portier;
ongeveer 10 seconden bij het ver-
grendelen van de portieren.
De werking van de brandduurregeling
wordt onderbroken als de contactsleu-
tel in stand MAR wordt gedraaid.
fig. 55
F0Q0669m