NEDERLANDS De gegevens in deze uitgave zijn hoofdzakelijk bedoeld als richtlijn. Fiat behoudt zich het recht voor de in dit boekje beschreven modellen en uitvoeringen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Neem contact op met uw Fiat-dealer voor meer informatie. Gedrukt op kringlooppapier zonder chloor.
KIES VOOR ORIGINELE ONDERDELEN Als uitvinder, ontwerper en fabrikant kennen wij uw auto als geen ander: wij zijn vertrouwd met ieder detail. Bij erkende Fiat Service werkplaatsen werken monteurs die rechtstreeks door ons zijn opgeleid en alle soorten onderhoud professioneel en kwaliteitsbewust uitvoeren. Er is altijd een Fiat werkplaats in uw omgeving voor regulier onderhoud, zomer- en winterchecks en praktisch advies door onze experts.
WAARAAN HERKENT U ORIGINELE ONDERDELEN? Al onze originele onderdelen zijn onderworpen aan uitvoerige tests, zowel in de ontwerp- als de fabricagefase, door specialisten die het gebruik van de beste materialen en de betrouwbaarheid testen. Dit garandeert prestaties en veiligheid op de lange termijn, voor u en de passagiers in uw auto. Vraag altijd om originele onderdelen en controleer of deze zijn gebruikt.
Beste klant, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze van de Fiat Freemont. We hebben deze handleiding geschreven om u vertrouwd te maken uw auto en u te leren deze op de best mogelijke manier te gebruiken. U dient deze handleiding volledig te lezen voordat u voor de eerste keer de weg op gaat.
UW AUTO INLEIDING Gefeliciteerd met de keuze van uw nieuwe FIAT. U kunt er zeker van zijn dat uw auto beschikt over alle karakteristieke FIAT-kenmerken: nauwkeurig vakmanschap, exclusieve styling en hoogwaardige kwaliteit. Voordat u met uw nieuwe auto gaat rijden, dient u deze gebruikershandleiding en alle bijlagen aandachtig te lezen. Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met alle bedieningselementen van de auto en besteed vooral aandacht aan het remmen, sturen en schakelen.
BELANGRIJKE OPMERKING UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 2 ALLE GEGEVENS IN DIT DOCUMENT ZIJN GEBASEERD OP DE MEEST RECENTE INFORMATIE OP HET MOMENT VAN PUBLICATIE. WIJ BEHOUDEN ONS HET RECHT VOOR OP ELK MOMENT HERZIENINGEN TE PUBLICEREN.
Uw garantie biedt geen dekking voor onderdelen die niet door de fabrikant zijn geleverd. Daarnaast biedt uw garantie geen dekking voor de kosten van reparaties of aanpassingen als gevolg van, of noodzakelijk geworden door het monteren of gebruiken van onderdelen, componenten, uitrusting, materialen of toevoegingen die niet afkomstig zijn van de fabrikant.
UW AUTO VEILIGHEID HOE GEBRUIKT U DEZE HANDLEIDING? Raadpleeg de inhoudsopgave om te weten in welk hoofdstuk de informatie staat die u zoekt. Omdat de specificatie van uw auto afhankelijk is van de bestelde uitvoering, kunnen sommige beschrijvingen en afbeeldingen verschillen van de uitrusting van uw auto. CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD (afb.
WIJZIGINGEN/AANPASSINGEN VAN HET VOERTUIG WAARSCHUWING! Wijzigingen en aanpassingen kunnen de rijeigenschappen en veiligheid van dit voertuig in ernstige mate beïnvloeden en leiden tot ongevallen met ernstig of fataal letsel.
INSTRUMENTENPANEEL (afb. 2) UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD (afb.
INSTRUMENTEN (afb. 3) 1. Toerenteller Deze meter telt het aantal omwentelingen per minuut van de motor (omw/min x 1000). Voordat de meternaald het rode gedeelte bereikt moet u gas terugnemen om schade aan de motor te voorkomen. 2. Snelheidsmeter Geeft de snelheid van het voertuig aan. 3. Brandstofmeter De brandstofmeter geeft het brandstofpeil in de tank aan wanneer de contactschakelaar zich in de stand ON/RUN bevindt.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 8 4. Koelvloeistoftemperatuurmeter De thermometer geeft de temperatuur van de koelvloeistof aan. Als de meternaald binnen het normale bereik aanwijst, werkt het koelsysteem naar behoren. De naald op de meter geeft waarschijnlijk een hoge temperatuur aan bij warm weer, op berghellingen, in druk verkeer of bij het trekken van een aanhanger.
noodsleutel) van de sleutelhouder tegen de knop ENGINE START/STOP (Motor aan/uit) om de contactschakelaar te bedienen. (afb. 4) SLEUTELHOUDER De sleutelhouder bevat ook de afstandsbediening (RKE) en de noodsleutel, die in de achterzijde van de sleutelhouder is ondergebracht. Met de noodsleutel kan men in de auto zelfs als de accu leeg is of als de sleutelhouder weigert. Met de noodsleutel kan ook het handschoenvakje worden afgesloten.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 10 Ignition On of Accessory On (Contactschakelaar op ON of ACC). OPMERKING: Met het Uconnect Touch™ systeem blijven de schakelaars voor de elektrische ruitbediening, de radio, het elektrisch bedienbaar zonnedak (voor bepaalde uitvoeringen/markten) en de aansluitcontacten nog maximaal 10 minuten werken nadat de contactschakelaar in de stand OFF is gezet.
SENTRY-SLEUTEL® Het startblokkeersysteem met Sentry Key® voorkomt ongeoorloofd gebruik van de auto door derden door de motor te blokkeren. U hoeft het systeem niet te activeren of in te schakelen. Dit systeem werkt automatisch, ongeacht of de auto is vergrendeld. Het systeem maakt gebruik van een sleutelhouder met een afstandsbediening (RKE), een Keyless Ignition Node (KIN) en een RF-ontvanger om ongeoorloofd gebruik van uw auto te voorkomen.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 12 plaats. Dit nummer is vereist voor vervanging van de sleutelhouders door een erkende dealer. Het dupliceren van sleutelhouders mag alleen worden uitgevoerd door een erkende dealer. Dit houdt in dat er een blanco sleutelhouder wordt geprogrammeerd voor de elektronica van uw auto. Een blanco sleutelhouder is een exemplaar dat niet eerder werd geprogrammeerd.
AFSTANDSBEDIENING Met het RKE-systeem kunt u vanaf een afstand van maximaal 10m met behulp van een losse sleutelhouder met afstandsbediening de portieren en achterklep vergrendelen of ontgrendelen. De afstandsbediening hoeft niet naar het voertuig te wijzen om het systeem te activeren. OPMERKING: Vanaf een rijsnelheid van 8 km/u reageert het systeem op geen enkele knop van de afstandsbediening meer. (afb.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 14 Koplampen aan bij ontgrendelen met afstandsbediening Bij deze functie schakelen de koplampen gedurende 90 seconden in zodra u de portieren ontgrendelt met de afstandsbediening. De tijd van deze functie kan worden geprogrammeerd bij auto's met Uconnect Touch™.
vingers aan. Door vettigheid op de huid kan de werking verslechteren. Als u een batterij hebt aangeraakt, maakt u deze schoon met een kleine hoeveelheid reinigingsalcohol. 4. Om de sleutelhouder weer te sluiten drukt u de twee helften op elkaar. Algemene informatie De afstandsbediening en signaalontvangers werken op een zendfrequentie van 434 MHz, zoals is voorgeschreven in de EU. Deze apparatuur moet zijn gecertificeerd conform de specifieke regelgeving in elk land.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 16 ALARMSYSTEEM (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Het voertuigbeveiligingsalarm (VSA) bewaakt de portieren, motorkap en achterklep van de auto tegen toegang door onbevoegden en de contactschakelaar tegen onbevoegd gebruik.
