Operation Manual

149
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende mel-
ding op het display.
U kunt onder deze omstandigheden doorrijden zonder
te veel van de motor te eisen of met hoge snelheid te
rijden. Als lang met een brandend waarschuwingslampje
wordt doorgereden, kunnen beschadigingen ontstaan.
Wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
Het lampje dooft als de storing verdwijnt; de storing
wordt echter wel door het systeem in het geheugen
opgeslagen.
knipperend: duidt op een mogelijke beschadiging van
de katalysator (zie „EOBD-systeem” in het hoofdstuk
„Dashboard en bediening”).
Als het lampje knippert, moet het gaspedaal worden
losgelaten zodat de motor met lage toerentallen draait
en het lampje niet meer knippert; u kunt met matige
snelheid doorrijden waarbij rij-omstandigheden moe-
ten worden vermeden die kunnen leiden tot het op-
nieuw gaan knipperen van het lampje. Wendt u zo snel
mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STORING INSPUITSYSTEEM
(Multijet-uitvoeringen) (geel)
STORING IN MOTORMANAGEMENT-
SYSTEEM EOBD (benzine-uitvoeringen) (geel)
Storing in inspuitsysteem
Als u onder normale omstandigheden de contactsleutel
in stand MAR zet, dan gaat het lampje branden. Het lampje
moet uitgaan als de motor is gestart. Als het lampje blijft
branden of tijdens het rijden gaat branden, dan duidt dit
op een storing in het inspuitsysteem. Dit kan tot gevolg
hebben dat de prestaties verminderen, de auto slechter
gaat rijden en het brandstofverbruik toeneemt.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding
op het display.
U kunt onder deze omstandigheden doorrijden zonder
te veel van de motor te eisen of met hoge snelheid te rij-
den. Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk.
Storing in motormanagementsysteem EOBD
Als u onder normale omstandigheden de contactsleutel
in stand MAR zet, dan gaat het lampje branden. Het lampje
moet uitgaan als de motor is gestart.
Het lampje gaat eerst branden om de juiste werking er-
van aan te geven. Als het lampje blijft branden of tijdens
het rijden gaat branden:
continu branden: duidt op een defect in het inspuit-/
ontstekingssysteem. Dit kan tot gevolg hebben dat
schadelijke uitlaatgasemissie toeneemt, de prestaties
verminderen, de auto slechter gaat rijden en het brand-
stofverbruik toeneemt.
U
Als u de contactsleutel in stand MAR draait
en het lampje
U
gaat niet branden of het
gaat branden of knipperen tijdens het rijden
(op enkele uitvoeringen verschijnt ook een melding
op het display), wendt u dan zo snel mogelijk tot
het Fiat Servicenetwerk. De werking van het lamp-
je
U
kan met speciale apparatuur door de ver-
keerspolitie gecontroleerd worden. Houdt u aan
de wetgeving van het land waarin u rijdt.