DOBLO LUM NL_LINEA UM ITA 07/01/15 15:08 Pagina 1 NEDERLANDS De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. Fiat behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor nadere informatie tot het Fiat Servicenetwerk. Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.
DOBLO LUM NL_LINEA UM ITA 07/01/15 15:08 Pagina 2 WAAROM KIEZEN VOOR ORIGINELE ONDERDELEN Wij, die uw auto hebben bedacht, ontworpen en gebouwd, kennen daarvan werkelijk elk detail en onderdeel. In de erkende Fiat Professional Service garages vindt u technici die rechtstreeks door ons zijn opgeleid die kwaliteit en professionaliteit bieden voor alle onderhoudswerkzaamheden.
Beste klant, Wij feliciteren u en bedanken u dat u voor een Fiat Doblò hebt gekozen. Wij hebben dit boekje opgesteld om u te helpen alle kenmerken van dit voertuig te leren kennen en het op de beste manier te gebruiken. Dit boekje bevat informatie, adviezen en belangrijke waarschuwingen voor een juist gebruik van het voertuig, zodat u het maximum uit de technologische eigenschappen van uw Fiat Doblò kunt halen.
VERPLICHT LEZEN! TANKEN Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 95 RON die aan de Europese specificatie EN228 voldoet. Dieselmotoren: tank uitsluitend dieselolie die aan de Europese norm EN590 voldoet. Het gebruik van andere producten of mengsels kan de motor onherstelbaar beschadigen en derhalve de garantie voor de veroorzaakte schade ongeldig maken.
GEBRUIK VAN HET INSTRUCTIEBOEK BEDIENINGSAANWIJZINGEN Elke keer als er aanwijzingen over de richting van het voertuig worden gegeven (links/rechts of vooruit/achteruit), dan moeten deze begrepen worden als gezien door een inzittende op de bestuurdersstoel. Speciale uitzonderingsgevallen op deze regel zullen duidelijk in de tekst zijn aangegeven.
BELANGRIJK In dit Instructieboek zijn alle versies van de Fiat Doblò beschreven. Opties, uitrusting die bestemd is voor bepaalde markten of versies zijn niet expliciet in de tekst aangegeven: derhalve dient uitsluitend de informatie in beschouwing te worden genomen die betrekking heeft op het uitrustingsniveau, de motor en de versie die u gekocht hebt.
VERANDERINGEN/WIJZIGINGEN AAN HET VOERTUIG BELANGRIJK Elke verandering of wijziging aan het voertuig kan ernstige negatieve invloed hebben op de veiligheid en de wegligging ervan, hetgeen kan leiden tot ongevallen waarbij de inzittenden zelfs dodelijk gewond kunnen raken. OPTIONELE ACCESSORIES Als na aanschaf van het voertuig besloten wordt elektrische accessoires te monteren die constante elektrische voeding nodig hebben (radio, satellietbewaking diefstalalarm enz.
De zend- en ontvangstkwaliteit kan beperkt worden door het afschermingseffect van de carrosserie. Voor wat betreft het gebruik van mobiele telefoons (GSM, GPRS, UMTS, LTE) met het officiële EU-keurmerk, wordt verwezen naar de gebruiksaanwijzingen van de fabrikant van de mobiele telefoon.
Deze pagina is opzettelijk blanco gelaten 8
GRAFISCHE INDEX . 1 KOPLAMPEN ❒ Soorten gloeilampen ...........................167 ❒ Dagverlichting ..................................... 35 ❒ Stadslicht en dimlicht .......................... 35 ❒ Grootlicht ............................................ 35 ❒ Lamp vervangen .................................169 WIELEN ❒ Velgen en banden ...............................239 ❒ Bandenspanning .................................243 ❒ Een wiel verwisselen ...........................181 ❒ Fix&Go bandenreparatiekit .
GRAFISCHE INDEX . 2 ACHTERLICHTEN ❒ Soorten gloeilampen ...........................167 ❒ Lamp vervangen .................................169 LAADRUIMTE ❒ Openen/sluiten ................................... 21 10 F0V0540 DERDE REMLICHT ❒ Soorten gloeilampen ...........................167 ❒ Lamp vervangen .................................169 PARKEERSENSOREN ❒ Werking ..............................................156 IMPERIAAL ❒ Setup .................................................. 69 ❒ Dakrails ...
. 3 LUCHTROOSTERS ❒ Luchtuitstroomopeningen ................... 44 LINKERHENDEL ❒ Buitenverlichting ................................. 35 INSTRUMENTENPANEEL ❒ Instrumentenpaneel en boordinstrumenten ............................. 74 ❒ Controlelampjes .................................. 92 RECHTERHENDEL ❒ Ruiten reinigen .................................... 41 F0V0538 AUTORADIO ❒ installatie ............................................. 71 FRONTAIRBAG PASSAGIERSZIJDE ❒ Airbag voorzijde .................
GRAFISCHE INDEX . 4 HENDEL VOOR HET OPENEN VAN DE MOTORKAP ❒ Openen/sluiten ................................... 60 ONTGRENDELINGSHENDEL AFSTELLING STUURWIEL ❒ Werking .............................................. 33 PORTIEREN ❒ Vergrendelen/Ontgrendelen ................ 19 12 F0V0541 STOELEN ❒ Afstelling ............................................. ❒ Afstellingen bestuurdersstoel ............... ❒ Afstellingen passagiersstoel ................ ❒ Toegang tot achterbank .......................
WEGWIJS IN UW AUTO Grondige kennis van uw nieuwe voertuig begint hier. In dit boekje is op eenvoudige en rechtstreekse wijze beschreven hoe uw voertuig gemaakt is en hoe het werkt. Daarom adviseren u het comfortabel zittend in uw voertuig te lezen, dan kunt u met eigen ogen zien wat hier beschreven is. DE SLEUTELS ................................ 14 STARTINRICHTING ......................... 17 SYMBOLEN .................................... 18 FIAT CODE SYSTEEM..................... 18 PORTIEREN..............
WEGWIJS IN UW AUTO DE SLEUTELS ❒ de vergrendeling/ontgrendeling van de tankdop. SLEUTEL ZONDER AFSTANDSBEDIENING Om de metalen baard uit te klappen, op knop B fig. 6 - fig. 7 drukken. De metalen baard A fig. 5 van de sleutel is niet inklapbaar. De sleutel dient voor: Ga als volgt te werk om de baard in de houder te steken: ❒ Houd de knop B ingedrukt en verplaats de metalen baard A. ❒ het contactslot; ❒ de portiersloten; ❒ de vergrendeling/ontgrendeling van de tankdop.
Gebruik knop vergrendelen. om alle portieren te Met de knop wordt de bagageruimte ontgrendeld, de openslaande achterdeuren en de zijschuifdeuren (afhankelijk van de versie). Batterij vervangen sleutel met afstandsbediening Ga als volgt te werk om de batterij te vervangen fig.
WEGWIJS IN UW AUTO De richtingaanwijzers knipperen tweemaal om u te laten weten dat het systeem ingeschakeld is. De dead lock wordt niet ingeschakeld als een of meerdere portieren niet goed gesloten zijn. Zo wordt voorkomen dat iemand via het geopende portier in het voertuig kan stappen en, wanneer het portier vervolgens wordt gesloten, het voertuig niet meer kan verlaten.
STARTINRICHTING STUURSLOT De sleutel kan naar 3 standen worden gedraaid fig. 10: Inschakeling ❒ STOP: motor uit, sleutel kan verwijderd worden en stuur geblokkeerd. Sommige elektrische apparaten (bijv. autoradio, elektrische ruitbediening enz.) kunnen blijven werken; ❒ MAR: rijstand. Alle elektrische apparaten/systemen kunnen werken; Wanneer de sleutel op STOP staat, de sleutel verwijderen en het stuurwiel verdraaien tot het vergrendelt.
WEGWIJS IN UW AUTO SYMBOLEN Sommige onderdelen van het voertuig zijn voorzien van gekleurde plaatjes met daarop symbolen die de voorzorgsmaatregelen aangeven die in acht genomen moeten worden wanneer het betreffende onderdeel wordt gebruikt. Onder de motorkap is tevens een plaatje aangebracht, waarop de betekenis van deze symbolen wordt toegelicht. FIAT CODE SYSTEEM IN HET KORT Dit is een elektronische startblokkering die de beveiliging tegen diefstalpogingen verbetert.
Inschakeling van waarschuwingslampje tijdens het rijden ❒ Als het waarschuwingslampje gaat branden, betekent dit dat het systeem een zelfdiagnose uitvoert (bijv. bij een spanningsval). ❒ Als het waarschuwingslampje blijft branden, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk. BELANGRIJK 1) De elektronische onderdelen in de sleutels kunnen beschadigen als de sleutel aan sterke schokken wordt blootgesteld.
WEGWIJS IN UW AUTO De laadruimte ontgrendelen van binnen uit het voertuig (Cargo-versie) Druk op knop A fig. 12 (Cargo-versie) om de laadruimte (openslaande achterdeuren/achterklep en zijschuifdeuren) van binnen uit het voertuig te ontgrendelen. Als de led brandt, is de laadruimte vergrendeld. Controleer in elk geval of de geopende deur correct is vergrendeld in het vangmechanisme.
stand 1 - kinderslot ingeschakeld (portier vergrendeld); stand 2 - kinderslot uitgeschakeld (portier kan van binnenuit worden geopend). Het kinderslot blijft ingeschakeld ook als de portieren elektrisch ontgrendeld worden.
WEGWIJS IN UW AUTO ❒ bij Doblò/Doblò Combi-versies met openslaande deur: centrale ontgrendeling/vergrendeling. Eerste openslaande deur van binnenuit openen in een noodgeval Eerste openslaande deur openen/sluiten van buitenaf Gebruik, van binnenuit, mechaniek A fig. 19. Om de deur te openen, de metalen baard in het slot steken en omdraaien of op knop op de afstandsbediening drukken en vervolgens aan de handgreep A fig. 18 trekken in de richting van de pijl.
Met geopende vaste ruit is het mogelijk, indien nodig, de dwarsbalk C omlaag te zetten, door deze te begeleiden van stand 1 naar stand 2 fig. 22. 10) Indien het voertuig op een helling geparkeerd staat, de zijschuifdeur niet in geopende stand laten staan. Een onbedoelde schok zou de deur los kunnen maken, waardoor deze gaat bewegen. Om de dwarsbalk te ontgrendelen en omlaag te brengen, met geopende achterdeuren, handgreep D fig. 23 bedienen.
WEGWIJS IN UW AUTO STOELEN BESTUURDERSSTOEL (voor Cargo-versies, indien aanwezig) BELANGRIJK 2) Controleer of de linker zijschuifdeur volledig gesloten is alvorens te tanken, om beschadiging van de deur en het vergrendelingssysteem bij geopende tankdop te voorkomen. 15) Afstelling in de lengte Trek hendel A fig. 24 omhoog en schuif de stoel naar voren of naar achteren: in de rijstand moeten de armen licht gebogen zijn en de handen op de rand van het stuurwiel rusten.
Afstelling rugleuning Draai aan knop Bfig. 25 Afstelling in hoogte bestuurdersstoel (voor bepaalde versies/markten) Gebruik hendel C fig. 25 om het achterste deel van het zitkussen omhoog of omlaag te verstellen voor de meest comfortabele rijstand. 26 F0V0208 BELANGRIJK Afstellen mag alleen wanneer u op de betreffende stoel zit.
WEGWIJS IN UW AUTO Stoel opklappen ❒ Open het portier aan passagierszijde; ❒ Trek aan hendel A fig. 32 en klap de rugleuning naar voren in de met de pijl aangegeven richting; ❒ Duw vervolgens de rugleuning B fig. 32omlaag: de stoel is nu volledig ingeklapt in "tafel"-stand; 29 F0V0144 Stoel terugzetten Om te stoel weer in de normale stand te zetten, als volgt te werk gaan: ❒ pak lipje A fig.
❒ plaats de veiligheidsgordel opzij en controleer of deze volledig uitgetrokken en niet verdraaid is; ❒ til hendel A fig. 33 op terwijl u de rugleuning vasthoudt en naar voren klapt. Bij het optillen van de hendel wordt een rood merkteken zichtbaar. ❒ trek aan de band B fig. 33 achter de rugleuningen van de stoelen en klap de zittingen en de rugleuningen naar voren. 8 6 1 2 4 5 21) STOELEN 3E RIJ VERWIJDEREN 35 Ga als volgt te werk: ❒ maak de stoel los van de bevestigingen op de vloer.
WEGWIJS IN UW AUTO ❒ duw aan de hendel zoals aangegeven in fig. 35 en trek eraan om er zeker van te zijn dat de stoel nog goed vastzit; De middelste rugleuning is voorzien van een borgklem die als documentenhouder kan worden benut. BELANGRIJK Alvorens de middelste rugleuning neer te klappen, moet u de hoofdsteun volledig omlaag brengen om te voorkomen dat het in contact kan komen met de versnellingspook in bepaalde rijomstandigheden.
BELANGRIJK 15) Verstel de stoelen nooit tijdens het rijden. 16) Controleer na het loslaten van de hendel of de stoel goed geblokkeerd is door hem naar voren en naar achteren te schuiven. Als de stoel niet goed vergrendeld is, zou hij onverwachts kunnen bewegen en ertoe leiden dat u de controle over het voertuig verliest. 17) Sluit het dashboardkastje voordat u de opklapbare passagiersstoel opklapt om beschadiging te voorkomen.
WEGWIJS IN UW AUTO ❒ leg de inklapbare passagiersstoel plat (zie vorige pagina's); SCHEIDINGSWAND BESTAANDE UIT VAST PANEEL MET RUIT (voor bepaalde versies/markten) Dit heeft een ruit in het midden zodat u de lading in de gaten kunt houden fig. 42. Voor versies uitgerust met een een 3-zitsvoorbank, bevat de afscherming de oprolautomaat voor de middenstoel achterin. fig.
45 48 F0V0578 F0V0604 ❒ klap de passagiersstoel weg; HOOFDSTEUNEN ❒ draai vanuit de laadruimte de vergrendelhaak A fig. 46 90° linksom; VOOR ❒ til het paneel op en maak het van de pennen B fig. 46 vrij; De hoofdsteunen zijn in hoogte verstelbaar en worden automatisch in de gewenste stand vergrendeld. ❒ plaats het verwijderde paneel tegen het paneel aan bestuurderszijde door de gaten C fig. 47 in het verwijderde paneel uit te lijnen met de borgpennen D fig. 47 op het paneel aan bestuurderszijde.
WEGWIJS IN UW AUTO BELANGRIJK 50 - Uitvoering bank voor F0V0553 Verstellen ❒ omhoog verstellen: breng de hoofdsteun omhoog tot deze op zijn plaats vastklikt. ❒ omlaag verstellen: druk op knop A fig. 49 - fig. 50 en breng de hoofdsteun omlaag. 22) 23) ACHTER (voor bepaalde versies/markten) Om de hoofsteunen te gebruiken, ze omhoog brengen. Om de hoofdsteunen te laten zakken, op de knoppen A fig. 51drukken en de hoofdsteunen in de rugleuning duwen.
STUURWIEL ACHTERUITKIJKSPIEGELS De hoogte en axiale stand van het stuurwiel kunnen bij alle versies versteld worden. BINNENSPIEGEL (voor bepaalde versies/markten) BELANGRIJK Ga als volgt te werk om te verstellen: ❒ druk hendel A fig. 52 naar voren (stand 1) om het stuurwiel te ontgrendelen; ❒ zet het stuurwiel in de gewenste stand; ❒ trek hendel A fig. 52 naar het stuurwiel (stand 2) om hem te vergrendelen.
WEGWIJS IN UW AUTO Handmatige instelling Gebruik, van binnenuit, mechaniek A fig. 56. Na het afstellen moet de schakelaar A in de tussenstand C (geblokkeerde stand) worden gezet. Elektrisch inklappen De spiegels kunnen alleen worden ingeklapt met de contactsleutel in de stand MAR. 54 Zet schakelaar A fig. 57 in stand E om de spiegels in te klappen. F0V0542 Zet schakelaar A in stand C om de spiegels weer in de rijstand te zetten.
BUITENVERLICHTING 27) IN HET KORT BELANGRIJK 26) Tijdens het rijden moeten de spiegels altijd in stand A fig. 55 staan. Omdat de buitenspiegels gebogen zijn, kunnen zij uw perceptie van de afstand enigszins wijzigen. Met de linkerhendel kan de buitenverlichting bediend worden. De buitenverlichting kan alleen worden ingeschakeld met de contactsleutel in de stand MAR. Bij inschakeling van de buitenverlichting, worden het instrumentenpaneel en verschillende bedieningselementen op het dashboard verlicht.
WEGWIJS IN UW AUTO GROOTLICHT Inschakelen Duw, met de draaischakelaar in stand , de hendel naar voren naar het dashboard (stabiele stand). Het op het controlelampje instrumentenpaneel gaat branden. Als de hendel naar het stuurwiel wordt getrokken, wordt het grootlicht uitgeschakeld en gaat het dimlicht aan. Trek, met de contactsleutel in de stand STOP of verwijderd, de hendel binnen 2 minuten na het afzetten van de motor naar het stuurwiel en doe dat meerdere keren.
INTERIEURVERLICHTING BELANGRIJK 27) De dagverlichting is een alternatief voor het dimlicht in landen waar dit tijdens het rijden overdag verplicht is. Ze zijn tevens toegestaan in landen waar dit niet verplicht is. De dagverlichting mag het dimlicht niet vervangen tijdens het rijden in het donker en in tunnels. Het gebruik van de dagverlichting wordt geregeld door de wegenverkeerswetgeving van het land waar u rijdt. Houd u aan de voorschriften.
WEGWIJS IN UW AUTO BELANGRIJK Controleer alvorens het voertuig te verlaten of beide schakelaars in de middelste stand staan; wanneer de portieren worden gesloten, gaan de lampjes uit, om te voorkomen dat de accu ontlaadt. Als de schakelaar in de ingeschakelde stand is blijven staan, wordt de plafondverlichting in ieder geval 15 minuten na het uitzetten van de motor automatisch uitgeschakeld. Druk op de linkerkant van lampenglas A fig.
