NEDERLANDS 603.45.278 INSTRUCTIEBOEKJE De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. FIAT behoudt zich het recht voor op elk moment de in dit boekje beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Voor de laatste informatie hieromtrent kunt u zich tot de FIAT-dealer wenden.
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar) Uitvoering 10 14 MAXI Onbelast en volbeladen Voor Achter Bandenmaat 195/70 R15” Reinforced (97S) 195/70 R15”C (103 Q) 195/70 R15” Reinforced (97S) 195/70 R15”C (103 Q) 215/70 R15”C (109/107 R) 215/70 R15”C (109 Q) Camping Car 195/70 R15”C (103 Q) 215/70 R15”C (109 Q) Camping Car 215/70 R15”C (109/107 R) 215/70 R15”C (109 Q) Camping Car 205/75 R16”C (110/108 Q) 215/75 R16”C (113/111 N) Camping Car 215/75 R16”C (113/111 Q) 215/75 R16”C (113/111 N) Camping Car Alle u
ABSOLUUT LEZEN! BRANDSTOFTANK K Benzinemotoren: Tank bij deze auto uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal 95 RON. Dieselmotoren: Tank bij deze auto uitsluitend dieselbrandstof voor motorvoertuigen die voldoet aan Europese specificaties EN590.
ELEKTRISCHE APPARATUUR Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam kan ontladen), dient u contact op te nemen met Fiat-dealer. Deze kan u de meest geschikte installaties aanraden die de accu niet uitputten. CODE-card Bewaar deze op een veilige plaats, maar niet in de auto. Wij raden u aan de elektronische code van de CODE-card altijd bij u te hebben omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart.
WELKOM AAN BOORD VAN DE DUCATO Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Ducato. Met deze bedrijfsauto bent u verzekerd van een groot laadvermogen, veiligheid en rijplezier. Bovendien is de Ducato een auto met respect voor het milieu. De doelmatigheid van elk detail, zijn veelzijdigheid, de prestaties van de motor, de vele accessoires en optionals, de veiligheidssystemen en de recycleerbare onderdelen maken de Ducato tot een unieke bedrijfsauto.
VEILIG EN MILIEUBEWUST RIJDEN Veiligheid, respect voor het milieu en optimalisering van het laadvermogen zijn de uitgangspunten geweest bij het ontwerpen van de Ducato. Zowel de nieuwe motoren, de veiligheidsvoorzieningen en het grote comfort voor de bestuurder en zijn medeinzittenden, als het grote gebruiksgemak dragen ertoe bij om de persoonlijkheid van uw Ducato te waarderen.
SIGNALEN VOOR EEN CORRECT GEBRUIK VAN UW AUTO De signalen die u op deze pagina ziet, zijn zeer belangrijk. Zij staan bij onderdelen in dit boekje waar we extra aandacht voor vragen. Zoals u ziet, bestaat elk signaal uit een verschillend symbool. Zo wordt direct duidelijk om welk onderwerp het gaat: Veiligheid van de inzittenden. Attentie. Het niet of gedeeltelijk opvolgen van deze instructies kan gevaar opleveren voor de inzittenden. Bescherming van het milieu.
SYMBOLEN Op of in de nabijheid van enkele onderdelen van uw Ducato zijn specifiek gekleurde plaatjes aangebracht met daarop symbolen die uw aandacht vragen en die voorzorgsmaatregelen aangeven die u in acht moet nemen als u met het betreffende onderdeel te maken krijgt. Hierna volgen kort samengevat de symbolen die vermeld staan op de plaatjes die op uw Ducato zijn aangebracht met daarnaast het onderdeel waarop het symbool betrekking heeft. SYMBOLEN DIE GEVAAR AANDUIDEN Accu Corrosieve vloeistof.
VERBODSSYMBOLEN Riemen en poelies Accu Bewegende delen; niet dichtbij komen met lichaamsdelen of kleding- Niet dichtbij komen met open vuur. Slangen van de airconditioning Accu stukken. Niet openen. Houd kinderen op afstand. Gas onder hoge druk. Hitteschilden riemen - poelies ventilateur Niet aanraken. WAARSCHUWINGSSYMBOLEN Katalysator Parkeer niet boven brandbare materialen. Raadpleeg het hoofdstuk: “Voorzorgsmaatregelen voor het behoud van de emissiereductiesystemen”.
VERPLICHTINGSSYMBOLEN Auto rijdt op diesel Ruitenwissers Tank uitsluitend dieselbrandstof. Bescherm de ogen. Motor Expansiereservoir Accu Krik Gebruik uitsluitend de smeermiddelen die zijn aangegeven in de “Vullings- Gebruik uitsluitend de vloeistof die is aangegeven in de “Vullingstabel”. Raadpleeg het instructieboekje. Gebruik uitsluitend de vloeistof die is aangegeven in de “Vullingstabel”. tabel”.
INHOUD WEGWIJS IN UW AUTO CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO NOODGEVALLEN ONDERHOUD VAN DE AUTO TECHNISCHE GEGEVENS ACCESSOIRES MONTEREN ALFABETISCH REGISTER 7
WEGWIJS IN UW AUTO Wij raden u aan dit hoofdstuk te lezen terwijl u comfortabel in uw nieuwe Ducato zit. Zo kunt u de in dit boekje beschreven delen direct herkennen en alles proberen. Op deze manier raakt u in korte tijd vertrouwd met de bedieningsknoppen en de installaties waarmee uw Ducato is uitgerust. Wanneer u de motor start en de weg op gaat, zult u nog veel meer aardige eigenschappen van uw nieuwe auto ontdekken. FIAT CODE ........................................................................
DE SLEUTELS Bij de auto worden geleverd: Voor een nog betere bescherming tegen diefstal is de auto uitgerust met een elektronische startblokkering (Fiat CODE). Het systeem schakelt automatisch in als de start-/contactsleutel wordt uitgenomen. In de handgreep van de sleutels zit een elektronisch component gemonteerd dat bij het starten van de motor een signaal ontvangt via een speciale antenne die in het start-/contactslot is ingebouwd. – een sleutel A-fig. 1 en twee sleutels B.
B - de mechanische code van de sleutels die bij aanvraag van duplicaatsleutels aan de Fiat-dealer moet worden overhandigd. C - vakjes voor het aanbrengen van eventuele codestickers. De CODE-card en de sleutel met bordeauxrode handgreep moeten op een veilige plaats worden opgeborgen. Wij raden u aan de elektronische code van de CODE-card altijd bij u te hebben omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart.
1) Als het controlelampje ¢ gaat branden, betekent dit dat het systeem zichzelf controleert (bijv. bij een vermindering van de spanning).Als u het systeem wilt controleren moet u de auto stilzetten, de motor afzetten en de contactsleutel in stand STOP en vervolgens opnieuw in stand MAR draaien: het controlelampje ¢ gaat branden en moet na ongeveer 1 seconde doven.
Als het start-/contactslot is geforceerd (bijv. bij een poging tot diefstal) moet u, voordat u weer met de auto gaat rijden, de werking van het slot laten controleren bij een Fiat-dealer. STUURSLOT Inschakelen: zet de sleutel in stand STOP of PARK, trek de sleutel uit het start-/contactslot en draai het stuur totdat het vergrendelt. ZITPOSITIE INSTELLEN Zitplaatsen voor Uitschakelen: draai het stuur iets heen en weer, terwijl u de sleutel in stand MAR draait.
Laat de hendel los en controleer of de stoel goed geblokkeerd is door naar voren en naar achteren te schuiven. Als de stoel niet goed geblokkeerd is, kan deze onverwachts verschuiven waardoor een gevaarlijke situatie kan ontstaan. BELANGRIJK De zitting kan alleen omhoog geplaatst worden als de stoel ombelast is, en alleen omlaag geplaatst worden als u op de bestuurdersstoel zit. De stoelen zijn voorzien van vaste hoofdsteunen fig.
BINNENSPIEGEL (indien van toepassing) Het spiegeloppervlak aan de onderkant van de spiegel is parabolisch waardoor het blikveld wordt vergroot. Dit heeft tot gevolg dat de omvang van de objecten die men in de spiegel ziet, kleiner lijken. Hierdoor kan de indruk ontstaan dat deze objecten verder verwijderd zijn dan in werkelijkheid. De binnenspiegel is verstelbaar met hendel A-fig. 9. 1 - normale stand 2 - anti-verblindingsstand.
VEILIGHEIDSGORDELS Veiligheidsgordel losmaken: druk op knop D. Voor maximale veiligheid moet u de rugleuning rechtop zetten, tegen de leuning aan gaan zitten en de gordel goed laten aansluiten op borst en bekken. Begeleid de gordel tijdens het teruglopen om te voorkomen dat de gordelband draait. Gebruik van de veiligheidsgordels (een- of tweezits bijrijdersbank in de cabine fig. 13 en zijzitplaatsen achter indien aanwezig) Deze gordels hoeft u niet met de hand af te stellen.
Omhoog Controleer na het instellen altijd of de beugel goed vergrendeld is in één van de vaste punten. Trek de geleidebeugel A-fig. 14 omhoog in de gewenste stand. De geleidebeugel A kan in 5 standen worden gezet. Omlaag Controleer na het instellen altijd of beugel A goed vergrendeld is door hem naar beneden te duwen zonder knop B in te drukken. BELANGRIJK De gordel is correct afgesteld als hij goed aansluit op het bekken. P3P00351 Gordel vastmaken: druk gesp A-fig.
Bedenk dat passagiers op de zitplaatsen achter die geen gordel dragen tijdens een ernstig ongeval, ook gevaar opleveren voor de voorpassagiers. De gordelband mag nooit gedraaid zijn. Het diagonale gordelgedeelte moet via het midden van de schouder schuin over de borst liggen. Het horizontale gordelgedeelte moet over het bekken en niet over de buik liggen, zodat wordt voorkomen dat u tijdens een botsing onder de gordel uitschuift fig. 16. Draag geen voorwerpen (sieraden, gespen enz.
KINDEREN VEILIG VERVOEREN Ook vrouwen die in verwachting zijn moeten een gordel dragen: ook voor hen (zowel voor de aanstaande moeder als het kind) is de kans op letsel bij een ernstig ongeval groter als ze geen gordel dragen. Voor optimale bescherming bij een ongeval moeten alle inzittenden zittend reizen en beschermd worden door goedgekeurde veiligheidssystemen. Uiteraard moeten zwangere vrouwen het onderste deel van de gordel meer naar beneden omleggen, zodat de gordel onder de buik langs loopt fig.
Wij raden u aan kinderen altijd op de zitplaatsen achter te vervoeren omdat die plaatsen bij een ongeval de meeste bescherming bieden. GROEP 1 Baby’s tot 10 kg moeten in wiegjes worden vervoerd die achterstevoren zijn geplaatst, waardoor het achterhoofd wordt gesteund en bij abrupte snelheidswisselingen de nek niet wordt belast. Kinderen met een gewicht vanaf 9 kg moeten worden vervoerd in kinderzitjes met een kussen fig.
GROEP 2 GROEP 3 Vanaf 15 kg kunnen kinderen direct door de veiligheidsgordels van de auto worden beschermd. Kinderen moeten zo in de kinderzitjes worden geplaatst, dat het diagonale gordelgedeelte schuin over de borst en niet langs de nek moet liggen. Het horizontale gordelgedeelte moet over het bekken en niet over de buik van het kind liggen fig. 22. Vanaf 22 kg kunnen kinderen op een kussen vervoerd worden fig. 23.
Hieronder zijn de richtlijnen voor een veilig vervoer van kinderen aangegeven, waaraan u zich dient te houden. 1) Plaats het kinderzitje bij voorkeur op één van de zitplaatsen achter omdat deze plaatsen bij een ongeval de meeste bescherming bieden. 2) In het figuur worden slechts aanwijzingen gegeven voor de montage.Houdt u bij de montage van het kinderzitje strikt aan de instructies. De fabrikant is verplicht deze instructies bij te leveren.
GORDELSPANNERS Voor een nog effectievere bescherming zijn bij de Ducato-uitvoeringen met airbag de veiligheidsgordels van de bestuurdersstoel en de buitenste passagierszitplaats voorzien van gordelspanners. Dit systeem wordt bij een heftige botsing door een sensor in werking gesteld en trekt de gordel enige centimeters aan. Op deze wijze worden de inzittenden veel beter op hun plaats gehouden en wordt de voorwaartse beweging beperkt.
DASHBOARD De aanwezigheid en de opstelling van de instrumenten en de controlelampjes kunnen per uitvoering verschillen. fig.
De aanwezigheid en de opstelling van de instrumenten en de controlelampjes kunnen per uitvoering verschillen. fig.
INSTRUMENTENPANEEL UITVOERING STUUR LINKS A - Brandstofmeter B - Koelvloeistoftemperatuurmeter C - Snelheidsmeter en kilometerteller fig. 26 P3P00479 UITVOERING STUUR RECHTS A - Brandstofmeter B - Koelvloeistoftemperatuurmeter C - Snelheidsmeter en mijlteller fig.
