Operation Manual

105
LAMPJES
EN MELDINGEN
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
TANKDOP fig. 128
Het slot van het tankklepje wordt auto-
matisch bediend door de centrale por-
tiervergrendeling.
In geval van nood (bijv. bij een storing in de
elektrische installatie) kunt u het tankklepje
ontgrendelen door aan het koordje B te
trekken. Het koordje is bereikbaar na het
verwijderen van het zijpaneel rechts A .
Om te tanken moet u het klepje C-fig.
129 openen en vervolgens de dop D los-
draaien. De tankdop is voorzien van een
koord E dat aan het klepje vastzit, om ver-
lies van de dop te voorkomen.
Door de hermetische afsluiting van de
tank kan de druk in de tank iets verhoogd
zijn. Het is daarom normaal als u bij het
losdraaien van de tankdop een sissend ge-
luid hoort.
fig. 128
F0L0137m
fig. 129
F0L0526m
BESCHERMING VAN
HET MILIEU
De emissiereductiesystemen voor benzi-
nemotoren zijn:
driewegkatalysator (katalysator);
Lambdasondes;
benzinedamp-opvangsysteem.
Laat de motor nooit, ook niet tijdens test-
werkzaamheden, met een of meer losge-
koppelde bougies draaien
De emissiereductiesystemen voor diesel-
motoren zijn:
oxidatiekatalysator;
uitlaatgasrecirculatie-systeem (EGR);
roetfilter (DPF).
Plaats tijdens het tanken de dop in de uit-
sparing op het tankklepje, zoals afgebeeld
in de figuur.
Als de portieren vergrendeld zijn, moet
om te kunnen tanken de knop
´
voor
het ontgrendelen van de portieren, in
het midden op het dashboard, worden
ingedrukt.
Het tankklepje vergrendelt als de por-
tieren worden vergrendeld.
ATTENTIE!
Kom niet dicht bij de vulo-
pening met open vuur of
een brandende sigaret: brandgevaar.
Houd uw hoofd ook niet dicht bij
de vulopening om te voorkomen dat
u schadelijke dampen inademt.