Operation Manual

107
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO
decelereren (snelheid waarmee het
gaspedaal wordt losgelaten en bedie-
ning van het remsysteem);
type programma (stand van de
selectorhendel);
winterprogramma (vermindering
koppel op aangedreven wielen);
bergopwaarts rijden met aanhan-
ger of beladingsomstandigheden (snel-
heid van de auto op basis van het over-
gebrachte koppel)
bergafwaarts rijden (acceleratie van
de auto op basis van de stand van het
gaspedaal);
rijden in de stad of in de file (stand
gaspedaal en snelheid auto);
door bestuurder gewenste ver-
snelling (stand selectorhendel);
koude start (motortemperatuur).
Beheer schakelprogramma’s
Om het rijden met de auto te
optimaliseren, beschikt de regeleen-
heid over de volgende opgeslagen
programma’s:
– automatische werking;
– handmatige werking;
– winterprogramma (inschakelbaar
met knop WINTER);
– opwarmen van de motor;
bescherming tegen te hoge olie-
temperatuur in de versnellingsbak.
Automatisch programma
Dit bestaat uit zestien schakelpro-
gramma’s.
De regeleenheid herkent, op basis
van de snelheid van de auto en het
overgebrachte koppel, de toestand van
het wegdek, en kiest op basis van de
rijstijl automatisch het geschiktste
programma.
Tijdens het rijden vraagt de regel-
eenheid van de versnellingsbak aan de
regeleenheid van de elektronische in-
spuiting een tijdelijke vermindering van
het koppel. De duur van de koppel-
vermindering hangt af van de rij-om-
standigheden.
Handmatige sequentiële
werking
Met deze functie kan de versnellings-
bak handmatig sequentieel bediend
worden door de selectorhendel een-
voudig naar links te plaatsen.
Iedere keer als u tegen de hendel
drukt, wordt er op- of teruggescha-
keld: het is niet mogelijk meerdere
commando’s tegelijk te geven.
Om te voorkomen dat de motor
met te hoge of te lage toerentallen
draait, voert de regeleenheid de scha-
kelcommando’s niet uit die tot dit
soort situaties leiden.
Winterprogramma
U schakelt dit programma in door op
de knop WINTER op het paneel
naast de selectorhendel te drukken;
als de aangedreven wielen slippen,
wordt er een specifieke versnelling in-
geschakeld.
Het wegrijden kan alleen in de 2
e
ver-
snelling. Gebruik in ieder geval
sneeuwkettingen en/of winterbanden
op besneeuwde wegen.