UITVOERING STUUR LINKS A - Brandstofmeter B - Koelvloeistoftemperatuurmeter C - Snelheidsmeter en kilometerteller D - Toerenteller fig. 28 P3P00487 UITVOERING STUUR RECHTS A - Brandstofmeter B - Koelvloeistoftemperatuurmeter C - Snelheidsmeter en mijlenteller D - Toerenteller fig.
INSTRUMENTEN BRANDSTOFMETER SNELHEIDSMETER MIJLENTELLER fig. 31 Het waarschuwingslampje A-fig. 32 gaat branden als er nog 8 tot 10 liter brandstof in de tank aanwezig is. A - Snelheidsmeter. SNELHEIDSMETER KILOMETERTELLER fig. 30 B - Totaal mijlteller. Rijd nooit met een bijna lege tank: door een onregelmatige brandstoftoevoer kan de katalysator beschadigen. C - Dagteller. A - Snelheidsmeter. D - Druktoets voor het op nul zetten van de dagteller. Indrukken voor het op nul zetten.
CONTROLEEN WAARSCHUWINGSLAMPJES Zet de motor uit als het lampje ondanks de genomen maatregelen blijft branden, en neem contact op met de Fiat-dealer. KOELVLOEISTOFTEMPERATUURMETER fig. 33 Onder normale omstandigheden staat de wijzernaald van de koelvloeistoftemperatuurmeter ongeveer in het midden van de schaal. De lampjes branden in de volgende gevallen: Als de wijzernaald in het rode gebied komt, betekent dit dat de motor overbelast wordt en dat er gas moet worden teruggenomen. TOERENTELLER fig.
v TE LAGE MOTOROLIEDRUK (rood) Als de motoroliedruk onder de normale waarde zakt.Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden. Het moet doven nadat de motor is gestart. Als de motor stationair draait, kan het voorkomen dat het lampje iets later dooft. Als de motor zwaar belast is, kan het lampje gaan knipperen als de motor stationair draait. Het moet doven zodra u iets gas geeft. STORING IN INSPUITSYSTEEM (rood) Als er een storing is in het inspuitsysteem.
x WAARSCHUWING REMSYSTEEM (rood) In vier gevallen: 1 – als de handrem is aangetrokken û STORING AIRBAG (rood) (indien van toepassing) Als het systeem niet goed werkt. 2 – als het remvloeistofniveau onder het minimum is gedaald 3 – als de remblokken versleten zijn. 4 – tegelijkertijd met het lampje > om een storing aan te geven in de elektronische remdrukverdeling EBD. Als het lampje x tijdens het rijden gaat branden, controleer dan of de handrem niet is aangetrokken.
> STORING IN ANTI-BLOKKEERSYSTEEM (ABS) (geel) Als het ABS niet goed werkt. Het conventionele remsysteem blijft werken. Neem echter zo spoedig mogelijk contact op met de Fiat-dealer. Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden. Na ongeveer twee seconden moet het lampje doven. De auto is uitgerust met een elektronische remdrukverdeling (EBD).
VERWARMING EN VENTILATIE A - Luchtrooster voor ontwasemen of ontdooien van de voorruit. B - Vast luchtrooster voor ontwasemen of ontdooien van de zijruiten voor. C - Verstelbaar luchtrooster zijkant. D - Verstelbaar luchtrooster in het midden. E - Uitstroomopening in het midden onder het dashboard voor luchttoevoer naar de beenruimte van de inzittenden voor. P3P00485 fig.
VERSTELBARE EN REGELBARE LUCHTROOSTERS fig. 36 en fig. 37 BEDIENINGSKNOPPEN fig. 38 A - Draaiknop voor het regelen van de luchtopbrengst: B - Draaiknop voor regeling van de luchttemperatuur (menging van warme/koude lucht). Druk voor het inschakelen op toets G-fig. 39. A - Draaiknop voor inschakeling van de aanjager. in stand ¥ = luchtrooster open Druk nogmaals op de toets voor het uitschakelen. C - Draaiknop voor de luchtverdeling.
VERWARMING Standen voor een snelle verwarming. 1) Draaiknop voor de luchttemperatuur: in het rode vlak. 2) Draaiknop voor de aanjager: schakel de gewenste snelheid in.
RECIRCULATIE Als u de schuif voor de recirculatie in stand Ò zet, circuleert alleen de lucht in het interieur. BELANGRIJK Dit systeem is vooral bruikbaar bij geconcentreerde luchtvervuiling (in de file, in tunnels, enz.). Het is niet raadzaam dit systeem langdurig te laten werken, vooral niet als u met meer personen in de auto zit, omdat dan de ruiten kunnen beslaan. BELANGRIJK Uitsluitend bij de uitvoering met 2.
Voor het inschakelen van de extra airconditioning moet draaiknop F-fig. 41, op het kanaal onder het dak, bediend worden. Deze werkt alleen als de hoofdairconditioning is ingeschakeld. AIRCONDITIONING (KOELING) Standen voor een snelle koeling: 1) Draaiknop voor de luchttemperatuur: in het blauwe vlak. 2) Airconditioning: druk op de schakelaar √ Het systeem gebruikt het milieuvriendelijke koelmiddel R134a. Bij lekkage is dit middel niet schadelijk voor het milieu.
EXTRA VERWARMING (indien aanwezig) De extra verwarming werkt volledig onafhankelijk van de werking van de motor en zorgt ervoor dat: – het interieur van de auto wordt opgewarmd als de motor uit staat; – de ruiten worden ontdooid; – de koelvloeistof van de motor en dus de motor zelf voor het starten wordt opgewarmd.
BELANGRIJK De extra verwarming is uitgerust met een thermische beveiliging die de brander uitschakelt bij oververhitting door te weinig of lekkende koelvloeistof.Als dit het geval is moet na het repareren van het defect in het koelsysteem en/of het bijvullen van de koelvloeistof en voordat de verwarming weer wordt ingeschakeld, de programma-keuzetoets worden ingedrukt. Digitale timer fig.
Instellen van de juiste tijd Programmeren van de inschakeltijd fig. 45 – Druk op toets 4: het display en het controlelampje 9-fig.44 schakelen dan in. Druk op toets 8 van de timer als u handmatig het systeem wilt inschakelen; het display en het controlelampje 1 worden verlicht en blijven verlicht zolang het systeem in werking is. De inschakeltijd kan van 1 minuut tot 24 uur van te voren worden geprogrammeerd.
BELANGRIJK Als u de andere vooraf ingestelde tijden wilt oproepen, druk dan binnen 10 seconden één of meer keren op toets 6. Oproepen van een van de geprogrammeerde inschakeltijden fig. 46 Druk een of meerdere keren op toets 6 totdat op het display het nummer 3 verschijnt. Na 10 seconden verdwijnt de tijd van het display maar blijft in het geheugen opgeslagen en worden het nummer 3 en het display verlicht. – druk binnen 10 seconden op toets 5 of 7 totdat de gewenste inschakeltijd is geselecteerd.
– Parkeer de auto niet boven brandbare materialen zoals papier, gras of droge bladeren: brandgevaar! – De temperatuur in de nabijheid van de verwarming mag niet boven 120°C komen (na spuitwerkzaamheden kan de temperatuur van de carrosserie in een moffeloven boven deze waarde uitstijgen). Hogere temperaturen kunnen de componenten van de elektronische regeleenheid beschadigen.
HENDEL LINKSBOVEN fig. 48 Met de hendel linksboven schakelt u de richtingaanwijzers (pijlen) in. De richtingaanwijzers werken uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat. Plaats de hendel: naar boven - rechter richtingaanwijzer ingeschakeld; De richtingaanwijzers schakelen automatisch uit als de auto weer rechtuit rijdt. HENDEL RECHTS fig. 49 Als u kort richting aan wilt geven (bijv.
BEDIENINGSKNOPPEN DRUKKNOPPEN fig. 50 Een eerste schakelaarpaneel bevindt zich aan de linkerzijde van het instrumentenpaneel. De drukknoppen werken uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat. CENTRAAL SCHAKELAARPANEEL fig. 51 Panorama- en Combiuitvoering fig. 52 B - In-/uitschakeling waarschuwingsknipperlichten. A - In-/uitschakeling verlichting passagiersruimte.
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR DRAAIKNOP VOOR INSCHAKELING VERLICHTING fig. 53 Zet voor het inschakelen van de buitenverlichting de draaiknop op: Als u na een ongeval een brandstoflucht ruikt of merkt dat het brandstofsysteem lekt, druk dan de schakelaar niet weer terug, zodat brand wordt voorkomen. Deze veiligheidsschakelaar is in de motorruimte op het schutbord geplaatst fig. 54 en springt omhoog bij een ongeval, waardoor de toevoer van brandstof wordt gestopt en de motor afslaat.
TACHOGRAAF (indien aanwezig) BESCHRIJVING SYSTEEM Met de tachograaf fig. 55 kunnen de wettelijke normen worden nagekomen die gelden voor de rijtijden van de bestuurder. Hieronder staan enkele kenmerken van het apparaat vermeld: – zeven cijfers voor het totaal aantal kilometers; – elektronische beveiliging bij te hoge spanning en van het ingangssignaal; op de diagramschijf worden eventuele storingen aangegeven. Open de tachograaf alleen als de auto stilstaat.
INTERIEURUITRUSTING Rijd niet met een geopend dashboardkastje: dit kan de inzittende voor verwonden bij een ongeval. Opbergvak Naast de bestuurdersstoel fig. 58 bevindt zich een opbergvak voor documenten en kleine voorwerpen. DASHBOARDKASTJE/ OPBERGVAK Bij uitvoeringen met een tweezits bijrijdersbank bevindt zich onder de bijrijdersbank eveneens een opbergvak fig. 59. Om het kastje te openen, moet u de twee drukknoppen fig. 57 tegelijk indrukken.
Bij gesloten of geopende portieren kunt u beide lampjes uitschakelen door op knop A-fig. 60 te drukken. DIGITAAL KLOKJE fig. 62 Om alleen het rechter lampje in te schakelen, moet u op knop C drukken. Om alleen het linker lampje in te schakelen, moet u op knop B drukken. De lichtsterkte van de cijfers wordt ter verbetering van de leesbaarheid automatisch verhoogd als u de buitenverlichting inschakelt. In de laadruimte bevindt zich boven de achterdeur een tweede plafondverlichting.
BELANGRIJK Controleer altijd of de aansteker na het indrukken ook uitschakelt. SCHUIFZIJRUITEN IN HET MIDDEN EN ACHTER (Panorama- en Combi-uitvoering fig. 65) (indien aanwezig) ZONNEKLEPPEN fig. 64 De zonnekleppen zitten aan beide zijden naast de achteruitkijkspiegel. Ze kunnen alleen voor de voorruit worden gedraaid. De schuifzijruiten in het midden kunnen in horizontale richting worden verschoven.
PORTIEREN Van binnenuit met de hand openen Controleer voordat u een portier opent of u dit op een veilige manier kunt doen. Verplaats de auto niet met geopende zijdeuren. Trek knopje A-fig. 67 omhoog en trek aan handgreep B. Openen: zoals beschreven bij het portier van de bestuurderscabine. Van binnenuit met de hand vergrendelen In geheel geopende stand wordt de deur door een vangmechanisme opengehouden: druk de deur, om deze eenvoudig te blokkeren, tegen de aanslag.
Als de auto op een steile helling omlaag geparkeerd staat, laat dan de auto niet met geopende deur in vergrendelde stand staan: als u tegen de deur stoot, kan deze losraken en naar voren schuiven. DUBBELE ACHTERDEUR Rechter deur van buitenaf met de hand ontgrendelen (2-fig. 68) Draai de sleutel in stand 2fig. 66 en trek de handgreep in de richting van de pijl. Rechter deur van buitenaf met de hand vergrendelen (2-fig. 68) Rechter deur van binnenuit met de hand ontgrendelen (2-fig.
Het is mogelijk de openingshoek van de twee deuren te vergroten om makkelijker in en uit te laden. Hiervoor moeten de klemveren A-fig. 71 worden losgehaakt, waardoor de deuren ongeveer 180° kunnen worden geopend. DUBBELE ACHTERDEUR DIE VOLLEDIG GEOPEND KAN WORDEN 270° (optional) Sluiten van de deur: Open en sluit de dubbele achterdeur zoals hiervoor staat beschreven. – haak de klemveer vast en sluit de deur.
CENTRALE PORTIERVERGRENDELING (indien aanwezig) ELEKTRISCHE RUITBEDIENING VOORPORTIEREN (indien aanwezig) Van buitenaf: In de armsteun van het portier aan de bestuurderszijde fig. 73 zijn twee drukschakelaars gemonteerd. Met de sleutel in stand MAR bedient u de zijruiten: Van binnenuit Sluit de portieren en druk het knopje op één van de portieren van de bestuurderscabine naar beneden (vergrendelen) of trek het knopje omhoog (ontgrendelen).