• Als uw auto niet is uitgerust met Keyless Enter-NGo, steekt u een geldige sleutel in de contactschakelaar en draait u de sleutel in de stand ON. OPMERKING: • Het alarmsysteem kan niet worden in- of uitgeschakeld via de slotcilinder van het bestuurdersportier of de kofferdekseltoets op de afstandsbediening. • Het beveiligingsalarmsysteem blijft in de waakfunctie als de elektrisch bediende achterklep wordt geopend. Als u op de kofferdekseltoets drukt, wordt het alarmsysteem niet uitgeschakeld.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 18 PREMIUM BEVEILIGINGSSYSTEEM (voor bepaalde uitvoeringen/ markten) Het premium beveiligingssysteem bewaakt de portieren, motorkapvergrendeling en achterklep van de auto tegen toegang door onbevoegden en de contactschakelaar tegen onbevoegd gebruik. Het systeem maakt tevens gebruik van een inbraaksensor met dubbele functie en een voertuigkantelsensor.
HET SYSTEEM DEACTIVEREN Het voertuigbeveiligingsalarm kan op de volgende manieren worden uitgeschakeld: • Druk op de afstandsbediening (RKE) de vergrendeltoets UNLOCK in. • Pak de Passive Entry Unlock-deurgreep vast, terwijl een sleutelhouder zich ook aan buitenzijde bevindt (voor bepaalde uitvoeringen/markten, raadpleeg "Keyless Enter-N-Go" in "Uw auto" voor meer informatie). • Draai de contactsleutel uit de stand OFF.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 20 STUURSLOT (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ELEKTRONISCH VOERTUIGINFORMATIECENTRUM Uw auto is mogelijk uitgerust met een passief elektro- (EVIC) nisch stuurslot. Dit slot zorgt ervoor dat de auto zonder contactsleutel niet kan worden bestuurd. Het stuurslot heeft zes posities (een per 60 graden).
• Bandenspanning • De functie Vehicle Information (Voertuiginformatie) • Beeldschermweergaven voor waarschuwingsmeldingen • Menu uitschakelen Met dit systeem kan de bestuurder informatie selecteren door op de volgende knoppen op het stuurwiel te drukken: (afb.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 22 • Right Rear Turn Signal Light Out (Richtingaanwijzer rechtsachter defect) (met één geluidssignaal) • RKE Battery Low (RKE-accu bijna leeg) (met één geluidssignaal) • Personal Settings Not Available – Vehicle Not in Park (Persoonlijke instellingen niet beschikbaar - Auto staat niet in PARK) (voor bepaalde uitvoeringen/ markten) • Left/Right Front Door Ajar (Linker-
doordat de opgevangen roetdeeltjes nu worden verwijderd, zodat de normale bedrijfsstand van het systeem wordt hersteld. • Exhaust Service Required (uitlaatonderhoud vereist) — ga langs bij de dealer. De motor wordt gelimiteerd om permanente schade aan het nabehandelingssysteem te voorkomen. Als deze omstandigheid zich voordoet, moet u uw voertuig voor onderhoud naar uw plaatselijke erkende dealer brengen. WITTE VERKLIKKERLAMPJES EVIC In dit vlak worden instelbare witte waarschuwingslampjes getoond.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 24 • Indicator laag peil ruitenvloeistof Dit lampje gaat branden om aan te geven dat het peil van de ruitenvloeistof laag is. RODE VERKLIKKERLAMPJES EVIC In dit vlak worden instelbare rode verklikkerlampjes weergegeven. Deze verklikkerlampjes bevatten: • Portier open Dit lampje gaat branden om aan te geven dat een of meerdere portieren mogelijk open zijn.
rijden, dient er direct onderhoud uitgevoerd te worden. In een dergelijk geval presteert de motor minder, loopt versneld of onregelmatig stationair of slaat af. Wellicht moet uw auto worden weggesleept. • Waarschuwingslampje motortemperatuur Dit lampje waarschuwt bij een oververhitte motor. Als de temperatuur stijgt en de meter dichter bij H komt, gaat dit controlelampje aan en klinkt er een geluidssignaal als de ingestelde grenswaarde wordt bereikt.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 26 BRANDSTOFVERBRUIK Druk de toets OMHOOG of OMLAAG en houd deze vast totdat de melding "Fuel Economy" (Brandstofverbruik) verschijnt in het EVIC en druk dan SELECTEER.
100 l/km Dit toont de actuele staafgrafiek van 100l/km tijdens het rijden. Hierdoor wordt het brandstofverbruik constant tijdens het rijden bewaakt, zodat u uw rijstijl kunt aanpassen om minder brandstof te verbruiken. VOERTUIGSNELHEID Druk op de toets OMHOOG of OMLAAG en houd deze vast totdat de melding "Vehicle Speed" (Voertuigsnelheid) verschijnt in het EVIC. Druk op de toets SELECTEER om de huidige snelheid weer te geven in mph of km/h.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN VOERTUIGINFORMATIE (INFORMATIEFUNCTIES VOOR DE KLANT) (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Druk de toets OMHOOG of OMLAAG en houd deze vast totdat de melding "Vehicle Info" (informatie over de auto) verschijnt in het EVIC en druk dan op de SELECT toets. Druk op de toetsen OMHOOG en OMLAAG om door de beschikbare informatieschermen te bladeren.
Uconnect TOUCH™ INSTELLINGEN TOETSEN De toetsen bevinden zich aan de linker- en rechterzijde van het Uconnect Touch™ 4.3 scherm. Bovendien bevindt zich in het midden van het instrumentenpaneel, rechts van de klimaatregelingsbediening, een Scroll/ Enter-draaiknop. Draai aan de knop om door de menu's te bladeren en instellingen te veranderen (bijv. 30, 60, 90), druk een of meerdere keren op het midden van de draaiknop voor het wijzigen van een instelling (bijv. ON/OFF (aan/uit)).
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN schermtoetsen + en - of door een punt op de schaal tussen de schermtoetsen + en - te selecteren en op de schermtoets met de pijl naar links te drukken. • Mode (Modus) (voor bepaalde uitvoeringen/ markten) Druk op de schermtoets Mode om dit scherm te veranderen. In dit scherm kunt u een van de automatische weergave-instellingen selecteren.
• Touch Screen Beep (Pieptonen aanraakscherm) (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Druk op de schermtoets Touch Screen Beep om dit scherm te veranderen. Wanneer u toegang tot dit scherm hebt, kunt u schermtoetstonen in- of uitschakelen. Druk, om het geluid bij aanraking te veranderen, op de schermtoets On of Off. Druk daarna op de schermtoets met de pijl naar links.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 32 schermtoets Hill Start Assist. Druk vervolgens op de schermtoets met de pijl naar links. Lampjes • Uitschakelvertraging koplampen (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Druk op de schermtoets Headlight Off Delay om dit scherm te veranderen. Als u deze functie selecteert, kunt u kiezen of bij uitstappen de koplampen nog 30, 60 of 90 seconden blijven branden.
Doors & Locks (portieren en sloten) • Auto Unlock on Exit (Portieren ontgrendelen bij verlaten) (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Druk op de schermtoets Auto Unlock on Exit om dit scherm te veranderen. Wanneer u deze functie selecteert, worden alle portieren ontgrendeld wanneer het voertuig stopt, de transmissie in de stand PARK of NEUTRAL geschakeld wordt en het bestuurdersportier geopend wordt. Druk, om uw keuze te maken, op de schermtoets Auto Unlock on Exit.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 34 • Passive Entry (Keyless Enter-N-Go) (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Druk op de schermtoets Passive Entry om dit scherm te veranderen. Met deze functie kunt u de portieren van uw auto vergrendelen en ontgrendelen zonder dat u op de afstandbediening de vergrendel- en ontgrendelknoppen hoeft in te drukken.
