Operation Manual

126
F0V0128m
fig. 121
F0V0129m
fig. 122
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Er kan ook een mengvorm worden gekozen, een tradi-
tioneel kinderzitje en een Isofix-kinderzitje.
In fig. 120 is een voorbeeld gegeven van het kinderzitje.
Het Isofix Universeel-kinderzitje is er voor de gewichts-
groep: 1.
Voor de andere groepen is er een specifiek Isofix-kinder-
zitje dat alleen kan worden gebruikt als het speciaal voor
deze auto is ontworpen, getest en goedgekeurd (zie de
lijst met auto’s die bij het kinderzitje geleverd wordt).
Vanwege het verschillende bevestigingssysteem moet het
kinderzitje aan de daarvoor bestemde onderste metalen
beugels A-fig. 121 worden bevestigd. Deze bevinden zich
tussen de rugleuning en zitting van de achterbank. Ver-
wijder daarna de hoedenplank (indien aanwezig) en be-
vestig de bovenste riem (bij het kinderzitje geleverd) aan
het oog B-fig. 122 (een per zijde) op de achterzijde van
de rugleuning van de achterbank.
Bedenk dat bij Isofix Universeel-kinderzitjes, alle zitjes ge-
bruikt kunnen worden die goedgekeurd zijn volgens de
ECE R44/03-richtlijn „Isofix Universeel”.
In het Fiat Lineaccessori-programma zijn een Isofix Uni-
verseel „Duo Plus”- en een „Bimbo Mix”-kinderzitje be-
schikbaar.
Zie voor meer informatie over de montage en/of het ge-
bruik van het kinderzitje, het „Instructieboekje” dat bij
het kinderzitje wordt geleverd.
Monteer het kinderzitje alleen als de auto
stilstaat. Het kinderzitje is op de juiste
wijze aan de beugels bevestigd als u het hoort ver-
grendelen. Houdt u in ieder geval aan de instruc-
ties voor de montage, de demontage en de plaat-
sing. De fabrikant van het kinderzitje is verplicht
deze instructies bij te leveren.
ATTENTIE!