Attentie. Als de steunstang verkeerd geplaatst wordt, kan de motorkap onverwachts dichtvallen. Motorkap openen: Voer deze handeling alleen uit als de auto stilstaat. 1) Houd de motorkap met een hand omhoog, trek met de andere hand de stang fig. 76 uit de zitting D en plaats de stang terug in klem C. 2) Laat de motorkap vanaf een hoogte van ongeveer 20 cm dichtvallen: hij vergrendelt nu automatisch.
KOPLAMPEN KOPLAMPEN AFSTELLEN MISTLAMPEN VOOR AFSTELLEN Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk voor het comfort en de veiligheid van uzelf en de overige weggebruikers. Met schroef A-fig. 77 kunt u de mistlampen voor afstellen. Bovendien zijn er wettelijke voorschriften. Voor controle of afstelling dient u contact op te nemen met de Fiatdealer. Voor optimaal zicht en zichtbaarheid moeten de koplampen op de juiste wijze zijn afgesteld. U kunt de koplampen afstellen door draaiknop A-fig.
Uitvoering Stand 0 Stand 1 Stand 2 Stand 3 Bestel (10- 14) alleen bestuurder niet gebruiken niet gebruiken volbeladen Camping Car (10 - 14) alleen bestuurder niet gebruiken volbeladen niet gebruiken Bestel en camping car (MAXI) alleen bestuurder niet gebruiken volbeladen niet gebruiken Panorama en Combi (10) 1, 2 of 3 personen op de zitplaatsen voor alle zitplaatsen bezet zitplaatsen voor + eerste rij bezet alle zitplaatsen bezet + max. belasting op achteras bestuurder + max.
ABS (indien aanwezig) Als bij een storing niet meer op het anti-blokkeersysteem kan worden gerekend, zal de remcapaciteit van de auto absoluut niet minder zijn. De auto is uitgerust met een antiblokkeerremsysteem (ABS). Het systeem voorkomt dat de wielen blokkeren, waardoor de beschikbare grip optimaal wordt benut en de auto ook tijdens een noodstop bestuurbaar en stabiel blijft.
Bij een storing gaat het waarschuwingslampje > op het instrumentenpaneel branden. Rijd met aangepaste snelheid naar een Fiat dealer en laat het systeem volledig repareren. Wees voorzichtig bij het remmen in bochten, ook als de auto is voorzien van ABS. Het allerbelangrijkste advies is echter het volgende: Als het ABS in werking treedt, merkt u dat aan een trilling in het rempedaal.
Direct daarna loopt het kussen weer leeg. AIRBAG (indien aanwezig) De airbag voor is een veiligheidsvoorziening die in werking treedt vanaf een middelzware frontale botsing. Bij botsingen van achteren, zijdelingse of kleine aanrijdingen (waarbij de veiligheidsgordel de inzittende op zijn plaats houdt), is het niet noodzakelijk dat de airbag in werking treedt.Als de airbag in deze gevallen niet geactiveerd wordt, betekent dit niet dat het systeem niet goed functioneert.
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje û branden. Het moet na ongeveer 4 seconden doven. Als het lampje niet gaat branden, blijft branden of als het gaat branden tijdens het rijden, stop dan onmiddellijk en neem contact op met de Fiatdealer. Plak geen stickers of andere voorwerpen op het stuur. Reis niet met voorwerpen op schoot en houd vooral geen pijp, potlood, enz in de mond. Bij een ongeval waarbij de airbag in werking treedt, kan dit ernstig letsel veroorzaken.
Achter het vakje zitten de voedingskabels, de aansluitkabels voor de luidsprekers en de antenne. MONTAGEVOORBEREIDING AUTORADIO Alle uitvoeringen zijn standaard uitgerust met: Opmerking De kabels zijn om rammelen te voorkomen met plakband aan de kabelbundel van de verwarming bevestigd.
VOORBEREIDING VOOR IMPERIAAL/SKIDRAGER ANTENNE Montage: 1) verwijder de kunststof dop Cfig. 83 op het dak van de auto TANKEN MET DE DUCATO MET BENZINEMOTOR 2) schroef de antenne vast. Zie het hoofdstuk “Accessoires monteren” voor de elektrische bedrading om beschadiging van het systeem te voorkomen. Gebruik de speciale bevestigingspunten in de dakranden om de imperiaal te bevestigen fig. 84 Door de toepassing van emissiereductiesystemen in de Ducato mag u uitsluitend loodvrije benzine tanken.
Tank met de Ducato nooit, niet in noodgevallen en ook niet een klein beetje, loodhoudende benzine. U zou de katalysator onherstelbaar beschadigen. Een beschadigde katalysator laat schadelijke stoffen in het uitlaatgas achter, waardoor het milieu wordt vervuild. MET DIESELMOTOR De dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (Europese specificaties EN590).
BESCHERMING VAN HET MILIEU DOP VAN DE BRANDSTOFTANK Druk op het door de pijl aangegeven punt om klepje A-fig. 86 te openen. Gebruik de sleutel om de dop van de brandstoftank te open. De bescherming van het milieu is het uitgangspunt geweest in alle fasen van Door de hermetische afsluiting van de tank kan de druk in de tank iets verhoogd zijn.
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO Dit hoofdstuk dient om de Ducato optimaal te gebruiken, hem niet te beschadigen en al zijn capaciteiten volledig te benutten.Wij geven u aanbevelingen “wat te doen, wat te laten en wat te vermijden” bij het rijden met de Ducato. In de meeste gevallen gaat het om zaken die ook voor andere auto’s belangrijk zijn. In andere gevallen gaat het specifiek om de werking van de Ducato.
MOTOR STARTEN BENZINEMOTOR STARTEN BELANGRIJK Het gaspedaal mag pas worden ingetrapt nadat de motor is gestart. Het is gevaarlijk om de motor in een afgesloten ruimte te laten draaien. De motor verbruikt zuurstof en produceert koolmonoxide en andere giftige stoffen. Raak de hoogspanningskabels (bougiekabels) nooit aan als de motor draait. 1) Zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken. 2) Zet de versnellingspook in vrij. 3) Trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal in te trappen.
DIESELMOTOR STARTEN 1) Zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken. 2) Zet de versnellingspook in vrij. 3) Trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal in te trappen. 4) Draai de contactsleutel in stand MAR. Op het instrumentenpaneel gaan de waarschuwingslampjes m en ¢ branden. Als het lampje m gedurende 60 seconden gaat branden na het starten of tijdens een langduriger startpoging, betekent dit dat er een storing is in het voorgloeisysteem.
Als de motor nog niet aanslaat, dient u contact op te nemen met de Fiatdealer. MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN (benzine en diesel) BELANGRIJK Bij lage buitentemperaturen start een koude motor sneller als het smeersysteem is gevuld met een dunnere motorolie. Houdt u zich daarom in de winter strikt aan de aanwijzingen in de paragraaf “Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen”. – Rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toerentallen draaien en trap het gaspedaal niet bruusk in.
MOTOR UITZETTEN Draai de contactsleutel in stand STOP terwijl de motor stationair draait. Gasgeven voordat u de motor uitzet heeft geen enkel nut, verspilt brandstof en is, vooral voor motoren met turbo-compressor, schadelijk. PARKEREN De handrem is aan de linkerzijde van de bestuurdersstoel geplaatst. Zet de motor uit,trek de handrem aan, schakel een versnelling in (1e als de weg omhoog loopt, in achteruit als de weg omlaag loopt) en zet de voorwielen iets uitgestuurd.
GEBRUIK VAN DE VERSNELLINGSBAK draaiende motor met geheel ingetrapt koppelingspedaal 2 seconden voordat u de achteruit inschakelt, om beschadiging aan de versnellingsbak te voorkomen. Om de versnellingen in te schakelen, moet u het koppelingspedaal geheel intrappen en vervolgens de versnellingspook in één van de in het schema aangegeven standen fig. 2 plaatsen (dit schema staat ook op de knop van de pook).
VOOR U WEGRIJDT – Controleer of de verlichting goed werkt. Voer regelmatig controles uit. Zie hiervoor de paragraaf “Periodieke controles en voor lange reizen” in dit hoofdstuk. – Zet de stoel, het stuur en de achteruitkijkspiegels in de juiste stand. TIJDENS DE RIT – Controleer of de slag van de pedalen niet beperkt wordt (door matten enz.). – Controleer of eventuele kinderzitjes (stoeltjes, wiegjes, enz.) goed bevestigd zijn.
Rijd niet met voorwerpen op de vloer voor de bestuurdersstoel: tijdens het remmen kunnen deze tussen de pedalen komen waardoor het onmogelijk is te accelereren of te remmen. Let op de dikte van eventuele extra vloermatten: zelfs een gering defect in het remsysteem kan tot gevolg hebben, dat het rempedaal dieper dan normaal moet worden ingetrapt. Water, sneeuw en strooizout op wegen kunnen zich afzetten op de remschijven waardoor de gewenste remvertraging iets later wordt bereikt.
Doof het grootlicht (indien ingeschakeld) als u een tegenligger ziet en passeer met dimlicht. – Houd alle lampen schoon. – Let buiten de stad op overstekende dieren: als er zich loslopende dieren langs de weg bevinden, dient u de snelheid te minderen om het risico op een aanrijding te beperken. Met regen rijden zichtbaarheid voor anderen te vergroten. – Rijd niet met hoge snelheid door plassen en houd het stuur stevig vast.
van het zicht, enz.), tracht dan toch buiten de rijstrook te stoppen. Zet vervolgens de waarschuwingsknipperlichten aan en, zo mogelijk, de dimlichten. Druk in een rustig ritme op de claxon als u een andere auto denkt te zien. – Denk eraan dat bergopwaarts inhalen veel langzamer gaat en dat de weg daarom langer vrij moet zijn.Als u wordt ingehaald terwijl u bergopwaarts rijdt, geef de passerende auto dan de ruimte. – In de winter kan op schijnbaar droge wegen toch ijs liggen.
Het beste gebruik van ABS: – Bij een noodstop of bij verminderde grip voelt u een lichte trilling in het rempedaal: dit is het signaal dat het ABS werkt. Laat het pedaal niet los, maar blijf het ingetrapt houden zodat het remsysteem continu werkt. – Het ABS houdt de auto tijdens het remmen bestuurbaar. Hierdoor kunt u tijdens het remmen obstakels ontwijken door van richting te veranderen. – Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen, maar verhoogt de grip van de banden op het wegdek niet.
Stroomverbruikers Gebruik de elektrische installaties alleen als u ze nodig hebt. De achterruitverwarming, de verstralers, de ruitenwissers en de aanjager van het ventilatie-/verwarmingssysteem vragen veel stroom, waardoor het brandstofverbruik toeneemt (tot aan 25% in stadsverkeer). Airconditioning De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waardoor de motor zwaar wordt belast en het brandstofverbruik sterk toeneemt.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN Koude start Bij regelmatig koud starten, bereikt de motor niet de optimale bedrijfstemperatuur. Hierdoor neemt niet alleen het brandstofverbruik toe (van 15 tot aan 30% in stadsverkeer) maar ook de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen. Verkeerssituatie en conditie van het wegdek Op een drukke weg bijvoorbeeld bij filerijden, waarbij overwegend lage versnellingen worden gebruikt, of in de stad waar zich veel verkeerslichten bevinden, zal het brandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn.
Ook als de auto schuin staat of op een helling, kunnen bij het openen van de achterdeuren of van de zijdeur losse voorwerpen onverwachts naar buiten schuiven. Als u reservebrandstof in een jerrycan wilt vervoeren, houdt u dan aan de geldende wetgeving. Gebruik alleen een goedgekeurde jerrycan en bevestig deze op de juiste wijze aan de bevestigingspunten. Toch zal bij een ongeval de kans op brand groter zijn.
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET BEHOUD VAN DE EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN De correcte werking van deze systemen is niet alleen belangrijk voor het milieu, maar ook voor het rendement van de auto. Het in goede conditie houden van de systemen is de belangrijkste voorwaarde voor milieubewust en economisch rijden. De eerste eis is, dat u zich te allen tijde houdt aan het geprogrammeerd onderhoud. Gebruik voor de benzinemotoren uitsluitend loodvrije benzine. Als het starten problemen oplevert, blijf dan niet proberen.
TREKKEN VAN AANHANGERS BELANGRIJKE TIPS Voor het trekken van aanhangwagens of caravans moet de auto uitgerust zijn met een trekhaak van een goedgekeurd type en een adequate elektrische installatie.De montage van de trekhaak moet door gespecialiseerd personeel worden uitgevoerd. Ook moet documentatie worden overhandigd m.b.t. het rijden met een aanhanger. Monteer zonodig speciale achteruitkijkspiegels, waarmee u voldoet aan de geldende wetgeving.
AUTO LANGERE TIJD STALLEN Tref de volgende maatregelen als de auto enkele maanden niet wordt gebruikt: – Zet de auto in een overdekte, droge en zo mogelijk goed geventileerde ruimte. – Schakel een versnelling in. – Maak de accukabels los van de accu (koppel altijd eerste de minkabel los) en controleer de acculading. Gedurende het stallen, moet deze controle iedere maand worden herhaald. Laad de accu op als de spanning lager is dan 12,5 Volt. – Controleer of de handrem vrij is.
RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE TELEFOON Mobiele telefoons en andere radiozendapparaten (bijvoorbeeld 27 mc) mogen alleen in de auto worden gebruikt als er een aparte antenne aan de buitenkant van de auto wordt gemonteerd.
NOODGEVALLEN Wie in een noodsituatie verkeert, heeft directe en concrete hulp nodig. De volgende pagina’s zijn speciaal gemaakt om u zonodig te helpen. Zoals u ziet, worden er diverse kleine problemen behandeld; voor elk wordt beschreven wat u zelf kunt doen om het probleem te verhelpen. Bij eventuele grotere problemen is het echter nodig een Fiat-dealer te raadplegen. Wij willen u eraan herinneren, dat u bij het instructieboekje ook de “SERVICE- EN GARANTIEHANDLEIDING” hebt ontvangen.
NOODSTART DIESELUITVOERINGEN Bij dieseluitvoeringen is het niet mogelijk een noodstart uit te voeren; raadpleeg direct een Fiat-dealer. BENZINE-UITVOERINGEN Als de Fiat CODE er niet in slaagt om de startblokkering op te heffen, blijven het controlelampje ¢ en het waarschuwingslampje van het inspuitsysteem branden en start de motor niet. Voor het starten van de motor is het nodig een noodstart uit te voeren. Wij raden u aan om eerst de instructies goed te lezen voordat u de motor op deze wijze start.
STARTEN MET EEN HULPACCU 2) Sluit een tweede startkabel aan op de minpool 3 (– teken nabij de pool) van de hulpaccu en op de massa-aansluiting 4 (E) op de motor of op de versnellingsbak van de auto die gestart moet worden; Als de accu leeg is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu, die ten minste dezelfde capaciteit moet hebben als de lege accu (zie hoofdstuk “Technische gegevens”).
ROLLEND STARTEN EEN LEKKE BAND Algemene aanwijzingen Probeer auto’s nooit te starten door ze aan te duwen, te slepen of van een helling af te laten rijden. Op die wijze kan er onverbrande benzine in de katalysator terechtkomen, waardoor hij onherstelbaar zal beschadigen. Houd er rekening mee dat de rem- en stuurbekrachtiging niet werken zolang de motor niet is aangeslagen, waardoor meer kracht nodig is voor de bediening van het rempedaal en het stuur.
Op een sticker op de krik is het maximum hefvermogen aangegeven; de krik mag nooit voor een zwaardere last worden gebruikt. Smeer de schroefdraad van de wielbouten niet met vet in voordat u ze monteert: de bouten kunnen loslopen. Controleer regelmatig de spanning van de banden, ook van het reservewiel en houdt u daarbij aan de waarden die in het hoofdstuk “Technische gegevens” zijn aangegeven. 86 1.
– verwijder de twee kunststof doppen A-fig. 2; – haak de reservewielhouder los door de sleutel E-fig. 5 in opening Lfig. 4, aan de linkerzijde van de steun, te steken en laat het reservewiel zakken. – draai met de ratelsleutel B en het verlengstuk F-fig. 5 de twee zichtbaar geworden bouten C-fig. 2 los; 1) Draai de wielbouten van het te verwisselen wiel ongeveer één slag los. 2) Draai het kartelwiel van de krik D-fig. 5 zo, dat hij iets omhoog komt.
Ook de bewegende delen van de krik (schroefdraad en scharnieren) kunnen letsel veroorzaken: vermijd contact met deze onderdelen. Reinig uw handen zorgvuldig als deze met vet in contact zijn geweest. DEFECTE BUITENVERLICHTING 9) Draai de ratelsleutel zodat de auto zakt, en verwijder de krik. 10) Draai de wielbouten kruiselings vast, in de volgorde die aangegeven is op het schema in fig. 7. Ter afsluiting: 6) Draai met sleutel E-fig. 6 de 5 wielbouten helemaal los en verwijder het wiel.
Halogeenlampen mag u uitsluitend aanraken op het metalen gedeelte.Als u de bol met uw vingers aanraakt, zal de lichtopbrengst van de lamp teruglopen en kan ook de levensduur beperkt worden. Als u de bol per ongeluk toch hebt aangeraakt, moet u hem schoonwrijven met een doekje met alcohol en daarna laten drogen. ALGEMENE AANWIJZINGEN Als een lampje niet brandt, controleer dan eerst of de zekering niet doorgebrand is,voordat u de lamp vervangt.
(fig. 8) TYPE W GROOTLICHT D H4 60/55 DIMLICHT D H4 60/55 PARKEERLICHTEN VOOR B R5W 5 RICHTINGAANWIJZERS VOOR B P21W 21 RICHTINGAANW. OP VOORSPATBORD A W5W 5 RICHTINGAANWIJZERS ACHTER B PY21W 21 REMLICHTEN B P21W 21 DERDE REMLICHT A W5W 5 ACHTERUITRIJLICHTEN B P21W 21 MISTACHTERL.
RICHTINGAANWIJZERS VOOR Gloeilamp vervangen: 6) Plaats de unit terug, waarbij de lippen C in de geleiders aan de zijkant van de koplamp moeten vallen. Gloeilamp vervangen: 1) Draai lamphouder D-fig. 11 iets en trek hem uit de zitting. 7) Haak borgveer A weer vast. 1) Haak de borgveer los A-fig. 12 2) Verwijder de gloeilamp. 2) Verwijder de richtingaanwijzerunit uit de voorzijde van de auto. 3) Plaats de nieuwe lamp en monteer de lamphouder.
MISTLAMPEN VOOR (indien aanwezig) Halogeenlamp vervangen: 1) Draai de twee schroeven A-fig. 14 op de bumper los. 3) Haak borgveer C-fig. 16 los en verwijder lamp D. ACHTERLICHTUNIT 4) Voer voor de montage de bovenstaande handelingen in omgekeerde volgorde uit. 1) Verwijder met een schroevendraaier de twee schroeven A-fig. 17. Gloeilamp vervangen: 2) Verwijder de achterlichtunit en trek stekker B los. 2) Draai de twee schroeven B-fig. 15 los en verwijder het rubber deksel.
E - 12V/21W-gloeilamp van achteruitrijlicht Voor pick-up en chassis/cabine-uitvoeringen: F - 12V/21W-gloeilamp van richtingaanwijzer (oranje) Draai de vier schroeven H-fig.19 los en vervang de lampen: G - 12V/21W-gloeilamp van remlicht I - 2V/21W-gloeilamp van achteruitrijlicht (rechterkant) 4)Verwijder de gloeilampen door ze iets in te drukken en linksom te draaien. DERDE REMLICHT fig. 20 Eén of meer gloeilampen vervangen: 1) Draai schroef A-fig. 21 los en til het deksel van lamphouder B.
KENTEKENPLAATVERLICHTING Monteer het deksel van de lamphouder en vergrendel het met schroef A. Vervang lamp D-fig. 25 op de volgende wijze: steek een schroevendraaier in zitting A-fig. 24 en druk de lichtunit naar rechts.Verwijder vervolgens lamphouder B door op lip C te drukken; het glasfittinglampje D heeft een klemfitting. P3P00418 Dit geldt ook voor de lampen op de andere helft van de dubbele achterdeur.
Sluit vervolgens deksel B en plaats lampenglas A. EEN DOORGEBRANDE ZEKERING PLAFONDVERLICHTING ACHTER Gloeilamp vervangen: 1) Verwijder met een schroevendraaier het geklemde lampenglas Afig. 28, zoals in het figuur is aangegeven. ALGEMENE INFORMATIE Het elektrische systeem wordt door zekeringen beveiligd: de zekering brandt door bij een storing of bij oneigenlijk gebruik van het systeem. Als een elektrisch onderdeel niet werkt, controleer dan eerst of de zekering niet is doorgebrand.
Vervang een zekering nooit door een zekering met een hoger ampèrage: BRANDGEVAAR! HOOFDZEKERING VAN HET ELEKTRISCHE SYSTEEM Controleer voordat u een zekering vervangt of de contactsleutel uit het contactslot is genomen en alle stroomgebruikers uit staan en/of zijn uitgeschakeld. De zekeringenkast bevindt zich in het dashboardkastje. Om het te bereiken, moet u deksel A-fig. 31 verwijderen door met een schroevendraaier op het voorste bevestigingslipje te drukken.
Zekeringen in de zekeringenkast Systeem/Component Ampèrage 18 1 10 9 11 2 12 – 8 7 12 30 A 15 A 10 A 10 A 15 A 7,5 A 25 A 10A 10 A 10 A 25 A Plaats fig. 32 fig. 32 fig. 32 fig. 32 fig. 32 fig. 32 fig. 32 Onder het dashboard fig. 32 fig. 32 fig.
Systeem/Component Nr. v.d.
Systeem/Component Voeding bediening koplampverstelling Parkeerlicht linksvoor Achterlicht rechts Achterlicht links Instrumentenpaneelverlichting Remlichten Remlichten (minibus) Richtingaanwijzers Waarschuwingsknipperlichten Achteruitrijlichten Mistachterlichten Kentekenplaatverlichting Achterruitverwarming (optional en elektrisch bedienbare spiegels) Motor van de ruitenwissers Klokje (+ relais) Klokje (+ accu) Klokje (minibus + accu) Ruitensproeierpomp Autoradio Brandstofvoorverwarming Verwarming elektrisch
Systeem/Component Nr. v.d. zekering Ampèrage 17 14 1 1 16 1 – – 15 A 7,5 A 15 A 15 A 10 A 15 A 25 A 1A fig. 32 fig. 32 fig. 32 fig. 32 fig. 32 fig.
EEN LEGE ACCU Wij raden u aan in het hoofdstuk “Onderhoud van de auto” de voorzorgsmaatregelen door te lezen om een lege accu te voorkomen en om een lange levensduur van de accu te garanderen. ACCU OPLADEN Wij raden u aan de accu langzaam en met een laag ampèrage gedurende ca. 24 uur op te laden. Als u de accu langer oplaadt, kan hij worden beschadigd. Ga als volgt te werk: 1) Maak de accuklemmen los van de accupolen. 2) Sluit de klemmen van de acculader aan op de accupolen. 3) Schakel de acculader in.
OPKRIKKEN VAN DE AUTO MET DE BOORDKRIK Zie de paragraaf “Een lekke band” in dit hoofdstuk. De krik dient uitsluitend voor het verwisselen van een wiel van de auto waarbij hij geleverd is. Andere werkzaamheden zoals het opkrikken van een andere auto zijn absoluut verboden. Gebruik de krik in geen enkel geval voor het uitvoeren van werkzaamheden onder de auto. Start de motor niet als de auto is opgekrikt. Als de krik niet juist geplaatst wordt, kan de opgekrikte auto van de krik vallen.
SLEPEN VAN DE AUTO MET DE GARAGEKRIK De onbeladen auto kan met de garagekrik vanaf de zijkant worden opgekrikt door de krik op de in fig. 33 aangegeven punten te plaatsen. Draai voor het slepen de sleutel in stand MAR en vervolgens in stand STOP zonder de contactsleutel uit het slot te verwijderen. Als de contactsleutel uit het contactslot wordt genomen, schakelt automatisch het stuurslot in waardoor het onmogelijk wordt de auto te besturen.
BIJ EEN ONGEVAL – Het is belangrijk altijd rustig te blijven. – Waarschuw de hulpinstanties en geef zo duidelijk mogelijke informatie. Gebruik op de snelweg de daarvoor bestemde praatpalen. – Als u niet direct bij het ongeval betrokken bent, stopt u dan op een afstand van ten minste een tiental meters van het ongeluk. – Bij kettingbotsingen, in het bijzonder bij mist, is het risico om bij volgende botsingen betrokken te raken groot. Verlaat onmiddellijk de auto en zoek bescherming achter de vangrail.
VERBANDTROMMEL – een pak zakdoekjes; De verbandtrommel moet ten minste bevatten fig. 35 – een schaar met afgeronde punten; – steriele gaasdeppers, om de wond te bedekken en schoon te maken; – twee bloedstelpende zwachtels. – een pincet; Wij raden u aan om naast de verbandtrommel ook een brandblusser en een deken aan boord te hebben.
ONDERHOUD VAN DE AUTO De Ducato is volledig nieuw, ook wat betreft het onderhoud. Bijvoorbeeld, dank zij het productieproces is de inspectiebeurt bij 1.500 km vervallen en is de eerste geprogrammeerde onderhoudsbeurt bij uitvoeringen met benzinemotor pas bij 20.000 km en bij uitvoeringen met dieselmotor pas bij 30.000 km. De verversingsinterval voor de motorolie is afhankelijk van het motortype.
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD Doelmatig onderhoud is een beslissende factor voor een lange levensduur, de beste prestaties en een zo zuinig mogelijk gebruik van de auto. Om dit te realiseren heeft Fiat een reeks controlebeurten en onderhoudswerkzaamheden samengesteld die iedere 20.000 km moeten worden uitgevoerd bij uitvoeringen met benzinemotor en iedere 30.000 km bij uitvoeringen met dieselmotor, waarbij de verversingsinterval van de motorolie in de dieselmotoren afhankelijk is van het motortype.
ONDERHOUDSSCHEMA UITVOERINGEN MET BENZINEMOTOR x 1000 km 20 40 60 80 Banden op conditie en slijtage controleren ● ● ● ● ● ● ● ● ● Werking waarschuwingslampje voor versleten remblokken van de schijfremmen voor controleren ● ● ● ● ● ● ● ● ● Remschoenen achter op conditie en slijtage controleren (trommelremmen) 100 120 140 160 180 ● ● ● Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie, bodemplaatbescherming en uitlaat, brandstof- en remleidingen - Rubber delen (stofkap
x 1000 km Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem , stuurbekrachtiging, accu, ruitensproeiers, enz.) 20 40 60 80 ● ● ● ● 100 120 140 160 180 ● ● ● ● ● Getande distributieriem controleren ● ● Getande distributieriem en verschillende aandrijfriemen vervangen (of iedere 48 maanden) ● Bougies vervangen ● ● ● ● Werking regeleenheid motor controleren (m.b.v.
UITVOERINGEN MET DIESEL-MOTOR x 1000 km 30 60 90 120 150 180 Banden op conditie en slijtage controleren ● ● ● ● ● ● Werking waarschuwingslampje voor versleten remblokken van de schijfremmen voor controleren ● ● ● ● ● ● Remschoenen achter op conditie en slijtage controleren (trommelremmen) ● ● ● Visueel de conditie controleren van: - Buitenzijde carrosserie, bodemplaatbescherming en uitlaat, brandstof- en remleidingen - Rubber delen (stofkappen, hoezen, enz.
x 1000 km 30 60 90 120 150 180 Luchtfilter vervangen ● ● ● ● ● ● Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem , stuurbekrachtiging, accu, ruitensproeiers, enz.) ● ● ● ● ● ● Getande distributieriem controleren ● ● Getande distributieriem en verschillende aandrijfriemen vervangen (of iedere 48 maanden) Werking regeleenheid motor controleren (m.b.v.
AANVULLENDE WERKZAAMHEDEN Gebruik bij voorkeur producten van de FL groep die speciaal zijn afgestemd op de Fiat-modellen (zie “Vullingstabel” in het hoofdstuk “Technische gegevens”). Iedere 1.000 km of voor een lange reis controleren en eventueel bijvullen: BELANGRIJK - Motorolie – niveau van de koelvloeistof – niveau van de remvloeistof – niveau van de olie van de stuurbekrachtiging – niveau van het elektrolyt in de accu – niveau van de ruitensproeiervloeistof – conditie en spanning van de banden.
BELANGRIJK - Dieselfilter Door het gebruik van dieselbrandstof van mindere kwaliteit kan het noodzakelijk zijn het brandstoffilter vaker te vervangen dan in het onderhoudsschema is aangegeven. Een hortende motor kan een indicatie zijn dat het filter vervangen moet worden. BELANGRIJK - Voorgloeibougies (uitvoeringen 1.9 D - 1.9 TD - 2.8 D) Als regelmatig met hoge snelheid bij volle belading wordt gereden, dan moeten de voorgloeibougies elke 60.000 km worden vervangen.
P3P00300 NIVEAUS CONTROLEREN Rook nooit tijdens werkzaamheden in de motorruimte: er kunnen licht ontvlambare gassen aanwezig zijn; brandgevaar. Pas op als u sjaals, dassen of loszittende kledingstukken draagt: deze kunnen door de bewegende onderdelen worden gegrepen. Belangrijk. Tijdens het bijvullen mogen de vloeistoffen met verschillende specificaties niet gemengd worden: als de specificaties van de vloeistoffen verschillen, kan de auto ernstig beschadigd worden. 114 fig.
P3P00565 1. Motorolie - 2. Accu - 3. Remvloeistof - 4. Ruitensproeiervloeistof 5. Motorkoelvloeistof P3P00560 fig. 2 - Uitvoering 1.9 D 1. Motorolie - 2. Accu - 3. Remvloeistof - 4. Ruitensproeiervloeistof - 5. Motorkoelvloeistof - 6. Olie van de stuurbekrachtiging (indien aanwezig) fig. 3 - Uitvoering 1.
P3P00561 1. Motorolie - 2. Accu - 3. Remvloeistof - 4. Ruitensproeiervloeistof 5. Motorkoelvloeistof P3P00498 fig. 4 - Uitvoering 2.8 D 1. Motorolie - 2. Accu - 3. Remvloeistof - 4. Ruitensproeiervloeistof 5. Koelvloeistof - 6. Olie van de stuurbekrachtiging (indien aanwezig) fig. 5 - Uitvoeringen 2.
Wees bij het uitvoeren van werkzaamheden in de motorruimte extra voorzichtig als de motor nog warm is: gevaar voor verbranding. Onthoud dat bij een warme motor de elektroventilateur onverwachts kan inschakelen: kans op verwonding. Fig. 6: uitvoering 2.0 Fig. 7: uitvoering 1.9 D Fig. 8: uitvoering 1.9 TD Fig. 9: uitvoering 2.8 D Fig. 10: uitvoering 2.8 JTD Controleer het olieniveau als de auto op een vlakke ondergrond staat en de motor nog warm is (ongeveer 10 minuten nadat de motor is uitgezet).
BELANGRIJK Na het bijvullen of het verversen van de olie de motor enige seconden laten draaien, vervolgens de motor uitzetten en na enige minuten het olieniveau controleren. MOTOROLIEVERBRUIK De motor van een nieuwe auto moet nog worden ingereden. Dit betekent dat het motorolieverbruik pas na de eerste 5.000 ÷ 6.000 km stabiliseert. BELANGRIJK Het motorolieverbruik hangt af van de rijstijl en de gebruiksomstandigheden van de auto. Iedere 3.
RUITENSPROEIERVLOEISTOF fig. 12 Rijd nooit met een leeg ruitensproeierreservoir: de ruitensproeiers zijn van fundamenteel belang voor een optimaal zicht. Ruitensproeiervloeistof bijvullen: trek de dop A van het reservoir en giet langzaam een mengsel van water en DPI, in het reservoir, in de volgende mengverhouding: – 30% DPI en 70% water in de zomer. – 50% DPI en 50% water in de winter. Enkele in de handel verkrijgbare ruitensproeiervloeistoffen zijn licht ontvlambaar.
REMVLOEISTOF fig. 14 Controleer of het remvloeistofniveau nog op het maximum niveau staat. Controleer regelmatig de werking van het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel: door (met de contactsleutel in stand MAR) op het deksel van het reservoir te drukken; het waarschuwingslampje x moet dan gaan branden. P3P00284 Voor het bijvullen mag uitsluitend remvloeistof worden gebruikt die voldoet aan de “DOT 4”-specificaties.
LUCHTFILTER Fig. 17 en 18: uitvoering met benzine- en dieselmotor (Turbo). VERVANGEN Haak de veren A-fig. 17 los en verwijder deksel E. Fig. 15 en 16: uitvoeringen met dieselmotor (atmosferische aanzuiging). Neem het te vervangen filterelement F-fig. 18 uit. Haak de veren A en klem B los en verwijder slang C. fig. 17 fig. 16 P3P00292 P3P00290 fig. 15 P3P00291 P3P00289 Draai vleugelmoer D los en neem het te vervangen filterelement uit. fig.
POLLENFILTER DIESELFILTER Als het condens niet op de juiste wijze wordt afgetapt en als er geen voorzorgsmaatregelen zijn genomen, dan kan de veiligheid van de auto in gevaar komen en kan er gevaarlijke brandstoflekkage optreden. (indien aanwezig) CONDENS AFTAPPEN Het vervangen van het filter is opgenomen in het geprogrammeerd onderhoudsschema. Laat het filter vervangen door de Fiat-dealer. Draai de knop A-fig.
ACCU De accu van de Ducato is “onderhoudsarm”: onder normale gebruiksomstandigheden is het niet nodig gedestilleerd water bij te vullen. ACCU VERVANGEN Als de accu vervangen wordt, moet een originele accu met dezelfde specificaties worden geïnstalleerd.
PRAKTISCHE TIPS OM DE LEVENSDUUR VAN DE ACCU TE VERLENGEN Wanneer u de auto parkeert, controleer dan of de portieren goed gesloten zijn. De interieurverlichting moet gedoofd zijn. Voorkom zoveel mogelijk het gebruik van stroomverbruikers als de motor uit staat (bijv. autoradio, waarschuwingsknipperlichten enz.). BELANGRIJK Een accu die gedurende langere tijd minder dan 50% geladen is, raakt door sulfatering beschadigd. Hierdoor loopt de capaciteit en het startvermogen terug.
Bij een normaal gebruik van de auto zijn speciale voorzorgsmaatregelen niet nodig. Het is echter nodig de volgende aanwijzingen nauwkeurig op te volgen bij werkzaamheden aan de elektrische installatie of bij een noodstart: – Koppel de accu nooit los van de elektrische installatie bij een draaiende motor. – Koppel de accuklemmen los alvorens de accu met een acculader op te laden. – Gebruik nooit een acculader voor het starten van de motor, maar gebruik een hulpaccu.
Bougietype 2.0 Champion RC9YCC Eyquem RFC52LS WIELEN EN BANDEN Bedenk dat ook de wegligging afhankelijk is van een juiste bandenspanning. BANDENSPANNING De spanning van de banden, inclusief het reservewiel, moet regelmatig, om de twee weken en voor een lange rit, worden gecontroleerd. De bougies moeten bij de kilometerstanden worden vervangen die in het onderhoudsschema zijn aangegeven. Gebruik uitsluitend bougies van het voorgeschreven type.
Door een te lage bandenspanning wordt de band te heet, waardoor er onherstelbare inwendige schade aan de band kan ontstaan. Banden moeten worden vervangen als de profieldiepte van het loopvlak minder is dan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan de bepalingen van het land waarin u rijdt. BELANGRIJK Voorkom bruusk remmen, met spinnende wielen optrekken, enz. Vermijd ook harde contacten tussen banden en stoepranden, kuilen, en andere obstakels. Het langdurig rijden op een slecht wegdek kan de banden beschadigen.
RUBBER SLANGEN RUITENWISSERS WISSERBLADEN Houd voor de rubber slangen van het rem-, stuurbekrachtigings- en brandstofsysteem zeer nauwkeurig de voorschriften van het geprogrammeerd onderhoudsschema aan. Ozon, hoge temperaturen en het gedurende langere tijd ontbreken van vloeistof in een systeem zorgen ervoor dat de slangen uitdrogen en scheuren, waardoor het betreffende systeem gaat lekken. Daarom is zorgvuldige controle noodzakelijk.
2) Druk op de lip B van de veerklem in het wisserblad en druk het wisserblad naar beneden uit de arm A. RUITENSPROEIERS 3) Monteer het nieuwe blad, waarbij de lip in de zitting op de wisserarm moet vallen. Controleer of het wisserblad geborgd is. Als de ruitensproeiers niet werken, controleer dan eerst het niveau in het ruitensproeiertankje: zie “Niveaus controleren” in dit hoofdstuk. Controleer vervolgens of de sproeiermonden fig. 25 niet verstopt zijn.
AIRCONDITIONING Schakel in de winter de airconditioning 1 keer per maand gedurende 10 minuten in. Laat voor het zomerseizoen de werking van de airconditioning controleren door de Fiat-dealer CARROSSERIE – Het gebruik van verzinkte plaatdelen met een hoge corrosiebestendigheid. BESCHERMING TEGEN ATMOSFERISCHE INVLOEDEN – Het aanbrengen van een gespoten beschermende waslaag op de onderzijde, in de wielkuipen, in de motorruimte en verschillende holle ruimtes, met een hoog beschermend vermogen.
CARROSSERIEGARANTIE Bij de Ducato is de carrosserie tegen doorroesten van alle originele componenten van de carrosserie en van alle dragende delen gegarandeerd. Voor de specifieke voorwaarden van deze garantie wordt verwezen naar de “SERVICE- EN GARANTIEHANDLEIDING”. TIPS VOOR HET BEHOUD VAN DE CARROSSERIE Lak De lak heeft behalve een esthetische functie ook een beschermende functie. Daarom moeten beschadigingen van de laklaag, zoals krassen, onmiddellijk worden bijgewerkt om roestvorming te voorkomen.