PLAFONDVERLICHTING ACHTER MET BEWEEGBAAR LAMPENGLAS (extra bij Cargo-versies met lange wielbasis) Deze bevindt zich aan de rechterkant in de laadruimte. Het licht wordt automatisch ingeschakeld als de zijschuifdeuren en de openslaande achterdeuren/achterklep geopend worden en uitgeschakeld wanneer deze gesloten worden. Druk op de linkerkant van lampenglas A fig. 63, zoals aangegeven op de afbeelding, om het licht aan of uit te schakelen wanneer de portieren gesloten zijn.
WEGWIJS IN UW AUTO ❒ met de schakelaar naar beneden (stand 2 - AUTO OFF), is de verlichting altijd uit. De plafondverlichting voor gaat onmiddellijk uit (geleidelijk), als de sleutel in de stand MAR staat en alle voorportieren gesloten zijn. ZAKLAMPFUNCTIE (voor Cargo-versies, indien aanwezig) De plafondverlichting voor gaat uit na 10 sec. (geleidelijk), als de sleutel in de stand OFF staat wanneer alle voorportieren gesloten zijn. Deze bevindt zich aan de rechterkant in de laadruimte.
Plafondverlichting uitschakelen De plafondverlichting voor en achter gaat onmiddellijk uit (geleidelijk), als de sleutel in de stand MAR staat en alle voorportieren en de zijschuifdeuren gesloten zijn. De plafondverlichting voor en achter gaat uit na 10 sec. (geleidelijk), als de sleutel in de stand OFF staat wanneer alle voorportieren en de zijschuifdeuren gesloten zijn.
WEGWIJS IN UW AUTO ACHTERRUITWISSER/ -SPROEIER Deze werken alleen met de contactsleutel in de stand MAR. Inschakeling om Draai de draaischakelaar naar de achterruitwisser in te schakelen: ❒ wissen met interval wanneer de ruitenwissers voor niet werken; ❒ synchroon wissen (met de halve wisfrequentie) als de ruitenwissers werken; 5) KOPLAMPSPROEIERS (voor bepaalde versies/markten) Ze worden ingeschakeld als het dimlicht brandt en de ruitenwisser wordt ingeschakeld.
VERWARMING EN VENTILATIESYSTEEM 68 F0V0500 1. Vast luchtrooster bovenkant - 2. Verstelbare luchtroosters in het midden - 3. Vaste luchtroosters aan zijkant - 4. Verstelbare luchtroosters aan zijkant - 5. Luchtroosters beenruimte.
WEGWIJS IN UW AUTO LUCHTROOSTERS VERSTELBARE EN RICHTBARE UITSTROOMOPENINGEN/ ROOSTERS IN HET MIDDEN EN OP DE ZIJKANT 69 F0V0501 70 F0V0502 A Verstelbare en richtbare roosters aan zijkant. B Regelknop luchtopbrengst. 44 C Vaste uitstroomopeningen voor zijruiten. D Verstelbare en richtbare roosters in het midden. De roosters C zijn niet verstelbaar.
VERWARMING EN VENTILATIE . BEDIENINGSELEMENTEN A: instellingsknop luchttemperatuur (mengsel warme/koude lucht) B: inschakelingsknop ventilator C: draaiknop luchtverdeling. D: aan/uit knop interne luchtrecirculatie F: aan/uit knop achterruitverwarming (voor bepaalde versies/markten).
WEGWIJS IN UW AUTO KLIMAATCOMFORT Met draaiknop C kan de in het voertuig gevoerde lucht met vijf verdeelopties alle zones van het interieur bereiken: luchtstroom uit roosters in het midden en aan de zijkant; warme luchtstroom naar de voeten en het koel houden van het gezicht (tweezonefunctie) hiermee kan het interieur sneller verwarmd worden; verwarmt het interieur en ontwasemt tegelijkertijd de voorruit; Ontwasemt en ontdooit de voorruit en de zijruiten voor.
INSCHAKELING VAN DE INTERNE LUCHTRECIRCULATIE Druk op knop D: als de functie ingeschakeld is, gaat de led op de knop branden. Geadviseerd wordt de interne luchtrecirculatie in te schakelen in de file of in tunnels, om te voorkomen dat vervuilde lucht in het interieur komt. BELANGRIJK Met de luchtrecirculatiefunctie kan de gewenste toestand (verwarming of koeling, afhankelijk van de keuze) sneller bereikt worden.
WEGWIJS IN UW AUTO HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING (voor bepaalde versies/markten) . BEDIENINGSELEMENTEN A: instellingsknop luchttemperatuur (mengsel warme/koude lucht) B: inschakelingsknop ventilator C: draaiknop luchtverdeling.
Ga als volgt te werk: Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan een stand worden gekozen om optimaal zicht te behouden. ❒ draai knop A naar het rode gebied; Ruiten ontwasemen VERWARMING VAN HET INTERIEUR ❒ draai knop B naar de gewenste snelheid; ❒ draai knop C naar; voor zowel een warme luchtstroom naar de voeten als het ontwasemen van de voorruit warme luchtstroom naar de voeten en het koel houden van het gezicht (tweezonefunctie) voor een warme luchtstroom naar de beenruimten voor- en achter.
WEGWIJS IN UW AUTO INSCHAKELING VAN DE INTERNE LUCHTRECIRCULATIE ❒ druk op de knoppen knoppen branden). Druk op knop E: als de functie ingeschakeld is, gaat de led op de knop branden. Koelregeling Geadviseerd wordt de interne luchtrecirculatie in te schakelen in de file of in tunnels, om te voorkomen dat vervuilde lucht in het interieur komt. Gebruik de functie niet langdurig, vooral als er meerdere passagiers aan boord zijn, om beslagen ruiten te voorkomen.
AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING (voor bepaalde versies/markten) . BEDIENINGSELEMENTEN 73 F0V0505 A AUTO-knop voor automatische regeling van alle functies. - B Keuzeknop luchtverdeling. - C Display. - D Bedieningsknop MAX DEF-functie. - E Uitschakelingsknop klimaatregeling. - F Knop aan/uit compressor. - G Bedieningsknop luchtrecirculatie. H Bedieningsknoppen verhogen/verlagen ventilatorsnelheid. - I Bedieningsknop temperatuur verhogen/verlagen.
WEGWIJS IN UW AUTO INLEIDING De automatische klimaatregeling regelt de temperatuur, de hoeveelheid en de verdeling van de lucht in het interieur. De temperatuurregeling is gebaseerd op de “gelijkwaardige temperatuur”: m.a.w. het systeem werkt continu om het comfort in het interieur op een constant peil te houden en om eventuele verschillen in de weersomstandigheden buiten te compenseren, met inbegrip van zonnestralen die worden waargenomen door een speciale sensor.
❒ voor het snel ontwasemen/ ontdooien van de voorruit, de achterruit en de achteruitkijkspiegels. Tijdens de volledig automatische werking van het systeem, kan te allen tijd de ingestelde temperatuur, de luchtverdeling en de ventilatorsnelheid gewijzigd worden met de betreffende knoppen: het systeem past automatisch de eigen instellingen aan de nieuwe instellingen aan.
WEGWIJS IN UW AUTO 54 Om de functie uit te schakelen, volstaat het om de temperatuurknop rechtsom te draaien en de gewenste temperatuur in te stellen. Drukknoppen voor luchtdistributie (B) Door op een van deze knoppen te drukken, kan handmatig een van de 5 instellingen voor de luchtverdeling worden gekozen: Luchtstroom naar de luchtroosters van de voorruit en de voorste zijruiten om deze te ontwasemen of te ontdooien.
AUTO-knop (A) (automatische werking) Druk op AUTO om de hoeveelheid en de verdeling van de lucht in het interieur automatisch door het systeem te laten regelen. Alle vorige handmatige instellingen worden gewist. Tijdens de werking van de automatische klimaatregeling, verschijnt de tekst FULL AUTO op het display.
WEGWIJS IN UW AUTO Bij het uitschakelen van de compressor schakelt het systeem de luchtrecirculatie uit om te voorkomen dat de ruiten beslaan. Ook wanneer het systeem de gewenste temperatuur kan handhaven, verdwijnt de melding FULL op de display. Wanneer het systeem de gewenste temperatuur echter niet meer kan handhaven, wordt de temperatuur knipperend weergegeven en dooft de melding AUTO.
Knop (L) voor ontwasemen/ontdooien verwarmde achterruit en elektrische buitenspiegels (voor bepaalde versies/markten) Druk op deze knop om de verwarmde achterruit en de elektrische buitenspiegels te ontwasemen/ ontdooien Als deze functie is ingeschakeld, gaat de led op de knop branden. Deze functie wordt na ongeveer 20 minuten of wanneer de knop nogmaals wordt ingedrukt of wanneer de motor wordt afgezet, automatisch uitgeschakeld.
WEGWIJS IN UW AUTO Wanneer een van de twee knoppen kort wordt ingedrukt, beweegt de ruit in "stappen"; als de knop ingedrukt wordt gehouden, wordt de "continue automatische" werking voor het openen en sluiten geactiveerd. Druk nogmaals op knop A of B om de ruit te stoppen in zijn huidige stand. BELANGRIJK Als de contactsleutel in de stand STOP staat of verwijderd is, dan kunnen de ruiten nog ongeveer twee minuten worden bediend.
INITIALISATIE ELEKTRISCHE RUITBEDIENING 2. ga op dezelfde wijze te werk op de toetsen voor het passagiersportier en de toetsen voor de achterportieren.
WEGWIJS IN UW AUTO MISTACHTERLICHTEN met ingeschakeld Druk op de knop dimlicht of ingeschakelde mistlampen voor om de mistachterlichten in te schakelen. Het controlelampje gaat op het instrumentenpaneel branden. Druk nogmaals op de knop om de lichten uit te schakelen, of schakel het dimlicht of de mistlampen voor uit (voor bepaalde versies/markten). MOTORKAP Openen Ga als volgt te werk: ❒ trek de hendel A fig. 77 in de richting van de pijl; ❒ bedien hendel B fig.
31) Controleer alvorens de motorkap te openen of de arm van de ruitenwisser tegen de ruit ligt. 32) Ga voorzichtig te werk in de motorruimte wanneer de motor heet is, om brandwonden te voorkomen. Plaats de handen niet in de buurt van de ventilator, omdat deze ook ingeschakeld kan worden als de sleutel niet in het contactslot zit. Wacht tot de motor is afgekoeld. 79 F0V0049 BELANGRIJK 30) Een onjuiste plaatsing van de steunstang kan leiden tot een plotselinge val van de motorkap.
WEGWIJS IN UW AUTO De handgreep wordt geactiveerd na het indrukken van de derde knop op de afstandsbediening of door het bedienen van de ontgrendelingsknop vanuit het interieur van het voertuig. Het openen is ook mogelijk door de mechanische sleutel of de metalen baard van de sleutel met afstandsbediening in het slot van het bestuurdersportier te steken. ❒ gebruik lipje A fig.
Als de bank volledig is ingeklapt, de hoedenplank verwijderen zoals beschreven en horizontaal opbergen tussen de voorstoelen en de ingeklapte achterbank. Om de hoedenplank weer op zijn plaats te zetten dezelfde procedure in omgekeerde volgorde uitvoeren.
WEGWIJS IN UW AUTO N.B. Er zitten strips op de achterbank onder het kussen om de opgeklapte stoel vast te maken aan de stangen van de hoofdsteunen van de voorstoel. 89 LADING VASTZETTEN Om het gemakkelijker te maken om de lading vast te zetten, zijn er haken (in verschillende aantallen afhankelijk van het uitrustingsniveau) bevestigd aan de vloer fig. 91 - fig. 92.
37) Als in een gebied wordt gereden waar weinig tankstations aanwezig zijn en men benzine in een tankje wil meenemen, moet dit overeenkomstig de geldende voorschriften en in een goedgekeurd tankje gebeuren dat op passende wijze is vastgezet. Bedenk echter wel dat op deze manier het risico op brand bij een ongeval toeneemt. 38) Overschrijd nooit de maximaal toegestane belading van de bagageruimte (zie hoofdstuk "Technische gegevens").
WEGWIJS IN UW AUTO STOPCONTACT (12 V) Dit bevindt zich op de tunnelconsole (fig. 96 - fig. 97, afhankelijk van de versie) en werkt alleen als de contactsleutel in de stand MAR staat. 94 Bij Doblò/Doblò Combi-versies (voor bepaalde versies/markten) zit er een stopcontact in de bagageruimte fig. 100. Voor versies uitgerust met een 3-zitsbank, bevinden de stopcontacten zich op de punten aangegeven in fig. 101. F0V0059 DASHBOARDKASTJE Om het kastje te openen, handgreep A fig. 95 bedienen.
OPBERGVAK IN HET MIDDEN (voor bepaalde versies/markten) Het middelste opbergvak fig. 104, toegankelijk vanaf de achterstoelen, is bedoeld voor het opbergen van lichte voorwerpen. 100 F0V0172 102 F0V0200 OPBERGVAK VOOR (voor bepaalde versies/markten) Dit voorste opbergvak bevindt zich boven de zonnekleppen fig. 103 en is ontworpen voor het snel en makkelijk opbergen van lichte voorwerpen (documenten, wegenkaarten enz.).
WEGWIJS IN UW AUTO BELANGRIJK Het vak kan een maximumgewicht dragen van 7 kg. BELANGRIJK Controleer na gebruik altijd of de aansteker is uitgeschakeld. ASBAK (voor bepaalde versies/markten) De asbak bestaat uit een uitneembaar kunststof houder met een veersluitingfig. 109 die in de beker-/ blikjeshouders op de tunnelconsole geplaatst kan worden. 42) 43) 105 F0V0559 107 F0V0063 109 F0V0064 ZONNEKLEPPEN 106 F0V0543 AANSTEKER (voor bepaalde versies/markten) Druk op knop A fig. 107 - fig.
IMPERIAAL/SKIDRAGER 44) 45) 8) 9) BEVESTIGINGSPUNTEN De bevestigingspunten bevinden op de punten A, B en C fig. 112. 110 F0V0065 111 F0V0132 RUITEN ACHTER AAN DE ZIJKANT MET SCHARNIEROPENING (Doblò/Doblò Combi versies) Ga als volgt te werk om te openen: ❒ Verplaats hendel A fig. 111 naar buiten tot de ruit volledig geopend is. ❒ duw de hendel terug tot hij op zijn plaats vergrendelt.
WEGWIJS IN UW AUTO BELANGRIJK 44) Houd u strikt aan de geldende wetten met betrekking tot de maximale speling. 45) Controleer na enkele kilometers of de bevestigingsbouten goed vastzitten. BELANGRIJK 8) Verdeel de lading gelijkmatig en houd er rekening mee dat, tijdens het rijden, het voertuig gevoeliger is voor zijwind. 9) Overschrijd de maximaal toegestane belastingen nooit (zie hoofdstuk “Technische gegevens”). KOPLAMPEN Hoogteregeling koplampen LICHTBUNDEL AFSTELLEN Druk op de knoppen en fig.
MISTLAMPEN AFSTELLEN (voor bepaalde versies/markten) AUTORADIO Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk voor controle en eventuele afstelling. Lees voor de bediening van de radio met CD/MP3 speler (voor bepaalde versies/markten), het Supplement dat bij dit Instructieboek is gevoegd. KOPLAMPAFSTELLING IN HET BUITENLAND De dimlichten zijn afgesteld voor gebruik in het land waar het voertuig oorspronkelijk is gekocht.
WEGWIJS IN UW AUTO MILIEUBESCHERMING Tijdens normale rijomstandigheden Benzinemotoren hebben de volgende emissiereductiesystemen: BELANGRIJK 46) Neem voor verbinding met de bestaande apparaten in het voertuig contact op met het Fiat Servicenetwerk om elk probleem te voorkomen dat de veiligheid van het voertuig in gevaar zou kunnen brengen. ❒ driewegkatalysator (katalysator); ❒ lambdasondes; ❒ brandstofverdampingsregelsysteem.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL In dit deel van het instructieboek vindt u alle informatie die u nodig hebt om het instrumentenpaneel goed te begrijpen, te interpreteren en te gebruiken. BEDIENINGSPANEEL EN BOORDINSTRUMENTEN................ DIGITAAL DISPLAY ......................... MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY....... TRIP COMPUTER ........................... EOBD-SYSTEEM ............................ LAMPJES EN BERICHTEN ............. 74 77 81 88 90 92 - LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU / HANDREM AANGETROKKEN .....
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL 74 BEDIENINGSPANEEL EN BOORDINSTRUMENTEN . Versies met digitaal display 115 F0V0530 A. Snelheidsmeter – B. Brandstofmeter met reservelampje – C. Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje oververhitting – D. Toerenteller – E.
Versies met multifunctioneel display 116 F0V0531 A. Snelheidsmeter – B. Brandstofmeter met reservelampje – C. Koelvloeistoftemperatuurmeter met waarschuwingslampje oververhitting – D. Toerenteller – E.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL SNELHEIDSMETER Deze geeft de snelheid weer waarmee het voertuig rijdt. TOERENTELLER De toerenteller geeft het motortoerental aan. Het lampje op de meter gaat branden wanneer er nog circa 8-10 liter brandstof in de tank zit. Rijd niet met een bijna lege tank: een onregelmatige brandstoftoevoer kan de katalysator schade toebrengen. BELANGRIJK Als de wijzer op E staat en lampje A knippert, dan is er een storing in het systeem.
DIGITAAL DISPLAY STANDAARDSCHERM Op het standaardscherm fig. 117 kan de volgende informatie worden weergegeven: A Stand hoogteregeling koplampen (alleen bij ingeschakeld dimlicht). B Kilometerteller (afgelegde afstand in km of mijlen). C Tijd (wordt altijd weergegeven, zelfs als de sleutel is verwijderd en de voorportieren gesloten zijn). D Aanduiding Start&Stop-functie (voor bepaalde versies/markten).
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL De bedieningswijzen verschillen afhankelijk van de gekozen optie. Het menu biedt de volgende functies: ❒ ILLU ❒ SPEED ❒ UUR ❒ EENHEID ❒ ZOEMER ❒ BAG P ❒ DRL Een menu-optie kiezen om – druk kort op de knop MENU de menu-optie die ingesteld moet worden te selecteren; – druk op de knoppen en (deze telkens indrukken) om de nieuwe instelling te selecteren; – druk kort op de knop MENU om de nieuwe instelling op te slaan en terug te gaan naar de eerdere menu-optie.
