Operation Manual

OMSTANDIGHEDEN
WAARBIJ DE MOTOR
NIET WORDT AFGEZET
Bij ingeschakeld systeem stopt de
aandrijving in sommige
omstandigheden niet, om redenen van
comfort, emissiebeperking en
veiligheid. Die omstandigheden zijn:
nog koude motor;
uitzonderlijk lage buitentemperaturen,
als de betreffende aanduiding wordt
gegeven;
onvoldoende acculading;
regeneratie van het roetfilter is bezig
(alleen bij dieselmotoren);
bestuurdersportier niet gesloten;
veiligheidsgordel van de bestuurder
niet omgelegd;
ingeschakelde achteruit (bijv. bij het
parkeren);
automatische klimaatregeling,
wanneer een comfortabele
temperatuur in het interieur moet
worden bereikt of bij ingeschakelde
MAX-DEF-functie;
tijdens de inrijperiode, als het
systeem wordt geïnitialiseerd.
In bovengenoemde gevallen knippert
het lampje, fig. 103 en, waar aanwezig,
verschijnt er een bericht op het display.
OMSTANDIGHEDEN
WAARBIJ DE MOTOR
HERSTART
Om redenen van comfort,
emissiebeperking en veiligheid kan de
motor automatisch weer gestart
worden, zonder tussenkomst van de
bestuurder, onder de volgende
omstandigheden:
onvoldoende acculading;
onvoldoende onderdruk in het
remsysteem (bijvoorbeeld na
meermaals intrappen van het
rempedaal);
auto in beweging (bijvoorbeeld als
bergaf wordt gereden)
de motor langer dan drie minuten
afzetten via het Start&Stop systeem.
automatische klimaatregeling voor
het instellen van de temperatuur in
het interieur of om de MAX-DEF
functie in te schakelen.
Wanneer een versnelling is
ingeschakeld, kan de motor alleen
automatisch worden gestart door het
koppelingspedaal helemaal in te
trappen. De bestuurder wordt gevraagd
deze handeling te verrichten door het
knipperen van het lampje op het
instrumentenpaneel, fig. 103, en bij
sommige versies met een bericht op
het display.
NB.: Wanneer de motor afslaat,
bijvoorbeeld wanneer het
koppelingspedaal snel wordt losgelaten
terwijl er een versnelling is
ingeschakeld, als het Start&Stop
systeem ingeschakeld is, dan kan de
motor weer gestart worden door het
koppelingspedaal volledig in te trappen
of door de versnellingspook in de
vrijstand te zetten.
NB.: Als de bestuurder het
koppelingspedaal niet intrapt, kan de
motor, na het verstrijken van drie
minuten na het afzetten, alleen met de
contactsleutel worden gestart.
145
F0V0514
147