De juiste wasmethode: 1) Spoel de auto eerst met een waterstraal onder lage druk af. 2) Was de auto met een zachte spons met een oplossing van neutrale zeep; spoel daarbij de spons regelmatig uit. 3) Spoel de auto af met schoon water en droog de auto met warme lucht of een schone, zachte zeem. Was de auto nooit in de zon of als de motorkap nog warm is, omdat dan de glans van de lak kan afnemen. De kunststof carrosseriedelen kunnen op dezelfde wijze worden gewassen als de gespoten carrosseriedelen.
Motorruimte Het verdient aanbeveling de motorruimte na het winterseizoen zorgvuldig te laten uitspuiten. Laat dit verzorgen door een gespecialiseerd bedrijf. BELANGRIJK Voor het uitspuiten van de motorruimte moet de motor koud zijn en de contactsleutel in stand STOP staan. Controleer na het reinigen of de verschillende beschermingen ( rubberkappen, deksels enz.) nog op hun plaats zitten en niet beschadigd zijn. Schoonmaakmiddelen verontreinigen het water.
TECHNISCHE GEGEVENS De mensen die uit liefhebberij of vanwege hun beroep, zeer geïnteresseerd zijn in motoren en techniek zullen waarschijnlijk op dit punt met lezen beginnen. Het volgende hoofdstuk is een rijke bron van gegevens, cijfers, formules en tabellen. Het is feitelijk het technische “menu” van de Ducato. Het menu, dat in technische taal, alle eigenschappen en specificaties behandelt van een auto die ontworpen is om de automobilist volledig tevreden te stellen. IDENTIFICATIEGEGEVENS..............
IDENTIFICATIEGEGEVENS MOTORCODE De motorcode is in het cilinderblok ingeslagen en bestaat uit het motortype en een oplopend productienummer. CHASSISNUMMER fig. 1 Zie voor de typecodes van de motor en de code van de carrosserie-uitvoering de volgende pagina’s. Het chassisnummer is ingeslagen in de wielkuip naast de passagiersstoel. Het is bereikbaar nadat het kunststof klepje in de bekleding van de wielkuip is opgetild.
F - Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto met aanhanger PLAATJE MET INFORMATIE OVER DE CARROSSERIELAK G - Max. toelaatbare voorasbelasting Het bevat de volgende informatie fig. 5: A - Fabrikant van de lak Het plaatje A-fig. 4 is aan de linkerkant in de motorruimte aangebracht. H - Max. toelaatbare achterasbelasting B - Kleurbenaming C - Kleurcode I - Motortype D - Kleurcode voor bijwerken en overspuiten.
MOTORCODES CARROSSERIE-UITVOERINGEN Uitvoering 10 Panorama 8-9 zitplaatsen Motor Typecode van de motor Carrosserieuitvoering 2.0 RFW 230 AGMPA 00E 230 AGMPA 00H Panorama korte wielb. laag dak 2 0BZ RFW Panorama korte wielb. laag dak 1.9TD DHX 230 ANMPA 31 Panorama korte wielb. laag dak 1.9TD DHX 230 ANMPA 31C Panorama korte wielb. 2.8 JTD 8140.43 S 230 APMPA 38 1.9D DJY 230 AMMQA 36 Combi korte wielb. laag dak 5-6-8-9 zitplaatsen Combi korte wielb. laag dak 1.
Uitvoering 10 Motor Typecode van de motor Carrosserieuitvoering Bestel korte wielb. laag dak Camping Car 1.9 D DJY 230 AMMFA 0E Bestel korte wielb. laag dak “city centre” 1.9D DJY 230 EMMFA 0A Bestel korte wielb. laag dak Camping Car 1.9 D DJY 230 EMMFA 0E Bestel korte wielb. laag dak 1.9TD DHX 230 ANMFA 0A Bestel korte wielb. laag dak Camping Car 1.9TD DHX 230 ANMFA 0E Bestel korte wielb. laag dak (EGR) 2.8 JTD 8140.43 S 230 APMFA AX Bestel korte wielb. laag dak 2.8 JTD 8140.
Uitvoering 10 Motor Typecode van de motor Carrosserieuitvoering Pick-up medium wielb. 1.9 TD DHX 230 ANMDB 0A Pick-up medium wielb. Camping Car 1.9TD DHX 230 ANMDB 0E Pick-up medium wielb.“city centre” Camping Car 1.9 TD DHX 230 ENMDB 0E Chassis/cabine korte wielb. 1.9 D DJY 230 AMMAA 0A Chassis/cabine korte wielb. Camping Car 1.9D DJY 230 AMMAA 0E Chassis/cabine korte wielb.“city centre” 1.9D DJY 230 EMMAA 0A Chassis/cabine korte wielb.“city centre” Camping Car 1.
Uitvoering 14 Motor Typecode van de motor Carrosserieuitvoering Panorama medium wielb. hoog zijpaneel - 8-9 zitplaatsen 2.0 RFW 230 BGMPB 19E Panorama medium wielb. hoog zijpaneel 2.0 RFW 230 BGMPB 19H Panorama hoog zijpaneel medium wielb. 8 zitplaatsen 2.8D 8140.63 230 BIMPB 30 Panorama hoog zijpaneel medium wielb. 9 zitplaatsen 2.8D 8140.63 230 BIMPB 30B 230 BIMPB 30E Panorama hoog zijpaneel medium wielb. 2.8D 8140.63 Panorama medium wielb. hoog zijpaneel 2.8 JTD 8040.
Uitvoering 14 Motor Combi medium wielb. laag dak Typecode van de motor Carrosserieuitvoering 1.9 TD DHX 230 BNMQB 35C Combi medium wielb. laag dak 5-6-8 zitplaatsen 2.8D 8140.63 230 BIMQB 29 Combi medium wielb. laag dak 9 zitplaatsen 2.8 D 8140.63 230 BIMQB 29B Combi medium wielb. laag dak 2.8D 8140.63 230 BIMQB AX Combi hoog zijpaneel medium wielb. 5-6-8 zitplaatsen 2.8D 8140.63 230 BIMQB 29C Combi medium wielb. hoog zijpaneel 9 zitplaatsen 2.8 D 8140.
Uitvoering 14 Motor Typecode van de motor Bestel medium wielb. laag dak 2.0 RFW 230 BGMFB 00 Bestel medium wielb. laag dak Camping Car 2.0 RFW 230 BGMFB 0D Bestel medium wielb. hoog zijpaneel 2.0 RFW 230 BGMNB 00 Bestel medium wielb. hoog zijpaneel Camping Car Carrosserieuitvoering 2.0 RFW 230 BGMNB 0D Bestel medium wielb. laag dak 1.9TD DHX 230 BNMFB 0A Bestel medium wielb. laag dak Camping Car 1.9TD DHX 230 BNMFB 0E Bestel hoog zijpaneel medium wielb. 1.
Uitvoering 14 Motor Typecode van de motor Carrosserieuitvoering Pick-up korte wielb. 2.0 RFW 230 BGMDA 00 Pick-up korte wielb. Camping Car 2.0 RFW 230 BGMDA 0D Pick-up korte wielb.1.9TD DHX 230 BNMDA 0A Pick-up korte wielb. Camping Car 1.9 TD DHX 230 BNMDA 0E Pick-up korte wielb. 2.8D 8140.63 230 BIMDA 0A Pick-up korte wielb. Camping Car 2.8D 8140.63 230 BIMDA 0E Pick-up korte wielb. (EGR) 2.8 JTD 8140.43 S 230 BPMDA AX Pick-up korte wielb. 2.8 JTD 8140.
Uitvoering 14 Motor Typecode van de motor Carrosserieuitvoering Pick-up/dubbele cabine medium wielb. 2.0 RFW 230 BGMGB AX Pick-up/dubbele cabine medium wielb. Camping Car 2.0 RFW 230 BGMGB BX Pick-up/dubbele cabine medium wielb. 2.8 D 8140.63 230 BIMGB 0A Pick-up/dubbele cabine medium wielb. Camping Car 2.8 D 8140.63 230 BIMGB 0E Pick-up/dubbele cabine medium wielb. 2.8 D 8140.63 230 BIMGB AX Pick-up/dubbele cabine medium wielb. Camping Car 2.8 D 8140.
Uitvoering 14 Chassis/cabine medium wielb. Camping Car Motor Typecode van de motor Carrosserieuitvoering 2.0 RFW 230 BGMAB 0D Chassis/cabine medium wielb. (EGR) 2.8 JTD 8140.43 S 230 BPMAB AX Chassis/cabine medium wielb. 2.8 JTD 8140.43 S 230 BPMAB BX Chassis/cabine lange wielb. 2.0 RFW 230 BGMAC 00 Chassis/cabine lange wielb. Camping Car 2.0 RFW 230 BGMAC 0D Chassis/cabine lange wielb. 1.9TD DHX 230 BNMAC 0A Chassis/cabine lange wielb. Camping Car 1.
Uitvoering 14 Motor Typecode van de motor Carrosserieuitvoering Chassis/dubbele cabine lange wielb. 2.0 RFW 280 BGMHC AX Chassis/dubbele cabine lange wielb. Camping Car 2.0 RFW 280 BGMHC BX Chassis/dubbele cabine lange wielb. 2.8 D 8140.63 230 BIMHC 0A Chassis/dubbele cabine lange wielb. Camping Car 2.8D 8140.63 230 BIMHC 0E Chassis/dubbele cabine lange wielb. 2.8 D 8140.63 230 BIMHC AX Chassis/dubbele cabine lange wielb. Camping Car 2.8 D 8140.
Uitvoering 14 Platformchassis/cabine lange wielb. Camping Car Motor Typecode van de motor Carrosserieuitvoering 2.8 D 8140.63 230 BIMCC 0E Platformchassis/cabine lange wielb. (EGR) 2.8 JTD 8140.43 S 230 BPMCC AX Platformchassis/cabine lange wielb. 2.8 JTD 8140.43 S 230 BPMCC BX Platformchassis/cabine wielb. 4050 2.8 D 8140.63 230 BIMAG 0A Platformchassis/cabine wielb. 4050 Camping Car 2.8 D 8140.63 230 BIMAG 0E Platformchassis/cabine wielb. 4050 (EGR) 2.8 JTD 8140.
Uitvoering MAXI Bestel korte wielb. laag dak “city centre” Motor Typecode van motor Carrosserie uitvoering 2.0 RFW 230 EGMFA 00 Bestel korte wielb. laag dak “city centre” Camping Car 2.0 RFW 230 EGMFA 0D Bestel korte wielb. hoog dak “city centre” 2.0 RFW 230 EGMFA 0B Bestel korte wielb. hoog dak “city centre” Camping Car 2.0 RFW 230 EGMFA 0F Bestel korte wielb.“gepantserd” laag dak 2.0 RFW 230 CGMFA 00 Bestel korte wielb.“gepantserd” laag dak Camping Car 2.
Uitvoering MAXI Bestel medium wielb. hoog zijpaneel Motor Typecode van motor Carrosserie uitvoering 2.8 D 8140.63 230 CIMNB 0A Bestel hoog zijpaneel medium wielb. Camping Car 2.8D 8140.63 230 CIMNB 0E Bestel extra hoog medium wielb. 2.8D 8140.63 230 CIMNB 0C Bestel extra hoog medium wielb. Camping Car 2.8D 8140.63 230 CIMNB 0G Bestel medium wielb. hoog zijpaneel (EGR) 2.8 JTD 8140.43 S 230 CPMNB AX Bestel medium wielb. hoog zijpaneel 2.8 JTD 8140.
Uitvoering MAXI Pick-up medium wielb. Pick-up medium wielb. Camping Car Motor Typecode van motor Carrosserie uitvoering 2.8 D 8140.63 230 CIMDB 0A 2.8D 8140.63 230 CIMDB 0E Pick-up medium wielb. (EGR) 2.8 JTD 8140.43 S 230 CPMDB AX Pick-up medium wielb. 2.8 JTD 8140.43 S 230 CPMDB BX 2.0 RFW 230 CGMDC 00 Pick-up lange wielb. Pick-up lange wielb. Camping Car 2.0 RFW 230 CGMDC 0D Pick-up lange wielb. 2.8D 8140.63 230 CIMDC 0A Pick-up lange wielb. Camping Car 2.8D 8140.
Uitvoering MAXI Motor Typecode van motor Carrosserie uitvoering 2.8 D 8140.63 230 CIMGC 0A Pick-up/dubbele cabine lange wielb. Camping Car 2.8D 8140.63 230 CIMGC 0E Pick-up/dubbele cabine lange wielb. 2.8 D 8140.63 230 CIMGC AX Pick-up/dubbele cabine lange wielb. Pick-up/dubbele cabine lange wielb. Camping Car 2.8 D 8140.63 230 CIMGC BX Pick-up/dubbele cabine lange wielb. (EGR) 2.8 JTD 8140.43 S 230 CPMGC AX Pick-up/dubbele cabine lange wielb. 230 CPPMGC BX 2.8 JTD 8140.
