2002 ABSOLUUT LEZEN! NEDERLANDS BRANDSTOF TANKEN K Ducato Benzinemotoren: Tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal 95 RON. Dieselmotoren: Tank uitsluitend dieselbrandstof voor motorvoertuigen die voldoet aan Europese specificaties EN590.
002 ABSOLUUT LEZEN! NEDERLANDS BRANDSTOF TANKEN K Ducato Benzinemotoren: Tank uitsluitend loodvrije benzine met een minimum octaangetal 95 RON. Dieselmotoren: Tank uitsluitend dieselbrandstof voor motorvoertuigen die voldoet aan Europese specificaties EN590.
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar) ELEKTRISCHE APPARATUUR Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam kan ontladen), dient u contact op te nemen met de Fiat-dealer. Deze kan u de meest geschikte installaties aanraden die de accu niet uitputten. Uitvoering 11 15 MAXI CODE-card Bewaar de CODE-card op een veilige plaats, niet in de auto.
WELKOM AAN BOORD Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Ducato. Met deze bedrijfsauto bent u verzekerd van een groot laadvermogen, veiligheid en rijplezier. Bovendien is de Ducato een auto met respect voor het milieu. De doelmatigheid van elk detail, zijn veelzijdigheid, de prestaties van de motor, de vele accessoires en optionals, de veiligheidssystemen en de recycleerbare onderdelen maken de Ducato tot een unieke bedrijfsauto.
SIGNALEN VOOR EEN CORRECT GEBRUIK VAN UW AUTO De signalen die u op deze pagina ziet, zijn zeer belangrijk. Zij staan bij onderdelen in dit boekje waar we extra aandacht voor vragen. Zoals u ziet, bestaat elk signaal uit een verschillend symbool. Zo wordt direct duidelijk om welk onderwerp het gaat: Veiligheid van de inzittenden. Let op: Het niet of gedeeltelijk opvolgen van deze instructies kan gevaar opleveren voor de inzittenden. 2 Bescherming van het milieu.
WEGWIJS IN UW AUTO SYMBOLEN Op of in de nabijheid van enkele onderdelen van uw Ducato zijn specifiek gekleurde plaatjes aangebracht met daarop symbolen die uw aandacht vragen en die voorzorgsmaatregelen aangeven die u in acht moet nemen als u met het betreffende onderdeel te maken krijgt. Hierna volgen kort samengevat de symbolen die vermeld staan op de plaatjes die op uw Ducato zijn aangebracht met daarnaast het onderdeel waarop het symbool betrekking heeft.
VERBODSSYMBOLEN Riemen en poelies Accu Bewegende delen; niet dichtbij komen met lichaamsdelen of kledingstukken. Niet dichtbij komen met open vuur. Slangen van de airconditioning Accu Niet openen. Houd kinderen op afstand. Gas onder hoge druk. Hitteschilden - riemen - poelies - ventilateur Niet aanraken. 4 WEGWIJS IN UW AUTO WAARSCHUWINGSSYMBOLEN Katalysator Parkeer niet boven brandbare materialen. Raadpleeg het hoofdstuk: “Voorzorgsmaatregelen voor het behoud van de emissiereductiesystemen”.
VERPLICHTINGSSYMBOLEN Auto rijdt op diesel Ruitenwissers Accu Tank uitsluitend dieselbrandstof. Bescherm de ogen. Motor Expansiereservoir Gebruik uitsluitend de vloeistof die is aangegeven in de “Vullingstabel”. Gebruik uitsluitend de vloeistof die is aangegeven in de “Vullingstabel”. Accu Krik Gebruik uitsluitend de vloeistof die is aangegeven in de “Vullingstabel”. DIESEL Raadpleeg het instructieboekje. Gebruik uitsluitend de vloeistof die is aangegeven in de “Vullingstabel”.
Voor een nog betere bescherming tegen diefstal is de auto uitgerust met een elektronische startblokkering (Fiat CODE). Het systeem schakelt automatisch in als de start-/contactsleutel wordt uitgenomen. Sleutel B, met ingebouwde afstandsbediening, heeft dezelfde functies als sleutel A als de auto is uitgerust met afstandsbediening voor de centrale portiervergrendeling.
De CODE-card moet op een veilige plaats worden bewaard. Wij raden u aan de elektronische code van de CODE-card altijd bij u te hebben omdat deze onmisbaar is voor het uitvoeren van een noodstart. Als de auto wordt verkocht, moeten alle sleutels en de CODE-card overhandigd worden aan de nieuwe eigenaar. Als de motor nog niet aanslaat, voer dan zelf een noodstart uit (zie het hoofdstuk “Noodgevallen”) en wendt u tot de Fiat-dealer.
DUPLICAATSLEUTELS Als u extra sleutels wenst, wendt u dan met alle sleutels die reeds in uw bezit zijn en de CODE-card tot de Fiat-dealer. De Fiat-dealer moet zowel de nieuwe sleutels als de reeds in uw bezit zijnde sleutels (tot een maximum van 8 sleutels) in het geheugen opslaan. De Fiat-dealer zal u vragen uw eigendomsrecht op de auto te bewijzen.
Wees zeer voorzichtig bij het indrukken van druktoets E, zodat bij het uitklappen van de metalen baard geen verwondingen of beschadigingen ontstaan. Druk de druktoets E alleen in als de sleutel ver genoeg van het lichaam (speciaal de ogen) en van voorwerpen die snel beschadigen (bijvoorbeeld kledingstukken) is verwijderd. Laat de sleutel nooit onbeheerd achter. Hiermee voorkomt u dat iemand (dit geldt in het bijzonder voor kinderen) per ongeluk op druktoets E drukt.
Als u druktoets (C of D-fig. 4) indrukt en lampje B-fig. 4 op de sleutel knippert slechts één keer kort, dan moet de batterij worden vervangen door een nieuw exemplaar. DIEFSTALALARM – vervang de batterij E en let daarbij op de juiste polariteit; Het diefstalalarm is alleen beschikbaar voor uitvoeringen met vaste scheidingswand en regelt de volgende functies: – plaats de batterijhouder in de sleutel en draai de sluiting C op symbool ;.
WERKING Het diefstalalarm van de Ducato wordt bediend via een ontvanger in het plafondlampje voor en ingeschakeld via de radiogolf-afstandsbediening. De sensoren C-fig. 6 voor de volumetrische beveiliging zijn in het plafondlampje geplaatst. Het systeem werkt alleen als de contactsleutel is uitgenomen in stand STOP of PARK. De regeleenheid van het diefstalalarm heeft een sirene met eigen voeding. De sirene kan buiten werking worden gesteld.
ZELFDIAGNOSE VAN HET SYSTEEM Als bij het inschakelen van het diefstalalarm de “biep” wordt gevolgd (na 1 seconde) door een tweede, zeer korte “biep”, is het raadzaam te controleren of de portieren, de achterdeuren en de motorkap gesloten zijn. Probeer vervolgens nogmaals het diefstalalarm in te schakelen. Wendt u tot de Fiat-dealer als de situatie zich herhaalt. PROGRAMMEREN VAN HET SYSTEEM Bij aflevering van de nieuwe auto is het diefstalalarm al geprogrammeerd door de Fiat-dealer.
Druk op de knop van de afstandsbediening om het alarm te onderbreken; als dit niet lukt, kunt u het alarm uitschakelen door de sleutelschakelaar in stand OFF te draaien (zie volgende paragraaf “Systeem buiten werking stellen”).
VEILIGHEIDSGORDELS Druk op knop C om de gordel los te maken. Begeleid de gordel tijdens het teruglopen om te voorkomen dat de gordelband draait. GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleuning en leg dan de gordel om. Via de rolautomaat wordt de lengte van de gordel automatisch aangepast aan het postuur van de drager, waarbij voldoende bewegingsruimte overblijft. Als de auto op een steile helling staat, kan de rolautomaat blokkeren; dit is een normaal verschijnsel.
Voor de zitplaats middenachter (uitvoeringen Combi) Gordel losmaken: druk op knop C. Stel de gordel af met klem D. Trek aan deel E om de gordel te verkorten en aan deel F om te verlengen. Maak de gordel vast door gesp A-fig. 10 in sluiting B te drukken, totdat hij hoorbaar blokkeert. BELANGRIJK De gordel is correct afgesteld als hij goed aansluit op het bekken. De zijzitplaatsen hebben een driepunts-veiligheidsgordel. HOOGTEVERSTELLING VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS VOOR staat.
De hoogte van de gordel moet altijd worden aangepast aan het postuur van de drager. Zo wordt de kans op letsel bij een ongeval verkleind. De gordel is goed afgesteld als hij over de schouder halverwege tussen nek en uiteinde van de schouder ligt. De geleidebeugel kan in 4 standen worden gezet. Controleer na het afstellen altijd of de beugel vergrendeld is in één van de vaste standen. Laat de knop los en duw de beugel naar beneden, zodat de beugel vergrendelt, als dit nog niet heeft plaatsgevonden.
ALGEMENE OPMERKINGEN OVER HET GEBRUIK VAN VEILIGHEIDSGORDELS De bestuurder is verplicht zich te houden aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot het verplichte gebruik van de veiligheidsgordels (en de inzittenden erop attent te maken). Leg de veiligheidsgordel altijd om voordat u vertrekt. De gordelband mag nooit gedraaid zijn. Het diagonale gordelgedeelte moet via het midden van de schouder schuin over de borst liggen. Het horizontale gordelgedeelte moet over het bekken fig.
Iedere gordel dient slechts ter bescherming van een enkel persoon. Gebruik de gordel niet voor een kind dat bij een volwassene op schoot zit, waarbij de gordel beiden fig. 13 zou moeten beschermen. Plaats bovendien geen enkel voorwerp tussen de gordel en het lichaam van een inzittende. fig. 13 18 WEGWIJS IN UW AUTO Uiteraard moeten zwangere vrouwen het onderste deel van de gordel meer naar beneden omleggen, zodat de gordel onder de buik langs loopt fig. 14.
HOE U DE VEILIGHEIDSGORDELS IN OPTIMALE STAAT HOUDT KINDEREN VEILIG VERVOEREN Groep 0 gewicht: 0-10 kg Groep 0+ gewicht: 0-13 kg 1) Zorg dat de gordel goed uitgetrokken en niet gedraaid is; controleer ook of de oprolautomaat zonder haperingen werkt. Voor optimale bescherming bij een ongeval moeten alle inzittenden zittend reizen en beschermd worden door goedgekeurde veiligheidssystemen.
Wij raden u aan kinderen altijd op de zitplaatsen achter te vervoeren omdat die plaatsen bij een ongeval de meeste bescherming bieden. Monteer absoluut geen kinderzitje op de passagiersstoel voor als deze is uitgerust met een airbag. Als bij een ongeval de airbag in werking treedt (opblaast), kan dit ernstig letsel en zelfs de dood tot gevolg hebben. Kinderen kunnen op de passagiersstoel voor worden vervoerd bij auto’s die zijn uitgerust met een uitschakelbare airbag aan passagierszijde.
GROEP 0 en 0+ GROEP 1 Baby’s tot 13 kg moeten in wiegjes worden vervoerd die achterstevoren zijn geplaatst, waardoor het achterhoofd wordt gesteund en bij abrupte snelheidswisselingen de nek niet wordt belast. Kinderen met een gewicht vanaf 9 kg moeten worden vervoerd in kinderzitjes met een kussen , die naar voren zijn gekeerd fig. 17, waarbij de veiligheidsgordel van de auto zowel het kinderzitje als het kind op zijn plaats moet houden.
GROEP 2 GROEP 3 Vanaf 15 kg kunnen kinderen direct door de veiligheidsgordels van de auto worden beschermd. Bij kinderen met een gewicht tussen 22 en 36 kg is de borstomvang van dien aard dat de kinderen gewoon tegen de rugleuning kunnen steunen en niet meer in een kinderzitje hoeven te worden vervoerd. Kinderen moeten zo in de kinderzitjes worden geplaatst, dat het diagonale gordelgedeelte schuin over de borst en niet langs de nek moet liggen.
Uitv.
Hieronder zijn de richtlijnen voor een veilig vervoer van kinderen aangegeven, waaraan u zich dient te houden: 1) Plaats het kinderzitje bij voorkeur op één van de zitplaatsen achter omdat deze plaatsen bij een ongeval de meeste bescherming bieden. 2) Vervoer kinderen nooit op de stoel van de passagier voor als deze is uitgerust met een airbag.
START/CONTACTSLOT Als het start-/contactslot is geforceerd (bijv. bij een poging tot diefstal) moet u, voordat u weer met de auto gaat rijden, de werking van het slot laten controleren bij de Fiat-dealer. De sleutel kan in 4 standen worden gedraaid fig. 20. STOP: motor uit, sleutel uitneembaar, stuurslot geblokkeerd. MAR: contact aan. Alle elektrische installaties werken.
DASHBOARD De aanwezigheid en de opstelling van de instrumenten en de controlelampjes kunnen per uitvoering verschillen. F0D0080b fig.
De aanwezigheid en de opstelling van de instrumenten en de controlelampjes kunnen per uitvoering verschillen. F0D0246b fig.
INSTRUMENTENPANEEL UITVOERING STUUR LINKS A - Koelvloeistoftemperatuurmeter B - Snelheidsmeter C - Toerenteller D - Brandstofmeter E - Kilometerteller instellen en geprogrammeerd onderhoud F - Kilometerteller G - Klokje instellen. F0D0147b fig. 23 UITVOERING STUUR RECHTS A - Koelvloeistoftemperatuurmeter B - Snelheidsmeter C - Toerenteller D - Brandstofmeter E - Kilometerteller instellen en geprogrammeerd onderhoud F - Kilometerteller G - Klokje instellen. F0D0148b fig.
INSTRUMENTEN SNELHEIDSMETER Zet de motor uit als het lampje ondanks de maatregelen blijft branden, en wendt u tot de Fiat-dealer. KOELVLOEISTOFTEMPERATUURMETER fig. 25 fig. 26 - bij uitvoeringen met links stuur fig. 27 - bij uitvoeringen met rechts stuur. Onder normale omstandigheden staat de wijzernaald van de koelvloeistoftemperatuurmeter ongeveer in het midden van de schaal. TOERENTELLER fig.
KILOMETERTELLER BRANDSTOFMETER Het waarschuwingslampje van de brandstofreserve A-fig. 29 gaat branden als er nog ongeveer 8 tot 10 liter brandstof in de tank aanwezig is. Voor het op nul zetten van de dagteller en om te kiezen voor weergave van het totaal aantal afgelegde kilometers of de dagstand is er een speciale knop aanwezig met de volgende functies: Als op knop E - fig.