Compass Settings (instellingen van het kompas) verschillen automatisch gecompenseerd, zodat de nauwkeurigheid van de kompasrichting optimaal is. • Afwijking (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Druk op de schermtoets Variance om dit scherm te veranderen. De kompasafwijking is het verschil tussen het magnetische noorden en het geografische noorden. Ter compensatie van de verschillen moet de kompasafwijking aan de hand van de zonekaart worden ingesteld voor de zone waarin de auto wordt gebruikt.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN • Calibration (Kalibratie) (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Druk op de knop Calibration om deze instelling te veranderen. Het kompas is zelfijkend, zodat u het niet handmatig hoeft terug te stellen. Mogelijk geeft het kompas onjuiste waarden weer wanneer de auto nieuw is. In dat geval geeft het EVIC het bericht CAL weer tot het kompas wordt geijkt.
Telefoon / Bluetooth Display • Gekoppelde apparaten (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Deze functie toont welke telefoons zijn gekoppeld aan het telefoon / Bluetooth systeem. Raadpleeg voor meer informatie het Uconnect Touch™ supplement. • Schermmodus (voor bepaalde uitvoeringen/ markten) In dit scherm kunt u een van de automatische weergave-instellingen selecteren. Om de status van de modus te veranderen drukt u op de schermtoets Day, Night of Auto en laat deze weer los.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 38 en - of door een punt op de schaal tussen de schermtoetsen + en - te selecteren en op de schermtoets met de pijl naar links te drukken. omgekeerd. Druk op US of Metric; druk vervolgens op de schermtoets met de pijl naar links. Als u doorgaat wordt de geselecteerde eenheid weergegeven.
Klok • Sync Time with GPS (Tijdsaanduiding synchroniseren met GPS) (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Wanneer u toegang tot dit scherm hebt, kunt u de tijd automatisch door de radio laten instellen. Druk, om de Sync Time instelling te veranderen, op de schermtoets On of Off. Druk daarna op de schermtoets met de pijl naar links. • Uren instellen (voor bepaalde uitvoeringen/ markten) Wanneer u toegang tot dit scherm hebt kunt u de weergegeven tijd veranderen.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 40 • Parkview Backup Camera (Achteruitrijcamera) (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Uw auto is mogelijk voorzien van een ParkView® achteruitrijcamera. Hiermee kunt u het gebied achter de auto op het scherm zien wanneer de schakelhendel in de stand REVERSE (achteruit) wordt gezet.
• Grootlicht automatisch dimmen (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Wanneer u deze functie selecteert, zal het grootlicht onder bepaalde omstandigheden automatisch uitgeschakeld worden. Druk, om uw keuze te maken, op de schermtoets Auto High Beams. Druk vervolgens op de schermtoets met de pijl naar links. Raadpleeg "Verlichting/SmartBeam™(voor bepaalde uitvoeringen/markten)” in “Uw auto” voor meer informatie.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 42 1st Press selecteert, ontgrendelen alle portieren bij de eerste keer indrukken op de UNLOCK-toets op de afstandsbediening.
Compass Settings (instellingen van het kompas) automatisch gecompenseerd, zodat de nauwkeurigheid van de kompasrichting optimaal is. • Afwijking (voor bepaalde uitvoeringen/markten) De kompasafwijking is het verschil tussen het magnetische noorden en het geografische noorden. Ter compensatie van de verschillen moet de kompasafwijking aan de hand van de zonekaart worden ingesteld voor de zone waarin de auto wordt gebruikt.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 44 • Compaskalibratie uitvoeren (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Druk op de knop Calibration om deze instelling te veranderen. Het kompas is zelfijkend, zodat u het niet handmatig hoeft terug te stellen. Mogelijk geeft het kompas onjuiste waarden weer wanneer de auto nieuw is. In dat geval geeft het EVIC het bericht CAL weer tot het kompas wordt geijkt.
STOELEN De stoelen vormen een belangrijk onderdeel van het veiligheidssysteem voor inzittenden van deze auto. WAARSCHUWING! • Het is gevaarlijk om tijdens het rijden personen te vervoeren in de bagageruimte, zowel binnen als buiten de auto. Bij een aanrijding lopen personen in de bagageruimte een groter risico om ernstig of zelfs dodelijk gewond te raken. • Vervoer geen personen in een ruimte van de auto die niet is voorzien van stoelen en autogordels.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 46 De stoel omhoog of omlaag kantelen De hoek van de zitting kan in vier richtingen worden versteld. Trek de voorzijde van de stoelschakelaar omhoog of druk de achterzijde van de stoelschakelaar omlaag om het voorste of achterste gedeelte van de zitting in de richting van de schakelaar te verstellen. Laat de schakelaar los zodra de gewenste stand is bereikt.
Voor uitvoeringen met Uconnect Touch™ 4.3: Kies de toets CLIMATE (aan de linkerzijde van het Uconnect Touch™ display) om het bedieningsscherm van de klimaatregeling te openen. Uitvoeringen met Uconnect Touch™ 8.4 en 8.4 Nav Kies de schermtoets "Controls" op het Uconnect Touch™ display. (afb. 18) Kies eenmaal de schermtoets voor de stoel "Driver" of "Pass" (op het Uconnect Touch™ display) om de HI-level verwarming te selecteren. Kies de schermtoets een tweede maal om de LO-level verwarming te selecteren.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO Als u de stand Hi-level hebt geselecteerd, geeft de verwarming extra veel hitte tijdens de eerste vier gebruiksminuten. Daarna neemt de uitgestraalde hitte af tot het normale hoge niveau. Als het hoge niveau is geselecteerd, schakelt het systeem automatisch na maximaal 60 minuten continue werking terug naar laag niveau. Op dat moment verandert het display van HI naar LO. Het lage niveau wordt automatisch na 45 uitgeschakeld (OFF).
de stoel om er zeker van te zijn dat het stoelverstelmechanisme is vergrendeld. WAARSCHUWING! • Het verstellen van een stoel tijdens het rijden kan gevaarlijk zijn. Het verstellen van een stoel tijdens het rijden kan ertoe leiden dat u de macht over het stuur verliest en een botsing met ernstig of dodelijk letsel veroorzaakt. • Het verstellen van de stoelen moet plaatsvinden voordat de veiligheidsgordels zijn vastgegespt en terwijl de auto is geparkeerd.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD WAARSCHUWING! • Het is gevaarlijk om tijdens het rijden een stoel in te stellen. Door een plotselinge beweging van de stoel zou u de controle over de auto kunnen verliezen. De autogordel is wellicht niet correct ingesteld en u kunt zo letsel oplopen. Stel de stoel alleen af als de auto geparkeerd staat.
WAARSCHUWING! Het is gevaarlijk om tijdens het rijden een stoel in te stellen. Door een plotselinge beweging van de stoel zou u de controle over de auto kunnen verliezen. Stel de stoel alleen in als de auto geparkeerd staat. HOOFDSTEUNEN Hoofdsteunen zijn ontworpen om het risico van letsel te verlagen door de bewegingsvrijheid van het hoofd te beperken tijdens aanrijdingen van achteren.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN “Veiligheidsgordelsystemen” in “Veiligheid” voor meer informatie. Trek aan de hoofdsteunen om ze hoger af te stellen. Als u de hoofdsteun lager wilt afstellen, drukt u op de drukknop onder aan de hoofdsteun en duwt u vervolgens de hoofdsteun naar beneden. (afb. 24) Voor een comfortabele positie kan de actieve hoofdsteun naar voren en naar achteren worden gekanteld.