Uitvoering MAXI Chassis/dubbele cabine medium wielb. Chassis/dubbele cabine medium wielb. Camping Car Motor Typecode van motor Carrosserie uitvoering 2.8 D 8140.63 230 CIMHB AX 2.8 D 8140.63 230 CIMHB BX Chassis/dubbele cabine medium wielb. (EGR) 2.8 JTD 8140.43 S 230 CPMHB AX Chassis/dubbele cabine medium wielb. 2.8 JTD 8140.43 S 230 CPMHB BX 2.0 RFW 230 CGMHC 00 Chassis/dubbele cabine lange wielb. Chassis/dubbele cabine lange wielb. Camping Car 2.
Uitvoering MAXI Motor Typecode van motor Carrosserie uitvoering Platformchassis/cabine lange wielb. (EGR) 2.8 JTD 8140.43 S 230 CPMCC AX Platformchassis/cabine lange wielb. 2.8 JTD 8140.43 S 230 CPMCC BX Platformchassis/cabine wielb. 4050 2.8 D 8040.63 230 CIMAG 0A Platformchassis/cabine wielb. 4050 Camping Car 2.8 D 8040.63 230 CIMAG 0E Platformchassis/cabine wielb. 4050 (EGR) 2.8 JTD 8140.43 S 230 CPMAG AX Platformchassis/cabine wielb. 4050 2.8 JTD 8140.43 S 230 CPMAG BX 2.
MOTOR 2.0 1.9 D 1.9 TD ALGEMEEN Typecode RFW DJY DHX Cyclus Otto Diesel Diesel Aantal en opstelling cilinders Boring en slag 4 in lijn 4 in lijn 4 in lijn 86 x 86 83 x 88 83 x 88 cm3 1998 1905 1905 bijbehorend toerental kW (EU) pk (DIN) min-1 9,2 80 110 5500 23 50 68 4600 21,8 66 90 4000 bijbehorend toerental Nm (EU) kgm(DIN) min-1 168 17,1 3440 120 12,2 2000 196 20 2250 mm Cilinderinhoud Compressieverhouding Max. vermogen Max. koppel DISTRIBUTIE Inlaat: opent voor B.D.P.
2.8D 2.8 JTD 8140.63 8140.43 S Diesel Diesel ALGEMEEN Typecode Cyclus 4 in lijn 4 in lijn Boring en slag mm 94,4 x 100 94,4 x 100 Cilinderinhoud cm3 2800 2800 kW (EU) pk (DIN) min-1 21,7 64 87 3800 18 93,5 127 3600 180 18,3 2000 300 30,6 1800 Aantal en opstelling cilinders Compressieverhouding Max. vermogen bijbehorend toerental Nm (EU) Max. koppel kgm (DIN) bijbehorend toerental min-1 DISTRIBUTIE Inlaat: opent voor B.D.P. sluit na O.D.P. 8° 48° 8° 37° Uitlaat: opent voor O.
INSPUITING/ ONTSTEKING – Basis-ontstekingsvervroeging bij stationair toerental: 13° ± 3° – Bougies: Champion RC9YCC Eyquem RFC52LS Benzine-uitvoering Geïntegreerde elektronische “full group” inspuiting (gelijktijdige inspuiting van de 4 inspuitventielen) en ontsteking: één regeleenheid regelt zowel inspuitduur van de inspuiting (benzinedosering) als de ontstekingsvervroeging. – Type: Multipoint. – Luchtfilter: droog met verwisselbaar papieren element en thermostatisch geregelde luchttoevoer.
– Turbodruk: SMEERSYSTEEM TRANSMISSIE • 1.9 TD . . . . . . . . . . . . . . 0,8 bar Smering onder druk d.m.v. een tandwieloliepomp met ingebouwde oliedrukregelklep. KOPPELING • 2.8 JTD . . . . . . . . . . . . . 1 bar – E.G.R.-systeem (indien aanwezig). Tandwieloliepomp: aangedreven via een getande riem. Reiniging van de motorolie in een fullflow-oliefilterelement. Stand van het koppelingspedaal is afstelbaar.
De overbrengingsverhoudingen zijn: 10 1.9 D 10/14 1.9 TD 10/14 2.8 JTD 10/14 2.8 D MAXI 2.8 JTD MAXI 2.8 D 10/14 2.0 MAXI 2.0 in 1e versn. 3,727 3,727 3,727 3,727 3,727 3,727 3,727 3,727 in 2 versn. 1,944 1,783 1,952 1,783 1,952 1,952 1,944 1,952 in 3 versn. 1,370 1,194 1,281 1,194 1,281 1,281 1,370 1,281 in 4e versn. 0,969 0,875 0,884 0,795 0,884 0,884 0,969 0,953 in 5e versn.
REMMEN WIELOPHANGING STUURINRICHTING VOETREM EN NOODREM Voor: schijfremmen met zwevende remtangen, twee remcilinders per wiel en waarschuwingslampje versleten remvoeringen. Achter: zelfcentrerende remschoenen en micrometrisch mechanisme voor het afstellen van de speling. Diagonaal gescheiden hydraulisch remsysteem. Onderdrukrembekrachtiger van: 11” Remdrukregelaar in het hydraulische remcircuit van de achterremmen. VOOR Samendrukbare, energie-absorberende stuurkolom en stuurwiel.
WIELEN RESERVEWIEL Geperst stalen velg. VELGEN EN BANDEN Geperst stalen velgen met ventilatieopeningen. Tubeless radiaalbanden. Op de typegoedkeuring zijn bovendien alle goedgekeurde banden aangegeven. BELANGRIJK Als de gegevens in het instructieboekje afwijken van die van de typegoedkeuring, dient u zich altijd aan de gegevens van de typegoedkeuring te houden.
Uitvoering Bandenspanning (bar) Onbelast en volbeladen Voor Achter Velgmaat Bandenmaat Alle uitvoeringen 6J x 15” - H2 195/70 R15” Reinforced (97S) 3 3 alleen Panorama en Ambulance 2.8 JTD 6J x 15” - H2 195/70 R15”C (103 Q) 4,1 4,5 4x4 (2.0) 6J x 15” - H2 195/70 R15” Reinforced (97S) 3 3 4x4 (2.8 D - 2.
ELEKTRISCHE INSTALLATIE Spanning van de elektrische installatie: 12 Volt. ACCU Modificaties of reparaties aan de elektrische installatie die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brandgevaar veroorzaken. Met min aan massa. Voor bepaalde landen kunnen zwaardere accu’s zijn gemonteerd. Capaciteit bij ontlading in 20 uur Startstroom in koude toestand (-18°) 2.0 60 Ah 320 A 1.
PRESTATIES Maximum snelheid na de inrijperiode van de auto in km/h Uitvoeringen/motoren 1e 2e 3e 4e 5e* 5e** AR 10 - 2.0 34 65 93 131 140÷144 140 40 10 - 1.9 D 27 51 73 103 123 120 32 10 - 1.9 TD 24 51 76 104 136÷130 130 29 10 - 2.8 D 22 46 69 103 133÷129 – 26 10 - 2.8 JTD 24 45 69 100 150÷152 – 26 14 - 2.0 34 65 93 131 140÷144 135 40 14 - 1.9 TD 24 51 76 104 136÷130 130 29 14 - 2.8 D 22 46 69 103 133÷129 128 26 14 - 2.
AFMETINGEN BESTEL-UITVOERING fig. 6 De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto. P3P00459 fig.
Uitvoeringen 10 14 MAXI Korte wielbasis Medium wielbasis Korte wielbasis Medium wielbasis Lange wielbasis Medium wielbasis Lange wielbasis A 1720 1720 1720 1720 1720 1720 1720 B 1710 1710 1710 1710 1710 1710 1710 C 2104÷2450 2130 2150÷2470 2140÷2465 2455÷2465 2470÷2475 2470 D 4655 5005 4655 5005 5505 5005 5505 E 2850 3200 2850 3200 3700 3200 3700 F 1998 1998 1998 1998 1998 1998 1998 G 1449 1449÷1769 1449 1449÷1769 1769 1449÷1769 1769 Afhanke
PICK-UP-UITVOERING fig. 7 De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto. P3P00460 fig.
Uitvoeringen 10 14 MAXI Korte wielbasis Korte wielbasis Medium wielbasis Lange wielbasis Medium wielbasis Lange wielbasis A 1720 1720 1720 1720 1720 1720 B 1710 1710 1710 1710 1710 1710 C 2086,5 2092,5 2093÷2090 2092÷2096 2124 2119÷2130 D 4770 4770 5120 5620 5120 5620 E 2850 2850 3200 3700 3200 3700 F 2000 2000 2000 2000 2000 2000 G 2517 2517 2867 3435 2867 3435 Afhankelijk van de uitvoering kunnen de afmetingen variëren binnen de hierboven aangegev
GEWICHTEN BESTEL Gewichten (kg) Uitvoering 10 (*) 1.9 TD 2.0 1.9 D 1.9 TD City centre 2.8 D 1635 ÷ 1675 1665 ÷ 1705 1695 ÷ 1735 1695 ÷ 1735 1760 ÷ 1795 1020 ÷ 1080 1020 ÷ 1080 1020 ÷ 1065 755 ÷ 795 875 ÷ 1040 Max. toelaatbaar gewicht (2) – vooras: – achteras: – totaalgewicht: 1460 1460 2800 1460 1460 2800 1460 1460 2800 1460 1460 2490 1460 1460 2800 Gewicht van de aanhanger: – geremd – ongeremd 2000 750 1600 750 1600 750 1600 750 2000 750 Max.
Gewichten (kg) Uitvoering 14 (*) 2.0 1.9 TD 2.8 D 2.8 JTD 1635 ÷ 1755 1695 ÷ 1745 1760 ÷ 1880 1790 ÷ 1910 1465 ÷ 1365 1365 ÷ 1440 1370 ÷ 1455 1425 ÷ 1340 Max. toelaatbaar gewicht (2) – vooras: – achteras: – totaalgewicht: 1650 1750 3250 1690 1750 3250 1690 1750 3250 1690 1750 3250 Gewicht van de aanhanger: – geremd – ongeremd 2000 750 1600 750 2000 750 2000 750 Max.
Gewichten (kg) Uitvoering MAXI (*) 2.0 2.8 D 2.8 JTD 1705 ÷ 1805 1860 ÷ 1950 1890 ÷ 1960 1795 ÷ 1730 1570 ÷ 1640 1610 ÷ 1540 Max. toelaatbaar gewicht (2) – vooras: – achteras: – totaalgewicht: 1850 2120 3500 1850 2120 3500 1850 2120 3500 Gewicht van de aanhanger: – geremd – ongeremd 2000 750 2000 750 2000 750 Max.
GEWICHTEN PANORAMA Gewichten (kg) Uitvoering korte wielbasis 2.0 1.9 TD 2.8 JTD 1815 1785 1970 8P + 435 8P + 465 8P + 330 Max. toelaatbaar gewicht (2) – vooras: – achteras: – totaalgewicht: 1460 1460 2850 1460 1460 2850 1600 1600 2900 Gewicht van de aanhanger: – geremd – ongeremd 2000 750 1600 750 2000 750 Max.
Gewichten (kg) Uitvoering medium wielbasis GRAN VOLUME 2.0 2.8 D 2.8 JTD 1955 2080 2110 8P + 695 8P + 570 8P + 540 Max. toelaatbaar gewicht (2) – vooras: – achteras: – totaalgewicht: 1650 1750 3250 1690 1750 3250 1690 1750 3250 Gewicht van de aanhanger: – geremd – ongeremd 2000 750 2000 750 2000 750 Max.
GEWICHTEN COMBI Gewichten (kg) Uitvoering korte wielbasis 2.0 1.9 TD 2.8 D 2.8 JTD 1725 1825 ÷1875 1785÷1825 1880 5P + 1150 5P +650÷600 5P + 1090÷1050 5P + 995 Max. toelaatbaar gewicht (2) – vooras: – achteras: – totaalgewicht: 1690 1750 3250 1460 1460 2850 1460 1460 2850 1690 1750 3250 Gewicht van de aanhanger: – geremd – ongeremd 2000 750 1600 750 2000 750 2000 750 Max.
Gewichten (kg) Uitvoering medium wielbasis 2.0 1.9 TD 2.8 D 2.8 JTD 1765 1825 1850÷1990 1920 5P + 1110 5P + 1050 5P + 1025÷885 5P + 955 Max. toelaatbaar gewicht (2) – vooras: – achteras: – totaalgewicht: 1690 1750 3250 1690 1750 3250 1690 1750 3250 1690 1750 3250 Gewicht van de aanhanger: – geremd – ongeremd 2000 750 1600 750 2000 750 2000 750 Max.
Gewichten (kg) Uitvoering 14 medium wielbasis GRAN VOLUME 2.0 2.8 D 2.8 JTD 1865 1850÷1990 2020 5P + 1010 5P + 1025÷885 5P + 855 Max. toelaatbaar gewicht (2) – vooras: – achteras: – totaalgewicht: 1690 1750 3250 1680 1750 3250 1690 1750 3250 Gewicht van de aanhanger: – geremd – ongeremd 2000 750 2000 750 2000 750 Max.
