Operation Manual
84) Bij voertuigen met een
gerobotiseerde versnellingsbak
moet, wanneer de motor
automatisch wordt afgezet terwijl
het voertuig op een helling staat,
deze weer gestart worden door de
versnellingspook naar de stand
(+) of (–) zonder het rempedaal los
te laten. Bij voertuigen met
gerobotiseerde versnellingsbak en
Hill Holderfunctie moet, wanneer
de motor automatisch wordt
afgezet terwijl het voertuig op een
helling staat, deze weer gestart
worden door de versnellingspook
naar de stand (+) of (–) zonder
het rempedaal los te laten, zodat
de Hill Holderfunctie, die alleen
werkt als de motor loopt,
beschikbaar is.
85) Als een comfortabele
temperatuur prioritair is, dan kan
het Start&Stop-systeem worden
uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven
werken.
TPMS (Tyre
Pressure
Monitoring System)
(voor bepaalde versies/markten)
86) 87) 88) 89) 90) 91) 92) 93) 94)
BESCHRIJVING
Het bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) meldt aan de bestuurder een
lage bandenspanning op basis van de
koude bandenspanning die voor het
voertuig is voorgeschreven.
Schommelende buitentemperaturen
kunnen de bandenspanning
beïnvloeden. Dit betekent dat een
afname van de buitentemperatuur
overeenkomt met een afname van de
bandenspanning.
De bandenspanning moet altijd op
basis van de koude bandenspanning
worden afgesteld. De koude
bandenspanning is de spanning van de
banden na minstens drie uur stilstand
van het voertuig of een rit van minder
dan 1,6 km na een pauze van drie uur.
De koude bandenspanning mag niet de
maximum bandenspanning
overschrijden die op de zijkant van de
band is aangegeven.
De bandenspanning neemt ook toe
tijdens het rijden met het voertuig; dit is
normaal en vereist geen aanpassing
van de bandenspanning.
OPMERKING
❒ Het TPMS vervangt niet het normale
onderhoud van banden en dient ook
niet om eventuele storingen van
banden aan te geven.
❒ Daarom mag het TPMS niet gebruikt
worden als drukschakelaar tijdens de
afstelling van de bandenspanning.
❒ Rijden met onvoldoende
bandenspanning veroorzaakt
oververhitting van de banden en kan
tot defecten van de banden leiden.
Een lage bandenspanning vermindert
tevens de brandstofefficiency en de
duur van het loopvlak en kan de
handling en remwerking van het
voertuig nadelig beïnvloeden.
❒ Het TPMS vervangt niet een correct
onderhoud van de banden. De
bestuurder moet ervoor zorgen dat
de juiste bandenspanning wordt
gehandhaafd, door deze met een
geschikte drukschakelaar te meten.
Dit is ook nodig indien de
bandenspanning nog niet dusdanig is
gedaald dat het controlelampje van
de bandenspanning gaat branden.
150
STARTEN EN RIJDEN