OPMERKING: • De hoofdsteunen mogen alleen door een erkend mecanicien verwijderd worden en alleen voor onderhoudswerkzaamheden. Als een van de twee hoofdsteunen verwijderd moeten worden, moet u contact opnemen met een erkende dealer. • Raadpleeg, indien een actieve hoofdsteun is geactiveerd, de rubriek "Veiligheidsgordelsystemen/Actieve hoofdsteunen (AHR)/Opnieuw instellen van de actieve hoofdsteunen (AHR)" in "Veiligheid" voor meer informatie.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN • Raadpleeg "Veiligheidsgordelsystemen" in "Veiligheid" voor de correcte bevestiging van de gordel bij gebruik van een kinderzitje. WAARSCHUWING! Rijden in een voertuig zonder hoofdsteunen of met hoofdsteunen die niet goed zijn afgesteld kan leiden tot ernstig letsel of de dood in geval van een botsing. Voor u in het voertuig gaat rijden moet u altijd de hoofdsteunen controleren.
WAARSCHUWING! • Het is zeer gevaarlijk om tijdens het rijden personen te vervoeren in de bagageruimte. Bij een aanrijding lopen personen in de bagageruimte een groter risico om ernstig of zelfs dodelijk gewond te raken. • Vervoer geen personen in een ruimte van de auto die niet is voorzien van stoelen en autogordels. • Zorg dat iedereen in uw auto een stoel heeft en de autogordel op de juiste wijze heeft omgedaan.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD Stoel opklappen Klap de rugleuning op en zorg dat deze vergrendeld is. WAARSCHUWING! Controleer of de rugleuning stevig is vergrendeld. Anders is de zitting niet voldoende stabiel voor kinderzitjes en/of de andere inzittenden. Een slecht vastgezette zitting kan ernstig letsel veroorzaken.
WAARSCHUWING! • Het is gevaarlijk om tijdens het rijden een stoel in te stellen. Door een plotselinge beweging van de stoel zou u de controle over de auto kunnen verliezen. De autogordel is wellicht niet correct ingesteld en u kunt zo letsel oplopen. Stel de stoel alleen af als de auto geparkeerd staat. (Vervolgd) (Vervolgd) • Rij nooit met de rugleuning zo schuin ingesteld dat de schoudergordel niet meer tegen uw borstkas rust.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN Breng de rugleuning / armsteun omhoog en zet deze vast als hij niet in gebruik is of als er extra zitplaatsen nodig zijn. greep om het in- en uitstappen voor passagiers op de derde zitrij te vereenvoudigen. WAARSCHUWING! Houd de gesp schoon en vrij van belemmeringen en zorg dat de rugleuning stevig is vergrendeld. Anders is de zitting niet voldoende stabiel voor kinderzitjes en/of de andere inzittenden.
WAARSCHUWING! Niet rijden met de stoel in deze stand omdat deze stand alleen bedoeld is om het in- en uitstappen voor passagiers op de derde zitrij te vergemakkelijken. Als aan deze waarschuwing geen gehoor wordt gegeven, kan persoonlijk letsel het gevolg zijn. Stoelen tweede zitrij opklappen en naar achteren schuiven 1. Breng de rugleuning naar achteren tot hij vergrendelt en blijf de stoel naar achteren schuiven op de rails tot deze ook vergrendelt. 2.
UW AUTO omhoog, laat de rugleuning naar achteren leunen en laat de ontgrendellus los. VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN (afb. 34) Hendel rugleuning NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD (afb. 35) Hulpriem 60 WAARSCHUWING! • Controleer of de rugleuning stevig is vergrendeld. Anders biedt de stoel niet voldoende stabiliteit voor de passagiers. Een slecht vastgezette zitting kan ernstig letsel veroorzaken.
IN LENGTE EN HOOGTE VERSTELBARE STUURKOLOM Met deze functie kunt u de stuurkolom in hoogte verstellen. U kunt de stuurkolom er ook mee in lengte verstellen. De regelhendel voor lengte- en hoogteverstelling bevindt zich onder het stuur aan het einde van de stuurkolom. (afb. 36) Om de stuurkolom te ontgrendelen drukt u de bedieningshendel naar beneden. Om de stuurkolom in de hoogte te verstellen beweegt u het stuur zoals gewenst naar boven of naar beneden.
SPIEGELS UW AUTO VEILIGHEID BINNENSPIEGEL MET DAG/NACHTSTAND De auto is voorzien van een spiegel met één kogelgewricht. Deze spiegel wordt aangedraaid in een vaste stand. De spiegel is bevestigd op een steun op de voorruit, die een linkse schroefdraad heeft. De spiegel kan zonder gereedschap worden aangebracht. CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO De spiegelkop kan naar boven, beneden, links en rechts worden aangepast aan de bestuurder. Draai de spiegel zo dat u door het midden van de achterruit kijkt.
Om tijdens reinigen de spiegel niet te beschadigen mag reinigingsvloeistof nooit rechtstreeks op de spiegel worden gespoten. Breng de vloeistof aan op een schone doek en wrijf de spiegel daarmee schoon. BUITENSPIEGELS Voor optimaal resultaat dient u de spiegels zo af te stellen dat u de naastliggende rijbaan goed in het zicht hebt en er tevens een geringe overlapping is met het zicht in de binnenspiegel.
UW AUTO richting van de pijl te verstellen. De keuzeschakelaar slaat na 30 seconden af om te vermijden dat de spiegelstand na het verstellen onverhoeds wordt veranderd. VEILIGHEID OPMERKING: Een lampje in de geselecteerde toets brandt om aan te geven dat de spiegel is geactiveerd en kan worden versteld.
"Schuifstangfunctie" zonneklep (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Met deze functie zijn er meer standen mogelijk om de zon te weren met de zonneklep. 1. Klap de zonneklep naar beneden. 2. Neem de zonneklep van de klem in het midden af. 3. Trek de zonneklep in de richting van de achteruitkijkspiegel om het zonwerende vlak te vergroten. KLIMAATREGELING ALGEMEEN OVERZICHT Het systeem voor airconditioning en verwarming is ontworpen voor een optimaal interieurcomfort onder alle weersomstandigheden.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN (afb. 41) 1 — Uconnect Touch™ systeem 4.3 toets airconditioning (afb. 43) Automatische temperatuurregeling — toetsen ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 66 (afb. 42) Automatische temperatuurregeling — toetsen (afb. 44) Uconnect Touch™ systeem 4.
Beschrijving van de toetsen en schermtoetsen 1. AC toets Druk deze toets kort in om de huidige instelling van de airconditioning (A/C) te wijzigen, het indicatielampje brandt wanneer de A/C is ingeschakeld (ON). Bij bepaalde uitvoeringen/markten met ATC, zorgt deze functie ervoor dat de automatische werking wordt veranderd in handmatige bediening en dat de AUTO indicator uitgaat. 2.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 68 door op de balk van de aanjager tussen de iconen te drukken. 4. Knop Ontdooien vóór Druk kort op deze knop om in plaats van de huidige ingestelde luchtstroom de modus Ontdooien in te schakelen. De indicator brandt wanneer deze functie is ingeschakeld.
OPMERKING: Als deze toets wordt ingedrukt verandert de Sync modus automatisch in exit Sync. 8. Toets klimaatregeling uit Druk op deze toets om de klimaatregeling in of uit te schakelen. 9. Toets AUTO werking (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Regelt automatisch de interieurtemperatuur door het regelen van de luchtverdeling en de luchthoeveelheid. Door deze functie te gebruiken schakelt de automatische temperatuurregeling tussen de handmatige en automatische modi.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 70 luchtroosters in het instrumentenpaneel en warme lucht uit de vloerroosters te laten stromen. • Vloermodus Er stroomt lucht naar binnen via de roosters in de vloer. Een geringe hoeveelheid lucht stroomt via de openingen voor voorruit- en zijruitontwaseming. • Mix modus De lucht stroomt via de vloeropeningen en de roosters voor ontwaseming van voor- en zijruiten.
• Als de airco niet zo goed werkt als u verwacht, controleert u of de voorzijde van de airco-condensor (vóór de radiator) is verstopt door vuil of insecten. Maak schoon door voorzichtig water te spuiten vanaf de achterzijde van de radiator en door de condensor heen. Beschermhoezen kunnen de luchtstroom door de condensor hinderen, waardoor de prestaties van de airco terug kunnen lopen.
UW AUTO VEILIGHEID • De temperatuur kan worden getoond in Amerikaanse of metrische eenheden, via selectie van de US/M klantprogrammeerfunctie. Raadpleeg "Uconnect Touch™ systeeminstellingen" in dit hoofdstuk van deze handleiding. CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO Voor een optimaal comfort in de AUTO-modus, blijft de aanjager tijdens een koude start op een lage stand draaien totdat de motor is opgewarmd. Daarna zal de aanjager steeds sneller draaier en overgaan naar de AUTO-modus.
Achterin geblokkeerd Wanneer op de schermtoets Rear Temperature Lock op het Uconnect Touch™ scherm wordt gedrukt, wordt een vergrendelsymbool op het scherm achterin weergegeven. De temperatuur en luchtverdeling achterin worden vanaf door het Uconnect Touch™ systeem geregeld. De inzittenden op de tweede zitrij kunnen de ATCregelknoppen achterin niet bedienen tenzij de toets Rear Temperature Lock is afgezet. UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN (afb.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO Het ATC-systeem achterin bevindt zich in de hemelbekleding in het midden van de auto. (afb. 48) • Druk op de knop Rear Temperature Lock op het Uconnect Touch™ scherm. Hierdoor wordt het pictogram "Temperatuur achterin geblokkeerd" in de temperatuurregelknop achterin uitgeschakeld. • Stel de regelknoppen voor de aanjager, temperatuur en modus achterin af voor het grootste comfort.
Lucht stroom het automatische luchtregelsysteem achterin via een inlaatrooster binnen. Dit rooster bevindt zich aan de rechterzijde in het bekledingpaneel achter de 3e zitrij. De luchtroosters achterin bevinden zich aan de rechterzijde in het bekledingpaneel van de 3e zitrij. Zorg dat u het luchtinlaatrooster of de ventilatieroosters niet blokkeert door voorwerpen of anderszins. Het elektrisch systeem kan zo overbelast raken en de aanjagermotor beschadigen.
AANWIJZINGEN VOOR BEDIENING UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 76 OPMERKING: Zie de tabel aan het eind van dit hoofdstuk voor de juiste instellingen voor de verschillende weersomstandigheden.
Handmatige instellingen voor diverse weersomstandigheden (afb. 49) UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD (afb.
VERLICHTING UW AUTO LICHTSCHAKELAAR VEILIGHEID De koplampschakelaar bevindt zich aan de linkerzijde van het instrumentenpaneel. Met deze schakelaar bedient u de koplampen, de parkeerlichten, de instrumentenverlichting, het dimmen van de instrumentenverlichting, de interieurverlichting en de mistlampen. (afb. 50) CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN Draai de koplampschakelaar rechtsom naar de eerste klikstand om de stadslichten en de instrumentenverlichting in te schakelen.
OPMERKING: De functie "Koplampen aan bij ingeschakelde ruitenwissers" kan met het Uconnect Touch™ systeem worden in- en uitgeschakeld, raadpleeg "Uconnect Touch™ instellingen" in "Uw auto" voor meer informatie. OPMERKING: De uitschakelvertraging van de koplampen kan worden geprogrammeerd met het Uconnect Touch™ systeem, raadpleeg "Uconnect Touch™ instellingen in "Uw auto" voor meer informatie. TIJDSCHAKELAAR KOPLAMPVERLICHTING Deze functie zorgt ervoor dat u nog ca.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN MISTLAMPEN VÓÓR EN MISTACHTERLICHTEN (voor bepaalde uitvoeringen/markten) De schakelaar voor de mistlampen vóór is geïntegreerd in de lichtschakelaar. (afb. 51) De mistlampen vóór en mistachterlichten kunt u naar wens gebruiken als het zicht door mist is verslechterd. De mistlampen worden in deze volgorde ingeschakeld: als u de schakelaar koplampen één keer indrukt, gaan de mistkoplampen aan.
Signal On" (Richtingaanwijzer aan) op de EVIC (voor bepaalde uitvoeringen/markten) en klinkt er een continu geluidssignaal. LANE CHANGE ASSIST (Makkelijk van rijstrook veranderen) Tik de hendel eenmaal naar boven of beneden zonder hem in de klikstand te duwen; het knipperlicht (rechts of links) knippert driemaal en schakelt dan automatisch uit. DIMLICHT/GROOTLICHTSCHAKELAAR Druk de multifunctionele hendel van u weg om het grootlicht in te schakelen.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 82 INTERIEURVERLICHTING INSTELLEN Draai de dimmer helemaal omhoog naar de tweede klikstand om de interieurverlichting in te schakelen. Als de dimmerknop in deze stand staat, blijft de interieurverlichting branden. INTERIEURVERLICHTING VOLLEDIG UITSCHAKELEN (OFF) Draai de dimschakelaar geheel naar beneden in de stand OFF.
INSTAPVERLICHTING De interieurverlichting gaat aan wanneer u de afstandsbediening gebruikt voor het ontgrendelen of openen van de portieren of de achterklep. Deze functie schakelt ook de naderingsverlichting in de buitenspiegels in (voor bepaalde uitvoeringen/ markten). Raadpleeg "Spiegels" in "Uw auto" voor meer informatie. RUITENWISSERS EN -SPROEIERS De bedieningshendel voor de ruitenwissers/sproeier bevindt zich links van de stuurkolom. (afb.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN INTERVALSTAND Gebruik de intervalstand wanneer de weersomstandigheden één wisbeweging vereisen, met een variabele pauze tussen de wisbewegingen. Draai het uiteinde van de hendel in een van de eerste van de vijf standen om de gewenste interval te kiezen. (afb.
• Zet de ruitenwissers uit als u door een automatische autowasstraat gaat. De ruitenwissers kunnen beschadigd raken als u ze niet uitschakelt. • Zet bij koud weer de ruitenwisserschakelaar eerst in de stand OFF en laat de ruitenwissers de ruststand terugkeren voordat u het contact afzet (OFF). Als de ruitenwisserschakelaar in de stand ON blijft staan, vriezen de ruitenwissers aan de voorruit vast en kan de ruitenwissermotor doorbranden wanneer de motor weer wordt gestart.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD KOPLAMPSPROEIERS (voor bepaalde uitvoeringen/markten) De koplampsproeiers zijn verzonken in de bovenkant van het spatbord, in het midden onder de koplamp. Met de bedieningshendel voor de ruitenwissers/ sproeiers bedient u de koplampsproeiers als de contactschakelaar AAN staat en de koplampen AAN zijn. De hendel bevindt zich aan de linkerzijde van de stuurkolom.