GEWICHTEN PICK-UP Gewichten (kg) Uitvoering 10 (*) 1.9 D 1.9 TD 1665 1695 1025 1025 1460 1460 2800 1460 1460 2800 Gewicht van de aanhanger: – geremd – ongeremd 1600 750 1600 750 Max. gewicht op de trekhaak (geremde aanhanger) 100 100 Rijklaar gewicht (met volle reservoirs, reservewiel, gereedschap en accessoires): Nuttig laadvermogen inclusief de bestuurder (1): Max.
Gewichten (kg) Uitvoering 14 (*) 2.0 1.9 TD 2.8 D 2.8 JTD 1635÷1710 1695÷1730 1760÷1835 1790÷1865 1335÷1475 1335÷1430 1340÷1400 1335÷1375 Max. toelaatbaar gewicht (2) – vooras: – achteras: – totaalgewicht: 1690 1750 3200 1690 1750 3200 1690 1750 3200 1690 1750 3200 Gewicht van de aanhanger: – geremd – ongeremd 2000 750 1600 750 2000 750 2000 750 Max.
Gewichten (kg) Uitvoering MAXI (*) 2.0 2.8 D 2.8 JTD 1720÷1760 1845÷1885 1875÷1915 1740÷1780 1615÷1655 1585÷1625 Max. toelaatbaar gewicht (2) – vooras: – achteras: – totaalgewicht: 1850 2120 3500 1850 2120 3500 1850 2120 3500 Gewicht van de aanhanger: – geremd – ongeremd 2000 750 2000 750 2000 750 Max.
GEWICHTEN PICK-UP/ DUBBELE CABINE 14 2.8 D 14 2.8 JTD MAXI 2.8 D MAXI 2.8 JTD Rijklaar gewicht (met volle reservoirs, reservewiel, gereedschap en accessoires): 1925÷1965 1955÷1995 1975÷2015 2005÷2045 Nuttig laadvermogen inclusief de bestuurder (1): 1120÷1200 1125÷1205 1460÷1485 1465÷1455 Max.
VULLINGSTABEL 2000 BZ Liter kg Brandstoftank: incl. een reserve van: 80 8 ÷ 10 – Motorkoelsysteem: 9 – Motorcarter: Voorgeschreven brandstof Aanbevolen producten Loodvrije superbenzine met octaangetal van ten minste 95 R.O.N. Mengsel van gedestil. water en 50% PARAFLU11 5 4,5 SELENIA 20K (▲) Handgeschakelde versnellingsbak en differentieel: Uitvoeringen 10-14 Uitvoeringen MAXI 2,0 2,45 1,8 2,2 TUTELA CAR ZC 75 SYNTH Hydraulische stuurbekrachtiging: 1,3 – TUTELA GI/A Hydraul.
1905 D - TDS 2800 D - 2800 JTD Voorgeschreven brandstof Aanbevolen producten Liter kg Liter kg Brandstoftank: incl. een reserve van: 80 8 ÷ 10 – 80 8 ÷ 10 – Motorkoelsysteem: 10 (DS) 9 (TDS) Motorcarter: Carter en oliefilter: – 5,25 – 4,7 5,4 6,0 4,9 5,4 Handgeschakelde versnellingsbak en differentieel: 2,1 1,9 2 1,8 Hydraulische stuurbekrachtiging: 1,3 – 1,3 – TUTELA GI/A Uitvoeringen 10-14 Uitvoeringen MAXI 0,59 0,62 – – 0,59 0,62 – – TUTELA TOP 4 Hydraul.
SPECIFICATIES VAN DE SMEERMIDDELEN EN VLOEISTOFFEN AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen voor een correct functioneren van de auto Multigrade motorolie SAE 10W-40 op synthetische basis; vol- Aanbevolen smeermiddelen en vloeistoffen Toepassing P3P00473 Gebruik SELENIA 20K Smering en API SJ voor benzinemotoren Motorolie SAE 5W40 op synthetische basis voldoet ruim- SELENIA schoots aan de specificaties ACEA A1 en API SJ PERFORMER SAE 10W-40 d
Gebruik Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen voor een correct functioneren van de auto Aanbevolen smeermiddelen en vloeistoffen Toepassing SAE 75W-80 EP olie.Voldoet ruimschoots aan de specificaties API GL-5 en MIL L-2105D LEV TUTELA CAR ZC 75 SYNTH Mechanische versnellingsbakken en differentieels Olie type ATF DEXRON II D LEV, SAE 10W TUTELA GI/A Vloeistof voor hydr. remsysteem Synthetische remvloeistof, NHTSA nr.
BRANDSTOFVERBRUIK INVLOED VAN RIJOMSTANDIGHEDEN EN GEBRUIK OP HET BRANDSTOFVERBRUIK (voorbeelden en gegevens hebben betrekking op de uitvoeringen voor goederenvervoer) BELANGRIJK Hoewel de normen voor het vaststellen van het brandstofverbruik bedoeld zijn om een zo realistisch mogelijk beeld te geven, blijft het erg moeilijk om te bepalen welke invloed de volgende factoren op het brandstofverbruik hebben: Rijstijl en gebruiksomstandigheden hoge snelheid, veelvuldig accelereren, frequent gebruik versnellings
Imperiaal of halfgeopende ruiten +35÷45% Stadsverkeer +5% Ingeschakelde airconditioning +10÷15% Bergachtige trajecten +10÷15% Camperopbouw of andere carrosserieombouwingen P3P00361 P3P00364 P3P00365 +5% SOS P3P00363 Topsnelheid (volledig ingetrapt gaspedaal) P3P00362 P3P00360 +80÷100% 185
ACCESSOIRES MONTEREN De originele Fiat accessoires zijn eenvoudig in het gebruik, betrouwbaar en functioneel, zodat zowel het gebruikscomfort als de veiligheid onder alle omstandigheden zijn gegarandeerd. U vindt alle leverbare accessoires terug in de speciale catalogus bij uw Fiat-dealer. Het personeel van Fiat staat klaar om al uw vragen uitgebreid te beantwoorden. Op de volgende pagina’s zijn schema’s en beschrijvingen opgenomen voor het juist monteren van een aantal accessoires.
P3P00308 AUTORADIO SCHEMA VOOR DE VOORBEREIDE ELEKTRISCHE BEDRADING EN EXTRA AANSLUITINGEN fig. 1 A - Luidspreker rechtsvoor B - Zekeringenkast C - Antenne D - Luidspreker linksvoor E - Autoradio. Kleuren van de kabels: N – Zwart R – Rood fig.
P3P00461 OPSTELLING VAN DE COMPONENTEN OP DE AUTO A - Luidspreker rechtsvoor B - Zekeringenkast C - Antenne D - Luidspreker linksvoor E - Autoradio. fig.
TREKHAAK P3P00462 De te installeren trekhaak moet voldoen aan de huidige EU-normen 94/20 en daarop volgende wijzigingen. Voor iedere uitvoering moet een trekhaak worden gebruikt die geschikt is voor het maximale aanhangergewicht van de auto waarop de trekhaak wordt bevestigd. Voor de elektrische aansluiting moet een gestandaardiseerde stekker worden gebruikt die kan worden bevestigd op de daarvoor bestemde steun op de trekhaak.
P3P00309 Een eventuele elektrisch geregelde rem (of bijv. een elektrische lier) moet rechtstreeks op de accu worden aangesloten met een kabel met een diameter van 2,5 mm2. Naast de op het schema aangegeven aansluitingen, is slechts een aansluiting voor een eventuele elektrisch geregelde rem toegestaan en één voor een 15W-gloeilamp voor de binnenverlichting van de caravan. AANSLUITSCHEMA VAN DE ELEKTRISCHE BEDRADING fig. 4 1 - Knipperautomaat met dubbele capaciteit 2 - 7-polige stekkerdoos fig.
P3P00317 MONTAGESCHEMA Achteras De trekhaak moet op de punten aangegeven met Ø bevestigd worden met in totaal 6 bouten (gebruik dezelfde gaten als voor de montage van de veerhanden maar vervang de originele bouten door andere met de juiste lengte en sterkte). Het is toegestaan een andere verlengde trekhaak te monteren als deze op dezelfde plaats wordt bevestigd als het eerste type, maar met de volgende afmetingen: (1) mm 400 (2) mm 0 Volbeladen auto Bestel-uitvoeringen - fig.
300 Aan te brengen gaten Aan te brengen gaten 36 MAX. GEWICHT OP KOPPELING 100 kg. 440 175 Bestaande gaten 522,5 N. 2 afstandsstukken Ø16 x 2 Na de montage van de trekhaak moeten de boutgaten worden afgedicht om te voorkomen dat uitlaatgassen in het interieur kunnen dringen. 175 N. 2 afstandsstukken Ø16 x 2 522,5 Midden van de auto fig.
ALFABETISCH REGISTER Aansteker . . . . . . . . . . . . . . . . . . .47 Aanwijzingen voor het laden . . . . . .76 ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .56 Accessoires monteren . . . . . .186 Accu - niveau van de vloeistof . . . . . . . .123 - opladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .101 - specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . .162 - starten met een hulpaccu . . . . . . .84 - wiel verwisselen . . . . . . . . . . . . .122 Achterruitverwarming (bediening) . .43 Achteruitrijlichten .
Fiat-Code startblokkering . . . . . . . .9 G ebruik van de vloeistoffen . . . .182 Gebruiksomstandigheden . . . . . . . . .76 Gereedschap . . . . . . . . . . . . . . . . . .86 Gewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . .168 Gloeilampen - gloeilampen van buitenverlichting vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .88 - gloeilampen van interieurverlichting vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .94 - typen gloeilampen . . . . . . . . . . . . .89 Gordelspanners . . . . . . . . . . . . . .
Niveau van de koelvloeistof . . . . . .118 Niveau van de motorolie . . . . . . . .117 Niveau van de olie van de stuurbekrachtiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .119 Niveau van de remvloeistof . . . . . .120 Niveau van de ruitensproeiervloeistof . . . . . . . . .119 Niveaus controleren . . . . . . . . . . .114 Noodgevallen . . . . . . . . . . . . . .82 Onderhoud van de auto - aanvullende werkzaamheden . . .112 - geprogrammeerd onderhoud . .107 - onderhoudsschema . . . . . . . . . .
Veilig rijden - in de bergen rijden . . . . . . . . . . . .73 - in de mist rijden . . . . . . . . . . . . . .72 - in het donker rijden . . . . . . . . . . .71 - met ABS rijden . . . . . . . . . . . . . . .73 - met regen rijden . . . . . . . . . . . . . .72 - met sneeuw en ijs rijden . . . . . . .73 - tijdens de rit . . . . . . . . . . . . . . . . .70 - voor u wegrijdt . . . . . . . . . . . . . .70 Veiligheidsgordels - algemene richtlijnen . . . . . . . . . . .17 - gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . .
NOTITIES 197
198
OLIE VERVERSEN? DE EXPERTS ADVISEREN SELENIA. Uw auto is ontwikkeld met de producten van de FL Group. Fiat adviseert u dan ook om bij de eerstvolgende olieverversing Selenia motorolie te gebruiken. 35.000 Motorexperts in Europa adviseren Selenia voor een maximale bescherming van de motor in uw auto. VRAAG UW DEALER NAAR SELENIA.
SELENIA: DE PERFECTE KEUZE VOOR UW AUTO De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met Selenia 20K; een synthetische motorolie die voldoet aan de meest geavanceerde internationale specificaties. Selenia 20K verbetert de eigenschappen van de motor en garandeert optimale prestaties en maximale bescherming. SELENIA 20K Top Quality fuel economy motorolie volgens API SJspecificaties voor normale, turbo- of multiklepsbenzinemotoren. Brandstofbesparing tot 2% en maximale stabiliteit bij hoge temperaturen.
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar) Uitvoering 10 14 MAXI Onbelast en volbeladen Voor Achter Bandenmaat 195/70 R15” Reinforced (97S) 195/70 R15”C (103 Q) 195/70 R15” Reinforced (97S) 195/70 R15”C (103 Q) 215/70 R15”C (109/107 R) 215/70 R15”C (109 Q) Camping Car 195/70 R15”C (103 Q) 215/70 R15”C (109 Q) Camping Car 215/70 R15”C (109/107 R) 215/70 R15”C (109 Q) Camping Car 205/75 R16”C (110/108 Q) 215/75 R16”C (113/111 N) Camping Car 215/75 R16”C (113/111 Q) 215/75 R16”C (113/111 N) Camping Car Alle u
NEDERLANDS 603.45.278 INSTRUCTIEBOEKJE De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. FIAT behoudt zich het recht voor op elk moment de in dit boekje beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Voor de laatste informatie hieromtrent kunt u zich tot de FIAT-dealer wenden.