Snelheidslimiet instellen (SPEEd) Deze functie wordt gebruikt om de snelheidslimiet (km/h of mph) in te stellen; de bestuurder wordt meteen gewaarschuwd wanneer deze limiet wordt overschreden (zie hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL 80 - druk kort op de knop MENU om terug te keren naar het menuscherm of houd de knop ingedrukt om terug te keren naar het standaardscherm zonder op te slaan. Frontairbag en zijairbag ter bescherming van borst/hoofd passagierszijde inschakelen/ uitschakelen (BAG P) (voor bepaalde versies/markten) Dagverlichting (DRL) Volume van zoemer (bUZZ) regelen Met deze functie kan de zijairbag aan passagierszijde in-/uitgeschakeld worden.
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY (voor bepaalde versies/markten) Het voertuig kan uitgerust zijn met een multifunctioneel display dat de bestuurder nuttige informatie verschaft afhankelijk van de eerder gemaakte instellingen. STANDAARDSCHERM Op het standaardscherm fig. 119 kan de volgende informatie worden weergegeven: A Date B Kilometerteller (afgelegde afstand in km of mijlen). C Tijd (wordt altijd weergegeven, zelfs als de sleutel is verwijderd en de voorportieren gesloten zijn). D Buitentemperatuur.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL SETUP MENU ❒ GELUIDSSTERKTE TOETSEN Het menu omvat een reeks functies die cyclisch gekozen kunnen worden met de knoppen en waarna verschillende keuze- en instellingsmogelijkheden (Setup) worden geboden die in de volgende paragrafen zijn beschreven. Sommige functies hebben een submenu (Tijd en Meeteenheid). ❒ ZOEMER VEILIGHEIDSGORDEL (alleen indien eerder uitgeschakeld) Het setup-menu wordt geactiveerd door de knop MENU kort in te drukken.
– druk kort op de knop MENU op het display gaat het eerder opgeslagen niveau knipperen; – druk op de knop of om de gewenste lichtsterkte in te stellen; om – druk kort op de knop MENU terug te keren naar het menuscherm of houd de knop ingedrukt om terug te keren naar het standaardscherm zonder op te slaan. Snelheidswaarschuwing (Snelheidslimiet) Met deze functie kan de voertuigsnelheidslimiet ingesteld worden (km/h of mph).
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL - druk op de knop of om tussen de twee submenu's om te schakelen; – selecteer de gewenste optie en druk vervolgens kort op MENU ; – als het submenu “Tijd” is gekozen. kort op MENU drukken, de “uren” gaan knipperen op het display; Wanneer de gewenste instellingen gemaakt zijn, kort op de knop MENU drukken om terug te keren naar het submenuscherm of de knop ingedrukt houden om terug te keren naar het hoofdscherm zonder op te slaan.
– druk op de knop kiezen; of om te – druk kort op de knop MENU om terug te keren naar het menuscherm of houd de knop ingedrukt om terug te keren naar het standaardscherm zonder op te slaan. Autoclose (Automatische centrale portiervergrendeling bij rijdend voertuig) (voor bepaalde versies/markten) Als deze functie is ingeschakeld (On), worden de portieren automatisch vergrendeld wanneer sneller dan 20 km/h wordt gereden.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL – houd de knop MENU nogmaals ingedrukt om terug te keren naar het standaardscherm of het hoofdmenu, afhankelijk van waar u zich in het menu bevindt. Taal (Taal instellen) De berichten op het display kunnen in de volgende talen worden weergegeven: Italiaans, Engels, Duits, Portugees, Spaans, Frans, Nederlands, Pools en Turks.
– druk kort op de knop MENU , het display geeft het interval in kilometers of mijlen aan, op grond van wat eerder is ingesteld (zie paragraaf "Meeteenheden"); – druk kort op de knop MENU om terug te keren naar het menuscherm of houd de knop ingedrukt om terug te keren naar het standaardscherm. OPMERKING In het “Geprogrammeerd Onderhoudsschema” zijn de onderhoudsbeurten van het voertuig op vaste intervallen vermeld, zie het hoofdstuk "Onderhoud en zorg".
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL Dagverlichting (DRL) Menu afsluiten Met deze functie kan de dagverlichting worden in- en uitgeschakeld. Met deze laatste functie wordt de cyclus van de in het menuscherm vermelde instellingen afgesloten.
“Trip B” is alleen beschikbaar op multifunctionele displays en geeft informatie over: ❒ Afgelegde afstand B ❒ Gemiddeld verbruik B ❒ Gemiddelde snelheid B ❒ Reistijd B (rijtijd) ❒ Reset Trip B 11) Weergegeven waarden Buitentemperatuur Geeft de temperatuur buiten het voertuig weer. Actieradius (voor bepaalde versies/ markten) Dit geeft bij benadering de afstand aan die nog gereisd kan worden met de aanwezige brandstof in de tank, op voorwaarde dat de rijstijl ongewijzigd blijft.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL BELANGRIJK Als het systeem wordt gereset wanneer de details van “Trip B” worden weergegeven, dan wordt alleen de bij deze functie horende informatie gereset. Procedure om een nieuwe reis te starten 121 F0V0010 Nieuwe reis Deze begint na een: ❒ “handmatige” reset door de gebruiker door de betreffende knop in te drukken; ❒ “automatische” reset wanneer de afgelegde afstand de waarde 3.999,9 km of 9.
Deze controle kan ook door de verkeerspolitie worden verricht. BELANGRIJK Na de storing te hebben verholpen zal het Fiat Servicenetwerk zorgen voor een complete controle van het systeem, tests verrichten op een testbank en zo nodig, een proefrit maken die ook lange afstandsritten kan omvatten.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL 92 LAMPJES EN BERICHTEN Behalve het branden van de controlelampjes, verschijnt er (bij bepaalde instrumentenpanelen) een specifiek bericht en/of klinkt er een geluidssignaal. Deze meldingen zijn korte waarschuwingen en mogen vanwege hun beknopte karakter niet worden beschouwd als volledig en/of een alternatief voor de informatie die is opgenomen in het Instructieboek. Het wordt daarom geadviseerd het instructieboek altijd aandachtig te lezen.
Waarschuwingslampjes op instrumentenpaneel Wat het betekent Wat te doen LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU / HANDREM AANGETROKKEN Wanneer de contactsleutel in de stand MAR wordt gedraaid, gaat dit lampje branden. Het moet doven kort nadat de motor is gestart. rood Remvloeistofniveau te laag Dit lampje gaat branden wanneer het remvloeistofniveau in het reservoir zich onder het minimumpeil bevindt, bijvoorbeeld wegens een lek in het circuit.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL Waarschuwingslampjes op instrumentenpaneel rood geel STORING EBD Wanneer bij draaiende motor de lampjes (rood), (geel) en (geel) tegelijk gaan branden (voor bepaalde versies/markten), dan is er een storing in het EBD-systeem of is het systeem niet beschikbaar. In dit geval kunnen de achterwielen bij hard remmen plotseling blokkeren waardoor de auto begint te slippen. Op het display verschijnt een speciaal bericht.
Waarschuwingslampjes op instrumentenpaneel rood Wat het betekent VEILIGHEIDSGORDELS NIET VASTGEMAAKT (voor bepaalde versies/markten) Het lampje gaat continu branden wanneer bij stilstaande auto de veiligheidsgordel aan bestuurders- en passagierszijde (bij versies waar deze aanwezig is) niet is omgelegd. Het lampje gaat knipperen en er klinkt een geluidssignaal als het voertuig rijdt en de veiligheidsgordel van de bestuurder niet goed is vastgemaakt.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL 96 Waarschuwingslampjes op instrumentenpaneel Wat het betekent Wat te doen TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR Wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid, gaat het lampje branden, maar dit moet na enkele seconden doven. Het lampje gaat branden wanneer de motor oververhit is. Op het display verschijnt een speciaal bericht.
Waarschuwingslampjes op instrumentenpaneel rood Wat het betekent Wat te doen LAADSTROOM ACCU ONVOLDOENDE Wanneer de contactsleutel in de stand MAR wordt gedraaid, gaat het lampje branden. Het moet doven nadat de motor is gestart (als de motor stationair draait, kan het voorkomen dat het lampje iets later dooft). Als het lampje blijft branden, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL 98 Waarschuwingslampjes op instrumentenpaneel Wat het betekent MOTOROLIEDRUK TE LAAG Wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid, gaat het digitale waarschuwingslampje branden maar het moet doven zodra de motor is gestart. Het waarschuwingslampje gaat continu branden en er verschijnt een bericht op het display wanneer het systeem detecteert dat de motoroliedruk onvoldoende is. Wat te doen 12) Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Waarschuwingslampjes op instrumentenpaneel rood rood Wat het betekent MOTOROLIEPEIL TE LAAG Wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid, gaat het lampje branden dat na enkele seconden moet doven. Dit waarschuwingslampje verschijnt op het paneel wanneer het motoroliepeil onder de aanbevolen minimumwaarde zakt. Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display. Wat te doen Herstel het correcte motoroliepeil (zie “Vloeistofniveaus controleren” in het hoofdstuk "Onderhoud en zorg").
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL 100 50) Verslechterde motorolie moet zo snel mogelijk ververst worden nadat het lampje gaat branden, en nooit later dan 500 km nadat het voor het eerst ging branden. Veronachtzaming van bovenstaande aanwijzingen kan leiden tot ernstige schade aan de motor en de garantie doen vervallen. Vergeet niet dat het aangaan van dit lampje niets te maken heeft met het oliepeil in de motor; voeg dus absoluut geen motorolie toe als het lampje begint te knipperen.
Waarschuwingslampjes op instrumentenpaneel Wat het betekent STORING INSPUIT-/EOBD-SYSTEEM Onder normale omstandigheden, wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid, gaat het lampje branden maar dit moet doven zodra de motor is gestart. De verkeerspolitie beschikt over speciale apparatuur waarmee de werking van het lampje kan worden gecontroleerd. Neem in elk geval de wettelijke voorschriften in acht.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL 102 Waarschuwingslampjes op instrumentenpaneel geel Wat het betekent STORING ABS Wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid, gaat het lampje branden, maar dit moet na enkele seconden doven. Het lampje gaat branden om een systeemstoring aan te geven. In dit geval blijft het remsysteem normaal werken, maar zonder de extra prestaties van het ABS-systeem. Op het display verschijnt een speciaal bericht.
Waarschuwingslampjes op instrumentenpaneel Wat het betekent STORING VOORGLOEIBOUGIES/ VOORGLOEISYSTEEM Voorgloeisysteem Wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt gedraaid, gaat dit lampje branden. Het dooft zodra de voorgloeibougies de vereiste temperatuur hebben bereikt. geel op instrumentenpaneel geel Start de motor onmiddellijk nadat het lampje is gedoofd. BELANGRIJK Als de buitentemperatuur erg hoog is, kan het lampje al na zeer korte tijd doven.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL Waarschuwingslampjes op instrumentenpaneel geel Wat het betekent STORING STARTBLOKKERING - FIAT CODE Wanneer de contactsleutel in de stand MAR wordt gedraaid, knippert het lampje één keer en gaat het vervolgens uit. Als het lampje blijft branden met de contactsleutel op MAR, duidt dit op een mogelijke storing (zie “Fiat Code systeem” in het hoofdstuk “Kennismaking met het voertuig”).
Waarschuwingslampjes op instrumentenpaneel Wat het betekent ❒ Storing verlichting (mistachterlicht, richtingaanwijzer, achteruitrijlicht, kentekenverlichting, stadslicht, dagverlichting) ❒ Storing afsluiter van de brandstoftoevoer ❒ Storing parkeersensor. ❒ Storing Start&Stop systeem Het waarschuwingslampje gaat branden en knippert om een storing van het lampje aan te geven. In dat geval kan het lampje mogelijk geen storingen in de veiligheidssystemen aangeven.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL 106 Waarschuwingslampjes op instrumentenpaneel geel Wat het betekent DPF (ROETFILTER) WORDT SCHOONGEMAAKT (voor bepaalde versies/markten) Wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid, gaat het lampje branden, maar dit moet na enkele seconden doven. Het lampje gaat continu branden om de bestuurder te waarschuwen dat het DPF-systeem bezig is met het verwijderen van de opgehoopte vervuilende deeltjes (roet) middels regeneratie.
Waarschuwingslampjes op instrumentenpaneel geel geel Wat het betekent Wat te doen Storing ESC-systeem Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display. Het lampje gaat tijdens het rijden knipperen om aan te geven dat het ESC-systeem werkt. Als het lampje niet uit gaat, of tijdens het rijden blijft branden, contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk. Storing Hill Holdersysteem Het lampje gaat branden als het Hill Holdersysteem defect is.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL 108 Waarschuwingslampjes op instrumentenpaneel geel Wat het betekent Wat te doen ASR-SYSTEEM UITGESCHAKELD Het ASR-systeem kan uitgeschakeld worden door de op de knop ASR OFF te drukken. Het lampje gaat branden om te bestuurder te waarschuwen dat het systeem is uitgeschakeld. Als de ASR OFF knop weer wordt ingedrukt, gaan het waarschuwingslampje uit om de bestuurder te informeren dat het systeem weer is ingeschakeld.
Waarschuwingslampjes op instrumentenpaneel Wat het betekent TPMS Storing TPMS Het lampje knippert gedurende ongeveer 75 seconden en blijft permanent branden wanneer er een storing in het TPMS is vastgesteld. geel Wat te doen Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk. Lage bandenspanning Het waarschuwingslampje gaat branden om aan te geven dat de bandenspanning lager is dan de aanbevolen waarde en/of dat de band langzaam spanning verliest.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL Waarschuwingslampjes op instrumentenpaneel geel Wat het betekent Wat te doen STORING START&STOP SYSTEEM (voor bepaalde versies/markten) Het lampje gaat branden wanneer er een storing in het Start&Stop-systeem wordt gedetecteerd. Bij sommige versies gaat daarentegen het lampje branden. Neem in dit geval contact op met het Fiat Servicenetwerk. Bij sommige versies verschijnt een speciaal bericht op het display.
BELANGRIJK 52) Rijd altijd met een snelheid die is afgestemd op de verkeerssituatie, de weersomstandigheden en de wegenverkeerswetgeving. De motor afzetten terwijl het DPF lampje brandt is toegestaan, maar het meermaals onderbreken van het regeneratieproces kan leiden tot voortijdig kwaliteitsverlies van de motorolie. Daarom wordt aanbevolen altijd te wachten tot het lampje is gedoofd alvorens de motor af te zetten, zoals hierboven is beschreven.
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL 112 Waarschuwingslampjes op instrumentenpaneel groen Wat het betekent RECHTER RICHTINGAANWIJZER Het lampje gaat branden wanneer de richtingaanwijzerhendel omhoog wordt verplaatst of, samen met de linker richtingaanwijzer, wanneer de drukknop voor de alarmknipperlichten wordt ingedrukt. MISTLAMPEN Het lampje gaat branden wanneer de mistlampen voor worden ingeschakeld.
Waarschuwingslampjes op instrumentenpaneel Wat het betekent Wat te doen GROOTLICHT Het lampje gaan branden wanneer het grootlicht wordt ingeschakeld.
Deze pagina is opzettelijk blanco gelaten 114
VEILIGHEID Dit hoofdstuk is erg belangrijk. Hierin worden de veiligheidssystemen beschreven waarmee de auto is uitgerust en aanwijzingen over hoe deze op de juiste wijze gebruikt moeten worden. ACTIEVE VEILIGHEIDSSYSTEMEN .116 ABS ................................................116 ESC-SYSTEEM (ELECTRONIC STABILITY CONTROL) ....................118 BESCHERMINGSSYSTEMEN INZITTENDEN .................................120 VEILIGHEIDSGORDELS ..................121 SBR-SYSTEEM...............................
VEILIGHEID ACTIEVE VEILIGHEIDSSYSTEMEN In het voertuig zijn de volgende actieve veiligheidssystemen aanwezig: ❒ ABS; ❒ EBD-systeem; ❒ Brake Assist systeem; ❒ ESP-systeem; ❒ ASR-systeem; ❒ Hill Holder-systeem; ❒ MSR-systeem; Zie de volgende pagina's voor de beschrijving van de werking van deze systemen.
56) BRAKE ASSIST (geïntegreerde ESP-remassistent bij noodstop) (voor bepaalde versies/markten) Dit systeem (dat niet uitgeschakeld kan worden) herkent eventuele noodstops op basis van de snelheid waarmee het rempedaal wordt ingetrapt en levert een extra hydraulische remdruk om de door de bestuurder geleverd druk te ondersteunen. Hierdoor kan het remsysteem sneller en krachtiger ingrijpen.
VEILIGHEID ESC-SYSTEEM (Electronic Stability Control) (voor bepaalde versies/markten) IN HET KORT Dit elektronische systeem waakt over de stabiliteit van het voertuig en helpt om de richtingsstabiliteit te behouden als de wielen hun grip verliezen. Het ESC-systeem is vooral buitengewoon nuttig op wegdekken met afwisselende gripomstandigheden.
Tijdens deze fase kan een typisch mechanisch geluid hoorbaar zijn. Dit geluid wijst erop dat het voertuig weldra in beweging zal komen. Storingsmeldingen Elke storing wordt aangegeven door het aangaan van het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel met digitaal display en het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel met multifunctioneel display (voor bepaalde versies/markten) (zie hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
VEILIGHEID BESCHERMINGSSYSTEMEN INZITTENDEN BELANGRIJK 122 F0V0576 STORINGSMELDINGEN In geval van een storing wordt het ASR automatisch uitgeschakeld en gaat het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel continu branden en verschijnt er een bericht op het multifunctionele display, waar aanwezig (zie hoofdstuk "Lampjes en berichten"). Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.
VEILIGHEIDSGORDELS GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS De veiligheidsgordel moet omgelegd worden terwijl men goed rechtop, met de rug tegen de rugleuning zit. Pak, om de gordel om te leggen, de gesp A fig. 123 en steek deze in de sluiting B, totdat de klik van het vergrendelen wordt gehoord. Als tijdens het uittrekken de gordel blijft blokkeren, laat hem dan een stukje teruglopen en trek hem vervolgens langzaam uit. Druk, om de gordel los te maken, op knop C.