Als de achterruitwisser is ingeschakeld wanneer het contactslot in de stand LOCK wordt gezet, keert de ruitenwisser automatisch in de ruststand terug. Wanneer u de motor weer wordt gestart, zal de wisser weer gaan werken volgens de stand van de schakelaar. • Schakel de achterruitwisser uit als u door een autowasstraat rijdt. Er kan schade aan de achterruitwisser worden veroorzaakt als de achterruitwisser ingeschakeld blijft.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD achterruitverwarming aan staat. De achterruitverwarming wordt na ongeveer 10 minuten automatisch uitgeschakeld. OPMERKING: Gebruik de achterruitverwarming uitsluitend terwijl de motor draait, om ontladen van de accu te voorkomen. Als er geen acht wordt geslagen op deze waarschuwingen,kan er schade optreden aan de verwarmingselementen.
gelijktijdig meerdere functies van de elektronische snelheidsregeling bedient. Als dit gebeurt, kan het systeem opnieuw in werking worden gesteld door de knop ON/OFF van de elektronische snelheidsregeling in te drukken en de gewenste snelheid opnieuw in te stellen. IN WERKING STELLEN Druk op de toets ON/OFF. Het controlelampje cruiseregeling in de instrumentengroep gaat branden. Druk nogmaals op de toets ON/OFF om het systeem uit te schakelen. Het controlelampje cruise-regeling gaat uit.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO Als u de snelheid wilt verlagen terwijl de elektronische snelheidsregeling is ingesteld, drukt u op de toets SET (-). Als u de toets ingedrukt houdt in de stand SET (-), wordt de ingestelde snelheid continu verlaagd totdat u de toets loslaat. Laat de toets los zodra de gewenste snelheid is bereikt. De nieuwe snelheid zal vervolgens worden ingesteld. Als u eenmaal op de toets SET (+) drukt, wordt de ingestelde snelheid verhoogd met 2 km/u.
DAKCONSOLE De dakconsole bevat de interieurverlichting, leeslampjes, een bergvakje voor zonnebrillen, een observatiespiegel en een schakelaar voor het optionele, elektrisch bedienbare schuifdak. (afb. 59) INTERIEURVERLICHTING/LEESLAMPJES De dakconsole is voorzien van twee lampjes voor de interieurverlichting. De lampjes gaan aan wanneer u een voorportier, een schuifdeur of de achterklep opent.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN OPBERGVAKJE ZONNEBRIL Om het bergvakje te openen drukt u de reliëfstangen op het klepje van het bergvak in het midden van de console kort in, dan zwaait het klepje open. (afb. 61) ACHTERUITKIJKSPIEGEL VOOR BINNEN De bolle achteruitkijkspiegel biedt de bestuurder en de passagier voorin een breed zicht op de inzittenden achterin.
ALARMKNIPPERLICHTEN De schakelaar voor de waarschuwingsknipperlichten bevindt zich in het schakelaarpaneel op het instrumentenpaneel boven de klimaatregelknoppen. Druk op de schakelaar om de alarmknipperlichten in te schakelen. Zodra u de schakelaar indrukt, gaan alle richtingaanwijzers knipperen om het verkeer te waarschuwen voor een noodsituatie. Druk nogmaals op de schakelaar om de alarmknipperlichten uit te zetten. Dit is een waarschuwingssysteem voor noodsituaties.
Verschuifbare armsteun (alleen automatische versnellingsbak) Voor een eenvoudige toegang tot de opbergruimte kan de middenarmsteun kan ook naar achteren worden geschoven. (afb. 67) UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN (afb. 64) Opbergvak in vloerconsole NOODGEVALLEN WAARSCHUWING! Het voertuig niet bedienen terwijl het consolevak open staat.
FLIP 'N STOW™ OPBERGRUIMTE IN VOORSTOEL PASSAGIERSZIJDE (voor bepaalde uitvoeringen/markten) De ontgrendelriem van de stoel bevindt zich in het midden tussen de zitting en de rugleuning. Trek de riem naar boven om het veerslot te ontgrendelen en daarna naar voren om de zitting open te zetten tot de klikstand. (afb. 68) WAARSCHUWING! Zorg dat de zitting stevig vergrendeld is voordat men erop gaat zitten. Anders biedt de stoel niet voldoende stabiliteit voor de passagiers.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO KAARTENTAS EN LEVENSMIDDELENHOUDERS TWEEDE ZITRIJ (voor bepaalde uitvoeringen/markten) In de rugleuning van de bestuurdersstoel zijn een kaartentas en levensmiddelenhouders aangebracht. (afb. 69) OPBERGVAK IN DE VLOER MET UITNEEMBARE BAK OPMERKING: Zet de voorstoel midden op de rails zodat u makkelijk bij het opbergvak kunt. Dit opbergvak bevindt zich in de vloer achter de voorstoelen.
De bak kan eenvoudig worden gereinigd door de bak, zoals is afgebeeld, aan de openingen op te tillen en hem te verwijderen. (afb. 71) ELEKTRISCHE AANSLUITCONTACTEN In de middenconsole onder de radio bevindt zich een aansluitcontact van 12 volt (13 amp). Op dit aansluitcontact staat spanning wanneer de contactschakelaar in de stand ON/RUN of ACC staat. (afb. 72) Dit aansluitcontact wordt ook gebruikt als gewone aanstekerbus.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO Aan de achterzijde van de middenconsole bevindt zich het derde aansluitcontact van 12 volt. Op dit aansluitcontact staat spanning wanneer de contactschakelaar in de stand LOCK, ON of ACC staat. (afb. 74) Op het linker bekledingspaneel van de bagageruimte bevindt zich het vierde aansluitcontact van 12 volt. Op dit aansluitcontact staat spanning wanneer de contactschakelaar in de stand ON of ACC staat. (afb. 75) WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN (afb.
• Zorg ervoor dat het maximumvermogen van 160 watt (13 amp) bij 12 volt niet wordt overschreden. Als het vermogen van 160 watt (13 amp) wordt overschreden, zal de veiligheidszekering van het systeem moeten worden vervangen. • Het aansluitcontact op de bodem van de middenconsole wordt beveiligd via dezelfde zekering als het aansluitcontact aan de achterzijde van de console. Daarom mag het gecombineerde verbruik niet meer dan 160 watt (13 amp) bij 12 volt bedragen.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 100 (Vervolgd) • Zorg dat het klepje is gesloten tijdens het rijden en wanneer u het aansluitcontact niet gebruikt. • Onjuist gebruik van dit aansluitcontact kan leiden tot een elektrische schok en storing. • Veel accessoires die u op de aansluitcontacten kunt aansluiten, ontvangen ook stroom van de accu in de auto als u ze niet gebruikt (bijv. een autotelefoon, enz.
Wanneer de armsteun is neergeklapt bevinden de bekerhouders zich in de hoofdsteun. De hoofdsteun kan worden versteld om de bekerhouders een betere plaats te geven. (afb. 78) Laat kinderen nooit alleen achter in de auto terwijl de sleutel in de contactschakelaar steekt. Naast de bekerhouders kunnen sommige uitvoeringen zijn voorzien van flessenhouders. De flessenhouders bevinden zich in de portierpanelen. (afb.
UW AUTO VEILIGHEID ELEKTRISCH BEDIENBAAR ZONNEDAK (voor bepaalde uitvoeringen/markten) De schakelaar voor het elektrisch bedienbare schuifdak bevindt zich in de dakconsole tussen de zonnekleppen. (afb. 80) CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD SCHUIFDAK OPENEN — SNEL Als u de schakelaar kort (korter dan een halve seconde) naar achteren duwt, wordt het schuifdak automatisch vanuit elke positie geopend.