OLIENIVEAUMETER fig. 34 Het klokje kan altijd ingesteld worden (ook bij uitgezette motor en uitgenomen contactsleutel). Met de meter kan het niveau van de motorolie grafisch worden weergegeven. Het niveau moet tussen het MINen MAX-merkteken staan. Instellen F0D0214b DIGITAAL KLOKJE fig.
Als u op knop E-fig. 32 drukt, kunt u de meting vervroegd afsluiten; in dat geval wordt de totale kilometerstand en de tijd weergegeven. ONDERHOUDSMETER De onderhoudsmeter geeft door middel van het waarschuwingslampje 1-fig.38 en de kilometerteller 2 het aantal kilometers aan waarna de motorolie en het oliefilter vervangen dienen te worden op basis van het onderhoudsschema.
Configuratieprocedure BELANGRIJK Het is raadzaam eventuele kleine defecten onmiddellijk door de Fiat-dealer te laten verhelpen en daarmee niet te wachten tot de volgende servicebeurt. Afstand tot volgende onderhoudsbeurt Als u het onderhoudsinterval wilt veranderen, moet u de contactsleutel in stand MAR draaien en bij stilstaande auto knopje E - fig. 32 ongeveer 10 seconden indrukken: op het display verschijnt de sleutel en het opschrift “CFG 1”, “CFG 2” of “CFG 3” fig. 39.
Als u de auto vervolgens weer start, gaan zowel het sleuteltje 1 - fig. 42 als de kilometerteller 2 ongeveer 5 seconden knipperen en verschijnt op het display de tijd en de totale kilometerstand. Hetzelfde gebeurt als de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt 100 km en 50 km is. Bij nul km Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat de onderhoudsmeter 1 - fig. 42 ongeveer 5 seconden knipperen samen met het aantal kilometers (0 km) 2 - fig.
v TE LAGE MOTOROLIEDRUK (rood) Als de motoroliedruk onder de normale waarde zakt. Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden. Het moet doven nadat de motor is gestart. Als de motor stationair draait, kan het voorkomen dat het lampje iets later dooft. Als de motor zwaar belast is, kan het lampje gaan knipperen als de motor stationair draait. Het moet doven zodra u iets gas geeft.
STORING IN MOTORMANAGEMENTSYSTEEM (EOBD) (alleen benzineuitvoeringen) (geel) Als u onder normale omstandigheden de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden. Na het starten van de motor moet het lampje doven. Het lampje gaat eerst branden om de juiste werking ervan aan te geven. U Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden gaat branden: 1. Constant branden - duidt op een defect in het inspuit-/ontstekingssyteem.
TE HOGE OLIETEMPERATUUR IN DE AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK (rood) t Als u de sleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden. Na ongeveer 4 seconden moet het lampje doven. Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden gaat branden, dan is er een storing in de versnellingsbak (knipperend lampje) of de olietemperatuur is te hoog (permanent brandend lampje). – Brandend lampje = maximale olietemperatuur in de automatische versnellingsbak.
û STORING AIRBAG (rood) (indien aanwezig) Als het systeem niet goed werkt. HANDREM AANGETROKKEN/ TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU (rood) x In drie gevallen: < VEILIGHEIDSGORDELS (rood) Als de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde niet goed is omgelegd. 1 - als de handrem is aangetrokken 2 - als het remvloeistofniveau onder het minimum is gedaald Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje branden. Na 4 seconden moet het lampje doven.
Y FIAT CODE (geel) In drie gevallen (met de contactsleutel in stand MAR): 1. Eén maal knipperen - code van de sleutel herkend. Het is mogelijk de motor te starten. 2. Constant branden - code van de sleutel niet herkend. Voer voor het starten van de motor een noodstart uit (zie hoofdstuk “Noodgevallen”). 3. Knipperend - de auto wordt niet beveiligd door het systeem. Het is mogelijk de motor te starten. c WATER IN BRANDSTOFFILTER (geel) (dieseluitvoeringen) Wanneer er water in het brandstoffilter zit.
MISTACHTERLICHT (geel) Als het mistachterlicht is ingeschakeld. m SNELHEIDSREGELAAR (CRUISECONTROL) (groen) Het lampje gaat branden als het systeem wordt ingeschakeld (toets ON ingedrukt). ZITPOSITIE INSTELLEN Zitplaatsen voor Verstel de stoelen alleen als de auto stilstaat. VOORGLOEIBOUGIES (geel) (dieseluitvoeringen) Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje op het instrumentenpaneel branden.
Laat de hendel los en controleer of de stoel goed geblokkeerd is door naar voren en naar achteren te schuiven. Als de stoel niet goed geblokkeerd is, kan deze onverwachts verschuiven waardoor een gevaarlijke situatie kan ontstaan. Zitting omlaag zetten: ga op de stoel zitten, trek hendel B (voorste gedeelte van de zitting) of hendel D (achterste gedeelte van de zitting) omlaag en zorg dat het gewicht van het lichaam op dat gedeelte van de zitting rust, dat u omlaag wilt zetten.
PANORAMA-UITVOERINGEN Verstellen van de rugleuning van de passagiersstoelen Draai knop A-fig. 52. Toegang tot de zitplaatsen van de derde rij Om vanaf de zijschuifdeur toegang te krijgen tot de derde rij stoelen moet hendel B-fig. 52 van de buitenste stoel van de tweede rij omhoog worden geduwd en de rugleuning naar voren worden geklapt. Achterbank neerklappen (derde rij) Om de achterbank van de derde rij neer te klappen, moeten de 4 gespen van de veiligheidsgordels A - fig.
HOOFDSTEUNEN Let erop dat de hoofdsteunen zo zijn ingesteld dat ze het hoofd steunen en niet de nek. Alleen in deze positie bieden ze bescherming. De hoofdsteunen voor kunnen in hoogte worden versteld. Afstellen: – druk op knop A-fig. 55 en verplaats de hoofdsteun omhoog of omlaag in de gewenste stand; IN HOOGTE VERSTELBAAR STUURWIEL Op alle uitvoeringen is het stuur in verticale richting verstelbaar: 1) Zet hendel A-fig. 56 in stand 1. 2) Zet het stuur in de gewenste stand.
Het reflecterende oppervlak aan de onderkant van de spiegel is parabolisch waardoor het blikveld wordt vergroot. Dit heeft tot gevolg dat de omvang van de objecten die men in de spiegel ziet, kleiner lijken. Hierdoor kan de indruk ontstaan dat deze objecten verder verwijderd zijn dan in werkelijkheid. De achteruitkijkspiegel is verstelbaar met hendel A-fig. 57. 1 - normale stand. 2 - anti-verblindingsstand. De spiegel is uitgerust met een veiligheidsvoorziening: de spiegel springt tijdens een botsing los.
VERWARMING EN VENTILATIE F0D0185b fig. 60 A - Luchtrooster voor ontwasemen of ontdooien van de voorruit. C - Verstelbaar luchtrooster aan zijkant. B - Vast luchtrooster voor ontwasemen of ontdooien van de zijruiten voor. D - Verstelbaar luchtrooster in het midden. E - Uitstroomopening in het midden onder het dashboard voor luchttoevoer naar de beenruimte van de inzittenden voor.
VERSTELBARE EN REGELBARE LUCHTROOSTERS fig. 61 en fig. 62 BEDIENINGSKNOPPEN fig. 63 A - Knop voor het regelen van de luchtopbrengst: B - Draaiknop voor regeling van de luchttemperatuur (menging van warme/koude lucht). Voor alle uitvoeringen is er slechts één verwarming. Als optional kan een extra verwarming onder de bestuurdersstoel worden geplaatst. Druk voor inschakeling op knop A-fig. 64. Druk voor uitschakeling opnieuw op de knop. A - Draaiknop voor inschakeling van de aanjager.
Op enkele uitvoeringen kan bovendien naast de airconditioning een tweede verwarming onder de laatste rij stoelen worden geplaatst. Deze verwarming wordt bediend via knop Bfig. 65; met knop A bedient u de airconditioning.
AIRCONDITIONING B - Draaiknop voor regeling van de luchttemperatuur (menging van warme/koude lucht). BELANGRIJK De lucht in het interieur koelt sneller af als bij zomerse temperaturen de luchtrecirculatie wordt ingeschakeld. Ook is dit systeem bruikbaar bij geconcentreerde luchtvervuiling (in de file, in tunnels enz.). Het is niet raadzaam dit systeem langdurig te laten werken, vooral niet als u met meer personen in de auto zit. 2) Draaiknop voor de aanjager: schakel de gewenste snelheid in.
Standen voor een snelle koeling: 1) Draaiknop voor de luchttemperatuur: in het blauwe vlak 2) Airconditioning: druk op schakelaar √ 3) Schuif om het recirculatiesysteem in te schakelen: in stand Ò 4) Draaiknop voor de luchtverdeling: in stand O. F0D0049b Net zoals bij de Panorama- en Combiuitvoeringen is het ook bij de bestel-uitvoeringen mogelijk om in de laadruimte een tweede airconditioning (optional) te plaatsen.
ONDERHOUD VAN HET SYSTEEM Schakel in de winter de airconditioning 1 keer per maand gedurende 10 minuten in. Laat voor het zomerseizoen de werking van de airconditioning door de Fiat-dealer controleren. EXTRA VERWARMING (indien aanwezig) De DUCATO kan worden uitgerust met twee verschillende extra verwarmingen: één die volledig automatisch werkt en één die geprogrammeerd kan worden.
– een regeleenheid verbonden met het verwarmings-/ventilatiesysteem van het interieur, die de automatische werking ervan mogelijk maakt; gedurende een vastgestelde tijd de koelvloeistof van de motor circuleren. Bij het starten van de motor bent u zo verzekerd van een optimale temperatuur van de motor en van het interieur. De extra verwarming kan automatisch worden geprogrammeerd met behulp van de digitale timer of handmatig door op de toets “directe verwarming” van de timer te drukken.
BELANGRIJK De extra verwarming is uitgerust met een thermische beveiliging die de brander uitschakelt bij oververhitting door te weinig of lekkende koelvloeistof. Als dit het geval is moet na het repareren van het defect in het koelsysteem en/of het bijvullen van de koelvloeistof en voordat de verwarming weer wordt ingeschakeld, de programma-keuzetoets worden ingedrukt.
Directe inschakeling van de verwarming fig.72 Instellen van de juiste tijd Programmeren van de inschakeltijd fig.74 – Druk op toets 4: het display en het controlelampje 9-fig. 73 worden verlicht. Druk op toets 8 van de timer als u handmatig het systeem wilt inschakelen; het display en het controlelampje 1 worden verlicht en blijven verlicht zolang het systeem in werking is. De inschakeltijd kan 1 minuut tot 24 uur van te voren worden geprogrammeerd.
BELANGRIJK Als u de andere vooraf ingestelde tijden wilt oproepen, druk dan binnen 10 seconden één of meer keren op toets 6. – druk binnen 10 seconden op toets 5 of 7 totdat de gewenste inschakeltijd is geselecteerd. BELANGRIJK Als de inschakeltijd van het display verdwijnt, het nummer 3 van de vooraf ingestelde tijd aanwezig is en het display verlicht is, betekent dit dat de tijd in het geheugen is opgeslagen. Uitschakelen van de geprogrammeerde inschakeltijd fig.
De extra verwarming verbruikt, hoewel in geringe mate, evenals de motor brandstof. Om mogelijke vergiftiging en verstikking te voorkomen, mag de standverwarming nooit, ook niet voor een korte periode, worden ingeschakeld in een afgesloten ruimte zoals een garage of werkplaats die niet is uitgerust met een afzuigsysteem voor uitlaatgassen. – Zet de extra verwarming altijd uit tijdens het tanken van brandstof en in de nabijheid van tankstations om brand- of explosiegevaar te voorkomen.
HENDEL LINKS Met de linker hendel bedient u de meeste onderdelen van de buitenverlichting. Buitenverlichting fig. 76 Grootlicht fig. 78 Draai voor inschakeling de draaiknop van stand å in stand 6. Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje 3 branden. Druk voor inschakeling de hendel naar voren in de richting van het dashboard met de draaiknop in stand 2. Dimlicht fig. 77 F0D0014b fig.
Grootlichtsignaal fig. 79 Richtingaanwijzers fig. 80 Trek de hendel naar het stuur (stand zonder vergrendeling). HENDEL RECHTS Plaats de hendel: Ruitenwissers/-sproeiers fig. 81 naar boven - rechter richtingaanwijzer ingeschakeld De ruitenwissers/-sproeiers werken uitsluitend als de contactsleutel in stand MAR staat. naar beneden - linker richtingaanwijzer ingeschakeld. Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje RE branden.
0 - ruitenwissers uitgeschakeld; 1 - ruitenwissers wissen met interval; op enkele uitvoeringen kunnen 4 intervalstanden worden gekozen (van zeer langzaam tot zeer snel fig. 81); 2 - langzaam continu wissen; 3 - snel continu wissen; INTELLIGENTE WIS/WASREGELING fig.
WERKING Dit systeem bestaat uit een microcamera A-fig. 85 die zo in de achteruitkijkspiegel is geplaatst dat de delen die niet via de spiegel zichtbaar zijn, gedekt worden, en een regeleenheid die de beelden van de camera kan analyseren en omzetten in een voor de bestuurder zichtbaar signaal, lampje B-fig.
Het systeem meet door middel van vier sensoren die in de achterbumper zijn geplaatst, de afstand tussen de auto en eventuele obstakels; de bestuurder wordt gewaarschuwd door een repeterend geluidssignaal dat automatisch in werking treedt bij het inschakelen van de achteruit. Als de afstand tot het obstakel kleiner wordt, neemt de frequentie van het geluidssignaal toe. Dit parkeersysteem fig. 88 attendeert de bestuurder op de aanwezigheid van obstakels achter de auto.
CRUISE-CONTROL ALGEMENE INFORMATIE De elektronische snelheidsregeling (CRUISE-CONTROL) maakt het mogelijk een constante, vooraf ingestelde snelheid aan te houden, zonder het gaspedaal in te trappen. Op deze manier wordt het rijden, vooral op lange trajecten, minder vermoeiend omdat de ingestelde snelheid automatisch gehandhaafd blijft. BELANGRIJK Het systeem kan worden ingeschakeld als de snelheid van de auto boven 40 km/h ligt. Bedieningsknoppen fig.
SNELHEID OPSLAAN Druk op toets 1 en ga op de normale manier met de gewenste snelheid rijden. Druk ten minste drie seconden op toets 4 en laat de knop los. De snelheid van de auto is opgeslagen en het gaspedaal kan worden losgelaten. De auto blijft vervolgens constant met de ingestelde snelheid rijden, totdat zich één van de volgende omstandigheden voordoet: – intrappen rempedaal; – intrappen koppelingspedaal; – als u de selectorhendel van de versnellingsbak in de stand N zet.
Opgeslagen snelheid wissen De opgeslagen snelheid wordt automatisch gewist: Schakel het systeem nooit in de stad of in druk verkeer in. – als de motor wordt uitgezet; – als op toets 2 wordt gedrukt. Als de cruise-control tijdens het rijden is ingeschakeld, zet dan nooit de versnellingspook in de vrijstand of bij uitvoeringen met automatische versnellingsbak, de selectorhendel in stand N.
BEDIENINGSKNOPPEN De lampjes gaan automatisch branden als u één van de voorportieren opent. CENTRAAL SCHAKELAARPANEEL fig. 92 A - In-/uitschakelen van de achterruitverwarming (indien aanwezig) Als u de achterruitverwarming inschakelt, schakelt ook de verwarming van de buitenspiegels in. Als er geen achterruitverwarming is gemonteerd, dan wordt met deze bedieningsknop alleen de verwarming van de buitenspiegels ingeschakeld.
Het schakelaarpaneel fig. 93 wordt gebruikt op de uitvoeringen Minibus, Ambulance en 4x4 voor het inschakelen van specifieke optionals. Deze veiligheidsschakelaar is in de motorruimte op het schutbord geplaatst fig. 94 en springt omhoog bij een ongeval, waardoor de toevoer van brandstof wordt gestopt en de motor afslaat. F0D105b fig. 93 fig. 94 Draai de contactsleutel in stand STOP om te voorkomen dat de accu ontlaadt.
In het midden van het dashboard bevindt zich bovendien een flessenhouder fig. 96. Als de cabine is uitgerust met drie zitplaatsen, bevindt zich onder de bijrijdersbank een vak voor het opbergen van documenten en kleine voorwerpen fig. 97. BELANGRIJK Gebruik het schrijftafeltje niet in verticale positie als de auto in beweging is. Uitvoeringen met tweezitsbijrijdersbank kunnen worden voorzien van een specifiek schrijftafeltje in de cabine.
KOEL/WARMHOUDVAK Om te voorkomen dat de accu te snel ontlaadt, is het systeem op de elektrische installatie van de auto aangesloten via het start-/contactslot; de koelbox werkt dus alleen als de motor draait. Bij uitvoeringen met een enkele passagiersstoel in de cabine, bevindt zich tussen de bestuurdersstoel en de passagiersstoel een koel/warmhoudvak (als optional leverbaar) fig. 100. Het is raadzaam snel bederfelijk voedsel te verwijderen als de auto langer dan 2 uur geparkeerd wordt.
BELANGRIJK Als er bij stilstaande motor en contactsleutel in stand MAR, langdurig gebruik wordt gemaakt (bijv. langer dan 1 uur) van accessoires met een hoog stroomverbruik, dan kan de accu leeg raken, waardoor er startproblemen kunnen ontstaan. STEKKER VOOR SPECIFIEKE UITVOERINGEN ASBAK EN AANSTEKER Onder de passagiersstoel bevindt zich een speciale stekker A-fig.102 waarop, door gespecialiseerde bedrijven, een extra accu kan worden aangesloten voor de voeding van specifieke apparatuur (bijv.
BELANGRIJK Controleer altijd of de aansteker na het indrukken ook uitschakelt. ZONNEKLEPPEN fig. 105 Let op. De aansteker wordt erg heet. Gebruik de aansteker voorzichtig en voorkom dat hij gebruikt wordt door kinderen: risico op brand en/of brandwonden Op de achterkant van de zonneklep, zowel aan bestuurders- als passagierszijde, is een documentenhouder geplaatst en aanwijzingen voor het snel ontwasemen van de voor- en zijruiten.
BELANGRIJK Iedere verandering aan het controle-instrument of aan het signaaloverbrengingssysteem die invloed heeft op de registratie door het controle-instrument, vooral als dit bedoeld is om te frauderen, is strafbaar. BESCHRIJVING SYSTEEM Met de tachograaf fig. 107 kunnen de wettelijke normen worden nageleefd die gelden voor de rijtijden van de bestuurder.
PORTIEREN Van binnenuit met de hand openen Trek knopje A-fig. 109 omhoog en trek aan handgreep B. Openen: zoals beschreven bij het portier van de bestuurderscabine. Van binnenuit met de hand vergrendelen PORTIEREN VAN DE BESTUURDERSCABINE In geheel geopende stand wordt de deur door een vangmechanisme opengehouden. Duw om de deur te sluiten de handgreep A-fig. 110 aan de buitenkant (of de handgreep aan de binnenkant) in de richting van de pijl. Sluit het portier en druk op knopje A.
DUBBELE ACHTERDEUR Rechter deur van binnenuit met de hand ontgrendelen (2fig. 111) Rechter deur van buitenaf met de hand ontgrendelen (2-fig. 111). Linker deur met de hand vergrendelen (1-fig. 111) Sluit de deur en duw de hendel Cfig. 113 in stand 1. Trek knopje A-fig. 112 omhoog en trek aan handgreep B. Draai de sleutel in stand 2fig. 108 en trek de handgreep in de richting van de pijl. De twee achterdeuren zijn ieder voorzien van een klemveer die het openen van de deur tot 90° beperkt.
DUBBELE ACHTERDEUR DIE VOLLEDIG GEOPEND KAN WORDEN 270° Sluiten van de deur: Open en sluit de dubbele achterdeur zoals hiervoor staat beschreven. – haak de klemveer vast en sluit de deur. – trek de deur los van de magnetische strips Volledig openen van de deur: Om de magnetische strips in goede staat te houden, moeten de contactvlakken van de strips altijd schoon worden gehouden, zowel op de deur als op de zijkant van de auto. – haak de klemveer A-fig.
Als u een achterdeur of zijdeur ver/ontgrendelt, wordt alleen die betreffende deur ver-/ontgrendeld. Van buitenaf In de armsteun aan de passagierszijde zit een drukschakelaar fig. 118 om aan die zijde de ruit te bedienen. Met elektrische bediening Sluit de portieren en druk het knopje op één van de portieren van de bestuurderscabine naar beneden (vergrendelen) of trek het knopje omhoog (ontgrendelen). In de armsteun van het portier aan de bestuurderszijde fig. 117 zijn twee fig.
Let op. Als de steunstang verkeerd geplaatst wordt, kan de motorkap onverwachts dichtvallen. Motorkap openen: Voer deze handeling alleen uit als de auto stilstaat. Pas op als u sjaals, dassen of loszittende kledingstukken draagt: deze kunnen door de bewegende onderdelen worden gegrepen. – Trek hendel A-fig. 119 links van de stuurkolom in de richting van de pijl. Wees voorzichtig als u werkzaamheden in de motorruimte moet verrichten en de motor nog warm is, om brandwonden te voorkomen.
Motorkap sluiten: KOPLAMPEN 1) Houd de motorkap met een hand omhoog, trek met de andere hand de stang fig. 121 uit de zitting D en plaats de stang terug in de klem C KOPLAMPEN AFSTELLEN Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk voor het comfort en de veiligheid van uzelf en de overige weggebruikers. Bovendien zijn er wettelijke voorschriften. Voor optimaal zicht en zichtbaarheid moeten de koplampen op de juiste wijze zijn afgesteld.
Stand 0 Stand 1 Stand 2 Stand 3 Bestel (11- 15) alleen bestuurder niet gebruiken niet gebruiken volbeladen Camping Car (11 - 15) alleen bestuurder niet gebruiken volbeladen niet gebruiken Bestel en camping car (MAXI) alleen bestuurder 1, 2 of 3 personen op de zitplaatsen voor niet gebruiken alle zitplaatsen bezet zitplaatsen voor + eerste rij bezet volbeladen Panorama en Combi (11) niet gebruiken bestuurder + max.
ABS MISTLAMPEN VOOR AFSTELLEN De auto is uitgerust met een antiblokkeerremsysteem (ABS) (optional). Het systeem voorkomt dat de wielen blokkeren, waardoor de beschikbare grip optimaal wordt benut en de auto ook tijdens een noodstop bestuurbaar en stabiel blijft. Wendt u voor controle of afstelling tot de Fiat-dealer . F0D0085b Als het ABS in werking is getreden, merkt de bestuurder dit aan een trilling in het rempedaal, die gepaard gaat met enig geluid. fig.
Voor het beste gebruik van het antiblokkeersysteem, is het raadzaam de volgende aanwijzingen op te volgen: Het ABS maakt zoveel mogelijk gebruik van de beschikbare grip maar kan deze niet verhogen. Daarom moet op gladde weggedeelten altijd voorzichtig worden gereden en mogen er geen onnodige risico’s worden genomen. Als het ABS in werking treedt, betekent dit dat de grip van de banden op het wegdek gering is; u dient uw snelheid te verlagen en aan te passen aan de beschikbare grip.
Als bij een draaiende motor alleen het waarschuwingslampje > brandt dan is er een storing in het ABS. In dat geval werkt het conventionele remsysteem op de normale manier, terwijl geen gebruik wordt gemaakt van het antiblokkeersysteem. Onder deze omstandigheden kan ook de werking van het EBD-systeem verminderen. Ook in dit geval raden wij u aan onmiddellijk en zonder bruusk te remmen naar de dichtstbijzijnde Fiat-dealer te rijden, om het systeem te laten controleren.
Bij een ongeval kan een inzittende die geen veiligheidsgordel heeft omgelegd in contact komen met een airbag die nog niet volledig opgeblazen is, waardoor de inzittende minder beschermd wordt. De airbag voor (bestuurder en passagier) is geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels. Bovendien is het dragen van veiligheidsgordels wettelijk verplicht in Europa (en in de meeste landen daarbuiten).
Het systeem handmatig uitschakelen 2) Airbag voor aan passagierszijde uitgeschakeld (stand OFF): lampje op het instrumentenpaneel brandt; het is mogelijk kinderen op de passagiersstoel voor te vervoeren, waarbij ze beschermd moeten worden door passende universele systemen. Het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel blijft continu branden totdat de airbag aan passagierszijde opnieuw wordt ingeschakeld.
tende voor. Direct daarna loopt het kussen weer leeg. Bij lichte zijdelingse aanrijdingen (waarbij de veiligheidsgordel de inzittende op zijn plaats houdt), wordt de airbag niet geactiveerd. Draag dus altijd veiligheidsgordels. Bij een zijdelingse aanrijding worden de inzittenden op hun plaats gehouden en bij zeer zware botsingen wordt voorkomen dat ze naar voren schieten. De zij-airbag (bestuurder en passagier) is geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een aanvulling.
Het in werking treden van de gordelspanners, de airbags voor en de zij-airbags wordt door de elektronische regeleenheid bepaald, afhankelijk van het type ongeval. Als een van deze onderdelen niet in werking treedt, dan duidt dat niet op een storing in het systeem. Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje ¬ branden. Na ongeveer 4 seconden moet het lampje doven.
Bij auto’s met zij-airbags mag de rugleuning van de voorstoelen niet worden bedekt met hoezen of kleden. De juiste werking van de airbags voor, de zij-airbags en de gordelspanners wordt alleen gegarandeerd als het maximaal toelaatbaar gewicht van de auto niet wordt overschreden. Als de contactsleutel in stand MAR staat, kan, ook bij uitgezette motor, de airbag inschakelen als de auto stilstaat en de auto frontaal wordt aangereden door een andere auto die met voldoende snelheid rijdt.
Het systeem beschikt verder nog over een diagnosestekker die aangesloten moet worden op speciale diagnose-apparatuur. De stekker maakt het mogelijk de door de regeleenheid opgeslagen storingscodes en de specifieke parameters voor de diagnose en werking van de motor te lezen. Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het lampje U gaat niet branden of het gaat branden of knipperen tijdens het rijden, wendt u dan zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.
INSCHAKELEN VAN HET ASR Voor de juiste werking van het ASRsysteem is het noodzakelijk dat de banden van alle wielen van hetzelfde merk en type zijn. De banden moeten in perfecte conditie en altijd van het voorgeschreven type, merk en afmetingen zijn. Het ASR-systeem schakelt automatisch in als de motor wordt gestart. Tijdens het rijden kan het systeem worden uit- of ingeschakeld door schakelaar A-fig. 130 op de middenconsole in te drukken.
BASIS INBOUWVOORBEREIDING De inbouwvoorbereiding bestaat uit: – voedingskabels voor de autoradio – kabels voor de luidsprekers in het dashboard – een inbouwplaats voor de autoradio – een antennekabel en antenne UITGEBREIDE INBOUWVOORBEREIDING De inbouwvoorbereiding bestaat uit: – voedingskabels voor de autoradio – kabels voor de luidsprekers in het dashboard Bij de Panorama-uitvoering zijn achter 4 extra luidsprekers gemonteerd, twee aan de rechterzijde en twee aan de linkerzijde, waarvan één in het zijpan
Draai voor de montage van de luidsprekers in de portieren de schroeven A-fig. 133 los en verwijder het beschermrooster. Plaats na het bevestigen van de luidsprekers het rooster weer terug. ANTENNE Montage: 1) Verwijder de kunststof dop Cfig. 134 op het dak van de auto. 2) Schroef de antenne vast.
De antenne heeft een maximaal vermogen van 20W. Aansluitschema van de elektrische bedrading: 1 MUTE-functie autoradio. 2 Vrij. 3 Massa INPUT-signaal mobiele telefoon (–). Laat de installatie van de mobiele telefoon en de aansluiting op de inbouwvoorbereiding in de auto uitsluitend door de Fiat-dealer uitvoeren. De handsfree kit moet u zelf aanschaffen en geschikt zijn voor uw mobiele telefoon. 4 INPUT-signaal mobiele telefoon (+). 5 Vrij 6 Vrij 7 Voeding via start-/contactslot (+15). 8 Vrij.
INBOUWVOORBEREIDING IMPERIAAL/ SKIDRAGER TANKEN MET DE DUCATO Tank met de Ducato nooit, niet in noodgevallen en ook niet een klein beetje, loodhoudende benzine. U zou de katalysator onherstelbaar beschadigen. MET BENZINEMOTOR Door de toepassing van emissiereductiesystemen in de Ducato mag u uitsluitend loodvrije benzine tanken. Gebruik de speciale bevestigingspunten in de dakranden om de imperiaal te bevestigen fig. 136.
De dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (Europese specificaties EN590). Het gebruik van andere producten of mengsels kan de motor onherstelbaar beschadigen en het vervallen van de garantie tot gevolg hebben. Mocht u onverhoopt een ander type brandstof tanken, dan mag de motor niet worden gestart en moet de brandstoftank worden afgetapt.
BELANGRIJK Door de hermetische afsluiting kan de druk in de tank iets oplopen; daarom is het normaal als u tijdens het losdraaien van de tankdop een gesis hoort. Vervang de tankdop zonodig alleen door een ander exemplaar van hetzelfde type, anders kan de werking van het benzinedampopvangsysteem in gevaar worden gebracht. Draai de dop na het tanken vast totdat u een of meerdere klikken hoort; draai vervolgens de sleutel en verwijder hem uit het slot. Sluit vervolgens het klepje.
C O R R E C T G E B R U I K VA N D E A U T O MOTOR STARTEN Het is gevaarlijk om de motor in een afgesloten ruimte te laten draaien. De motor verbruikt zuurstof en produceert koolmonoxide en andere giftige stoffen. BENZINEMOTOR STARTEN Wendt u, als de motor nog niet aanslaat, tot de Fiat-dealer. BELANGRIJK Het gaspedaal mag pas worden ingetrapt nadat de motor is gestart. BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel niet in stand MAR staan als de motor is uitgezet.
DIESELMOTOR STARTEN 1) Zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken. 2) Zet de versnellingspook in de vrijstand. 3) Trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal in te trappen. 4) Draai de contactsleutel in stand MAR. Op het instrumentenpaneel gaan de lampjes m en Y branden. 5) Wacht tot het lampje Y gedoofd is. 6) Wacht tot het lampje m gedoofd is. Hoe warmer de motor, hoe sneller het lampje dooft.
Wendt u, als de motor nog niet aanslaat, tot de Fiat-dealer. BELANGRIJK Bij lage buitentemperaturen start een koude motor sneller als het smeersysteem is gevuld met een dunnere motorolie. Houdt u zich daarom in de winter strikt aan de aanwijzingen in de paragraaf “Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen”. BELANGRIJK Laat de start-/contactsleutel niet in stand MAR staan als de motor is uitgezet.
MOTOR UITZETTEN Draai de contactsleutel in stand STOP terwijl de motor stationair draait. Gasgeven voordat u de motor uitzet heeft geen enkel nut, verspilt brandstof en is, vooral voor motoren met turbo-compressor, schadelijk. PARKEREN HANDREM De handrem is aan de linkerzijde van de bestuurdersstoel geplaatst. Zet de motor uit, trek de handrem aan, schakel een versnelling in (de 1e als de weg omhoog loopt, de achteruit als de weg omlaag loopt) en zet de voorwielen iets uitgestuurd.
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK BELANGRIJK De achteruit kan alleen bij een stilstaande auto worden ingeschakeld. Om de versnellingen in te schakelen, moet u het koppelingspedaal geheel intrappen en vervolgens de versnellingspook in één van de in het schema aangegeven standen fig. 2 plaatsen (dit schema staat ook op de knop van de pook). Bij een stationair draaiende motor moet u het koppelingspedaal geheel intrappen en ten minste twee seconden wachten voordat u de achteruit inschakelt.
STOPPEN MET DE AUTO Houd na het starten het rempedaal bij stationair draaiende motor ingetrapt en plaats de hendel in stand D. Laat het rempedaal los en trap het gaspedaal geleidelijk in. Om de auto te stoppen, moet het rempedaal worden ingetrapt, ongeacht de stand van de selectorhendel. Verlang de eerste kilometers geen maximale prestaties maar wacht tot de motor op bedrijfstemperatuur is. In geval van nood (storingen, lege accu, enz.
Gebied A van de hendel: automatische werking. AUTOMATISCHE WERKING Plaats voor de automatische werking de selectorhendel in het rechter gebied A-fig. 4 in een van de vier standen: Op het display fig. 5 verschijnen de standen van de hendel P - R - N - D. Gebied B van de hendel: handmatige sequentiële werking. P = parkeren Op het display fig. 6 verschijnen de versnellingen die kunnen worden ingeschakeld 1 - 2 - 3 - 4. R = achteruit F0D0247b N = vrijstand D = vooruit.
BELANGRIJK De contactsleutel kan alleen uit het slot worden genomen als de hendel in stand P staat en binnen maximaal 30 seconden na het uitzetten van de motor. Als de hendel niet in stand P staat, wordt de bestuurder bij het openen van het portier ongeveer 15 seconden gewaarschuwd door een akoestisch signaal. In geval van nood (lege accu) kan de hendel in stand P worden gezet door de vergrendelknop fig. 7 onder de kap van de hendel in te drukken.
Deze stand kan gebruikt worden tijdens het normaal vooruit rijden. De regeleenheid controleert de automatische inschakeling van de 4 versnellingen op basis van de stand van het gaspedaal, de snelheid van de auto, het motortoerental, de lengte- en dwarse acceleratie en de eigenschappen van het wegdek. De automatische versnellingsbak beschikt over drie verschillende schakelprogramma’s, van comfortabel en economisch tot sportief, waarbij de schakelpunten verschuiven van lagere naar hogere toerentallen.
HANDMATIGE SEQUENTIËLE WERKING Plaats voor de handmatige sequentiële werking de selectorhendel in het linker gebied B-fig. 4 met twee standen: (+) = opschakelen; (–) = terugschakelen. De hendel kan alleen in het linker gebied geplaatst worden vanuit stand D: de versnelling die door de automatische versnellingsbak is ingeschakeld op het moment dat de hendel verplaatst wordt, blijft ingeschakeld.
STORINGSMELDINGEN – Lampje brandt constant = maximale olietemperatuur in automatische versnellingsbak. Storingen in de automatische versnellingsbak worden weergegeven door het waarschuwingslampje A-fig. 9 op het instrumentenpaneel.
Rijd bij een storing in de versnellingsbak zo voorzichtig mogelijk en houd rekening met de beperkingen in de prestaties (acceleratie en snelheid) van de auto. HET SLEPEN VAN DE AUTO BELANGRIJK Houdt u bij het slepen van de auto aan de wettelijke bepalingen en aan de aanwijzingen in de paragraaf “Het slepen van de auto” in het hoofdstuk “Noodgevallen”. Start de motor niet als de auto wordt gesleept.
KENMERKEN VAN HET SYSTEEM De automatische versnellingsbak van de Ducato is uitgerust met vier versnellingen vooruit plus een versnelling achteruit, De automatische versnellingsbak wordt gecontroleerd door een elektronische regeleenheid die het volgende regelt: – de koppelomvormer; – het inschakelen van versnellingen; – de specifieke programma’s. De versnellingsbak is verbonden met een hydrodynamische koppelomvormer met lockupmechanisme, waardoor een koppelvergroting mogelijk is.
– decelereren (snelheid waarmee het gaspedaal wordt losgelaten en bediening van het remsysteem); – type programma (stand van de selectorhendel); – handmatige werking; – winterprogramma (inschakelbaar met knop WINTER); – opwarmen van de motor; – winterprogramma (vermindering koppel op aangedreven wielen); – bescherming tegen te hoge olietemperatuur in de versnellingsbak.
Programma voor het opwarmen van de motor Dit programma zorgt ervoor dat de motor in zo kort mogelijke tijd de normale bedrijfstemperatuur bereikt (afhankelijk van de buitentemperatuur) door de schakelpunten afhankelijk van de temperatuur van de motor te verhogen. Het programma schakelt automatisch in na het starten, als de temperatuur van de motor lager is dan 30 °C en blijft ingeschakeld tot 34 °C.
VOOR U WEGRIJDT – niveau van de remvloeistof; – Controleer of de verlichting goed werkt. – niveau van de ruitensproeiervloeistof. – Zet de stoel en de achteruitkijkspiegels in de juiste stand. TIJDENS DE RIT – Controleer of de slag van de pedalen niet beperkt wordt (door matten enz.). – Controleer of eventuele kinderzitjes (stoeltjes, wiegjes enz.) goed bevestigd zijn op de zitplaatsen achter.
Rijd niet met voorwerpen op de vloer voor de bestuurdersstoel: tijdens het remmen kunnen deze tussen de pedalen komen waardoor het onmogelijk is te accelereren of te remmen. Let op de dikte van eventuele extra vloermatten: zelfs een gering defect in het remsysteem kan tot gevolg hebben, dat het rempedaal dieper dan normaal moet worden ingetrapt. Water, sneeuw en strooizout op wegen kunnen zich afzetten op de remschijven waardoor de gewenste remvertraging iets later wordt bereikt.
Doof het grootlicht (indien ingeschakeld) als u een tegenligger ziet en passeer met dimlicht. – Houd alle lampen schoon. – Let buiten de stad op overstekende dieren: als er zich loslopende dieren langs de weg bevinden, dient u de snelheid te minderen om het risico op een aanrijding te beperken. MET REGEN RIJDEN Regen en natte wegen leveren gevaar op. Op natte wegen zijn alle manoeuvres moeilijker, omdat de wrijving tussen de banden en het wegdek aanzienlijk minder is.
– Als u plotseling moet stoppen (bij een defect, door sterke vermindering van het zicht enz.), tracht dan toch buiten de rijstrook te stoppen. Zet vervolgens de waarschuwingsknipperlichten aan en, zo mogelijk, de dimlichten. Druk in een rustig ritme op de claxon als u een andere auto denkt te zien. – Denk eraan dat bergopwaarts inhalen veel langzamer gaat en dat de weg daarom langer vrij moet zijn. IN DE BERGEN RIJDEN – Monteer sneeuwkettingen als u op besneeuwde wegen rijdt.
Het beste gebruik van ABS: – Bij een noodstop of bij verminderde grip voelt u een lichte trilling in het rempedaal: dit is het signaal dat het ABS werkt. Laat het pedaal niet los, maar blijf het ingetrapt houden zodat het remsysteem continu werkt. –Het ABS houdt de auto tijdens het remmen bestuurbaar. Hierdoor kunt u tijdens het remmen obstakels ontwijken door van richting te veranderen. – Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen, maar verhoogt de grip van de banden op het wegdek niet.
Stroomverbruikers Gebruik de elektrische installaties alleen als u ze nodig hebt. De achterruitverwarming, de verstralers, de ruitenwissers en de aanjager van het ventilatie-/verwarmingssysteem vragen veel stroom, waardoor het brandstofverbruik toeneemt (tot aan 25% in stadsverkeer). Airconditioning De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waardoor de motor zwaar wordt belast en het brandstofverbruik sterk toeneemt.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN AANWIJZINGEN VOOR HET LADEN Koude start De door u gebruikte Ducato-uitvoering is ontworpen en goedgekeurd op basis van vastgestelde maximum gewichten (zie de tabellen “Gewichten” in het hoofdstuk “Technische gegevens”). Verkeerssituatie en conditie van het wegdek Op een drukke weg bijvoorbeeld bij filerijden, waarbij overwegend lage versnellingen worden gebruikt, of in de stad waar zich veel verkeerslichten bevinden, zal het brandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn.
Ook als de auto schuin staat of op een helling, kunnen bij het openen van de achterdeuren of van de zijdeur losse voorwerpen onverwachts naar buiten schuiven.
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR HET BEHOUD VAN DE EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN De correcte werking van deze systemen is niet alleen belangrijk voor het milieu, maar ook voor het rendement van de auto. Het in goede conditie houden van de systemen is de belangrijkste voorwaarde voor milieubewust en economisch rijden. De eerste eis is, dat u zich te allen tijde houdt aan het geprogrammeerd onderhoudsschema. Gebruik voor de benzinemotoren uitsluitend loodvrije benzine.
TREKKEN VAN AANHANGERS BELANGRIJK Voor het trekken van aanhangwagens of caravans moet de auto uitgerust zijn met een trekhaak van een goedgekeurd type en een adequate elektrische installatie. De montage van de trekhaak moet door gespecialiseerd personeel worden uitgevoerd. Ook moet documentatie worden overhandigd m.b.t. het rijden met een aanhanger. Monteer zonodig speciale achteruitkijkspiegels, waarmee u voldoet aan de geldende wetgeving.
MONTAGESCHEMA Bestel-uitvoeringen - fig. 11 De trekhaak moet op de punten aangegeven met Ø bevestigd worden met in totaal 6 bouten (gebruik dezelfde gaten als voor de montage van de veerhanden maar vervang de originele bouten door andere met de juiste lengte en sterkte).
60 440 80 97 62 36 De trekhaak voor de Pick-up- en Cabine/chassis-uitvoeringen staat afgebeeld in fig. 12. De trekhaak Ø moet op de aangegeven punten bevestigd worden met in totaal 12 M10 bouten.
WINTERBANDEN Deze banden zijn speciaal ontworpen voor het rijden op sneeuw en ijs en kunnen worden gemonteerd in plaats van de standaard geleverde banden. Gebruik de winterbanden die vermeld staat in de tabel “Winterbanden” in het hoofdstuk “Technische gegevens”. De Fiat-dealer kan u adviseren welke band het meest geschikt is voor het doel waarvoor u hem wilt gebruiken.
SNEEUWKETTINGEN Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk van de voorschriften van het land waar wordt gereden. De sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen gemonteerd worden (aangedreven wielen). Wij raden u het gebruik aan van sneeuwkettingen uit het Fiat Lineaccessori-programma. Controleer na enkele meters rijden of de kettingen nog goed gespannen zijn.
Tref de volgende maatregelen als de auto enkele maanden niet wordt gebruikt: – Zet de auto in een overdekte, droge en zo mogelijk goed geventileerde ruimte. – Schakel een versnelling in. – Maak de accukabels los van de accu (koppel altijd eerst de minkabel los) en controleer de acculading. Gedurende het stallen moet deze controle iedere vier weken worden herhaald. Laad de accu op als de spanning lager is dan 12,5 V.
N O O D G E VA L L E N NOODSTART DIESELUITVOERINGEN Bij dieseluitvoeringen is het niet mogelijk een noodstart uit te voeren; wendt u direct tot de Fiat-dealer. BENZINE-UITVOERINGEN Als de Fiat CODE er niet in slaagt om de startblokkering op te heffen, blijven het controlelampje Y en het waarschuwingslampje U branden en start de motor niet. Voor het starten van de motor is het nodig een noodstart uit te voeren. Wij raden u aan eerst de instructies goed te lezen voordat u de motor op deze wijze start.
STARTEN MET EEN HULPACCU 2) Sluit een tweede startkabel aan op de minpool 3 (– teken nabij de pool) van de hulpaccu en op de massa-aansluiting 4 (E) op de motor of op de versnellingsbak van de auto die gestart moet worden. Als de accu leeg is, kan de motor worden gestart met een hulpaccu, die ten minste dezelfde capaciteit moet hebben als de lege accu (zie hoofdstuk “Technische gegevens”).
ROLLEND STARTEN Probeer auto’s nooit te starten door ze aan te duwen, te slepen of van een helling te laten rijden. Op die wijze kan er onverbrande benzine in de katalysator terechtkomen, waardoor deze onherstelbaar zal beschadigen. Houd er rekening mee dat de rem- en stuurbekrachtiging niet werken zolang de motor niet is aangeslagen, waardoor meer kracht nodig is voor de bediening van het rempedaal en het stuur.
Op een sticker op de krik is het maximum hefvermogen aangegeven; de krik mag nooit voor een zwaardere last worden gebruikt. Smeer de schroefdraad van de wielbouten niet met vet in voordat u ze monteert: de bouten kunnen loslopen. Controleer regelmatig de spanning van de banden, ook van het reservewiel en houdt u daarbij aan de waarden die in het hoofdstuk “Technische gegevens” zijn aangegeven. 1.
Het reservewiel uitnemen: – haak de reservewielhouder los door de sleutel E-fig. 5 in opening L-fig. 4, aan de linkerzijde van de steun, te steken en laat het reservewiel zakken. Gebruik de wielsleutel om het los-/vasthaken van de reservewielhouder te vergemakkelijken. – verwijder de twee kunststof doppen A-fig. 2; – draai met de ratelsleutel B en het verlengstuk F-fig. 5 de twee zichtbaar geworden bouten C-fig. 2 los; 3.
Ook de bewegende delen van de krik (schroefdraad en scharnieren) kunnen letsel veroorzaken: vermijd contact met deze onderdelen. Reinig uw handen zorgvuldig als deze met vet in contact zijn geweest. 10) Draai de wielbouten kruiselings vast, in de volgorde die aangegeven is in het schema in fig. 7.
Halogeenlampen bevatten gas onder druk. Bij breuk kunnen er glassplinters wegschieten. Halogeenlampen mag u uitsluitend aanraken op het metalen gedeelte. Als u de bol met uw vingers aanraakt, zal de lichtopbrengst van de lamp teruglopen en kan ook de levensduur beperkt worden. Als u de bol per ongeluk toch hebt aangeraakt, moet u hem schoonwrijven met een doekje met alcohol en daarna laten drogen. 130 NOODGEVALLEN ALGEMENE AANWIJZINGEN TYPEN GLOEILAMPEN fig.
F0D0030b GLOEILAMP (fig. 8) TYPE W GROOTLICHT D H4 60/55 DIMLICHT D H4 60/55 PARKEERLICHTEN VOOR B R5W 5 RICHTINGAANWIJZERS VOOR B P21W 21 RICHTINGAANW. OP VOORSPATBORD A W5W 5 RICHTINGAANWIJZERS ACHTER B PY21W 21 REMLICHTEN B P21W 21 DERDE REMLICHT B P21W 21 ACHTERUITRIJLICHTEN B P21W 21 MISTACHTERLICHT/ACHTERLICHTEN B P21/4W 21 PLAFONDVERLICHTING VOOR C C10W 10 PLAFONDVERLICHTING ACHTER C C15W 15 KENTEKENPLAATVERLICHTING B CW5 5 fig.
DEFECTE BUITENVERLICHTING 5) Haak de twee borgveren D of Ffig. 14 los en verwijder de lamp G of H-fig. 14. G - gloeilamp van dimlicht H - gloeilamp van grootlicht. GROOTLICHT EN DIMLICHT Halogeenlamp vervangen: Modificaties of reparaties aan de elektrische installatie die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken. F0D0176b 1) Draai de vier schroeven A-fig.
6) Plaats de nieuwe lamp in de juiste positie. 7) Haak de borgveren weer vast, sluit de stekker aan en monteer het deksel B-fig. 12 met de betreffende borgveren. PARKEERLICHTEN VOOR Gloeilamp vervangen: 4) Verwijder de gloeilamp E-fig. 17. 1) Verwijder de koplampunit zoals hiervoor beschreven. 5) Plaats de nieuwe lamp en monteer de lamphouder en het deksel Bfig. 15. F0D0097b F0D0099b 2) Haak de borgveren A-fig. 15 los en verwijder het deksel B. fig. 16 F0D0101b F0D0100b fig. 15 F0D0098b fig.
RICHTINGAANWIJZERS VOOR Halogeenlamp vervangen: RICHTINGAANWIJZERS OP VOORSPATBORD Laat deze lampen door de Fiatdealer vervangen. Gloeilamp vervangen: 1) Duw de lichtunit in de aangegeven richting fig. 18. 2) Haak de borgveren A-fig. 15 los en verwijder het deksel B. 2) Verwijder de lamphouder A-fig. 19 door hem iets te draaien en vervang de lamp B. ACHTERLICHTUNIT Gloeilampen vervangen: 1) Verwijder met een schroevendraaier de twee schroeven A-fig. 20.
F - 12V/21W-gloeilamp van achteruitrijlicht Voor pick-up en chassis/cabine-uitvoeringen: G - 12V/21W-gloeilamp van richtingaanwijzer (oranje) Draai de 4 schroeven H-fig. 22 los en vervang de lampen: H - 12V-21/4W-duplogloeilamp van remlicht en achterlicht I - 12V/21W-gloeilamp van achteruitrijlicht (rechterkant) 4) Verwijder de gloeilampen door ze iets in te drukken en linksom te draaien.
4) Verwijder de lamp D door hem iets in te drukken en linksom te draaien. 5) Vervang de lamp, monteer de lamphouder, maak de stekker B weer vast en monteer het geheel door de schroeven, zonder te forceren, goed vast te draaien. F0D0110b Modificaties of reparaties aan de elektrische installatie die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen rekening wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs brand veroorzaken.
PLAFONDVERLICHTING VOOR PLAFONDVERLICHTING ACHTER 2) Til het deksel B-fig. 32 omhoog en verwijder de defecte lamp. Sluit vervolgens het deksel B en plaats het lampenglas A. Dit geldt ook voor de plafondverlichting in de passagiersruimte (Panorama- en Combi-uitvoering). Gloeilamp vervangen: Gloeilamp vervangen: 1) Verwijder met een schroevendraaier het geklemde lampenglas A-fig. 31, zoals in het figuur is aangegeven. 1) Verwijder met een schroevendraaier het geklemde lampenglas A-fig.
EEN DOORGEBRANDE ZEKERING De zekeringen kunnen met behulp van tangetje D in de zekeringenkast worden uitgenomen. ALGEMENE INFORMATIE Het elektrische systeem wordt door zekeringen beveiligd: de zekering brandt door bij een storing of bij oneigenlijk gebruik van het systeem. Als een elektrisch onderdeel niet werkt, controleer dan eerst of de zekering niet is doorgebrand. De verbindingsstrip fig. 33 mag niet onderbroken zijn.
Fig. 36 - zekeringenkastje aan linkerzijde (bestuurderszijde; passagierszijde voor uitvoeringen met rechts stuur). In de auto zijn vier zekeringenkastjes geplaatst, twee op de uiteinden van het dashboard, een in de motorruimte (naast het luchtfilter) en de laatste op de pluspool van de accu A-fig. 34. Om het eerste zekeringenkastje aan de linkerzijde van het dashboard (bestuurderszijde; passagierszijde voor uitvoeringen met rechts stuur) te bereiken, moeten de twee schroeven A-fig. 35 worden losgedraaid.
Om het tweede zekeringenkastje aan de rechterzijde van het dashboard (passagierszijde; bestuurderszijde voor uitvoeringen met rechts stuur) te bereiken, moeten de twee schroeven B-fig. 37 worden losgedraaid. fig. 37 140 fig. 38 NOODGEVALLEN F66 F41 F67 F10 F45 F54 F64 F80 F68 F65 F81 F69 F34 F47 F59 F56 F63 F58 F61 F38 F48 F82 F0D0145b F60 F57 F0D0142b Fig. 38 - zekeringenkastje aan rechterzijde (passagierszijde; bestuurderszijde voor uitvoeringen met rechts stuur).
F0D0232b Om het derde zekeringenkastje fig. 41 in de motorruimte te bereiken, moet de beschermkap A-fig. 39 worden verwijderd en de bevestigingsschroef B-fig. 40 van het deksel D worden losgedraaid. Maak het deksel D los van het blokkeerhendeltje C en verwijder het deksel. F19 F16 F09 F30 F11 F22 F20 F10 F21 F15 F14 F18 F17 F24 F03 F23 F0D0233b fig. 40 F08 F04 F0D0231b F07 F06 F05 F02 F01 fig. 39 fig.
Systeem/Component Nr. v.d. zekering Ampère Zekeringenkastje op accu Extra stekker Dynamo Dynamo (2.0 - 2.0 JTD met verwarming) Dynamo (2.8 JTD met verwarming - 2.
Systeem/Component Nr. v.d. zekering Ampère Plaats Stekkerdoos achter Sirene (Ambulance-uitvoering) Ventilator (Minibus-uitvoering) Stekker voor specifieke uitvoeringen F64 F64 F64 F65 20 20 20 10 Fig. 38 Fig. 38 Fig. 38 Fig. 38 F43 F44 F55 F53 F53 F53 F39 F39 F33 F32 F52 F49 F12 F12 F13 F13 F24 F24 F24 F51 F25 F35 F 35 15 15 30 10 10 10 10 10 7,5 15 20 15 5 5 5 5 5 5 5 10 7,5 7,5 7,5 Fig. 36 Fig. 36 Fig. 36 Fig. 36 Fig. 36 Fig. 36 Fig. 36 Fig. 36 Fig. 36 Fig. 36 Fig. 36 Fig. 36 Fig. 36 Fig.
Systeem/Component Nr. v.d. zekering Ampère Plaats ABS-regeleenheid Regeleenheid airbag Elektrisch bedienbare spiegels Cruise-control Telefoon Tachograaf Afstandsbediening Alarm Remlichten Instrumentenpaneel PCC Start-/contactslot Aanjager (met Webasto-systeem) Regeleenheid Webasto Aanjager (met airconditioning) F42 F50 F27 F27 F27 F27 F27 F27 F26 F37 F37 F31 F55 F55 F55 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 10 10 10 30 30 30 Fig. 36 Fig. 36 Fig. 36 Fig. 36 Fig. 36 Fig. 36 Fig. 36 Fig. 36 Fig. 36 Fig.
Systeem/Component Nr. v.d.
EEN LEGE ACCU BELANGRIJK De beschrijving van de procedure voor het opladen van de accu dient slechts ter informatie. Wendt u tot een Fiat-dealer om deze werkzaamheden uit te laten voeren. ACCU OPLADEN We raden u aan de accu langzaam en met een lage stroomsterkte (ampère) gedurende ca. 24 uur op te laden. Als u de accu langer oplaadt, kan de accu worden beschadigd. Ga als volgt te werk: 1) Maak de accuklemmen los van de accupolen.
OPKRIKKEN VAN DE AUTO MET DE BOORDKRIK Zie de paragraaf “Een lekke band” in dit hoofdstuk. De krik dient uitsluitend voor het verwisselen van een wiel van de auto waarbij de krik geleverd is. Gebruik de krik niet voor het opkrikken van andere auto’s. En beslist nooit voor het uitvoeren van werkzaamheden onder de auto. Als de auto een aanhanger trekt, ontkoppel dan eerst de aanhanger en krik dan de auto op.
MET DE GARAGEKRIK De onbeladen auto kan met de garagekrik vanaf de zijkant worden opgekrikt door de krik op de in fig. 41 aangegeven punten te plaatsen. MET EEN HEFBRUG De auto moet zo opgekrikt worden dat de uiteinden van de hefarmen zich op de in fig. 41 aangegeven punten bevinden. SLEPEN VAN DE AUTO Draai voor het slepen de sleutel in stand MAR en vervolgens in stand STOP zonder de contactsleutel uit het slot te verwijderen.
AUTO’S MET AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK Als de auto gesleept moet worden en er is geen storing in de automatische versnellingsbak: – zet de hendel in stand N; – rijd niet harder dan 30 km/h; – sleep niet langer dan 20 km. Als de te slepen afstand langer is dan 20 km of als de versnellingsbak defect is, dan moet de auto met de voorwielen van de grond worden gesleept. BIJ EEN ONGEVAL – Het is belangrijk altijd rustig te blijven.
ALS ER GEWONDEN ZIJN VERBANDTROMMEL – een pincet; – Blijf altijd bij de gewonde. Ook de personen die niet direct bij het ongeval betrokken zijn, zijn verplicht hulp te bieden. De verbandtrommel moet ten minste bevatten fig. 43 – twee bloedstelpende zwachtels. – Blijf niet om de gewonde heen staan. – Stel de gewonde gerust over het tijdig komen van de hulp. Blijf bij de gewonde om eventuele paniekaanvallen te vermijden. – Maak of snijd de veiligheidsgordel, die de gewonde op zijn plaats houdt, los.
O N D E R H O U D VA N D E A U T O GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD Doelmatig onderhoud is een beslissende factor voor een lange levensduur, de beste prestaties en een zo zuinig mogelijk gebruik van de auto. Om dit te realiseren heeft Fiat een reeks controlebeurten en onderhoudswerkzaamheden samengesteld die iedere 30.000 km moeten worden uitgevoerd.
ONDERHOUDSSCHEMA 30 60 90 120 150 180 Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel afstellen ● ● ● ● ● ● Werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, laadruimte, cabine, waarschuwings-/controlelampjes, enz.
x 1000 km 30 60 90 120 150 180 Brandstoffilter vervangen (dieselmotor) ● ● ● ● ● ● Luchtfilter vervangen (dieselmotor) ● ● ● ● ● ● Luchtfilter vervangen (benzinemotor) ● ● ● Bougies vervangen (benzinemotor) ● ● ● Vloeistofniveaus bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem, stuurbekrachtiging, ruitensproeiers, accu, enz.
AANVULLENDE WERKZAAMHEDEN Iedere 1.000 km of voor een lange reis controleren en eventueel bijvullen: – niveau van de motorkoelvloeistof – niveau van de remvloeistof – niveau van de olie van de stuurbekrachtiging – niveau van het elektrolyt in de accu – niveau van de ruitensproeiervloeistof – conditie en spanning van de banden. Iedere 1.000 km of voor een lange reis controleren en eventueel bijvullen: – niveau van de motorolie Iedere 10.
