Operation Manual

160
ONDERHOUD VAN DE AUTO
Voor het bijvullen mag uitsluitend
remvloeistof worden gebruikt die vol-
doet aan de DOT 4-specificaties. Het
verdient aanbeveling Tu t e l a TO P 4
remvloeistof te gebruiken; dezelfde
remvloeistof, waarmee het remsys-
teem door de fabriek is gevuld.
Controleer of het remvloeistofniveau
nog op het maximum niveau staat. Als
vloeistof moet worden bijgevuld, dan
raden wij u aan de remvloeistof te ge-
bruiken die staat vermeld in de tabel
Vloeistoen en smeermiddelen” (zie
het hoofdstuk „Technische gegevens”).
Wees bij het openen van de dop bij-
zonder voorzichtig zodat er geen vuil
in het reservoir komt.
Gebruik voor het bijvullen altijd een
trechter met een ingebouwde filter-
zeef van maximaal 0,12 mm.
fig. 14
F0A0126b
OLIE VAN DE
STUURBEKRACHTIGING
fig. 13
Controleer de olie van de stuurbe-
krachtiging bij een koude motor en
als de auto op een vlakke ondergrond
staat. De olie moet tussen het MIN-
en MAX-merkteken op het oliere-
servoir staan.
Bij zeer warme olie kan het olie-
niveau boven het MAX-merkteken
staan.
Rijd niet met een leeg
ruitensproeierreservoir:
de ruitensproeiers zijn
van fundamenteel belang voor
een optimaal zicht.
fig. 13
F0A0261b
Voorkom dat de olie
van de stuurbekrachti-
ging in contact komt met
warme delen van de motor: de
olie is licht ontvlambaar.
Het olieverbruik van de
stuurbekrachtiging is
zeer laag; als na het bij-
vullen de olie binnen korte tijd
weer moet worden bijgevuld,
moet het systeem door het Fiat
Servicenetwerk op eventuele
lekkage worden gecontroleerd.
REM- EN
KOPPELINGSVLOEISTOF
fig. 14-15
Controleer of het remvloeistofni-
veau nog op het maximum niveau
staat.
Indien nodig kan het niveau worden
bijgevuld met olie, die dezelfde speci-
ficaties moet hebben als de reeds in
het systeem aanwezige olie.
149-173 Doblo Lum NL 2ed 16-02-2009 9:56 Pagina 160