VEILIGHEID BELANGRIJK Na het terugzetten van de achterstoelen (voor Doblò/Doblò Combi versies) in hun normale stand, de veiligheidsgordels correct plaatsen zodat ze klaar zijn voor gebruik. SBR-SYSTEEM BELANGRIJK 63) HOOGTE VAN DE VEILIGHEIDSGORDEL INSTELLEN 64) 65) De hoogte van de veiligheidsgordel kan ingesteld worden op verschillende standen met behulp van de regelaar op de middelste stijl.
GORDELSPANNERS Voor een nog doeltreffender bescherming zijn de veiligheidsgordels van de voorstoelen voorzien van gordelspanners. Bij een heftige frontale of zijdelingse botsing, trekken de gordelspanners de gordel enige centimeters aan. Op die manier worden de inzittenden veel beter op hun plaats gehouden en wordt de voorwaartse beweging ingeperkt.
VEILIGHEID 67) Het demonteren of aanpassen van onderdelen van de veiligheidsgordel of gordelspanner is ten strengste verboden. Werkzaamheden aan deze onderdelen moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerd en bevoegd personeel. Ga altijd naar een werkplaats van het Fiat Servicenetwerk. 127 F0V0106 BELANGRIJK Zorg dat de gordelband nooit gedraaid is. Het bovenste gordelgedeelte moet over de schouder en schuin over de borst liggen. Het onderste gordelgedeelte moet over het bekken (zoals aangegeven in fig.
KINDEREN VEILIG VERVOEREN BELANGRIJK 66) De gordelspanner kan slechts één maal gebruikt worden. Nadat de gordelspanner in werking is getreden, moet hij bij het Fiat Servicenetwerk vervangen worden. 67) Voor optimale bescherming moet de rugleuning rechtop gezet worden, moet men goed tegen de rugleuning aanzitten en moet de gordel goed aansluiten op de borst en het bekken.
VEILIGHEID Voor zover de eigenschappen van de gebruikte kinderzitjes dit toelaten, is het raadzaam om kinderzitjes zo lang mogelijk tegen de rijrichting in te monteren, omdat die plaats bij een ongeval de meeste bescherming biedt. Er zijn verschillende soorten kinderzitjes leverbaar; kies altijd het zitje dat het meest geschikt is voor het kind. Kinderen langer dan 1,50 m worden voor wat betreft beveiligingssystemen gelijkgesteld met volwassenen en moeten de standaard veiligheidsgordels dragen.
GROEP 2 Kinderen met een gewicht tussen 15 en 25 kg mogen rechtstreeks de veiligheidsgordels van het voertuig gebruiken fig. 132. Het kinderzitje is in dit geval nodig om het kind correct ten opzichte van de gordels te plaatsen, zodat het diagonale gordelgedeelte schuin over de borst en nooit langs de nek ligt; het onderste gordelgedeelte moet over het bekken en niet over de buik liggen. In de fig. 133 afbeelding is de juiste plaatsing van het kinderzitje op de achterstoel weergegeven.
VEILIGHEID GESCHIKTHEID VAN DE PASSAGIERSSTOELEN VOOR HET GEBRUIK VAN UNIVERSELE KINDERZITJES De Fiat Doblò (alleen voor voertuigen bestemd voor personenvervoer), (typegoedkeuring M1) voldoet aan de nieuwe Europese Richtlijn 2000/3/EG inzake de plaatsingsmogelijkheden van kinderzitjes op de stoelen van het voertuig zoals aangegeven in de volgende tabel: Gewichtsgroep Passagiersstoel voor Passagiersstoel achter (1ste rij) Passagiersstoel achter (2de rij) Groep 0, 0+ tot 13 kg U U X Groep 1 9-18 k
70) De afbeeldingen dienen slechts ter illustratie van de montage. Monteer het kinderzitje overeenkomstig de aanwijzingen, die bijgesloten moeten zijn. 71) Er zijn kinderzitjes met Isofix bevestigingen beschikbaar, waarmee het zitje veilig met de stoel verankerd kan worden zonder de veiligheidsgordels van het voertuig te gebruiken. Neem de montagevoorschriften zorgvuldig in acht.
VEILIGHEID INBOUWVOORBEREIDING ISOFIX KINDERZITJE (voor bepaalde versies/markten) Alleen voor voertuigen bestemd voor personenvervoer, (typegoedkeuring M1), op sommige uitvoeringen zijn voorbereidingen getroffen voor de montage van een Universeel Isofix kinderzitje, een nieuw Europees gestandaardiseerd systeem voor het veilig vervoeren van kinderen. Door het verschillende verankeringssysteem, moet het kinderzitje met de daarvoor bestemde onderste metalen beugels A fig.
Bij Isofix Universeel-kinderzitjes moeten alle zitjes goedgekeurd zijn volgens de ECE R44-richtlijn (R44/03 of hoger) “Universeel Isofix". In het Fiat Lineaccessori-assortiment zijn een Universeel Isofix “Duo Plus”-kinderzitje en het speciale "G 0/1 S" zitje leverbaar. Zie de betreffende handleiding voor meer informatie over de montage en/of het gebruik van het kinderzitje.
VEILIGHEID GESCHIKTHEID VAN PASSAGIERSSTOELEN VOOR GEBRUIK VAN ISOFIX KINDERZITJE In de onderstaande tabel worden, conform de Europese regelgeving ECE 16, de mogelijkheden weergegeven van de montage van Isofix kinderzitjes op de stoelen die zijn uitgerust met Isofix-beugels.
Hieronder zijn de belangrijkste veiligheidsvoorschriften voor het veilig vervoeren van kinderen aangegeven: ❒ monteer de kinderzitjes op de achterbank, omdat die plaats bij een ongeval de meeste bescherming biedt.
VEILIGHEID FRONTAIRBAGS Het voertuig is uitgerust met een frontairbag voor de bestuurder en, voor bepaalde versies/markten, een frontairbag voor de passagier. FRONTAIRBAGS De frontairbags voor bestuurder en passagier (voor bepaalde versies/ markten) zijn ontworpen om de inzittenden voorin te beschermen bij middelzware en zware frontale botsingen, door de airbag tussen de inzittende en het stuurwiel of het dashboard op te blazen.
FRONTAIRBAG PASSAGIERSZIJDE EN KINDERZITJES 75) Neem voor eventuele montage van een kinderzitje op de passagiersstoel ALTIJD de aanwijzingen vermeld op het etiket aan beide zijden van de zonneklep in acht. 137 F0V0511 FRONTAIRBAG PASSAGIERSZIJDE (voor bepaalde versies/markten) Deze bestaat uit een onmiddellijk opblaasbaar kussen dat in een speciale ruimte in dashboard is opgeborgen: deze airbag heeft een groter volume dan de bestuurdersairbag.fig.
VEILIGHEID Het waarschuwingslampje boven de voorste instapverlichting fig. 139 geeft de status aan van de passagiersbescherming. Als het lampje niet brandt, is de passagiersbescherming ingeschakeld. Wanneer de frontairbag en zijairbag aan passagierszijde (voor bepaalde versies/markten) weer worden ingeschakeld, gaat het waarschuwingslampje uit. Wanneer het voertuig wordt gestart (sleutel naar stand MAR), gaat het waarschuwingslampje ongeveer 8 seconden branden.
FRONTAIRBAG PASSAGIER EN KINDERZITJES: WAARSCHUWING 140 F1A0387 137
VEILIGHEID BELANGRIJK 74) Breng geen stickers of andere voorwerpen op het stuurwiel, op het dashboard in de zone van de passagiersairbag en op de stoelen aan. Plaats nooit voorwerpen (bijv. mobiele telefoons) op het dashboard aan passagierszijde, omdat deze het correct openen van de passagiersairbag kunnen hinderen en tevens de inzittenden ernstig kunnen verwonden. 75) Plaats NOOIT een tegen de rijrichting in gemonteerd kinderzitje op de passagiersstoel van auto's met een actieve passagiersairbag.
ZIJAIRBAGS (voor bepaalde versies/markten) Bij sommige versies kan het voertuig uitgerust zijn met zijairbags aan bestuurders- en passagierszijde ter bescherming van het hoofd en de romp. Zijairbags beschermen de inzittenden bij middelzware/zware zijdelingse aanrijdingen, door de airbag tussen de inzittende en de interieurdelen van de zijdelingse structuur van het voertuig op te blazen.
VEILIGHEID Als de airbag geactiveerd wordt, ontsnapt een kleine hoeveelheid poeder. Dit poeder is niet schadelijk en duidt niet op het begin van een brand. Verder kan het oppervlak van de opgeblazen airbag en het interieur van het voertuig met een fijn poederlaagje bedekt zijn: dit poeder kan irriterend zijn voor ogen en huid. Na aanraking onmiddellijk wassen met water en neutrale zeep.
STARTEN EN RIJDEN Laten we eens kijken naar het "hart" van het voertuig: dan kunt u zien hoe u het potentieel ervan optimaal kunt benutten. We zullen u laten zien hoe u het voertuig in elke situatie veilig kunt besturen, zodat het een echte "maatje" voor u kan zijn, waarbij het comfort en de portefeuille niet vergeten worden. MOTOR STARTEN ..........................142 HANDREM......................................144 GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK ......................145 START&STOP SYSTEEM ..............
STARTEN EN RIJDEN MOTOR STARTEN Het voertuig is uitgerust met een startonderbreker: als de motor niet wil starten, raadpleeg dan de paragraaf “Het Fiat CODE systeem” in het hoofdstuk "Dashboard en bedieningselementen”. De motor kan rumoeriger zijn tijdens de eerste seconden werking, met name na een lange periode van stilstand.
GESTARTE MOTOR OPWARMEN Ga als volgt te werk: ❒ rijd langzaam weg en laat de motor bij gemiddelde toerentallen draaien. Geef niet abrupt gas; ❒ verlang in het begin geen maximale prestaties. Wacht tot de wijzer van de koelvloeistoftemperatuurmeter begint te bewegen. NOODSTART Als het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel continu blijft branden, kunt u een noodstart uitvoeren met behulp van de code op de CODE-card (zie hoofdstuk “Noodgevallen”).
STARTEN EN RIJDEN HANDREM De handremhefboom bevindt zich tussen de voorstoelen. Trek de hefboom omhoog om de handrem in te schakelen en ervoor te zorgen dat het voertuig niet beweegt. Het voertuig moet na enkele klikken van de hefboom geblokkeerd zijn. Als dat niet het geval is, contact opnemen met het Fiat Servicenetwerk om hem te laten afstellen. 79) Bij aangetrokken handrem en contactsleutel in de stand MAR, gaat het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden.
GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK Om de versnellingen in te schakelen, het koppelingspedaal volledig intrappen en de versnellingspook A-fig. 127 in de gewenste stand zetten (het schema is aangegeven op de pookknop fig. 143). Om de achteruitversnelling R in te schakelen vanuit de vrijstand, ring B onder te knop omhoog brengen en tegelijkertijd de versnellingspook naar rechts en vervolgens naar achteren zetten (zoals aangegeven op het schema).
STARTEN EN RIJDEN START&STOP SYSTEEM MET GEROBOTISEERDE VERSNELLINGSBAK Herstartmodus van de motor IN HET KORT De motor slaat af als het voertuig tot stilstand komt met het rempedaal ingetrapt. MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Het Start&Stop-systeem zet automatisch de motor af wanneer de auto stilstaat en start de motor zodra de bestuurder terug wil rijden. Deze toestand kan gehandhaafd worden zelfs als het rempedaal niet wordt ingetrapt, maar als de versnellingspook in de stand N staat.
❒ automatische klimaatregeling, wanneer een comfortabele temperatuur in het interieur moet worden bereikt of bij ingeschakelde MAX-DEF-functie; ❒ tijdens de inrijperiode, als het systeem wordt geïnitialiseerd. 145 F0V0514 OMSTANDIGHEDEN WAARBIJ DE MOTOR NIET WORDT AFGEZET Bij ingeschakeld systeem stopt de aandrijving in sommige omstandigheden niet, om redenen van comfort, emissiebeperking en veiligheid.
STARTEN EN RIJDEN VEILIGHEIDSINSTELLINGEN Als het Start&Stop-systeem de motor heeft afgezet en de bestuurder maakt zijn veiligheidsgordel los en opent het bestuurders- of het passagiersportier, dan kan de motor alleen weer gestart worden met de contactsleutel. De bestuurder wordt op de hoogte gebracht door een geluidssignaal, het knipperen van het symbool fig. 144 op het display en bij sommige versies verschijnt ook een bericht op het display.
Versies zonder "dummypool" fig. 148 Bij langdurige stilstand van het voertuig, moet bijzondere aandacht worden besteed aan het loskoppelen van de accu. Ga hiervoor als volgt te werk: maak de stekker A (door het indrukken van knop B) van de sensor C voor bewaking van de accustatus op de minklem D van de accu los. Deze sensor mag nooit van de accu losgemaakt worden, behalve als de accu wordt vervangen.
STARTEN EN RIJDEN 84) Bij voertuigen met een gerobotiseerde versnellingsbak moet, wanneer de motor automatisch wordt afgezet terwijl het voertuig op een helling staat, deze weer gestart worden door de versnellingspook naar de stand (+) of (–) zonder het rempedaal los te laten.
❒ Het TPMS waarschuwt de bestuurder als de bandenspanning om welke reden dan ook, waaronder een lage temperatuur en het normale spanningsverlies van de band, onder een bepaalde grens zakt. ❒ De temperatuurschommelingen van de seizoenen beïnvloeden de bandenspanning. Het TPMS maakt gebruik van draadloze apparaatjes met elektronische sensoren die op de wielvelgen zijn gemonteerd om voortdurend de bandenspanning te controleren.
STARTEN EN RIJDEN ❒ Het noodreservewiel is niet met een TPM-sensor uitgerust. Daarom kan de betreffende bandenspanning niet door het systeem gecontroleerd worden. OPMERKING Het voertuig kan worden uitgerust met FiX&Go Automatic bandenreparatiekit, noodreservewiel of reservewiel van normale afmetingen (met of zonder originele TPMS-sensor voor het meten van de bandenspanning).
88) Het TPMS ontslaat de bestuurder niet van de verplichting om de bandenspanning elke maand te controleren en mag niet beschouwd worden als een systeem dat het onderhoud of een veiligheidssysteem vervangt. 89) Bandenspanning moet gecontroleerd worden bij koude banden. Als de bandenspanning om welke reden dan ook bij warme banden moet worden gecontroleerd, dan mag de spanning niet worden verlaagd, ook wanneer de gemeten waarde hoger is dan de voorgeschreven spanning.
STARTEN EN RIJDEN CRUISE-CONTROL (voor bepaalde versies/markten) IN HET KORT Dit is een elektronisch geregeld hulpsysteem, waarmee het voertuig (bij een snelheid boven 30 km/h) op lange, rechte en droge wegen met weinig veranderingen qua rijomstandigheden (bijv. snelwegen), met een constante, vooraf ingestelde snelheid blijft rijden zonder het gaspedaal te hoeven bedienen. Het gebruik van de cruise-control wordt dus niet aanbevolen op buitenwegen met druk verkeer. Gebruik het systeem niet in de stad.
Elke beweging van de hendel komt overeen met een kleine verhoging van de snelheid van ongeveer 1 km/h; als de hendel omhoog wordt gehouden, dan neemt de snelheid traploos toe. ❒ als de motor wordt afgezet (terwijl de draaischakelaar op ON blijft staan), wordt de Cruise-Controle, wanneer de contactsleutel naar ON wordt gedraaid, automatisch ingeschakeld. ❒ als het ABS- of het ESC-systeem ingrijpt ❒ bij een voertuigsnelheid onder de ingestelde limiet ❒ in geval van een systeemstoring.
STARTEN EN RIJDEN TRACTION PLUS SYSTEEM Deze bevinden zich in de achterbumper fig. 152 en informeren de bestuurder, met een intermitterend geluidssignaal, over de aanwezigheid van obstakels achter het voertuig. (voor bepaalde versies/markten) Traction Plus is een rijhulpmiddel bij het wegrijden op wegen met slechte grip (sneeuw, ijs, modder, enz.) dat de aandrijfkracht zo goed mogelijk over de vooras verdeelt wanneer een wiel doorslipt.
GELUIDSSIGNAAL STORINGSMELDINGEN Zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, wordt automatisch een geluidssignaal geactiveerd. Bij het inschakelen van de achteruitversnelling worden eventuele storingen in de parkeersensoren aangegeven door het aangaan van het lampje op het instrumentenpaneel, bij bepaalde versies/markten verschijnt er ook een bericht op het multifunctionele display, (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
STARTEN EN RIJDEN ❒ De door de sensoren uitgezonden signalen kunnen beïnvloed worden door vuil, sneeuw of ijs op de sensoren zelf of door ultrasone geluidssystemen (bijv. pneumatische remmen van een vrachtwagen of pneumatische hamers) in de buurt van het voertuig. ❒ De prestaties van het parkeerhulpsysteem kunnen ook beïnvloed worden door de positie van de sensoren.
TANKEN BENZINEMOTOREN Tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangehalte (R.O.N.) van 95. BELANGRIJK Een beschadigde katalysator veroorzaakt schadelijke uitlaatgassen, met luchtvervuiling tot gevolg. BELANGRIJK Vul de tank nooit, noch in noodgevallen noch in minimale hoeveelheid, met loodhoudende benzine bij, dit kan de katalysator onherstelbaar beschadigen.
STARTEN EN RIJDEN BRANDSTOFBESPARING Sluiten 1) Breng de dop (compleet met sleutel) na het tanken aan en draai hem rechtsom tot de aanslag. 2) Draai vervolgens de sleutel rechtsom en verwijder hem, sluit dan het klepje. De hermetische afsluiting kan een lichte toename van de druk in de tank veroorzaken. Een eventueel ontluchtingsgeluid wanneer de dop wordt losgedraaid is dus volkomen normaal.