SCHUIFDAK OPENEN — HANDMATIG Om het schuifdak te openen, moet u de schakelaar naar achteren indrukken en vasthouden om het volledig te openen. Als u de schakelaar loslaat, stopt de beweging en het schuifdak blijft dan gedeeltelijk open totdat de schakelaar weer ingedrukt en naar achteren geduwd wordt. SCHUIFDAK SLUITEN — SNEL Als u de schakelaar kort (korter dan een halve seconde) naar voren duwt, wordt het schuifdak automatisch vanuit elke positie gesloten.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD Rijwinddruk Rijwinddruk kan worden beschreven als het gevoel van druk op de oren, vergelijkbaar met het akoestisch effect van helikoptergeluid. U kunt in uw auto dit rijwindeffect soms merken als de ramen open zijn of het zonnedak (voor bepaalde uitvoeringen/markten) geheel of gedeeltelijk is geopend. Dit is normaal en het effect kunt u tenietdoen.
WAARSCHUWING! • Voor uw persoonlijke veiligheid en beveiliging in geval van een ongeluk moet u de portieren tijdens het rijden vergrendelen en wanneer u het voertuig parkeert en verlaat. • Neem altijd de sleutelhouder mee uit de auto wanneer u de portieren vergrendeld. Gebruik zonder toezicht van de aanwezige uitrusting in de auto kan ernstig letsel of de dood tot gevolg hebben. • Kinderen nooit alleen in het voertuig laten.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN Automatisch portieren ontgrendelen bij uitstappen Bij auto's met elektrische vergrendeling worden de portieren automatisch ontgrendeld, wanneer: 1. de functie voor het automatische ontgrendelen van de portieren bij uitstappen is ingeschakeld. 2. de auto in de versnelling staat en de auto tot stilstand is gekomen, 3. de versnellingsbak in NEUTRAL of PARK staat, 4. het bestuurdersportier is geopend, 5.
Activeren van het kinderslot 1. Open het achterportier. 2. Steek de punt van de noodsleutel (of een soortgelijk voorwerp) in het kinderslot en draai het slot naar de stand LOCK. (afb. 83) (afb. 84) 3. Herhaal stappen 1 en 2 voor het andere achterportier. OPMERKING: Wanneer het kinderslot is geactiveerd, kan het portier alleen met de portiergreep van buitenaf worden geopend, ook als de ontgrendelknop aan de binnenzijde in de ontgrendelde stand staat.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN de ruit omlaag en opent u het portier via de portiergreep aan de buitenzijde. Het kinderslot uitschakelen 1. Open het achterportier. 2. Steek de punt van de noodsleutel (of een soortgelijk voorwerp) in het kinderslot en draai het slot naar de stand UNLOCK. (afb. 85) 3. Herhaal stappen 1 en 2 voor het andere achterportier.
omhoog komen wanneer het portier wordt ontgrendeld. (afb. 86) OPMERKING: Als "Unlock All Doors 1st Press" (ontgrendel alle portieren na één keer drukken) is ingesteld, worden alle portieren ontgrendeld wanneer u de handgreep van het bestuurdersportier vastpakt. Raadpleeg voor het kiezen tussen "Unlock Driver Door 1st Press" en "Unlock All Doors 1st Press", "Uconnect Touch™ instellingen" in "Uw auto" voor meer informatie.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 110 Onbedoeld vergrendelen van afstandsbediening met Passive Entry in de auto voorkomen Om te voorkomen dat een afstandsbediening met Passive Entry onbedoeld wordt ingesloten in de auto, is het Passive Entry-systeem uitgerust met een automatische portierontgrendelingsfunctie, die in werking treedt wanneer de contactschakelaar in de stand OFF staat.
RAMEN ELEKTRISCH BEDIENDE RAMEN Met de ruitbediening op het bekledingspaneel van het bestuurdersportier kunt u alle portierruiten bedienen. (afb. 89) Op het bekledingspaneel van elk van de portieren bevindt zich een ruitbediening voor het openen en sluiten van de portierruit. De ruitbediening werkt alleen als de contactschakelaar in de stand ON/RUN of ACC staat.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 112 Automatische sluitfunctie met klembeveiliging (voor bepaalde uitvoering/markten) Bij sommige modellen zijn de ramen van het bestuurders- en passagiersportier voorzien van de functie "Automatisch sluiten". Zet de raamschakelaar naar de tweede klikstand, laat deze los, dan gaat het raam automatisch dicht.
nogmaals kort op de ruitblokkeerschakelaar om deze in de stand Omhoog te zetten. (afb. 90) Rijwinddruk Rijwinddruk kan worden beschreven als het gevoel van druk op de oren, vergelijkbaar met het akoestisch effect van helikoptergeluid. U merkt in uw auto dit rijwindeffect soms op terwijl de ramen open zijn, of wanneer het zonnedak (voor bepaalde uitvoeringen/ markten) geheel of gedeeltelijk is geopend. Dit is normaal en het effect kunt u tenietdoen.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN WAARSCHUWING! • Een achterstevoren op de passagiersstoel geplaatst baby- of kinderzitje kan worden geraakt door een zich ontvouwende passagiersairbag,waardoor het kind mogelijk ernstig of zelfs fataal letsel kan oplopen. Deze dampen kunnen schadelijk zijn voor u en uw passagiers. Houd de achterklep dicht terwijl u rijdt.
LAADMANAGEMENTSYSTEEM SYSTEEMFUNCTIES BIJ UITVOERINGEN VOOR VIJF PASSAGIERS • Een hogere laadvloer die bovenop een grote ingebouwde opbergruimte ligt. • Een drievoudig luik dat in de laadvloer is ingebouwd zodat men makkelijk toegang heeft tot de voorwerpen in de opbergruimte. • 60/40 verdeelde, neerklapbare tweede zitrij waardoor meer laadruimte beschikbaar komt. Raadpleeg “Stoelen” voor meer informatie. • Een optionele neerklapbare passagiersstoel voorin waardoor de laadruimte nog verder wordt uitgebreid.
SJORHAKEN BAGAGE UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD WAARSCHUWING! De sjorhaken zijn geen veilige verankeringen voor de ankerband van een kinderzitje. Bij een noodstop of een botsing kan een haak worden losgetrokken en kan het kinderzitje losraken. Het kind zou ernstig letsel kunnen oplopen. Gebruik alleen de ankerpunten die speciaal bedoeld zijn voor de ankerbanden voor kinderzitjes.
OPROLBAAR DEKZEIL VOOR DE LAADRUIMTE (voor bepaalde uitvoeringen/ markten) — UITVOERINGEN VOOR VIJF PASSAGIERS OPMERKING: Het dekzeil is bedoeld om bagage aan het zicht te onttrekken, niet om deze vast te zetten. Het dekzeil voorkomt niet dat bagage verschuift en beschermt de inzittenden niet tegen losliggende voorwerpen. Breng vervolgens de veerstang aan de tegenoverliggende kant van de dekzeilbehuizing in het bevestigingspunt aan de tegenoverliggende kant van de auto.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWING! Een dekzeil dat niet is bevestigd aan de auto kan bij een aanrijding letsel veroorzaken. Het kan losschieten als men plots moet remmen en een inzittende treffen. Berg het dekzeil niet op in de bagageruimte of in het interieur. Verwijder het afdekpaneel uit de auto als dit wordt losgemaakt van de bevestiging. Berg het afdekpaneel niet weg in de auto.
