Operation Manual

136
F0V0069m
fig. 127
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0V0087m
fig. 126
PARKEREN
Ga als volgt te werk:
zet de motor uit en trek de handrem aan;
schakel een versnelling in (de 1
e
als de weg omhoog
loopt, de achteruit als de weg omlaag loopt) en zet de
voorwielen iets uitgestuurd.
Als de auto op een steile helling staat, blokkeer de wielen
dan met stenen of wiggen.
Laat de contactsleutel nooit in stand MAR staan omdat
hierdoor de accu ontlaadt en neem bovendien de sleutel
altijd uit het contactslot als u de auto verlaat.
Laat kinderen nooit alleen achter in de auto. Neem de
sleutel altijd uit het contactslot als u de auto verlaat en
neem de sleutel mee.
GEBRUIK VAN DE
VERSNELLINGSBAK
Om de versnellingen in te schakelen, moet u het koppe-
lingspedaal geheel intrappen en vervolgens de versnellings-
pook A-fig. 127 in de gewenste stand plaatsen (het scha-
kelschema staat op de knop van de pook fig. 127).
BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij een stilstaande
auto worden ingeschakeld. Wacht bij een draaiende motor
en een geheel ingetrapt koppelingspedaal minstens 2
seconden, voordat u de achteruit inschakelt. Hiermee
wordt voorkomen dat de tandwielen beschadigen.
Ga als volgt te werk om de achteruit R vanuit de vrijstand
in te schakelen: trek de schuifring B onder de knop om-
hoog en verplaats de pook naar rechts en vervolgens naar
achteren (zoals op het schakelschema is aangegeven).