❒ Rijd niet mee een te zware belading: het gewicht van het voertuig (vooral bij rijden in de stad) en de wieluitlijning beïnvloeden in grote mate het brandstofverbruik en de stabiliteit. ❒ Verwijder imperialen of skidragers na gebruik. Deze accessoires verminderen de aerodynamica van het voertuig, wat het brandstofverbruik negatief beïnvloedt. ❒ Gebruik voor het vervoer van grote voorwerpen een aanhanger indien mogelijk.
STARTEN EN RIJDEN GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN Koude start Bij korte ritten en regelmatig koud starten kan de motor niet de optimale bedrijfstemperatuur bereiken. Hierdoor neemt zowel het brandstofverbruik (van +15% tot +30% in stadsverkeer) als de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen toe.
100) Wijzig nooit het remsysteem van het voertuig om de remwerking van de aanhanger aan te passen. Het remsysteem van de aanhanger moet volledig onafhankelijk zijn van het hydraulische systeem van het voertuig. WINTERBANDEN Het Fiat Servicenetwerk kan u raad geven over de meest geschikte band voor elk gebruik. Voor het type band, de bandenspanning en de specificaties van de winterbanden, de aanwijzingen gegeven in de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “Technische gegevens” opvolgen.
STARTEN EN RIJDEN SNEEUWKETTINGEN Het gebruik van sneeuwkettingen moet aan de plaatselijke voorschriften voldoen. De sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen gemonteerd worden (aandrijfwielen). Controleer de spanning van de sneeuwkettingen na enkele tientallen meters rijden. 102) BELANGRIJK 102) Beperk de snelheid als sneeuwkettingen gemonteerd zijn; rijd niet harder dan 50 km/h.
NOODGEVALLEN Een lekke band of een doorgebrand lampje? Soms kan een probleem uw reis in gevaar brengen. De pagina's over noodsituaties kunnen u helpen om op zelfstandige en kalme wijze kritieke situaties op te lossen. Wij adviseren u om in een noodsituatie het gratis telefoonnummer te bellen dat in het garantieboekje is vermeld. U kunt ook het gratis telefoonnummer 00 800 3428 0000 bellen om de dichtstbijzijnde Fiat dealer te vinden. ALARMKNIPPERLICHTEN ..............166 EEN LAMP VERVANGEN ................
NOODGEVALLEN ALARMKNIPPERLICHTEN De lichten worden ingeschakeld door op schakelaar A fig. 154te drukken, ongeacht de stand van de contactsleutel. Wanneer de alarmknipperlichten zijn ingeschakeld, knipperen de controlelampjes en op het instrumentenpaneel. Druk opnieuw op schakelaar A om de alarmknipperlichten uit te schakelen. BELANGRIJK Het gebruik van de alarmknipperlichten wordt geregeld door de wegenverkeerswetgeving van het land waar u rijdt: neem de wettelijke voorschriften in acht.
BELANGRIJK De binnenkant van de koplamp kan enigszins beslagen zijn: dit is geen defect maar een natuurlijk verschijnsel dat veroorzaakt wordt door lage temperatuur en het luchtvochtigheidsniveau. De condens zal snel verdwijnen wanneer de koplampen ingeschakeld worden. De aanwezigheid van druppels in de koplamp duidt daarentegen op infiltratie van water. Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk. 104) In halogeenlampen bevindt zich gas onder druk; als ze breken, kunnen er glassplinters wegschieten.
NOODGEVALLEN Lampen Lamp Type Vermogen Ref.
LAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN STADSLICHT/DAGVERLICHTING DIMLICHT Ga als volgt te werk om de lamp te vervangen: Ga als volgt te werk om de lamp te vervangen: Zie, voor het type lamp en het vermogen, “Een lamp vervangen". ❒ verwijder het beschermdeksel C fig. 156; ❒ verwijder het beschermdeksel B fig. 156; KOPLAMPUNITS ❒ draai de lamphouder A fig.
NOODGEVALLEN RICHTINGAANWIJZERS Voor Ga als volgt te werk om de lamp te vervangen: ❒ verwijder het beschermdeksel C fig. 156; ❒ draai de lamphouder A fig. 159 linksom en verwijder hem; Lampjes aan zijkanten BELANGRIJK Ga naar een werkplaats van het Fiat Servicenetwerk om de lampen van de richtingaanwijzers op de flanken te laten vervangen, want deze bevinden zich binnen in de buitenspiegel.
163 F0V0163 ❒ voor versies met openslaande deuren, de rubber doppen B fig. 164 verwijderen en de klemmen C losmaken, vervolgens de unit verwijderen; 161 F0V0034 162 F0V0525 De lampen zijn als volgt in de lichtunit opgesteld fig. 162: A Stop B Richtingaanwijzers C Achteruitrijlichten D Mistlampen zijkant/achter; Duw voorzichtig op de lamp en draai hem tegen de klok in ("bajonetsluiting"), verwijder en vervang hem. Om toegang te krijgen tot de lampen de 6 bevestigingsbouten E fig.
NOODGEVALLEN ❒ voor versies met hoog dak en openslaande deuren, de vastgeklemde kunststof bescherming A fig. 165en rubber dop cap B fig. 165 verwijderen, met behulp van een schroevendraaier, de bevestigingen losmaken zoals aangegeven op de afbeelding en de unit verwijderen; 166 F0V0179 ❒ verwijder de lampen door ze los te maken van de zijcontacten; plaats de nieuwe lampen en zorg dat ze goed vastgeklemd zijn tussen deze contacten.
LAMP BINNENVERLICHTING VERVANGEN Plafondverlichting met spots (indien aanwezig) Ga als volgt te werk om een lamp te vervangen: Zie, voor het type lamp en het vermogen, “Een lamp vervangen". ❒ verwijder het plafondlampje A fig. 172 op de punten die door de pijl zijn aangegeven; PLAFONDVERLICHTING VOOR Plafondverlichting met beweegbaar lampenglas Ga als volgt te werk om een lamp te vervangen: ❒ verwijder plafondlampje A fig.
NOODGEVALLEN ❒ vervang de lampen C door ze uit de zijcontacten los te maken, controleer of de nieuwe lampen correct tussen de contacten worden geblokkeerd; Ga als volgt te werk om de lamp te vervangen: ❒ sluit klepje B fig. 173, monteer de plafondlamp A fig. 172 in zijn zitting en controleer of hij goed bevestigd is. PLAFONDVERLICHTING ACHTER Ga als volgt te werk om de lamp te vervangen: ❒ verwijder plafondlampje A fig.
❒ vervang lamp C fig. 178 door de zijcontacten los te maken, plaats de nieuwe lamp en controleer of hij goed vastzit tussen de contacten; ZEKERINGEN VERVANGEN INLEIDING De elektrische installatie wordt beveiligd door zekeringen: bij een storing of bij oneigenlijk gebruik van de installatie brandt de zekering door. Controleer eerst de toestand van de zekering wanneer een elektrisch onderdeel niet meer werkt: de geleidende band A fig. 179 mag niet onderbroken zijn.
NOODGEVALLEN 182 F0V0562 De zekeringen bevinden zich in de twee zekeringenkasten getoond in fig. 183. 181 F0V0089 ZEKERINGENKASTEN IN PASSAGIERSCOMPARTIMENT Om toegang te krijgen tot de zekeringen, beschermdeksel met drukbevestiging A fig. 182 verwijderen.
Zekeringenkast in motorruimte fig. 180 - fig.
NOODGEVALLEN 178 Zekeringenkasten in passagierscompartiment fig. 182 - fig.
STROOMVERBRUIKER ZEKERING AMPÈRE Verwarming bestuurdersstoel F1 10 Verwarming passagiersstoel F2 10 Aansteker F3 15 Derde stopcontact op dashboard F4 20 Elektrische achterruitbediening bestuurderszijde F5 20 Elektrische achterruitbediening passagierszijde F6 20 BELANGRIJK 26) Vervang een doorgebrande zekering nooit door metalen draden of ander materiaal.
NOODGEVALLEN 180 107) Als een hoofdzekering voor veiligheidsinrichtingen (airbagsysteem, remsysteem), motorsystemen (motor, versnellingsbak of stuurinrichting doorbrandt, neem dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
EEN WIEL VERVANGEN Het voertuig is oorspronkelijk uitgerust met de Fix&Go automatic snelle bandenreparatiekit (zie aanwijzingen in het volgende hoofdstuk). Als alternatief kan het voertuig voorzien zijn van een reservewiel van normale afmetingen. Het verwisselen van een wiel en het juiste gebruik van de krik en het reservewiel vereisen enkele voorzorgsmaatregelen die hierna zijn beschreven.
NOODGEVALLEN ❒ voor Doblò/Doblò Combi-versies fig. 185: open de achterdeuren, de gereedschapstas bevindt zich in de laadruimte aan de rechter achterkant, neem de tas, door het elastiek los te maken van de gesp, en breng hem naar het wiel dat vervangen moet worden; B F0V0148 F0V0193 ❒ draai met de bijgeleverde sleutel de wielbouten van het te verwisselen wiel een slag los; C 185 188 ❒ verwijder wig D uit de gereedschapstas en zet deze open zoals getoond in fig.
❒ waarschuw iedereen in de buurt dat het voertuig wordt opgekrikt. Niemand mag in de nabijheid van het voertuig komen en het voertuig vooral niet aanraken tot het weer helemaal op de grond staat. ❒ leg wig D achter het wiel diagonaal tegenover het wiel dat vervangen moet worden fig. 190) om te voorkomen dat het voertuig gaat bewegen als het wordt opgekrikt.
NOODGEVALLEN 194 F0V0157 195 F0V0158 197 F0V0214 196 F0V0194 198 F0V0215 ❒ monteer het wieldeksel, controleer of het symbool uitgelijnd is met het ventiel, plaats vervolgens de andere drie bouten. ❒ haal de bouten aan met de bijgeleverde sleutel; ❒ draai de slinger van de krik om het voertuig te laten zakken en verwijder de krik; ❒ gebruik de bijgeleverde sleutel om de bouten volledig kruislings aan te halen, in de numerieke volgorde afgebeeld in fig. 195.
BELANGRIJK G 199 F0V0216 OPMERKING Gebruik de beschermtas voor het reservewiel om de lichtmetalen velg van het wiel te beschermen. ❒ Controleer of het vervangen wiel correct in zijn zitting onder de bodemplaat is geplaatst (het hefsysteem is voorzien van een vangkoppeling die als eindaanslag fungeert, onjuiste plaatsing kan de veiligheid in gevaar brengen); 108) Het reservewiel (waar aanwezig) is specifiek voor uw voertuig. Monteer het niet op andere voertuigen of modellen.
NOODGEVALLEN 110) Gebruik de krik alleen om wielen te verwisselen van het voertuig waarbij hij geleverd is of van voertuigen van hetzelfde model. Gebruik de krik niet voor andere doeleinden, zoals het opkrikken van andere modellen. Gebruik de krik nooit om werkzaamheden onder het voertuig te verrichten. Door de krik niet juist te plaatsen, kan de auto van de krik vallen. Gebruik de krik niet voor zwaardere lasten dan is aangegeven op het etiket.
BELANGRIJKE INFORMATIE: Het afdichtmiddel van de snelle bandenreparatiekit werkt bij buitentemperaturen tussen –20 °C en +50 °C. 2) 113) 114) 115) 116) OPPOMPEN 117) ❒ Trek de handrem aan. Draai de ventieldop los, neem de vulleiding A fig. 202 uit en draai de ringmoer B op het ventiel van de band vast; 202 F0V0095 ❒ controleer of schakelaar E fig. 204 voor de compressor in stand 0 (uit) staat, start de motor, steek de stekker D fig.
NOODGEVALLEN ❒ als de bandenspanning vermeld in de paragraaf "Bandenspanning" in het hoofdstuk "Technische gegevens" is bereikt, rijd dan onmiddellijk weg; 118) 119) 120) ❒ stop na ongeveer 10 minuten rijden en controleer de bandenspanning opnieuwfig. 205; vergeet niet de handrem aan te trekken; ALLEEN VOOR CONTROLEREN EN HERSTELLEN SPANNING De compressor kan ook worden gebruikt voor het herstellen van de spanning.
114) Beschadigingen op de zijkanten van de band kunnen niet gerepareerd worden. Gebruik de reparatiekit niet als de band beschadigd is geraakt door het rijden met een lege band. 115) De band kan niet gerepareerd worden als de velg beschadigd is (zodanig verbogen dat dit tot luchtlekkage leidt). Verwijder het in de band binnengedrongen voorwerp (schroef of spijker) niet. 116) Het busje bevat ethyleenglycol. Het bevat latex dat een allergische reactie kan veroorzaken. Schadelijk bij inslikken.
NOODGEVALLEN NOODSTART BELANGRIJK 28) Als de band door vreemde voorwerpen lek is gelaakt, kan de kit gebruikt worden voor beschadigingen in het loopvlak of de schouder van de band met een diameter van maximaal 4 mm. Ga onmiddellijk naar het Fiat Servicenetwerk als het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel vast blijft branden. STARTEN MET HULPACCU Als de accu leeg is, kan de motor gestart worden met een hulpaccu met dezelfde of een iets hogere capaciteit dan de lege accu.
BELANGRIJK Denk eraan dat de rembekrachtiging en de elektrische stuurbekrachtiging niet werken tot de motor gestart is, dus zal er meer kracht nodig zijn om het rempedaal of het stuurwiel te bedienen. BELANGRIJK 29) Gebruik nooit een accusnellader om de motor in een noodgeval te starten, aangezien deze de elektronische systemen van het voertuig kan beschadigen, met name de regeleenheden van de ontsteking en de inspuiting.
NOODGEVALLEN ❒ draai de contactsleutel naar de stand MAR; ❒ schakel de richtingaanwijzer rechts in; ❒ schakel de richtingaanwijzer rechts uit; ❒ schakel de richtingaanwijzer links in; ❒ schakel de richtingaanwijzer links uit; ❒ schakel de richtingaanwijzer rechts in; ❒ schakel de richtingaanwijzer rechts uit; ❒ schakel de richtingaanwijzer links in; ❒ schakel de richtingaanwijzer links uit; ❒ draai de contactsleutel in de stand OFF.
124) Maak de zitting met schroefdraad zorgvuldig schoon voordat u het sleepoog monteert. Voordat het voertuig gesleept wordt, controleren of het sleepoog volledig in zijn zitting is vastgedraaid. Start de motor niet wanneer het voertuig gesleept wordt. 210 F0V0051 BELANGRIJK 123) Alvorens sleephandelingen te verrichten, de contactsleutel naar MAR draaien en vervolgens naar STOP, zonder hem uit het contactslot te nemen.
Deze pagina is opzettelijk blanco gelaten 194
ONDERHOUD EN ZORG Dankzij correct onderhoud kunnen de prestaties van de auto, evenals beperkte bedrijfskosten en het behoud van de efficiëntie van de veiligheidssystemen gedurende langere tijd gegarandeerd worden. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe. GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD.................................196 GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA................197 PERIODIEKE CONTROLES .............204 GEBRUIK VAN HET VOERTUIG ONDER ZWARE OMSTANDIGHEDEN .......................204 MOTORRUIMTE...................
ONDERHOUD EN ZORG GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD Juist onderhoud is uiterst belangrijk voor een lange levensduur van het voertuig onder optimale omstandigheden. Om die reden heeft Fiat een reeks controles en onderhoudsbeurten opgesteld die elke 30.000/35.000 kilometer uitgevoerd moeten worden (afhankelijk van de versie).
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA BENZINE-UITVOERINGEN km x 1000 30 60 90 120 150 180 Maanden 24 48 72 96 120 144 Laadtoestand accu controleren en zo nodig opladen ● ● ● ● ● ● Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning brengen ● ● ● ● ● ● Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, lampjes instrumentenpaneel, enz.
ONDERHOUD EN ZORG km x 1000 30 60 90 120 150 180 Maanden 24 48 72 96 120 144 ● Conditie van aandrijfriem(en) hulporganen visueel controleren ● De spanning controleren van aandrijfriem van hulporganen (uitvoeringen zonder automatische riemspanner) ● Slag van handrem controleren en zo nodig afstellen ● ● ● ● ● ● Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren ● ● ● ● ● ● ● Toestand van de getande distributieriem controleren Bougies vervangen (*) ● ● ● ● ● ● Aandrijfriem(en)
km x 1000 30 60 90 120 150 180 Maanden 24 48 72 96 120 144 Controleren of de onderste rails van de zijschuifdeuren schoon zijn (of elke 6 maanden) ● ● ● ● ● ● Motorolie en oliefilter vervangen (***) ● ● ● ● ● ● ● Remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden) Het pollenfilter vervangen (of elke 24 maanden) ● ● ● ● ● ● ● ● (***) Als het voertuig jaarlijks minder dan 10.000 km rijdt, moeten de motorolie en het filter om de 12 maanden vervangen worden.
ONDERHOUD EN ZORG DIESELVERSIES ZONDER DPF (1.3 MultiJet - 1.6 MultiJet) km x 1000 30 60 90 120 150 180 Maanden 24 48 72 96 120 144 Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning brengen ● ● ● ● ● ● Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, lampjes instrumentenpaneel, enz.
km x 1000 30 60 90 120 150 180 Maanden 24 48 72 96 120 144 ● ● ● ● ● ● Slag van handrem controleren en zo nodig afstellen ● Conditie van aandrijfriem(en) hulporganen visueel controleren ● Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren ● ● ● ● ● ● Motormanagementsystemen controleren (m.b.v.
ONDERHOUD EN ZORG DIESELVERSIES MET DPF (1.3 MultiJet - 1.6 MultiJet - 2.0 MultiJet) km x 1000 35 70 105 140 175 Maanden 24 48 72 96 120 Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning brengen ● ● ● ● ● Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte, interieur, dashboardkastje, lampjes instrumentenpaneel, enz.
km x 1000 35 70 105 140 175 Maanden 24 48 72 96 120 ● ● ● ● ● Slag van handrem controleren en zo nodig afstellen ● Conditie van aandrijfriem(en) hulporganen visueel controleren ● Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren ● ● ● ● ● Motormanagementsystemen controleren (m.b.v.