BELANGRIJK - Dieselfilter Door het gebruik van dieselbrandstof van mindere kwaliteit kan het noodzakelijk zijn het brandstoffilter vaker te vervangen dan in het geprogrammeerd onderhoudsschema is aangegeven. Een hortende motor kan een indicatie zijn dat het filter vervangen moet worden. Controleer de acculading (elektrolyt) vaker dan is voorgeschreven in het “Geprogrammeerd Onderhoudsschema” in dit hoofdstuk, als de auto wordt gebruikt in warme klimaten of onder zeer zware bedrijfsomstandigheden.
F0D0102b 1. Motorolie - 2. Accu - 3. Remvloeistof - 4. Ruitensproeiervloeistof - 5. Koelvloeistof 6. Olie van de stuurbekrachtiging. F0D0103b fig. 1 - Uitvoering met benzinemotor 1. Motorolie - 2. Accu - 3. Remvloeistof - 4. Ruitensproeiervloeistof - 5. Koelvloeistof - 6. Olie van de stuurbekrachtiging. fig. 2 - Uitvoering 2.
F0D0210b 1. Motorolie - 2. Accu - 3. Remvloeistof - 4. Ruitensproeiervloeistof - 5. Koelvloeistof - 6. Olie van de stuurbekrachtiging. F0D0182b fig. 3 - Uitvoering 2.3 JTD 1. Motorolie - 2. Accu - 3. Remvloeistof - 4. Ruitensproeiervloeistof - 5. Koelvloeistof 6. Olie van de stuurbekrachtiging. fig. 4 - Uitvoering 2.
MOTOROLIE Wees voorzichtig als u werkzaamheden in de motorruimte moet verrichten en de motor nog warm is, om brandwonden te voorkomen. Onthoud dat bij een warme motor de elektroventilateur onverwacht kan inschakelen: kans op verwonding. Fig. 5: uitvoering 2.0 Fig. 6: uitvoering 2.0 JTD Fig. 7: uitvoering 2.3 JTD Fig. 8: uitvoering 2.8 JTD Controleer het olieniveau als de auto op een vlakke ondergrond staat en de motor nog warm is (ongeveer 10 minuten nadat de motor is uitgezet).
BELANGRIJK Na het bijvullen of het verversen van de olie, moet u de motor enige seconden laten draaien, vervolgens de motor uitzetten en na enige minuten het olieniveau controleren. MOTOROLIEVERBRUIK De motor van een nieuwe auto moet nog worden ingereden. Dit betekent dat het motorolieverbruik pas na de eerste 5.000 ÷ 6.000 km stabiliseert. BELANGRIJK Het motorolieverbruik hangt af van de rijstijl en de gebruiksomstandigheden van de auto. Iedere 3.
Rijd nooit met een leeg ruitensproeierreservoir: de ruitensproeiers zijn van fundamenteel belang voor een optimaal zicht. Ruitensproeiervloeistof bijvullen: trek de dop A-fig. 10 van het reservoir en giet langzaam een mengsel van water en TUTELA PROFESSIONAL SC35 in het reservoir, in de volgende mengverhouding: – 30% TUTELA PROFESSIONAL SC35 en 70% water in de zomer. – 50% TUTELA PROFESSIONAL SC35 en 50% water in de winter.
Controleer regelmatig of de remvloeistofniveau nog op het maximale niveau staat. Voor het bijvullen mag uitsluitend remvloeistof worden gebruikt die voldoet aan de “DOT 4”-specificaties. Het verdient aanbeveling TUTELA TOP 4 remvloeistof te gebruiken; dezelfde remvloeistof, waarmee het remsysteem door de fabriek is gevuld. Het symbool π op het reservoir geeft aan dat er synthetische remvloeistof en geen minerale vloeistof moet worden gebruikt.
POLLENFILTER DIESELFILTER ACCU Het vervangen van het filter is opgenomen in het geprogrammeerd onderhoudsschema. CONDENS AFTAPPEN De accu is “onderhoudsarm” en uitgerust met een optische meter Afig. 15 voor de controle van het elektrolytniveau en de acculading. Laat het filter vervangen door de Fiat-dealer. Water in het brandstofsysteem kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor onregelmatig doen laten draaien.
Als de meter daarentegen een heldere lichte kleur heeft, of donker gekleurd is zonder groen middenstuk, wendt u dan tot de Fiatdealer. ACCU VERVANGEN Als de accu vervangen wordt, moet een originele accu met dezelfde specificaties worden geïnstalleerd.
ACCULADING CONTROLEREN De acculading kan kwalitatief gecontroleerd worden door de kleur van de optische meter te controleren. Zie de volgende tabel of de sticker B-fig. 15 op de accu. Helderwitte kleur PRAKTISCHE TIPS OM DE LEVENSDUUR VAN DE ACCU TE VERLENGEN Wanneer u de auto parkeert, controleer dan of de portieren, zijdeuren en achterdeuren/achterklep goed gesloten zijn. De interieurverlichting moet gedoofd zijn.
Het totale energieverbruik van deze accessoires (standaard en achteraf gemonteerd accessoires) moet minder zijn dan 0,6 mA x Ah (van de accu), zoals in de volgende tabel staat vermeld: Accu van Maximum stroomverbruik bij stilstaande motor 60 Ah 36 mA 88 Ah 52,8mA 100 Ah 60 mA Als grote stroomverbruikers, zoals verwarming van het babyflesje, stofzuiger, mobiele telefoon, koelbox, enz. bij uitgezette motor van voedingsspanning worden voorzien, dan zal de accu sneller ontladen.
WIELEN EN BANDEN BANDENSPANNING De spanning van de banden, inclusief het reservewiel, moet regelmatig, om de twee weken en voor een lange rit, worden gecontroleerd. De bandenspanning moet bij koude banden worden gecontroleerd. Tijdens het rijden neemt de bandenspanning toe (een natuurlijk verschijnsel). Houd er daarom rekening mee, dat bij een controle of oppompen van warme banden de spanning 0,3 bar hoger moet zijn dan de voorgeschreven waarde.
Rijd nooit met een te zwaar beladen auto. Hierdoor kunnen de banden en de velgen ernstig beschadigd worden. Stop zo snel mogelijk bij een lekke band en verwissel het wiel om beschadiging van de band, de velg, de wielophanging en de stuurinrichting te voorkomen. Banden verouderen, ook als zij weinig of nooit gebruikt zijn. Scheurtjes in het loopvlak en op de wangen geven aan dat de band verouderd is.
WISSERBLADEN Maak de wisserbladen regelmatig schoon met een schoonmaakmiddel; wij raden TUTELA PROFESSIONAL SC35 aan. – Verwijder eventueel opgehoopte sneeuw van de ruit om de wisserbladen te beschermen en oververhitting van de ruitenwissermotor te voorkomen. – Schakel de ruitenwissers niet in op een droge ruit. Vervang de wisserbladen als het rubber vervormd of versleten is. Het verdient aanbeveling ten minste een maal per jaar de wisserbladen te vervangen.
RUITENSPROEIERS CARROSSERIE Koplampsproeiers Als de koplampsproeiers niet werken, controleer dan eerst het niveau in het ruitensproeiertankje. Controleer vervolgens of de sproeiermonden fig. 19 niet verstopt zijn. Deze kunnen zonodig met een speld worden doorgeprikt. Ruitensproeiers Als de ruitensproeiers niet werken, controleer dan eerst het niveau in het ruitensproeiertankje: zie “Niveaus controleren” in dit hoofdstuk. Controleer vervolgens of de sproeiermonden fig. 18 niet verstopt zijn.
tegen roest en schurende elementen verlenen. – Het gebruik van verzinkte plaatdelen met een hoge corrosiebestendigheid. – Het aanbrengen van een gespoten beschermende waslaag op de onderzijde, in de wielkuipen, in de motorruimte en verschillende holle ruimtes, met een hoog beschermend vermogen. – Het aanbrengen van een beschermende kunststof laag op kwetsbare delen: onderzijde van de portieren, binnenzijde van de spatborden, naden, randen, enz.
Was de auto nooit in de zon of als de motorkap nog warm is: omdat dan de glans van de lak kan afnemen. De kunststof carrosseriedelen kunnen op dezelfde wijze worden gewassen als de gespoten carrosseriedelen. Parkeer de auto niet onder bomen, aangezien harsdruppels bij langere inwerking de lak kunnen beschadigen, waardoor de kans op roestvorming wordt vergroot.
INTERIEUR Controleer af en toe of er onder de vloerbedekking geen water is blijven staan (dooiwater van sneeuwresten aan schoenen, lekkende paraplu’s, enz.), waardoor roestvorming op de bodem veroorzaakt zou kunnen worden. Gebruik nooit ontvlambare producten zoals petroleum of wasbenzine voor het reinigen van de interieurdelen van de auto. De elektrostatische lading die tijdens het reinigen door het wrijven ontstaat, kan brand veroorzaken. 172 ONDERHOUD VAN DE AUTO Bewaar nooit spuitbussen in de auto.
TECHNISCHE GEGEVENS IDENTIFICATIEGEGEVENS MOTORCODE De motorcode is in het cilinderblok ingeslagen en bestaat uit het motortype en een oplopend productienummer. Zie voor de typecodes van de motor en de code van de carrosserie-uitvoering de volgende pagina’s. CHASSISNUMMER fig. 1 Het chassisnummer is ingeslagen in de wielkuip nabij de passagiersstoel. Het is bereikbaar nadat het kunststof klepje in de bekleding van de wielkuip is opgetild.
E - Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto PLAATJE MET INFORMATIE OVER DE CARROSSERIELAK F - Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto met aanhanger Het plaatje A-fig. 4 is aan de linkerkant in de motorruimte aangebracht. G - Max. toelaatbare voorasbelasting Het bevat de volgende informatie fig. 5: A - Fabrikant van de lak B - Kleurbenaming C - Kleurcode D - Kleurcode voor bijwerken en overspuiten. H - Max.
MOTORCODES CARROSSERIE-UITVOERINGEN Uitvoering 11 Motor Typecode van motor Carrosserieuitvoering Bestel korte wielb. Bestel korte wielb. Bestel medium wielb. Bestel hoog zijpaneel medium wielb. Bestel hoog zijpaneel medium wielb. Ambulance ziekenvervoer korte wielb. Panorama korte wielb. Combi 6 zitplaatsen korte wielb. Bestel korte wielb. Bestel korte wielb. Bestel medium wielb. Bestel hoog zijpaneel medium wielb. Bestel hoog zijpaneel medium wielb. Chassis/cabine korte wielb.
Uitvoering 11 Motor Chassis/cabine medium wielb. Camping Car Pick-up medium wielb. Platformchassis/cabine medium wielb. Platformchassis/cabine medium wielb. Camping Car Panorama korte wielb. Combi 6 zitplaatsen korte wielb. Bestel korte wielb. zonder EGR Bestel korte wielb. zonder EGR Bestel korte wielb. Bestel korte wielb. Bestel medium wielb. zonder EGR Bestel hoog zijpaneel medium wielb. zonder EGR Bestel hoog zijpaneel medium wielb. zonder EGR Ambulance ziekenvervoer korte wielb. Panorama korte wielb.
Uitvoering 11 Motor Bestel medium wielb. Bestel hoog zijpaneel medium wielb. Bestel hoog zijpaneel medium wielb. Ambulance ziekenvervoer korte wielb. Panorama korte wielb. Panorama korte wielb. aut. Combi 6 zitplaatsen korte wielb. Combi korte wielb. 2.8 JTD 2.8 JTD 2.8 JTD 2.8 JTD 2.8 JTD 2.8 JTD 2.8 JTD 2.8 JTD Typecode van de motor 8140.43 S 8140.43 S 8140.43 S 8140.43 S 8140.43 S 8140.43 S 8140.43 S 8140.
Uitvoering 15 Bestel korte wielb. Bestel korte wielb. Bestel medium wielb. Bestel hoog zijpaneel medium wielb. Bestel hoog zijpaneel medium wielb. Bestel hoog zijpaneel lange wielb. Bestel hoog zijpaneel lange wielb. Chassis/cabine lange wielb. Chassis/cabine lange wielb. Camping Car Pick-up lange wielb. Platformchassis/cabine lange wielb. Platformchassis/cabine lange wielb. Camping Car Ambulance ziekenvervoer medium wielb. Ambulance ongevallendienst medium wielb. Panorama medium wielb.
Uitvoering 15 Motor Bestel hoog zijpaneel lange wielb. benzine/LPG (superhoog) Combi 6 zitplaatsen medium wielb. LPG Combi 6 zitplaatsen medium wielb. LPG (hoog zijpaneel) Bestel korte wielb. Bestel korte wielb. Bestel medium wielb. Bestel hoog zijpaneel medium wielb. Bestel hoog zijpaneel medium wielb. Chassis/cabine korte wielb. Chassis/cabine korte wielb. Camping Car Pick-up korte wielb. Platformchassis/cabine korte wielb. Platformchassis/cabine korte wielb. Camping Car Chassis korte wielb.
Uitvoering 15 Motor Pick-up lange wielb. Platformchassis/cabine lange wielb. Platformchassis/cabine lange wielb. Camping Car Chassis lange wielb. Chassis lange wielb. Camping Car Combi 6 zitplaatsen medium wielb. Bestel korte wielb. zonder EGR Bestel korte wielb. zonder EGR Bestel medium wielb. zonder EGR Bestel hoog zijpaneel medium wielb. zonder EGR Bestel hoog zijpaneel medium wielb. zonder EGR Bestel hoog zijpaneel medium wielb. Bestel hoog zijpaneel lange wielb.
Uitvoering 15 Motor Platformchassis/cabine medium wielb. zonder EGR Platformchassis/cabine medium wielb. Camping Car zonder EGR Chassis medium wielb. zonder EGR Chassis medium wielb. Camping Car zonder EGR Chassis/cabine lange wielb. zonder EGR Chassis/cabine lange wielb. Camping Car zonder EGR Pick-up lange wielb. zonder EGR Platformchassis/cabine lange wielb. zonder EGR Platformchassis/cabine lange wielb. Camping Car zonder EGR Chassis lange wielb. zonder EGR Chassis lange wielb.
