Operation Manual

SNELHEIDSMETER
Deze geeft de snelheid weer waarmee
het voertuig rijdt.
TOERENTELLER
De toerenteller geeft het motortoerental
aan.
BELANGRIJK De inspuitregeleenheid
blokkeert geleidelijk de
brandstoftoevoer wanneer de motor
met te hoge toerentallen draait, met
afname van het motorvermogen tot
gevolg.
Als de motor stationair draait, kan de
toerenteller een geleidelijke of
plotselinge toerentalverhoging
aangeven.
Dit kan optreden wanneer bijvoorbeeld
de klimaatregeling of de ventilator wordt
ingeschakeld. Dit duidt niet op een
storing. In dergelijke gevallen helpt een
kleine verhoging van het stationair
toerental de acculading te behouden.
BRANDSTOFMETER
Geeft de hoeveelheid brandstof in de
tank aan.
E tank leeg.
F tank vol (zie de aanwijzingen in de
paragraaf “Tanken”).
Het lampje op de meter gaat branden
wanneer er nog circa 8-10 liter
brandstof in de tank zit.
Rijd niet met een bijna lege tank: een
onregelmatige brandstoftoevoer kan de
katalysator schade toebrengen.
BELANGRIJK Als de wijzer op E staat
en lampje A knippert, dan is er een
storing in het systeem. Laat het
systeem controleren door het Fiat
Servicenetwerk.
KOELVLOEISTOFTEMPERATUURMETER
Deze geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan en begint te werken wanneer de
koelvloeistoftemperatuur boven circa
50°C komt.
Bij normaal gebruik, staat de wijzer
rond het midden van de schaal.
C Lage koelvloeistoftemperatuur.
H Hoge koelvloeistoftemperatuur.
Het waarschuwingslampje op de meter
kan gaan branden (en bij sommige
versies verschijnt er een bericht op het
multifunctionele display) wanneer de
koelvloeistoftemperatuur te hoog is; zet
in dat geval onmiddellijk de motor af
en neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
10)
BELANGRIJK
10) Als de wijzer van de
koelvloeistoftemperatuur in de
rode zone komt, zet dan
onmiddellijk de motor uit en neem
contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
76
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL