Operation Manual

112
F0V0086m
fig. 109
TANKINHOUD
Om te zorgen dat de tank volledig gevuld wordt, moet u
twee keer bijvullen nadat het vulpistool voor de eerste
keer afslaat. Vul niet nog een keer bij om storingen in het
brandstofsysteem te voorkomen.
Als de auto lange tijd wordt gebruikt/stilstaat in bergachtige/
koude gebieden, is het raadzaam dieselbrandstof te tanken
die ter plaatse beschikbaar is.
In dat geval is het bovendien raadzaam een hoeveelheid
brandstof in de tank te houden die groter is dan 50% van
de nuttige inhoud.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Tank bij auto’s met dieselmotor uitsluitend
dieselbrandstof voor motorvoertuigen die
voldoet aan de Europese specificatie EN590.
Het gebruik van andere producten of mengsels kan
de motor onherstelbaar beschadigen en het ver-
vallen van de garantie tot gevolg hebben. Mocht u
onverhoopt een ander type brandstof tanken, dan
mag de motor niet worden gestart en moet de
brandstoftank worden afgetapt. Ook als de motor
slechts kort heeft gedraaid, moet naast de brand-
stoftank, ook alle brandstof uit het gehele brand-
stofcircuit worden afgetapt.
TANKDOP fig. 109
Openen
1) Open klepje A-fig. 109 door het naar buiten te trekken,
houd de dop B vast, steek de contactsleutel in het slot en
draai de sleutel linksom.
2) Draai de dop linksom en verwijder deze. De tankdop
is voorzien van een koord C dat aan het tankklepje vast-
zit, om verlies van de dop te voorkomen. Haak de dop
tijdens het tanken aan het klepje, zoals in de figuur is aan-
gegeven.