ONDERHOUD EN ZORG PERIODIEKE CONTROLES Elke 1.000 km of vóór een lange reis controleren en eventueel bijvullen: ❒ niveau motorkoelvloeistof; ❒ remvloeistofniveau; ❒ vloeistofniveau ruitensproeier; ❒ conditie en spanning banden; ❒ werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, enz..); ❒ werking ruitenwissers/-sproeiers en stand/slijtage wisserbladen voor/achter (voor bepaalde versies/markten);. Elke 3.000 km controleren en eventueel bijvullen: motorolieniveau.
MOTORRUIMTE . 1.4 95 pk versies 211 F0V0076 A. Vulopening motorolie – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Accu – G.
ONDERHOUD EN ZORG 1.4 T-JET versies 212 A. Vulopening motorolie – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Accu – G.
1.3 MultiJet versies zonder DPF 213 F0V0187 A. Vulopening motorolie – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Accu – G.
ONDERHOUD EN ZORG 1.3 MultiJet versies met DPF 214 A. Vulopening motorolie – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Accu – G.
1.6 MultiJet versie 215 F0V0190 A. Vulopening motorolie – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Accu – G.
ONDERHOUD EN ZORG 1.6 Multijet Euro 6 versies 216 A. Vulopening motorolie – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Accu – G.
2.0 MultiJet versies 217 F0V0160 A. Vulopening motorolie – B. Motoroliepeilstok – C. Motorkoelvloeistof – D. Ruitensproeiervloeistof – E. Remvloeistof – F. Accu – G.
ONDERHOUD EN ZORG MOTOROLIE Controleer ongeveer 5 minuten na het uitzetten van de motor het oliepeil met het voertuig op een horizontale ondergrond. Controleer of het peil zich tussen het MIN. en MAX. teken bevindt op de peilstok B. fig. 211 - fig. 212 - fig. 213 fig. 214 - fig. 215 - fig. 216 - fig. 217. Het verschil tussen het MIN en MAX-teken komt overeen met ongeveer 1 liter olie. Als het oliepeil vlakbij of onder het MIN-teken staat, olie toevoegen via de vulopening A fig. 211 - fig. 212 - fig.
Sluit dop D door op het middelste deel te drukken. 129) REMVLOEISTOF Laat desksel E los fig. 211 - fig. 212 fig. 213 - fig. 214 - fig. 215 - fig. 216 - fig. 217: controleer of de stuurbekrachtigingsolie in het reservoir op het maximum niveau staat. Het niveau in het reservoir mag nooit boven het MAX-teken komen. Gebruik de remvloeistof vermeld in de tabel "Vloeistoffen en smeermiddelen" (zie “Technische gegevens”). NB Maak de dop van het reservoir E en de omgeving hiervan zorgvuldig schoon.
ONDERHOUD EN ZORG 129) Rijd nooit met een leeg ruitensproeierreservoir: ruitensproeiers zijn van essentieel belang voor een goed zicht. Sommige in de handel verkrijgbare ruitensproeiervloeistoffen zijn licht ontvlambaar. De motorruimte bevat warme onderdelen die bij contact met deze vloeistoffen brand kunnen veroorzaken. 130) Remvloeistof is giftig en uiterst corrosief. Als er per ongeluk remvloeistof gemorst wordt, moeten de betrokken delen onmiddellijk worden gewassen met water en neutrale zeep.
LUCHTFILTER/ POLLENFILTER Laat het luchtfilter en het pollenfilter vervangen door het Fiat Servicenetwerk. DIESELFILTER ACCU CONDENSAFVOER (MultiJet versies) Het voertuig is voorzien van een onderhoudsarme accu: onder normale gebruiksomstandigheden hoeft er niet bijgevuld te worden met gedestilleerd water. 36) BELANGRIJK 36) Water in het brandstoftoevoercircuit kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en een onregelmatige werking van de motor veroorzaken.
ONDERHOUD EN ZORG NUTTIGE TIPS OM DE GEBRUIKSDUUR VAN DE ACCU TE VERLENGEN Neem de volgende aanwijzingen in acht om het snel ontladen van de accu te voorkomen en de levensduur te verlengen: ❒ wanneer het voertuig wordt geparkeerd, controleer dan of de portieren, de motorkap en de achterklep goed gesloten zijn.
ACCU OPLADEN BELANGRIJK 37) Onjuiste installatie van elektrische en elektronische apparatuur kan ernstige schade aan het voertuig toebrengen. Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk voor de installatie van accessoires (alarmsystemen, radiotelefoon, enz.): zij kunnen de meest geschikte apparaten aanbevelen en u adviseren indien er een accu met een grotere capaciteit geïnstalleerd moet worden.
ONDERHOUD EN ZORG MET START&STOP SYSTEEM Versies met "dummy-pool" fig. 218 ❒ schakel na het opladen eerst de acculader uit alvorens de accu los te koppelen; Versies zonder "dummy-pool" fig. 219 ❒ sluit de stekker B weer aan op de sensor C van de accu.
RUITENWISSER/ ACHTERRUITWISSER (voor bepaalde versies/markten) WISSERBLADEN Maak de wisserbladen regelmatig met speciale producten schoon; wij raden TUTELA PROFESSIONAL SC 35 aan. Vervang de wisserbladen wanneer het rubber vervormd of versleten is. Het is in elk geval raadzaam de wisserbladen ongeveer jaarlijks te vervangen. Wisserbladen voorruit vervangen fig.
ONDERHOUD EN ZORG RUITENSPROEIERS Achterruitsproeier Als er geen vloeistof uit de sproeier komt, controleer dan eerst of er ruitensproeiervloeistof in het ruitensproeierreservoir/ achterruitsproeierreservoir (bij bepaalde versies) zit (zie “Niveaus controleren” in dit hoofdstuk). De sproeiers van de achterruit zijn niet verstelbaar. De sproeier bevindt zich boven de achterruit . Controleer vervolgens of de sproeigaatjes niet verstopt zijn. Gebruik zo nodig een naald om ze te ontstoppen.
Banden moeten worden vervangen wanneer de profieldiepte van het loopvlak minder dan 1,6 mm bedraagt. Houd u in ieder geval aan de wettelijke voorschriften van het land waarin wordt gereden. BELANGRIJK ❒ Vermijd, zoveel mogelijk, bruusk remmen, optrekken met piepende banden en heftige schokken tegen stoepranden, kuilen of andere harde obstakels.
ONDERHOUD EN ZORG RUBBER SLANGEN Houd voor wat betreft het onderhoud van de rubber slangen van het rem- en brandstoftoevoersysteem zorgvuldig het “Geprogrammeerd Onderhoudsschema” in dit hoofdstuk aan. Ozon, hoge temperaturen en een langdurig gebrek aan vloeistof in het systeem zorgen ervoor dat de slangen uitdrogen en scheuren, met mogelijke lekkage als gevolg. Daarom zijn zorgvuldige controles noodzakelijk.
CARROSSERIE BESCHERMING TEGEN ATMOSFERISCHE INVLOEDEN De belangrijkste oorzaken van roest zijn: ❒ luchtverontreiniging; ❒ zoutgehalte in de lucht en vochtigheid (kustgebieden, warm en vochtig klimaat); ❒ seizoensgebonden omgevingsomstandigheden. Ook de schurende werking van opwaaiend stof en zand en van modder en steentjes die door andere voertuigen worden opgetild mag niet onderschat worden. Fiat heeft de beste technologische oplossingen toegepast om de carrosserie tegen roest te beschermen.
ONDERHOUD EN ZORG ❒ spoel goed af met schoon water en droog met een luchtstraal of een zeem. Ga als volgt te werk om het voertuig correct te wassen in een wastunnel: – verwijder de antenne van het dak om beschadiging ervan te voorkomen; – gebruik een oplossing van zeepsop met water voor het wassen; – spoel goed af met schoon water om zeepresten op de carrosserie en de minder zichtbare delen te verwijderen. 39) Droog de minder zichtbare delen (bijv.
INTERIEUR BELANGRIJK 6) Schoonmaakmiddelen veroorzaken waterverontreiniging. Om die reden mag het voertuig alleen gewassen worden op plaatsen waar het afvalwater opgevangen en gezuiverd wordt. Controleer af en toe of er geen water onder de matten is blijven staan (wegens water dat van schoenen, paraplu's, enz.. druppelt), waardoor het plaatwerk kan gaan roesten. BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol, benzine of afgeleide producten om het glas van het instrumentenpaneel te reinigen.
ONDERHOUD EN ZORG BELANGRIJK 143) Gebruik nooit ontvlambare producten zoals petroleum of wasbenzine voor het reinigen van het interieur van het voertuig. De elektrostatische lading die door het wrijven tijdens het reinigen ontstaat, kan brand veroorzaken. 144) Bewaar geen spuitbussen in het voertuig: ontploffingsgevaar. Spuitbussen mogen niet blootgesteld worden aan temperaturen boven 50°C. Wanneer het voertuig in de zon staat, kan de binnentemperatuur deze waarde ruim overschrijden.
TECHNISCHE GEGEVENS Alles dat u nuttig kunt vinden om te begrijpen hoe uw voertuig is gemaakt en hoe het werkt is in dit hoofdstuk vermeld en wordt toegelicht met gegevens, tabellen en grafieken. Voor de liefhebbers en de monteurs, maar ook gewoon voor degenen die elk detail van hun voertuig willen kennen. IDENTIFICATIEGEGEVENS..............228 MOTORCODES CARROSSERIEVERSIES.................230 MOTOR ..........................................232 BRANDSTOFTOEVOER ..................235 TRANSMISSIE ...........
TECHNISCHE GEGEVENS IDENTIFICATIEGEGEVENS N Correcte waarde van de absorptiecoëfficiënt van de rookgassen. Geadviseerd wordt de identificatiecodes te noteren. De volgende identificatiecodes zijn op de plaatjes ingeslagen en vermeld: ❒ VIN-plaatje (typeplaatje met identificatiegegevens). ❒ Chassisnummer. ❒ Motorcode. 225 F0V0115 F0V0118 ❒ op het onderste gedeelte van de voorruit B fig. 228 VIN-PLAATJE Dit plaatje is aangebracht in de motorruimte, op het luchtfilterhuis en bevat de volgende gegevens fig.
228 F0V0117 MOTORCODE Deze is op het cilinderblok ingeslagen en omvat het model en het chassisnummer.
TECHNISCHE GEGEVENS MOTORCODES - CARROSSERIEVERSIES . Versie Motorcode 1.4 843A1000 1.4 T-JET 198A4000 263A2000 (66 kW) 1.3 MultiJet 263A6000 (55 kW) 198A3000 (77 kW) 263A3000 (74 kW) 1.6 MultiJet Euro 4 / Euro 5 / Euro 5+ 263A4000 (66 kW - Koppel 290 Nm) 263A5000 (66 kW - Koppel 200 Nm) 940C1000 (88 kW) 1.6 Multijet Euro 6 263A8000 (77 kW) 263A7000 (70 kW) 2.
Wij vermelden hier een voorbeeld van een carrosserieversiecode met bijbehorende legenda die voor alle carrosserieversiecodes geldt. Voorbeeld: 263 A XA 1 A 00 263 MODEL A GVW XA MOTOR 1 AANDRIJFASSEN / STUURASSEN A TRANSMISSIE 00 VERSIE CARROSSERIE / ZITPLAATSEN A Doblò - 5/7 zitplaatsen Z Cargo 700 kg W Cargo 1000 kg / Combi 5 zitplaatsen XF 2.0 MultiJet 135 pk Euro 5 / Euro 5+ XG 1.4 T-JET 120 pk Euro 5 / Euro 6 XH 1.6 MultiJet 90 pk Euro 5 / Euro 5+ XL 1.
TECHNISCHE GEGEVENS MOTOR 1.4 1.4 T-JET 1.3 MultiJet zonder DPF 843A1000 198A4000 199A3000 Otto Otto Diesel Aantal en opstelling cilinders 4 in lijn 4 in lijn 4 in lijn Boring en slag zuigers (mm) 72×84 72×84 69.
Versies 1.3 MultiJet met DPF 1.6 MultiJet Euro 4 / Euro 5 / Euro 5+ 1.
TECHNISCHE GEGEVENS Versies Motorcode 263A1000 Cyclus Diesel Aantal en opstelling cilinders 4 in lijn Boring en slag zuigers (mm) 83x90,5 Cilinderinhoud (cm³) 1956 Compressieverhouding 16,5:1 Maximum vermogen (EG) (kW) 99 Maximum vermogen (EG) (pk) 135 overeenkomstig motortoerental (tpm) 3500 Maximum koppel (EG) (Nm) 320 Maximum koppel (EG) (kgm) 32,6 overeenkomstig motortoerental (tpm) 1500 Bougies Brandstof 234 2,0 Multijet Diesel voor motorvoertuigen (Specificatie EN 590)
BRANDSTOFTOEVOER 40) Versies Brandstoftoevoer 1.4 Gefaseerde sequentiële elektronische Multipoint inspuiting, returnless-systeem Elektronisch geregelde gefaseerde sequentiële elektronische multipoint-inspuiting met turbo en intercooler 1.4 T-JET 1.3 MultiJet 1.6 MultiJet Elektronisch geregelde Common Rail MultiJet directe inspuiting met turbo en intercooler 2.
TECHNISCHE GEGEVENS REMMEN Voorste bedrijfsremmen Achterste bedrijfsremmen Parkeerrem geventileerde schijfremmen schijfremmen bediend met handremhefboom die op de achterremmen inwerkt BELANGRIJK Water, ijs en strooizout op de wegen kunnen zich afzetten op de remschijven waardoor de gewenste remwerking iets later wordt bereikt.
WIELEN DE BANDENMAAT LEZEN V max. 240 km/h VELGEN EN BANDEN Voorbeeld: 185/65 R 15 88H (zie fig. 229) Snelheidscategorie voor winterbanden QM + S max. 160 km/h TM + S max. 190 km/h HM + S max. 210 km/h Geperste stalen of lichtmetalen velgen. Tubeless radiaalbanden. Alle typegoedgekeurde banden zijn op het kentekenbewijs vermeld. BELANGRIJK Als de gegevens in het instructieboek afwijken van die van het kentekenbewijs, dient men zich altijd aan de gegevens van het kentekenbewijs te houden.
TECHNISCHE GEGEVENS 90 91 92 95 99 600 kg 615 kg 630 kg 690 kg 775 kg BELANGRIJK 145) Indien op stalen velgen met integrale wieldeksels (met veerbevestiging) aftersalesbanden met velgbeschermers worden gemonteerd, dan mogen de wieldeksels NIET gemonteerd worden fig. 230. Het gebruik van ongeschikte banden en wieldeksels kan leiden tot een plotseling verlies van de bandenspanning. BAND MET VELGBESCHERMING 145) VERKLARING VAN DE VELGCODES 230 238 F1A0248 Voorbeeld: 6J x 15 ET 43 (zie fig.
STANDAARD VELGEN EN BANDEN Banden Versies Noodreservewiel (voor bepaalde versies/markten) Velgen Standaard uitrusting winterbanden Velg Band 1.4 Alle types 6Jx16 ET36.5 195/60 R16 C 99T 195/60 R16 C 99Q (M+S) 6Jx16 ET36.5 195/60 R16 C 99T 1.4 T-JET Alle types 6Jx16 ET36.5 195/60 R16 C 99/97T 195/60 R16 C 99Q (M+S) 6Jx16 ET36.
TECHNISCHE GEGEVENS Banden Versies Noodreservewiel (voor bepaalde versies/markten) Velgen Cargo Cargo Maxi Standaard uitrusting winterbanden Velg Band 6Jx15 ET39 Light 185/65 R15 92T 185/65 R15 92Q (M+S) 6JX15 ET39 Light 185/65 R15 92T 6JX15 ET39 Heavy 195/65 R15 95T (*) 195/65 R15 95Q (M+S) 6JX15 ET39 Heavy 195/65 R15 95T 6Jx16 ET36.5 195/60 R16 C 99T(*) 195/60 R16 C 99Q (M+S) 6Jx16 ET36.5 195/60 R16 C 99T 6Jx16 ET36.5 195/60 R16 C 99T 195/60 R16 C 99Q (M+S) 6Jx16 ET36.
Versies Velgen Cargo Cargo Maxi Banden Noodreservewiel (voor bepaalde versies/markten) Standaard uitrusting winterbanden Velg Band 6JX15 ET39 Light 185/65 R15 92T 185/65 R15 92Q (M+S) 6JX15 ET39 Light 185/65 R15 92T 6JX15 ET39 Heavy 195/65 R15 95T (*) 195/65 R15 95Q (M+S) 6JX15 ET39 Heavy 195/65 R15 95T 6Jx16 ET36.5 195/60 R16 C 99T(*) 195/60 R16 C 99Q (M+S) 6Jx16 ET36.5 195/60 R16 C 99T 6Jx16 ET36.5 195/60 R16 C 99T 195/60 R16 C 99Q (M+S) 6Jx16 ET36.
TECHNISCHE GEGEVENS 242 Versies 2.0 MultiJet Velgen Alle types 6Jx16 ET36.5 Banden Noodreservewiel (voor bepaalde versies/markten) Standaard uitrusting winterbanden Velg Band 195/60 R16 C 99T 195/60 R16 C 99Q (M+S) 6Jx16 ET36.
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar) Gemiddelde belasting Volle belasting Maat Voor Achter Voor Achter 185/65 R15 88T 2,5 2,5 2,9 2,9 185/65 R15 92T 2,5 2,6 2,9 3 2.4 Doblò (M1) 195/65 R15 95T 2,4 2.4 Doblò Cargo 2.6 Doblò (M1) 2,6 3.0 Doblò Combi (N1) 2.7 Doblò Cargo 3.2 Doblò Combi (N1) 2.8 Doblò 5P (M1) 3.3 Doblò Cargo 195/60 R16C 99/97T 2,7 2,7 2,7 3.6 Doblò 7P (M1) / 3.6 Doblò Combi (N1) / 3.6 Doblò Cargo Maxi 195/60 R16C 99/97T M+S 2,7 2,7 2,7 3.
TECHNISCHE GEGEVENS AFMETINGEN Versies met korte wielbasis De afmetingen zijn uitgedrukt in mm en hebben betrekking op een voertuig dat is uitgerust met standaard banden. De hoogte is gemeten bij onbeladen voertuig. 231 F0V0555 A B C D E F G H 4406 911 2755 740 1845/1895(*) 1510 1832 1530 (*) Met dakrails (voor bepaalde versies/markten) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine variaties in de afmetingen voorkomen.
Versies met lange wielbasis De afmetingen zijn uitgedrukt in mm en hebben betrekking op een voertuig dat is uitgerust met standaard banden. De hoogte is gemeten bij onbeladen voertuig.
TECHNISCHE GEGEVENS 246 A B C D Versies met lange wielbasis 4756 911 3105 740 M1-versies met lange wielbasis 4756 911 3105 740 E 1880/1927(*) 1845/1895(*) (*) Met dakrails (voor bepaalde versies/markten) Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine variaties in de afmetingen voorkomen.
Versies met hoog dak De afmetingen zijn uitgedrukt in mm en hebben betrekking op een voertuig dat is uitgerust met standaard banden. De hoogte is gemeten bij onbeladen voertuig. 233 Versies met hoog dak F0V0557 A B C D E F G H 4406 911 2755 740 2115(*) / 2125(**) 1510 1832 1530 (*) Doblò-versies (**) Doblò Cargo-versies Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine variaties in de afmetingen voorkomen.
TECHNISCHE GEGEVENS Laadbakversies met korte wielbasis De afmetingen zijn uitgedrukt in mm en hebben betrekking op een voertuig dat is uitgerust met standaard banden. De hoogte is gemeten bij onbeladen voertuig. 234 F0V0572 A B C D E F G H I L M N O P 4906 4227 2755 911 561 1510 1845 1530 1789 1870 2405 1045 1240 600 Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine variaties in de afmetingen voorkomen.
Laadbakversies met lange wielbasis De afmetingen zijn uitgedrukt in mm en hebben betrekking op een voertuig dat is uitgerust met standaard banden. De hoogte is gemeten bij onbeladen voertuig. 235 F0V0573 A B C D E F G H I L M N O P 5416 4577 3105 911 561 1510 1845 1530 1789 1870 2405 1395 1400 600 Afhankelijk van de velgmaat kunnen er kleine variaties in de afmetingen voorkomen.
TECHNISCHE GEGEVENS GEWICHTEN Doblò 1.4 Legenda A. Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties) - B. Maximaal toegestane belasting C. Laadvermogen inclusief de bestuurder - D. Nuttig laadvermogen exclusief de bestuurder - E. Trekgewichten (geremde / niet-geremde aanhanger) - F. Max. dakbelasting - G. Max. toelaatbare kogeldruk (geremde aanhanger). B(*) Versies A Tot.
Doblò 1.4 T-JET Legenda A. Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties) - B. Maximaal toegestane belasting C. Laadvermogen inclusief de bestuurder - D. Nuttig laadvermogen exclusief de bestuurder - E. Trekgewichten (geremde / niet-geremde aanhanger) - F. Max. dakbelasting - G. Max. toelaatbare kogeldruk (geremde aanhanger). B(*) Versies A Tot.
TECHNISCHE GEGEVENS Doblò 1.6 MultiJet Legenda A. Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties) - B. Maximaal toegestane belasting C. Laadvermogen inclusief de bestuurder - D. Nuttig laadvermogen exclusief de bestuurder - E. Trekgewichten (geremde / niet-geremde aanhanger) - F. Max. dakbelasting - G. Max. toelaatbare kogeldruk (geremde aanhanger). B(*) Versies A Tot.
Doblò 2.0 MultiJet Legenda A. Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties) - B. Maximaal toegestane belasting C. Laadvermogen inclusief de bestuurder - D. Nuttig laadvermogen exclusief de bestuurder - E. Trekgewichten (geremde / niet-geremde aanhanger) - F. Max. dakbelasting - G. Max. toelaatbare kogeldruk (geremde aanhanger). B(*) Versies A Tot.
TECHNISCHE GEGEVENS Cargo 1.4 Legenda A. Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties) - B. Maximaal toegestane belasting C. Laadvermogen inclusief de bestuurder - D. Nuttig laadvermogen exclusief de bestuurder - E. Trekgewichten (geremde / niet-geremde aanhanger) - F. Max. dakbelasting - G. Max. toelaatbare kogeldruk (geremde aanhanger).
B(*) Versies Korte wielbasis - Hoog dak - 2 voorstoelen Lange wielbasis - Laag dak - 2 voorstoelen A Achter C(**) D (**) E F (***) G 1090 1140 570 495(°) 1000/500 - 60 2040 1090 1160 750 675 1000/500 - 60 1360 2215 1090 1450 930 1000/500 - 60 1360 1855 1090 1450 570 495(°) 1000/500 100 60 1360 2215 1090 1450 930 855 1000/500 100 60 Tot. Voor 1365 1860 1365 855(°°) (*) Belastingen die niet overschreden mogen worden.
TECHNISCHE GEGEVENS B(*) Versies Korte wielbasis - Laag dak - 3 voorstoelen Korte wielbasis - Hoog dak - 3 voorstoelen Lange wielbasis - Laag dak - 3 voorstoelen A Achter C(**) D (**) E F (***) G 1090 1140 570 495(°) 1000/500 100 60 2030 1090 1140 750 675 1000/500 100 60 1355 2210 1090 1450 930 1000/500 100 60 1365 1860 1090 1140 570 495(°) 1000/500 - 60 1365 2040 1090 1160 750 675 1000/500 - 60 1360 2215 1090 1450 930 1000/500 - 60 1360 1855 10
Combi 1.4 Legenda A. Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties) - B. Maximaal toegestane belasting C. Laadvermogen inclusief de bestuurder - D. Nuttig laadvermogen exclusief de bestuurder - E. Trekgewichten (geremde / niet-geremde aanhanger) - F. Max. dakbelasting - G. Max. toelaatbare kogeldruk (geremde aanhanger).
TECHNISCHE GEGEVENS Cargo 1.4 T-JET Legenda A. Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties) - B. Maximaal toegestane belasting C. Laadvermogen inclusief de bestuurder - D. Nuttig laadvermogen exclusief de bestuurder - E. Trekgewichten (geremde / niet-geremde aanhanger) - F. Max. dakbelasting - G. Max. toelaatbare kogeldruk (geremde aanhanger). B(*) Versies A Tot.
B(*) Versies A Tot.
TECHNISCHE GEGEVENS Combi 1.4 T-JET Legenda A. Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties) - B. Maximaal toegestane belasting C. Laadvermogen inclusief de bestuurder - D. Nuttig laadvermogen exclusief de bestuurder - E. Trekgewichten (geremde / niet-geremde aanhanger) - F. Max. dakbelasting - G. Max. toelaatbare kogeldruk (geremde aanhanger). B(*) Versies A Tot.
Cargo 1.3 MultiJet Legenda A. Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties) - B. Maximaal toegestane belasting C. Laadvermogen inclusief de bestuurder - D. Nuttig laadvermogen exclusief de bestuurder - E. Trekgewichten (geremde / niet-geremde aanhanger) - F. Max. dakbelasting - G. Max. toelaatbare kogeldruk (geremde aanhanger).
TECHNISCHE GEGEVENS 262 B(*) Versies Lange wielbasis - Laag dak - 2 voorstoelen A Achter C(**) D (**) E F (***) G 1090 1450 570 495(°) 1000/500 100 60 2420 1120 1450 1035 960 1000/500 100 60 1451 2156 1090 1140 780 1000/500 100 60 1505 2505 1150 1450 1075 1000/500 100 60 Tot. Voor 1460 1955 1460 705(****) 1000(^) (*) Belastingen die niet overschreden mogen worden.
B(*) Versies Korte wielbasis - Laag dak - 3 voorstoelen A Achter C(**) D (**) E F (***) G 1090 1140 570 495 (°) 1000/500 100 60 2070 1090 1140 780 705 1000/500 100 60 2355 1090 1450 1035 1000/500 100 60 Tot. Voor 1365 1860 1365 1395 960(°°) (*) Belastingen die niet overschreden mogen worden.
TECHNISCHE GEGEVENS 264 B(*) Versies Lange wielbasis - Laag dak - 3 voorstoelen A C(**) D (**) E F (***) G 1450 570 495 (°) 1000/500 100 60 1150 1450 1035 960 1000/500 100 60 2156 1120 1140 780 1000/500 100 60 2505 1150 1450 1075 1000/500 100 60 Tot. Voor Achter 1460 1955 1090 1460 2420 1451 1505 705(****) 1000(^) (*) Belastingen die niet overschreden mogen worden.
Combi 1.3 MultiJet Legenda A. Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties) - B. Maximaal toegestane belasting C. Laadvermogen inclusief de bestuurder - D. Nuttig laadvermogen exclusief de bestuurder - E. Trekgewichten (geremde / niet-geremde aanhanger) - F. Max. dakbelasting - G. Max. toelaatbare kogeldruk (geremde aanhanger).
TECHNISCHE GEGEVENS Cargo 1.6 MultiJet Legenda A. Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties) - B. Maximaal toegestane belasting C. Laadvermogen inclusief de bestuurder - D. Nuttig laadvermogen exclusief de bestuurder - E. Trekgewichten (geremde / niet-geremde aanhanger) - F. Max. dakbelasting - G. Max. toelaatbare kogeldruk (geremde aanhanger).
B(*) Versies Korte wielbasis - Hoog dak - 2 voorstoelen A Achter C(**) D (**) E F (***) G 1090 1140 570 495(°) 1300/500 - 60 2143 1090 1140 780 705 1300/500 - 60 1475 2435 1200 1450 1035 1300/500 - 60 1505 2505 1150 1450 1075 1300/500 - 60 Tot. Voor 1438 1933 1438 960(°°) 1000(^) (*) Belastingen die niet overschreden mogen worden.
TECHNISCHE GEGEVENS 268 B(*) Versies Lange wielbasis - Laag dak - 2 voorstoelen A Achter C(**) D (**) E F (***) G 1120 1450 570 495(°) 1300/500 100 60 2170 1120 1140 780 1300/500 100 60 1505 2465 1200 1450 1035 1300/500 100 60 1505 2505 1200 1450 1075 1300/500 100 60 Tot. Voor 1505 2000 1465 705(****) 960 1000(^) (*) Belastingen die niet overschreden mogen worden.
B(*) Versies Lange wielbasis - Hoog dak - 2 voorstoelen A Achter C(**) D (**) E F (***) G 1200 1450 570 495(°) 1300/500 - 60 2495 1200 1450 1035 960 1300/500 - 60 2505 1200 1450 1045 970(^) 1300/500 - 60 Tot. Voor 1535 2030 1535 1535 (*) Belastingen die niet overschreden mogen worden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat goederen zodanig over de bagageruimte en/of laadvloer worden verdeeld, dat de maximum toelaatbare belastingen niet worden overschreden.
TECHNISCHE GEGEVENS 270 B(*) Versies Korte wielbasis - Laag dak - 3 voorstoelen A Achter C(**) D (**) E F (***) G 1090 1140 570 495(°) 1300/500 100 60 2100 1090 1140 780 705 1300/500 100 60 1465 2425 1200 1450 1035 1300/500 100 60 1485 2505 1200 1450 1095 1300/500 100 60 Tot. Voor 1395 1890 1395 960(°°) 1020(^) (*) Belastingen die niet overschreden mogen worden.
B(*) Versies Korte wielbasis - Hoog dak - 3 voorstoelen A Achter C(**) D (**) E F (***) G 1120 1140 570 495(°) 1300/500 - 60 2143 1150 1140 780 705 1300/500 - 60 1475 2435 1200 1450 1035 1300/500 - 60 1505 2505 1200 1450 1075 1300/500 - 60 Tot. Voor 1438 1933 1438 960(°°) 1000(^) (*) Belastingen die niet overschreden mogen worden.
TECHNISCHE GEGEVENS B(*) Versies Lange wielbasis - Laag dak - 3 voorstoelen Lange wielbasis - Hoog dak - 3 voorstoelen A C(**) D (**) E F (***) G 1450 570 495(°) 1300/500 100 60 1150 1140 780 1300/500 100 60 2465 1200 1450 1035 1300/500 100 60 1505 2505 1233 1450 1075 1300/500 100 60 1535 2030 1200 1450 570 495(°) 1300/500 - 60 1535 2495 1233 1450 1035 960 1300/500 - 60 1535 2505 1233 1450 1045 970(^) 1300/500 - 60 Tot.
Combi 1.6 MultiJet Legenda A. Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties) - B. Maximaal toegestane belasting C. Laadvermogen inclusief de bestuurder - D. Nuttig laadvermogen exclusief de bestuurder - E. Trekgewichten (geremde / niet-geremde aanhanger) - F. Max. dakbelasting - G. Max. toelaatbare kogeldruk (geremde aanhanger).
TECHNISCHE GEGEVENS Cargo 2.0 MultiJet Legenda A. Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties) - B. Maximaal toegestane belasting C. Laadvermogen inclusief de bestuurder - D. Nuttig laadvermogen exclusief de bestuurder - E. Trekgewichten (geremde / niet-geremde aanhanger) - F. Max. dakbelasting - G. Max. toelaatbare kogeldruk (geremde aanhanger).
B(*) Versies Korte wielbasis - Hoog dak - 2 voorstoelen A Achter C(**) D (**) E F (***) G 1120 1140 570 495 (°) 1500/500 - 60 2170 1120 1450 780 705 1500/500 - 60 1505 2465 1200 1450 1035 1500/500 - 60 1555 2505 1200 1450 1025 1500/500 - 60 Tot. Voor 1465 1960 1465 960(°°) 950(^) (*) Belastingen die niet overschreden mogen worden.
TECHNISCHE GEGEVENS 276 B(*) Versies Lange wielbasis - Laag dak - 2 voorstoelen A C(**) D (**) E F (***) G 1450 570 495(°) 1500/500 100 60 1450 1035 960 1500/500 100 60 Tot. Voor Achter 1505 2000 1120 1505 2465 1200 (*) Belastingen die niet overschreden mogen worden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat goederen zodanig over de bagageruimte en/of laadvloer worden verdeeld, dat de maximum toelaatbare belastingen niet worden overschreden.
B(*) Versies Lange wielbasis - Hoog dak - 2 voorstoelen Korte wielbasis - Laag dak - 3 voorstoelen A Achter C(**) D (**) E F (***) G 1200 1450 570 495(°) 1500/500 - 60 2505 1200 1450 1035 960 1500/500 - 60 1448 1943 1120 1140 570 495(°) 1500/500 100 60 1448 2153 1120 1140 780 705 1500/500 100 60 1475 2435 1200 1450 1035 1500/500 100 60 1535 2505 1233 1450 1045 1500/500 100 60 Tot.
TECHNISCHE GEGEVENS B(*) Versies Achter C(**) D (**) E F (***) G 1120 1140 570 495(°) 1500/500 - 60 2170 1135 1450 780 705 1500/500 - 60 1505 2465 1200 1450 1035 1500/500 - 60 1555 2505 1233 1450 1025 950(^) 1500/500 - 60 Lange wielbasis - Laag dak - 3 voorstoelen 1505 2000 1150 1450 570 495(°) 1500/500 100 60 1505 2465 1200 1450 1035 960 1500/500 100 60 Lange wielbasis - Hoog dak - 3 voorstoelen 1545 2040 1200 1450 570 495(°) 1500/500 - 60
Combi 2.0 MultiJet Legenda A. Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties) - B. Maximaal toegestane belasting C. Laadvermogen inclusief de bestuurder - D. Nuttig laadvermogen exclusief de bestuurder - E. Trekgewichten (geremde / niet-geremde aanhanger) - F. Max. dakbelasting - G. Max. toelaatbare kogeldruk (geremde aanhanger).
TECHNISCHE GEGEVENS Laadbak 1.4 Legenda A. Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties) - B. Maximaal toegestane belasting C. Laadvermogen inclusief de bestuurder - D. Nuttig laadvermogen exclusief de bestuurder - E. Trekgewichten (geremde / niet-geremde aanhanger) - F. Max. dakbelasting - G. Max. toelaatbare kogeldruk (geremde aanhanger). B(*) Versies A Tot.
Laadbak 1.3 MultiJet Legenda A. Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties) - B. Maximaal toegestane belasting C. Laadvermogen inclusief de bestuurder - D. Nuttig laadvermogen exclusief de bestuurder - E. Trekgewichten (geremde / niet-geremde aanhanger) - F. Max. dakbelasting - G. Max. toelaatbare kogeldruk (geremde aanhanger). B(*) Versies A Tot.
TECHNISCHE GEGEVENS Laadbak 1.6 MultiJet Legenda A. Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties) - B. Maximaal toegestane belasting C. Laadvermogen inclusief de bestuurder - D. Nuttig laadvermogen exclusief de bestuurder - E. Trekgewichten (geremde / niet-geremde aanhanger) - F. Max. dakbelasting - G. Max. toelaatbare kogeldruk (geremde aanhanger). B(*) Versies A Tot.
Laadbak 2.0 MultiJet Legenda A. Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank 90% gevuld en zonder opties) - B. Maximaal toegestane belasting C. Laadvermogen inclusief de bestuurder - D. Nuttig laadvermogen exclusief de bestuurder - E. Trekgewichten (geremde / niet-geremde aanhanger) - F. Max. dakbelasting - G. Max. toelaatbare kogeldruk (geremde aanhanger). B(*) Versies A Tot.
TECHNISCHE GEGEVENS VULINHOUDEN Voorgeschreven brandstof en originele smeermiddelen 1.4 1.
Voorgeschreven brandstof en originele smeermiddelen 1.3 MultiJet 1.6 MultiJet 2.
TECHNISCHE GEGEVENS VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN Het voertuig is voorzien van een motorolie die grondig ontwikkeld en getest is om aan de vereisten van het Geprogrammeerd Onderhoudsschema te kunnen voldoen. Constant gebruik van de voorgeschreven smeermiddelen garandeert de specificaties van brandstofverbruik en emissies. De kwaliteit van het smeermiddel is van essentieel belang voor de werking en de levensduur van de motor.
Lamp Eigenschappen van vloeistoffen en smeermiddelen voor een correcte werking van het voertuig Toepassingen TUTELA TRANSMISSION GEARFORCE Contractual Technical Reference No. F002.F10 Handgeschakelde versnellingsbak en differentieel TUTELA ALL STAR Contractual Technical Reference No. F702.G07 Homokinetische koppelingen aan wielzijde TUTELA STAR 700 Contractual Technical Reference No. F701.