Uitvoering 15 Motor Panorama medium wielb. Combi 6 zitplaatsen medium wielb. Combi 6 zitplaatsen medium wielb. Combi medium wielb. Combi hoog zijpaneel medium wielb. Chassis/cabine korte wielb. zonder EGR Chassis korte wielb. zonder EGR Chassis/cabine medium wielb. zonder EGR Chassis medium wielb. zonder EGR Chassis/cabine lange wielb. zonder EGR Chassis lange wielb. zonder EGR Chassis/cabine wielb. 4050 zonder EGR Chassis wielb. 4050 zonder EGR Bestel korte wielb. zonder EGR Bestel korte wielb.
Uitvoering 15 Motor Chassis/cabine medium wielb. Camping Car zonder EGR Pick-up medium wielb. zonder EGR Platformchassis/cabine medium wielb. zonder EGR Platformchassis/cabine medium wielb. Camping Car zonder EGR Chassis korte wielb. zonder EGR Chassis korte wielb. Camping Car zonder EGR Chassis medium wielb. zonder EGR Chassis medium wielb. Camping Car zonder EGR Chassis/cabine lange wielb. zonder EGR Chassis/cabine lange wielb. Camping Car zonder EGR Pick-up lange wielb.
Uitvoering 15 Motor Chassis/dubbele cabine lange wielb. Camping Car zonder EGR Pick-up/dubbele cabine lange wielb. zonder EGR Chassis/cabine korte wielb. Camping Car special zonder EGR Chassis korte wielb. Camping Car special zonder EGR Chassis/cabine medium wielb. Camping Car special zonder EGR Chassis medium wielb. Camping Car special zonder EGR Chassis/cabine lange wielb. Camping Car special zonder EGR Chassis lange wielb. Camping Car special zonder EGR Chassis/cabine wielb.
Uitvoering 15 Motor Chassis/cabine korte wielb. aut. Chassis/cabine korte wielb. Camping Car aut. Pick-up korte wielb. aut. Chassis/cabine medium wielb. Chassis/cabine medium wielb. Camping Car Pick-up medium wielb. Platformchassis/cabine medium wielb. Platformchassis/cabine medium wielb. Camping Car Chassis/cabine medium wielb. aut. Chassis/cabine medium wielb. Camping Car aut. Pick-up medium wielb. aut. Platformchassis/cabine medium wielb. aut. Platformchassis/cabine medium wielb. Camping Car aut.
Uitvoering 15 Motor Platformchassis/cabine lange wielb. Platformchassis/cabine lange wielb. Camping Car Chassis/cabine lange wielb. aut. Chassis/cabine lange wielb. Camping Car aut. Pick-up lange wielb. aut. Platformchassis/cabine lange wielb. aut. Platformchassis/cabine lange wielb. Camping Car aut. Chassis lange wielb. Chassis lange wielb. Camping Car Chassis lange wielb. aut. Chassis lange wielb. Camping Car aut. Chassis/cabine wielb. 4050 Chassis/cabine wielb. 4050 Camping Car Pick-up wielb.
Uitvoering 15 Motor Pick-up/dubbele cabine medium wielb. Chassis/dubbele cabine lange wielb. Chassis/dubbele cabine lange wielb. Camping Car Pick-up/dubbele cabine lange wielb. Ambulance ziekenvervoer medium wielb. Panorama medium wielb. Panorama medium wielb. aut. Combi 6 zitplaatsen medium wielb. Combi 6 zitplaatsen medium wielb. Combi 6 zitplaatsen medium wielb. aut. Combi medium wielb. Combi medium wielb. hoog zijpaneel Combi medium wielb. aut. Chassis/cabine korte wielb.
Uitvoering MAXI Bestel korte wielb. Bestel korte wielb. Bestel medium wielb. Bestel hoog zijpaneel medium wielb. Bestel hoog zijpaneel medium wielb. Bestel hoog zijpaneel lange wielb. Bestel hoog zijpaneel lange wielb. Chassis/cabine lange wielb. Chassis/cabine lange wielb. Camping Car Pick-up lange wielb. Platformchassis/cabine lange wielb. Platformchassis/cabine lange wielb. Camping Car Chassis/dubbele cabine lange wielb. Chassis/dubbele cabine lange wielb. Camping Car Pick-up/dubbele cabine lange wielb.
Uitvoering MAXI Motor Bestel korte wielb. zonder EGR Bestel korte wielb. zonder EGR Bestel medium wielb. zonder EGR Bestel hoog zijpaneel medium wielb. zonder EGR Bestel hoog zijpaneel medium wielb. zonder EGR Bestel hoog zijpaneel lange wielb. zonder EGR Bestel hoog zijpaneel lange wielb. zonder EGR Chassis/cabine korte wielb. zonder EGR Chassis/cabine korte wielb. Camping Car zonder EGR Pick-up korte wielb. zonder EGR Platformchassis/cabine medium wielb. zonder EGR Platformchassis/cabine medium wielb.
Uitvoering MAXI Motor Platformchassis/cabine lange wielb. zonder EGR Platformchassis/cabine lange wielb. Camping Car zonder EGR Chassis lange wielb. zonder EGR Chassis lange wielb. Camping Car zonder EGR Chassis/cabine wielb. 4050 zonder EGR Chassis/cabine wielb. 4050 Camping Car zonder EGR Pick-up wielb. 4050 zonder EGR Chassis wielb. 4050 zonder EGR Chassis wielb. 4050 Camping Car zonder EGR Chassis/dubbele cabine medium wielb. zonder EGR Chassis/dubbele cabine medium wielb.
Uitvoering MAXI Motor Bestel hoog zijpaneel lange wielb. zonder EGR Chassis/cabine korte wielb. zonder EGR Chassis/cabine korte wielb. Camping Car zonder EGR Pick-up korte wielb. zonder EGR Chassis/cabine medium wielb. zonder EGR Chassis/cabine medium wielb. Camping Car zonder EGR Pick-up medium wielb. zonder EGR Platformchassis/cabine medium wielb. zonder EGR Platformchassis/cabine medium wielb. Camping Car zonder EGR Chassis korte wielb. zonder EGR Chassis korte wielb.
Uitvoering MAXI Motor Chassis wielb.4050 Camping Car zonder EGR Chassis/dubbele cabine medium wielb.zonder EGR Chassis/dubbele cabine medium wielb. Camping Car zonder EGR Pick-up/dubbele cabine medium wielb.zonder EGR Chassis/dubbele cabine lange wielb.zonder EGR Chassis/dubbele cabine lange wielb. Camping Car zonder EGR Pick-up/dubbele cabine lange wielb.zonder EGR Minibus lange wielb. zonder EGR Schoolbus lange wielb. zonder EGR Schoolbus lange wielb. zonder EGR Bestel korte wielb. Bestel korte wielb.
Uitvoering MAXI Motor Chassis/cabine korte wielb. aut. Chassis/cabine korte wielb. Camping Car aut. Pick-up korte wielb. aut. Chassis/cabine medium wielb. Chassis/cabine medium wielb. Camping Car Pick-up medium wielb. Platformchassis/cabine medium wielb. Platformchassis/cabine medium wielb. Camping Car Chassis/cabine medium wielb. aut. Chassis/cabine medium wielb. Camping Car aut. Pick-up medium wielb. aut. Platformchassis/cabine medium wielb. aut. Platformchassis/cabine medium wielb. Camping Car aut.
Uitvoering MAXI Motor Platformchassis/cabine lange wielb. Platformchassis/cabine lange wielb. Camping Car Chassis/cabine lange wielb. aut. Chassis/cabine lange wielb. Camping Car aut. Pick-up lange wielb. aut. Platformchassis/cabine lange wielb. aut. Platformchassis/cabine lange wielb. Camping Car aut. Chassis lange wielb. Chassis lange wielb. Camping Car Chassis lange wielb. aut. Chassis lange wielb. Camping Car aut. Chassis/cabine wielb. 4050 Chassis/cabine wielb. 4050 Camping Car Pick-up wielb.
Uitvoering MAXI Motor Chassis/dubbele cabine lange wielb. Chassis/dubbele cabine lange wielb. Camping Car Pick-up/dubbele cabine lange wielb. Minibus lange wielb. 2.8 JTD 2.8 JTD 2.8 JTD 2.8 JTD Typecode van de motor 8140.43 S 8140.43 S 8140.43 S 8140.
MOTOR 2.0 2.0 JTD ALGEMEEN Typecode RFW RHV Cyclus Otto Diesel 4 in lijn 4 in lijn Aantal en opstelling cilinders Boring en slag mm 86x86 85x88 Cilinderinhoud cm3 1998 1997 9,2 17,6 ± 1,7 Max. vermogen (EU) bijbehorend toerental kW pk min-1 81 110 5700 62 84 4000 Max.
ALGEMEEN Typecode 2.3 JTD 2.8 JTD F1AE0481C 8140.43 S Cyclus Diesel Diesel Aantal en opstelling cilinders 4 in lijn 4 in lijn Boring en slag mm 88 x 94 94,4 x 100 Cilinderinhoud cm 2286 2800 19 18 3 Compressieverhouding Max. vermogen (EU) bijbehorend toerental kW pk min-1 81 110 3600 93,5 127 3600 Max.
INSPUITING/ONTSTEKING INSPUITING/ONTSTEKING BOUGIES Benzine-uitvoeringen JTD-uitvoeringen Elektronische sequentiële, gefaseerde multipoint inspuiting met geïntegreerde ontsteking; één elektronische regeleenheid regelt zowel de inspuitduur van de inspuiting (benzinedosering) als de ontstekingsvervroeging. Elektronisch geregelde directe inspuiting UNIJET (Common Rail). Turbocompressor met overdrukklep (waste-gate) en intercooler (2.3 JTD en 2.8 JTD).
REMMEN VOETREM Voor: schijfremmen met zwevende remtangen, twee remcilinders per wiel en waarschuwingslampje versleten remvoeringen. Achter: zelfcentrerende remschoenen en micrometrisch mechanisme voor het afstellen van de speling. Enkele uitvoeringen hebben ook schijfremmen achter met Drum in hat (trommel in de schijf voor het blokkeren van de geparkeerde auto bij aangetrokken handrem). Diagonaal gescheiden hydraulisch remsysteem. ABS met 4 sensoren en EBD.
ELEKTRONISCH GEREGELDE AUTOMAAT (alleen 2.8 JTDuitvoeringen) De automatische versnellingsbak van de Ducato is uitgerust met vier versnellingen vooruit plus een versnelling achteruit. De schakelmomenten worden automatisch aangepast aan de rijstijl van de bestuurder. Dit systeem brengt het vermogen continu over en zorgt voor een snelle elektrohydraulische schakeling van de versnellingen. 200 TECHNISCHE GEGEVENS WIELOPHANGING ACHTER Starre achteras. VOOR Onafhankelijke wielophanging, type McPherson.
STUURINRICHTING WIELEN Samendrukbare, energie-absorberende stuurkolom en stuurwiel. In hoogte verstelbaar stuurwiel. VELGEN EN BANDEN “For life” gesmeerd tandheugelstuurhuis. Hydraulische stuurbekrachtiging: Minimum draaicirkel: – korte wielbasis ................. 11 m – medium wielbasis .............. 12,1 m – lange wielbasis .................. 13,7 m Aantal stuuromwentelingen van aanslag tot aanslag...................
VERKLARING VAN DE CODERING OP DE BANDEN Snelheidscodering Hieronder wordt de codering van de banden, die op de banden zijn aangebracht, aangegeven en de betekenis van de codering. R = max. 170 km/h. S = max. 180 km/h. T = max. 190 km/h. U = max. 200 km/h. H = max. 210 km/h. V = max. 240 km/h. 195 = Nominale breedte (S, afstand in mm tussen de flanken). 70 = Hoogte/breedte-verhouding (percentage). R = Radiaalband. 15 = Diameter van de velg in inch (Ø). 97 = Draagvermogen.
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar) Bandenspanning (bar) Onbelast en volbeladen Voor Achter Velgmaat Bandenmaat Alle uitvoeringen 6J x 15” - H2 195/70 R15C 104/102 R 205/70 R15C 106/104 R 4,0 4,0 4,0 4,0 Camping Car 6J x 15” - H2 215/70 R15C 109/107 Q Camping 5,0 5,0 Uitvoering 11 15 Alle uitvoeringen 6J x 15” - H2 205/70 R15C 106/104 R 4,1 4,5 Camping Car 6J x 15” - H2 215/70 R15C 109/107 Q Camping 5,0 5,0 Alle uitvoeringen 6J x 16” - H2 205/75 R16C 110/108 Q 215/75 R16C 113/11
Winterbanden Bandenspanning (bar) Onbelast en volbeladen Voor Achter Velgmaat Bandenmaat Alle uitvoeringen 6J x 15” - H2 195/70 R15C 104/102 R M+S 205/70 R15C 106/104 R M+S 4,0 4,0 4,0 4,0 Camping Car 6J x 15” - H2 205/70 R15C 106/104 R M+S 4,1 4,5 Alle uitvoeringen 6J x 15” - H2 205/70 R15C 106/104 R M+S 4,1 4,5 Camping Car 6J x 15” - H2 205/70 R15C 106/104 R M+S 4,1 4,5 6J x 16” - H2 205/75 R16C 110/108 Q M+S 4,5 4,5 (*) 6J x 15” - H2 205/75 R16C 110/108 Q M+S 5,5 5,5 Uitvoe
PRESTATIES Maximum snelheid na de inrijperiode van de auto in km/h. Uitvoeringen/motoren 1e 2e 3e 4e 5e* 5e** AR 11 - 2.0 34 64 97 130 144 135 40 11 - 2.0 JTD 24 50 75 102 136 128 28 11 - 2.3 JTD 23 45 67 99 149 145 28 11 - 2.8 JTD 23 45 67 99 152 148 28 15 - 2.0 34 65 99 131 144 135 40 15 - 2.0 JTD 24 51 76 104 136 128 29 15 - 2.3 JTD 24 45 60 101 149 145 28 15 - 2.8 JTD 24 45 69 101 152 148 28 MAXI - 2.
AFMETINGEN BESTEL-UITVOERING fig. 7 De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto. F0D0201b fig.
Uitvoering 11 15 MAXI Korte wielbasis Medium wielbasis Korte wielbasis Medium wielbasis Lange wielbasis Korte wielbasis Medium wielbasis Lange wielbasis A 1720 1720 1720 1720 1720 1720 1720 1720 B 1720 1720 1720 1720 1720 1720 1720 1720 C 2154 ÷ 2470 2150 ÷ 2725 2150 ÷ 2470 2150 ÷ 2725 2470 ÷ 2850 2160 ÷ 2480 2160 ÷ 2735 2480 ÷ 2860 D 4749 5099 4749 5099 5599 4749 5099 5599 E 2850 3200 2850 3200 3700 3200 3200 3700 F 2024 2024 2024 2024 2024 202
PICK-UP-UITVOERING fig. 8 De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto. F0D0202b fig.
