Operation Manual
GROOTLICHT
Duw, met de draaischakelaar in stand
, de hendel naar voren naar het
dashboard (stabiele stand). Het
controlelampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden. Als
de hendel naar het stuurwiel wordt
getrokken, wordt het grootlicht
uitgeschakeld en gaat het dimlicht aan.
GROOTLICHTSIGNAAL
Trek voor het grootlichtsignaal de
hendel naar het stuurwiel (instabiele
stand). Het controlelampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden.
RICHTINGAANWIJZERS
Zet de hendel in de (stabiele) stand fig.
59:
❒ omhoog (stand 1): inschakeling
rechter richtingaanwijzer;
❒ omlaag (stand 2): inschakeling linker
richtingaanwijzer.
Controlelampje
of knippert op het
instrumentenpaneel.
De richtingaanwijzers gaan automatisch
uit wanneer het voertuig weer rechtuit
rijdt.
"Rijstrookwissel"-
functie
Zet, als u het verwisselen van rijstrook
wilt aangeven, de linkerhendel korter
dan een halve seconde in de instabiele
stand. De richtingaanwijzer aan de
gekozen kant knippert vijf maal en
wordt vervolgens automatisch
uitgeschakeld.
"FOLLOW ME HOME"
SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte vóór het
voertuig een bepaalde periode worden
verlicht.
Inschakelen
Trek, met de contactsleutel in de stand
STOP of verwijderd, de hendel binnen
2 minuten na het afzetten van de motor
naar het stuurwiel en doe dat meerdere
keren.
Elke keer als de hendel wordt bediend,
blijft de verlichting 30 seconden langer
branden, tot een maximum van 210
seconden; hierna wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld.
Het controlelampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden en er
verschijnt een bericht op het display
(zie de paragraaf "Lampjes en
berichten") zolang de functie is
ingeschakeld.
Het controlelampje gaat branden
wanneer de hendel bediend wordt en
blijft branden totdat de functie
automatisch wordt uitgeschakeld.
Telkens als de hendel wordt bediend,
wordt uitsluitend de inschakeltijd van de
verlichting verlengd.
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden
naar het stuurwiel getrokken.
59
F0V0516
36
WEGWIJS IN UW AUTO