TECHNISCHE GEGEVENS Eigenschappen van vloeistoffen en smeermiddelen voor een correcte werking van het voertuig Originele vloeistoffen en smeermiddelen Toepassingen Roodgekleurd beschermingsmiddel met antivrieswerking, op basis van geïnhibeerd Beschermingsmiddelmonoethyleenglycol met organische formule. Overtreft CUNA NC 956-16, ASTM D 3306 voor radiateurs specificaties. FIAT-kwalificatie 9.55523. PARAFLUUP (*) Contractual Technical Reference No. F101.M01 Koelcircuits Gebruik verhouding 50% tot max.
PRESTATIES Toegestane topsnelheden na de eerste gebruiksperiode van het voertuig in km/h. 1,4 1.4 T-JET 1,3 Multijet 1,6 Multijet 158 (Euro 5) 164 156 (Euro 4) 158 (90 pk laag dak) 148 (ondermaat 75 pk) 153 (90 pk hoog dak) 172 (laag dak) 161 167 (hoog dak) 1.6 MultiJet 120 pk Euro 6 1.
TECHNISCHE GEGEVENS BRANDSTOFVERBRUIK BELANGRIJK Het type route, De gegevens over het brandstofverbruik die vermeld zijn in onderstaande tabellen zijn bepaald op basis van de typegoedkeuringstests in overeenstemming met specifieke Europese Richtlijnen. Deze verbruikswaarden hebben betrekking op de basisversies van de voertuigen zonder opties.
4. Rijd niet met een te zware belading: het gewicht van het voertuig (vooral bij rijden in de stad) en de wieluitlijning beïnvloeden in grote mate het brandstofverbruik en de stabiliteit. 5. Verwijder imperialen of skidragers na gebruik. Deze accessoires verminderen de aerodynamica van de auto, wat het brandstofverbruik negatief beïnvloedt. 6. Gebruik voor het vervoer van grote voorwerpen een aanhanger, indien mogelijk. 7.
TECHNISCHE GEGEVENS Brandstofverbruik volgens de geldende Europese richtlijn (liter/100 km) VERSIES 1.4 16V Euro 5 / Euro 6 Start&Stop BRANDSTOFVERBRUIK Stadsverkeer Buitenwegen Gecombineerd Cargo korte wielbasis 9.2 5.7 7.0 Cargo korte wielbasis, groter laadvermogen Cargo lange wielbasis 9.7 5.9 7.3 Combi 5 zitplaatsen - Doblò 5/7 zitplaatsen 9.3 5.9 7.2 Cargo korte wielbasis, hoog dak - Cargo korte wielbasis, groter laadvermogen, hoog dak 9.4 5.9 7.2 Doblò 5 zitplaatsen, Hoog dak 9.
VERSIES 1.4 16V Euro 5 / Euro 6 Geen Start&Stop BRANDSTOFVERBRUIK Stadsverkeer Buitenwegen Gecombineerd Cargo korte wielbasis - Cargo korte wielbasis, groter laadvermogen - Cargo lange wielbasis 9.9 5.8 7.3 Combi 5 zitplaatsen, Korte wielbasis - Combi 5 zitplaatsen, Lange wielbasis - Doblò 5/7 zitplaatsen 10.0 5.9 7.4 Cargo korte wielbasis, hoog dak - Cargo korte wielbasis, hoog dak, groter laadvermogen 10.2 5.9 7.5 Doblò 5/7 zitplaatsen, Hoog dak 10.3 6.1 7.6 9.8 5.8 7.3 10.0 6.
TECHNISCHE GEGEVENS VERSIES 1.4 Euro 4 BRANDSTOFVERBRUIK Stadsverkeer Buitenwegen Gecombineerd Cargo korte wielbasis, groter laadvermogen Cargo lange wielbasis 10.3 5.7 7.4 Combi 5 zitplaatsen - Doblò 5/7 zitplaatsen 9.7 5.9 7.3 Cargo Korte wielbasis, Hoog dak 10.3 5.6 7.3 9.9 6.1 7.5 Doblò 5 zitplaatsen, Hoog dak . VERSIES 1.4 T-JET Euro 5 / Euro 6 BRANDSTOFVERBRUIK Stadsverkeer Buitenwegen Gecombineerd Cargo korte wielbasis - Cargo lange wielbasis 9.5 5.9 7.
VERSIES 1.3 MultiJet 90 pk Euro 5 / Euro 5+ Start&Stop BRANDSTOFVERBRUIK Stadsverkeer Buitenwegen Gecombineerd Cargo lange wielbasis 6 4.3 4.9 Combi 5 zitplaatsen 6 4.3 4.9 5.9 4.3 4.9 6.3 4.6 5.2 6,3 4.7 5.4 Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.* 1360) Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.* 1590) Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.* 1700) *Effectief vermogen . VERSIES 1.
TECHNISCHE GEGEVENS VERSIES 1.3 MultiJet 90 pk Euro 5 / Euro 5+ Start&Stop Eco Pack BRANDSTOFVERBRUIK Stadsverkeer Buitenwegen Gecombineerd 5.8 4.5 5.0 Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.* 1700) *Effectief vermogen . VERSIES 1.3 MultiJet 90 pk Euro 5 / Euro 5+ NO Start&Stop met DPF BRANDSTOFVERBRUIK Stadsverkeer Buitenwegen Gecombineerd Cargo korte wielbasis - Cargo korte wielbasis, groter laadvermogen - Cargo lange wielbasis 6.5 4.2 5.
VERSIES 1.3 MultiJet Euro 4 BRANDSTOFVERBRUIK Stadsverkeer Buitenwegen Gecombineerd Cargo korte wielbasis, Groter laadvermogen 6.4 4.5 5.2 Cargo lange wielbasis 6.6 4.5 5.3 Combi 5 zitplaatsen 6.6 4.5 5.3 6.6 4.6 5.3 Laadbak . VERSIES 1.3 MultiJet Euro 4 Start&Stop met DPF BRANDSTOFVERBRUIK Stadsverkeer Buitenwegen Gecombineerd 6 4.3 4.9 Doblò 5/7 zitplaatsen . VERSIES 1.
TECHNISCHE GEGEVENS 298 VERSIES 1.3 MultiJet 75 pk Euro 5+ DPF GEEN Start&Stop BRANDSTOFVERBRUIK Stadsverkeer Buitenwegen Gecombineerd Cargo 1000 kg korte wielbasis / lange wielbasis 6.9 4.6 5.4 Cargo korte wielbasis / Cargo korte wielbasis, groter laadvermogen / Cargo lange wielbasis 6.5 4.2 5.0 Cargo 5 zitplaatsen / Cargo lange wielbasis / Groter laadvermogen 6.6 4.3 5.1 . VERSIES 1.
VERSIES 1.6 MultiJet 105 pk Euro 5 / Euro 5+ Start&Stop BRANDSTOFVERBRUIK Stadsverkeer Buitenwegen Gecombineerd 6.1 4.8 5.3 6.3 5.2 5.6 6.4 5.3 5.7 6,7 5,3 5,8 6.8 6.2 6.4 Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.* 1360) Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.* 1470) Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.* 1590) Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.* 1700) Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.* 1810) *Effectief vermogen . VERSIES 1.
TECHNISCHE GEGEVENS VERSIES 1.6 MultiJet 105 pk Euro 5 / Euro 5+ Start&Stop Eco Pack BRANDSTOFVERBRUIK Stadsverkeer Buitenwegen Gecombineerd Cargo / Cargo groter laadvermogen, Korte wielbasis, Hoog dak 5.8 4.7 5.1 Cargo Lange wielbasis - Hoog dak 5.7 4.9 5.2 Panorama korte wielbasis hoog dak 5.8 4.8 5.2 5.4 4.6 4.9 5.6 4.8 5.1 5.7 4.9 5.2 6.1 4.9 5.3 6.1 5.8 5.9 Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.* 1360) Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.
VERSIES 1.6 MultiJet 105 pk Euro 5 / Euro 5+ GEEN Start&Stop BRANDSTOFVERBRUIK Stadsverkeer Buitenwegen Gecombineerd Combi 5 zitplaatsen, Korte wielbasis 6.8 4.7 5.5 Combi 5 zitplaatsen, Lange wielbasis 6.9 4.9 5.6 Doblò 5/7 zitplaatsen 6.8 4.7 5.5 Cargo lange wielbasis, Hoog dak 7.1 5.4 6.0 Cargo korte wielbasis, hoog dak / Cargo korte wielbasis, hoog dak, groter laadvermogen 7.1 5.1 5.8 Doblò 5 zitplaatsen, Hoog dak 7.1 5.4 6.0 Doblò 5 zitplaatsen, Lange wielbasis 6.8 4.7 5.
TECHNISCHE GEGEVENS VERSIES 1.6 MultiJet 90 pk Euro 5 / Euro 5+ GEEN Start&Stop BRANDSTOFVERBRUIK Stadsverkeer Buitenwegen Gecombineerd 6.8 4.7 5.5 7.1 5.3 6.0 Doblò 5/7 zitplaatsen Doblò 5 zitplaatsen, Hoog dak . VERSIES 1.6 MultiJet 90 pk Euro 5 / Euro 5+ Start&Stop BRANDSTOFVERBRUIK Stadsverkeer Buitenwegen Gecombineerd 6.1 4.7 5.2 6.3 5.2 5.6 Doblò 5/7 zitplaatsen Doblò 5 zitplaatsen, Hoog dak . VERSIES 1.
VERSIES 1.6 Multijet 95 pk/120 pk Euro 6 Start&Stop Eco-pakket BRANDSTOFVERBRUIK Stadsverkeer Buitenwegen Gecombineerd Doblò 5/7 zitplaatsen Korte wielbasis / Laag dak 5,4 4,3 4,7 Doblò 5 zitplaatsen Lange wielbasis / Laag dak / Versterkte ophanging 5,6 4,5 4,9 Doblò 5 zitplaatsen Korte wielbasis / Hoog dak / Versterkte ophanging 6,0 4,9 5,3 Doblò 5 zitplaatsen (120 pk) Lange wielbasis / Hoog dak / Versterkte ophanging 6,0 4,9 5,3 . VERSIES 1.
TECHNISCHE GEGEVENS VERSIES 2.0 MultiJet Euro 5 / Euro 5+ BRANDSTOFVERBRUIK Stadsverkeer Buitenwegen Gecombineerd Cargo korte wielbasis/lange wielbasis 6.5 5.1 5.6 Combi 5 zitplaatsen / Doblò 5/7 zitplaatsen 6.7 5.1 5.7 Cargo korte wielbasis, hoog dak / Cargo korte wielbasis, groter laadvermogen, hoog dak 6.7 5.2 5.8 Doblò 5 zitplaatsen, Hoog dak 6.8 5.5 6.0 Combi lange wielbasis, Hoog dak 7.2 5.5 6.1 Cargo lange wielbasis, Hoog dak 6.8 5.5 6.0 6.1 4.7 5.
VERSIES 2.0 MultiJet 135 pk Euro 5 / Euro 5+ GEEN Start&Stop BRANDSTOFVERBRUIK Stadsverkeer Buitenwegen Gecombineerd Cargo lange wielbasis, Hoog dak 7.4 5.5 6.2 Doblò 5 zitplaatsen, Lange wielbasis 7.3 5.1 5.9 7.2 5.1 5.9 7.4 5.2 6.0 7.8 5.5 6.3 7.8 6.6 7.0 Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.* 1360) Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.* 1470) Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.* 1700) Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.
TECHNISCHE GEGEVENS CO2-EMISSIE Wordt gemeten door de tijdens de test afgegeven uitlaatgassen te analyseren en houdt verband met de verbruikswaarden via de koolstofbalans van de geproduceerde emissies. De CO2-emissieniveaus in de volgende tabel hebben betrekking op het gecombineerde verbruik. CO2-emissie volgens huidige Europese richtlijn (l/100 km). 1.
1.4 16V Euro 5 / Euro 6 Geen Start&Stop Gecombineerd Cargo korte wielbasis 169 Cargo korte wielbasis, Groter laadvermogen / Cargo lange wielbasis / Combi 5 zitplaatsen, Korte wielbasis / Combi 5 zitplaatsen, Lange wielbasis 172 Doblò 5/7 zitplaatsen / Cargo korte wielbasis, Hoog dak 173 Cargo korte wielbasis, hoog dak, groter laadvermogen / Doblò 5/7 zitplaatsen, hoog dak 177 Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.* 1250) 169 Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.
TECHNISCHE GEGEVENS 1.4 T-JET Euro 5 / Euro 6 Gecombineerd Cargo korte wielbasis / Cargo lange wielbasis 169 Cargo korte wielbasis, Hoog dak 175 Cargo lange wielbasis, Hoog dak 179 Combi 5 zitplaatsen 169 Combi 5 zitplaatsen, Lange wielbasis 173 Doblò 5/7 zitplaatsen 169 1.
1.3 MultiJet 90 pk Euro 5 / Euro 5+ Start&Stop Eco Pack Gecombineerd Cargo groter laadvermogen, Lange wielbasis 118 Combi korte wielbasis / Lange wielbasis 118 Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.* 1360) 117 Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.* 1590) 126 Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.* 1700) 131 *Effectief vermogen 1.
TECHNISCHE GEGEVENS 1.3 MultiJet Euro 4 Combi 5 zitplaatsen 139 Laadbak 141 1.3 MultiJet Euro 4 Start&Stop met DPF Doblò 5/7 zitplaatsen 1.3 MultiJet 75 pk Euro 5+ DPF Start&Stop Gecombineerd 129 Gecombineerd Cargo 1000 kg korte wielbasis / lange wielbasis 137 Cargo korte wielbasis / Cargo korte wielbasis, groter laadvermogen 126 Cargo lange wielbasis, groter laadvermogen / Combi 5 zitplaatsen 129 1.
1.6 MultiJet 105 pk Euro 5 / Euro 5+ Start&Stop Gecombineerd Cargo korte wielbasis, groter laadvermogen Cargo lange wielbasis 137 Combi 5 zitplaatsen, korte wielbasis 138 Combi 5 zitplaatsen, lange wielbasis 141 Doblò 5/7 zitplaatsen 138 Cargo korte wielbasis, hoog dak / Cargo korte wielbasis, groter laadvermogen, hoog dak 146 Doblò 5 zitplaatsen, Hoog dak 150 Doblò 5 zitplaatsen, lange wielbasis 138 Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.
TECHNISCHE GEGEVENS 1.6 MultiJet 105 pk Euro 5 / Euro 5+ Start&Stop Eco Pack Gecombineerd Panorama korte wielbasis / lange wielbasis - Doblò korte wielbasis / lange wielbasis 126 Cargo / Cargo groter laadvermogen, Korte wielbasis, Hoog dak 134 Panorama korte wielbasis hoog dak 136 Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.* 1360) 128 Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.* 1470) 135 Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.
1.6 MultiJet 105 pk Euro 5 / Euro 5+ GEEN Start&Stop Gecombineerd Cargo korte wielbasis, hoog dak, groter laadvermogen / Doblò 5 zitplaatsen, hoog dak 158 Doblò 5 zitplaatsen, lange wielbasis 145 Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.* 1360) 148 Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.* 1470) 156 Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.* 1590) 158 Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.* 1700) 162 Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.
TECHNISCHE GEGEVENS 1.6 Multijet 95 pk/120 pk Euro 6 Start&Stop Eco-pakket Doblò 5/7 zitplaatsen Korte wielbasis / Laag dak 124 Doblò 5 zitplaatsen Lange wielbasis / Laag dak / Versterkte ophanging 130 Doblò 5 zitplaatsen Korte wielbasis / Hoog dak / Versterkte ophanging 140 Doblò 5 zitplaatsen (120 pk) Lange wielbasis / Hoog dak / Versterkte ophanging 140 1.
2.0 MultiJet Euro 5 / Euro 5+ Gecombineerd Cargo korte wielbasis, hoog dak / Cargo korte wielbasis, groter laadvermogen, hoog dak 152 Doblò 5 zitplaatsen, Hoog dak 157 Doblò 5 zitplaatsen, lange wielbasis 150 2.
TECHNISCHE GEGEVENS 316 2.0 MultiJet 135 pk Euro 5 / Euro 5+ Laadbak korte wielbasis / lange wielbasis (F.C.
OFFICIËLE TYPEGOEDKEURINGEN 317
318 TECHNISCHE GEGEVENS
319
TECHNISCHE GEGEVENS RICHTLIJNEN VOOR DE BEHANDELING VAN HET VOERTUIG AAN HET EINDE VAN DE LEVENSDUUR Al jaren zet Fiat zich volledig in voor de bescherming van het milieu via de continue verbetering van de productieprocessen en de realisatie van producten die steeds "eco-compatibeler" zijn.
ALFABETISCH REGISTER ALFABETISCH REGISTER Aanhangers trekken...................... 162 Aansteker....................................... 68 ABS ............................................... 116 Accu .............................................. 215 Accu opladen................................. 217 Achterdeuren ................................. 21 Achterlichtunits .............................. 170 Achterruitsproeier........................... 42 Achterruitwisser..........................
Handmatige uitschakeling frontairbag en zijairbag ter bescherming van borst/hoofd aan passagierszijde...................... Handrem........................................ Het voertuig opkrikken ................... Hill Holder-systeem ........................ Hoofdsteunen ................................ 135 144 192 118 31 Identificatiegegevens ..................... 228 Identificatieplaatje carrosserielak .... 228 Imperiaal ........................................
ALFABETISCH REGISTER Ruitensproeiers .............................. 220 Ruitenwisser / achterruitwisser (vervangen) .................................. 219 Ruitenwisser .................................. 41 SBR-systeem................................ 122 Scheidingswanden......................... 29 Skidrager ....................................... 69 Slepen van het voertuig.................. 192 Sneeuwkettingen ........................... 164 Snelle bandenreparatiekit Fix&Go Automatic ....................
DOBLO LUM NL_LINEA UM ITA 07/01/15 15:08 Pagina 1 NEDERLANDS De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. Fiat behoudt zich het recht voor op elk moment de in deze publicatie beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Wendt u voor nadere informatie tot het Fiat Servicenetwerk. Gedrukt op milieuvriendelijk chloorvrij papier.