Uitvoering 11 15 MAXI Korte wielbasis Korte wielbasis Medium wielbasis Lange wielbasis Medium wielbasis Lange wielbasis A 1720 1720 1720 1720 1720 1720 B 1720 1720 1720 1720 1720 1720 C 2100 2100 2100 2100 2125 2125 D 4831 4831 5181 5681 5181 5681 E 2850 2850 3200 3700 3200 3700 F (*) 2024 2024 2024 2024 2024 2024 G 2585 2585 2080 ÷ 2935 2585 ÷ 3435 2080 ÷ 2935 2585 ÷ 3435 Afhankelijk van de uitvoering kunnen de afmetingen variëren binnen de hierbov
GEWICHTEN BESTEL Gewichten (kg) Uitvoering 11 (*) 2.0 2.0 JTD 2.3 JTD 2.8 JTD Rijklaar gewicht (met volle reservoirs, reservewiel, gereedschap en accessoires): 1695 ÷ 1780 1755 ÷ 1840 1825 ÷ 1910 1850 ÷ 1935 Nuttig laadvermogen inclusief de bestuurder (1): 1120 ÷ 1165 1060 ÷ 1145 990 ÷ 1075 965 ÷ 1050 Max.
Gewichten (kg) Uitvoering 15 (*) 2.0 2.0 JTD 2.3 JTD 2.8 JTD Rijklaar gewicht (met volle reservoirs, reservewiel, gereedschap en accessoires): 1695 ÷ 1865 1755 ÷ 1840 1825 ÷ 1995 1850 ÷ 2020 Nuttig laadvermogen inclusief de bestuurder (1): 1435 ÷ 1510 1435 ÷ 1505 1305 ÷ 1475 1280 ÷ 1450 Max.
2.0 2.3 JTD 2.8 JTD Rijklaar gewicht (met volle reservoirs, reservewiel, gereedschap en accessoires): 1765 ÷ 1915 1895 ÷ 2045 1935 ÷ 2070 Nuttig laadvermogen inclusief de bestuurder (1): 1585 ÷ 1735 1455 ÷ 1605 1430 ÷ 1550 Max. toelaatbaar gewicht (2) – vooras: – achteras (3): – totaalgewicht: 1850 2120 3500 1850 2120 3500 1850 2120 3500 Gewicht van de aanhanger: – geremd – ongeremd 2000 750 2000 750 2000 750 Max.
GEWICHTEN PANORAMA Gewichten (kg) Uitvoering korte wielbasis 2.0 2.0 JTD 2.3 JTD 2.8 JTD Rijklaar gewicht (met volle reservoirs, reservewiel, gereedschap en accessoires): 1925 1985 2055 2080 Nuttig laadvermogen inclusief de bestuurder (1): 8P + 435 kg 8P + 465 kg 8P + 465 kg 8P + 330 kg Max.
2.0 2.3 JTD 2.8 JTD 2065 2195 2220 8P + 695 kg 8P + 570 kg 8P + 540 kg Max. toelaatbaar gewicht (2) – vooras: – achteras: – totaalgewicht: 1750 1850 3300 1750 1850 3300 1750 1850 3300 Gewicht van de aanhanger: – geremd – ongeremd 2000 750 2000 750 2000 750 Max.
GEWICHTEN COMBI Gewichten (kg) Uitvoering korte wielbasis 2.0 2.0 JTD 2.3 JTD 2.8 JTD Rijklaar gewicht (met volle reservoirs, reservewiel, gereedschap en accessoires): 1805 1865 1935 1960 5P + 1150 kg 5P + 650 ÷ 600 kg 5P + 1090 ÷ 1050 kg 5P + 995 kg Max. toelaatbaar gewicht (2) – vooras: – achteras: – totaalgewicht: 1600 1600 2900 1600 1600 2900 1600 1600 2900 1600 1600 2900 Gewicht van de aanhanger: – geremd – ongeremd 2000 750 2000 750 2000 750 2000 750 Max.
Gewichten (kg) Uitvoering medium wielbasis 2.0 2.0 JTD 2.3 JTD 2.8 JTD Rijklaar gewicht (met volle reservoirs, reservewiel, gereedschap en accessoires): 1845 1905 1975 2000 5P + 1110 kg 5P + 1050 kg 5P + 1025 ÷ 885 kg 5P + 955 kg Max. toelaatbaar gewicht (2) – vooras: – achteras: – totaalgewicht: 1750 1850 3300 1750 1850 3300 1750 1850 3300 1750 1850 3300 Gewicht van de aanhanger: – geremd – ongeremd 2000 750 2000 750 2000 750 2000 750 Max.
Gewichten (kg) GRAN VOLUME 2.0 2.3 JTD 2.8 JTD Rijklaar gewicht (met volle reservoirs, reservewiel, gereedschap en accessoires): 1915 2075 2100 5P + 1010 kg 5P + 1025 ÷ 885 kg 5P + 855 kg Max. toelaatbaar gewicht (2) – vooras: – achteras: – totaalgewicht: 1750 1850 3300 1750 1850 3300 1750 1850 3300 Gewicht van de aanhanger: – geremd – ongeremd 2000 750 2000 750 2000 750 Max.
GEWICHTEN PICK-UP Gewichten (kg) Uitvoering 11 2.0 JTD Rijklaar gewicht (met volle reservoirs, reservewiel, gereedschap en accessoires): 1780 ÷ 1815 Nuttig laadvermogen inclusief de bestuurder (1): 1085 ÷ 1105 Max. toelaatbaar gewicht (2) – vooras: – achteras: – totaalgewicht: 1600 1600 2885 ÷ 2900 Gewicht van de aanhanger: – geremd – ongeremd 2000 750 Max. gewicht op de trekhaak (geremde aanhanger): 100 (1) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak, enz.
Gewichten (kg) Uitvoering 15 2.0 2.0 JTD 2.3 JTD 2.8 JTD Rijklaar gewicht (met volle reservoirs, reservewiel, gereedschap en accessoires): 1795 1780 ÷ 1855 1850 ÷ 1925 1875 ÷ 1950 Nuttig laadvermogen inclusief de bestuurder (1): 1505 1375 ÷ 1445 1375 ÷ 1415 1350 ÷ 1390 Max.
Gewichten (kg) Uitvoering MAXI Rijklaar gewicht (met volle reservoirs, reservewiel, gereedschap en accessoires): Nuttig laadvermogen inclusief de bestuurder (1): 2.0 1845 1655 Max. toelaatbaar gewicht (2) – vooras: – achteras (3): – totaalgewicht: 1850 2120 3500 Gewicht van de aanhanger: – geremd – ongeremd 2000 750 Max. gewicht op de trekhaak (geremde aanhanger): 100 2.3 JTD 2.
GEWICHTEN PICK-UP/DUBBELE CABINE 15 2.3 JTD 15 2.8 JTD MAXI 2.0 MAXI 2.3 JTD MAXI 2.8 JTD Rijklaar gewicht (met volle reservoirs, reservewiel, gereedschap en accessoires): 1990 ÷ 2030 2015 ÷ 2055 1950 2040 ÷ 2080 2065 ÷ 2105 Nuttig laadvermogen incl. de bestuurder (1): 970 ÷ 1010 945 ÷ 985 1250 1120 ÷ 1160 1095 ÷ 1135 Max.
VULLINGSTABEL 2000 BZ Voorgeschreven brandstof Aanbevolen producten Liter kg 8,0 8 ÷ 10 – – Loodvrije superbenzine met octaangetal van ten minste 95 R.O.N. Motorkoelsysteem: 9 – Mengsel van gedestil. water en 50% PARAFLU11 Motorcarter: Handgeschakelde versnellingsbak en differentieel: 5 4,5 SELENIA 20K (▲) 2,45 2,2 TUTELA CAR ZC 75 SYNTH Hydraulische stuurbekrachtiging: 1,3 – Hydraul.
2000 JTD 2300 JTD Voorgeschreven brandstof Aanbevolen producten 2800 JTD Liter kg Liter kg Liter kg 80 8 ÷ 10 – 80 8 ÷10 – 80 8 ÷10 – Diesel voor motorvoertuigen (Specificatie EN590) 9 – 10 – 10 – Mengsel van gedestil.
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen voor een correct functioneren van de auto Multigrade motorolie Aanbevolen vloeistof- Toepassing fen en smeermiddelen SELENIA 20K SAE 10W-40 op synthetische basis; voldoet ruimschoots aan Smering voor de specificaties ACEA A3-96, benzinemotoren (*) CCMC G5 en API SJ Multigrade motorolie SAE 5W-30 op synthetische basis; voldoet ruimschoots aan de specificaties ACEA A1 en API SJ SE
Gebruik Olie en vetten voor krachtoverbrengingen Vloeistof voor remsysteem Anti-vries voor radiateur Toevoeging voor dieselbrandstof Vloeistof voor ruitensproeiers/ achterruitsproeier Specificaties van de smeermiddelen en vloeistoffen voor een correct functioneren van de auto SAE 75W-80 EP olie. Voldoet ruimschoots aan de specificaties API GL 5 en MIL-L - 2105D LEV.
BRANDSTOFVERBRUIK INVLOED VAN RIJOMSTANDIGHEDEN EN GEBRUIK OP HET BRANDSTOFVERBRUIK (voorbeelden en gegevens hebben betrekking op de uitvoeringen voor goederenvervoer).
Topsnelheid (volledig ingetrapt gaspedaal) +5% Imperiaal of halfgeopende ruiten +35÷45% Stadsverkeer +5% Ingeschakelde airconditioning +10÷15% Bergachtige trajecten +10÷15% Camperopbouw of andere carrosserieombouwingen F0D0197b F0D0195b F0D0198b F0D0196b F0D0194b F0D0199b +80÷100% SOS TECHNISCHE GEGEVENS 227
A L FA B E T I S C H R E G I S T E R Aanbevolen producten en hun specificaties ................................ 224 Aansteker....................................... 68 Aanvullende werkzaamheden ... 154 Aanwijzingen voor het laden .... 115 ABS ................................................. 78 Accu ............................................... 162 - opladen ....................................... 146 - starten met een hulpaccu ............................. 125 - 146 - vervangen .........................
- brandstofmeter ......................... 30 - tanken .......................................... 222 Brandstofverbruik ....................... 226 Buitenspiegel ................................ 44 Buitenverlichting .......................... 56 Cabineportieren ........................ Carrosserie .................................. - garantie ....................................... - motorruimte .............................. - onderhoud................................... - ruiten .........................
Gloeilampen van interieurverlichting vervangen ................................... 137 Gloeilampen van kentekenplaatverlichting vervangen ................ 136 Gloeilampen van mistlampen voor vervangen ................................... 134 Gloeilampen van plafondverlichting achter vervangen ...................... 137 Gloeilampen van plafondverlichting voor vervangen ......................... 137 Gloeilampen van remlichten vervangen ...................................
Lak ................................................. Lege accu ...................................... Lekke band ................................... Luchtfilter ..................................... Luchtfilter vervangen .................. Luchtroosters .............................. Milieuvriendelijk rijden .......... 170 146 126 161 161 46 116 78 89 119 196 196 198 Mistlampen voor afstellen ......... Mobiele telefoon ......................... Montageschema trekhaak ......... Motor ....................
Plaatje met informatie over de carrosserielak ............................ 174 Plaats van de zekeringen ........... 139 Plafondlampje ................................ 64 Pollenfilter vervangen ................. 162 Pollenfilter...................................... 162 Portieren ....................................... 71 - 270° openen .............................. 73 - achterdeuren ............................. 72 - bestuurderscabine .................... 71 - centraal vergrendelen ..............
Systemen voor bescherming van het milieu ............................. Tachograaf .................................. 93 70 66 92 Tafeltje ........................................... Tankdop ........................................ Tanken met benzinemotor ................... 91 - 222 Tanken met de Ducato .............. 91 Tanken met dieselmotor .. 92 - 223 Technische gegevens .................. 173 Technische gegevens motor ..... 196 Tips voor de carrosserie ........... 170 Toerenteller ..................
Wielophanging .............................. 200 Wieluitlijning ................................ 201 Winterbanden ..................... 121 - 204 Wisserbladen ............................... 168 Zekeringen vervangen ............. Zekeringenkastjes ....................... Zekeringentabel .......................... Zijruiten achter openen ............ Zitpositie instellen ...................... Zonnekleppen .............................. 138 139 142 69 40 69 Fiat Auto Nederland b.v.
OLIE VERVERSEN? DE EXPERTS ADVISEREN SELENIA. Uw auto is ontwikkeld met de producten van FL Group. Fiat adviseert u dan ook om bij de eerstvolgende olieverversing Selenia motorolie te gebruiken. 35.000 Motorexperts in Europa adviseren Selenia voor een maximale bescherming van de motor in uw auto. VRAAG UW DEALER NAAR SELENIA.
SELENIA: DE PERFECTE KEUZE VOOR UW AUTO De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met Selenia 20K; een synthetische motorolie die voldoet aan de meest geavanceerde internationale specificaties. Selenia 20K verbetert de eigenschappen van de motor en garandeert optimale prestaties en maximale bescherming. SELENIA 20K Top Quality fuel economy motorolie volgens API SJ-specificaties voor normale, turbo- of multiklepsbenzinemotoren. Brandstofbesparing tot 2% en maximale stabiliteit bij hoge temperaturen.
NOTITIES ALFABETISCH REGISTER 237
238 ALFABETISCH REGISTER
ALFABETISCH REGISTER 239
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar) Uitvoering 11 15 MAXI Onbelast en volbeladen Voor Achter Bandenmaat Alle uitvoeringen 195/70 R15 (104/102) R 205/70 R15 (106/104) R 215/70 R15 (109/107) Q 205/70 R15 (106/104) R 215/70 R15 (109/107) Q Camping Car 205/75 R16 (110/108) Q 215/75 R16 (113/111) Q 215/75 R16 (113/111) Q Camping Car Camping Car Alle uitvoeringen Camping Car Alle uitvoeringen Camping Car 4,0 4,0 5,0 4,1 5,0 4,5 4,5 5,5 4,0 4,0 5,0 4,5 5,0 4,5 (*) 4,5 5,5 (*) 4,75 bar voor gebruik van d
2005 NEDERLANDS De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. FIAT behoudt zich het recht voor op elk moment de in dit boekje beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Voor de laatste informatie hieromtrent kunt u zich tot de Fiat-dealer wenden.