Operation Manual

34
WEGWIJS IN UW AUTO
CONTROLE- EN
WAARSCHU-
WINGSLAMPJES
De lampjes branden in de volgende
gevallen:
ACCU WORDT NIET
VOLDOENDE
OPGELADEN (rood)
Als er een defect is in het laadcircuit
van de dynamo. Als u de contactsleu-
tel in stand MAR draait, gaat het lamp-
je branden. Het moet doven nadat de
motor is gestart.
Als de motor stationair draait, kan
het voorkomen dat het lampje iets
later dooft.
Wendt u onmiddellijk tot de Fiat-
dealer om te voorkomen dat de accu
volledig ontladen raakt.
w
Als u de auto vervolgens weer start,
gaat het sleuteltje 1 - fig. 41 5 secon-
den branden en verschijnt op het
display de tijd en de totale kilome-
terstand.
Hetzelfde gebeurt als de afstand tot
de volgende onderhoudsbeurt 100 km
en 50 km is.
Bij nul km
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat de onderhoudsmeter
1 - fig. 42 ongeveer 5 seconden knip-
peren samen met het aantal kilo-
meters (0 km) 2 - fig. 42 dat nog kan
worden afgelegd tot de volgende
onderhoudsbeurt.
Na deze 5 seconden hervat de kilo-
meterteller zijn normale werking en
geeft de totale kilometerstand of de
dagstand aan.
Als u de auto vervolgens weer start,
gaan zowel het sleuteltje 1 - fig. 42 als
de kilometerteller 2 ongeveer 5
seconden knipperen en verschijnt op
het display de tijd en de totale kilo-
meterstand.
Deze situatie doet zich iedere keer
voor als u de auto start totdat het
onderhoudsinterval opnieuw wordt
ingesteld door de code “CFG 1”,
“CFG 2” of “CFG 3” in te voeren.
fig. 42
F0D0222b
fig. 41
F0D0221b