Om mogelijke schade te voorkomen: • U moet zorgen dat de steunstang van de motorkap goed is bevestigd in de houderklemmen voordat u de motorkap sluit. • De motorkap niet met kracht sluiten. Sluit de motorkap met een ferme neerwaartse beweging zodat beide vergrendelingen stevig vastklikken. Rijd nooit met uw auto als de motorkap niet volkomen via beide vergrendelingen gesloten is. (afb. 98) Veiligheidspal motorkap WAARSCHUWING! Controleer of de motorkap goed vergrendeld is voor u gaat rijden.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 120 IMPERIAAL (voor bepaalde uitvoeringen/markten) De zijrails op het dak van uw auto zijn NIET bestemd om lading te dragen zonder de montage van dwarsdragers. Bij uw FIAT-dealer kunt u metalen dwarsdragers kopen waarmee u een functioneel dakdragersysteem kunt creëren.
WAARSCHUWING! Bind de lading stevig vast voordat u met uw auto gaat rijden. Onzorgvuldig vastgebonden lading kan van de auto afvliegen, vooral bij hoge snelheden, waardoor letsel en materiële schade kan ontstaan. Volg de Waarschuwingen betreffende de dakdrager op wanneer u lading op uw dakdrager vervoert. REMSYSTEEM Uw auto is uitgerust met een remsysteem met twee afzonderlijke hydraulische remcircuits. Als een van deze twee hydraulische remcircuits uitvalt, blijft het andere systeem functioneren.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 122 WAARSCHUWING! • Rijden met ‘slippend rempedaal’ is gevaarlijk en kan ongevallen veroorzaken. Rijden met de voet op het rempedaal veroorzaakt abnormaal hoge remtemperaturen, verhoogt de slijtage van de remblokken en kan leiden tot het uitvallen van het remsysteem.
ELEKTRONISCH REMSYSTEEM Uw auto is uitgerust met een geavanceerde elektronische remkrachtregeling die gewoonlijk ESC wordt genoemd. Dit systeem bestaat uit een antiblokkeersysteem (ABS), een remassistent (Brake Assist System (BAS)), een tranctieregelsysteem (Traction Control System (TCS)), elektronische kantelbeveiliging (Electronic Roll Mitigation (ERM)), elektronische stabiliteitsregeling (Electronic Stability Control (ESC)), en stabilsatieregeling voor aanhangers (Trailer Sway Control (TSC)).
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 124 (Vervolgd) • Pompend remmen heeft op het ABS-systeem een averechtse uitwerking. De effectieve remkracht wordt hierdoor verminderd en het risico van een ongeval neemt toe. Pompend remmen verlengt de remweg.Wanneer u wilt remmen of stoppen, trapt u gewoon stevig het rempedaal in.
door de mate van remmen af te lezen en past vervolgens de optimale druk toe op de remmen. Dit systeem kan helpen om de remweg in te korten. Het BAS vult het ABS aan. Wanneer u heel snel op het rempedaal trapt, is de assistentie van BAS optimaal. Om van het systeem te profiteren moet u aanhoudend remdruk uitoefenen tijdens het stoppen (niet "pompend" remmen). Verminder de druk op het rempedaal niet, tenzij u niet langer hoeft te remmen. Zodra u het rempedaal loslaat, wordt het BAS uitgeschakeld.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 126 WAARSCHUWING! Er zijn veel factoren, zoals de belading van het voertuig en de weg- en rijomstandigheden, die ervoor kunnen zorgen dat een wiel wordt opgetild of het voertuig kantelt.
Full On (Volledig aan) Dit is de normale bedrijfsmodus van de ESC. Wanneer de auto wordt gestart,verkeert het systeem in deze modus. Deze modus dient te worden gebruikt onder bijna alle rijomstandigheden. De ESC mag alleen wegens specifieke redenen in de bedrijfsmodus "Partial Off" (Gedeeltelijk uit) worden geschakeld, zoals hieronder wordt beschreven. Raadpleeg "Partial Off" (Gedeeltelijk uit) voor nadere informatie.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 128 WAARSCHUWING! Wanneer ESC in de stand “Partial Off ” (Gedeeltelijk uit) staat, wordt de functionaliteit van het TCS, (behalve de functie beperkte slip beschreven in het hoofdstuk TCS), uitgeschakeld en brandt het indicatielampje "ESC OFF".Alle overige stabiliteitsvoorzieningen van het ESC-systeem functioneren normaal.
manoeuvre die de activering van het ESC-systeem heeft veroorzaakt. Het controlelampje elektronisch stabiliteitsprogramma UIT duidt aan dat de elektronische stabiliteitsregeling (ESC) is uitgeschakeld. ANTISLINGERREGELING (TSC) De TSC maakt gebruik van sensoren in het voertuig die een te grote slingering van de aanhanger detecteren. De TSC treedt automatisch in werking zodra bemerkt wordt dat de aanhanger gevaarlijk slingert.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES BOORDDIAGNOSESYSTEEM — OBD II Uw auto is uitgerust met een geavanceerd diagnosesysteem dat OBD II heet (On-Board Diagnostic). Dit systeem bewaakt de regelsystemen voor uitlaatgasemissie, de motor en de automatische versnellingsbak.
STUURBEKRACHTIGING Het standaard stuurbekrachtigingssysteem zorgt voor een optimale reactie op stuurmanoeuvres en maakt de auto gemakkelijk bestuurbaar als er weinig ruimte is. Het systeem voorziet in mechanische stuurkracht als de stuurbekrachtiging eventueel wegvalt. Als de stuurbekrachtiging om een of andere reden uitvalt, blijft de auto normaal bestuurbaar. Onder dergelijke omstandigheden is er wel aanzienlijk meer stuurkracht nodig, vooral bij lage rijsnelheden en tijdens parkeermanoeuvres.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 132 Spoel het systeem van de stuurbekrachtiging niet met chemicaliën, omdat daardoor de onderdelen van de stuurbekrachtiging beschadigd kunnen raken. Dergelijke schade wordt niet gedekt door de beperkte garantie van een nieuw voertuig.
Het TPM-systeem blijft de bestuurder waarschuwen zolang er niets aan de lage spanning gedaan wordt, en schakelt pas uit als de bandenspanning gelijk is aan of hoger is dan de aanbevolen waarden in de bandenspanningstabel. Zodra het waarschuwingslampje voor lage bandenspanning gaat branden, dient u de betreffende band(en) op te pompen tot de waarde die in de bandenspanningstabel vermeld staat. Als dat is gebeurd, dooft het waarschuwingslampje.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 134 • Als u met een ruim onvoldoende opgepompte band rijdt, raakt de band oververhit en kan een klapband optreden. Een te lage bandenspanning verhoogt ook het brandstofverbruik, vermindert de levensduur van de band en kan het rij- en remgedrag van de auto nadelig beïnvloeden.
herhaald indien de systeemfout zich nog steeds voordoet. Het waarschuwingslampje voor lage bandenspanning gaat uit als de storing is opgeheven. Systeemfouten kunnen optreden door de volgende oorzaken: 1. Storing door elektronische toestellen of als men langs installaties rijdt die dezelfde radiofrequenties afgeven als de TPMS-sensors. 2. Installatie van een bepaalde kleur ramen die men later aanbrengt waardoor de radiogolfsignalen worden beïnvloed. 3. Veel sneeuw of ijs aan de wielen of de wielhuizen. 4.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD waarschuwingslampje voor lage bandenspanning niet meer branden. Om het TPMS weer in werking te stellen moet u eerst alle vier banden- en wielstellen (wegbanden) vervangen met banden met TPM-sensors (bandenspanningscontrole). Rij daarna tot 20 minuten met een snelheid van meer dan 25 km/u.
Als dit gebeurt, dient u direct te stoppen en de banden met te lage spanning (knipperend op het EVIC-scherm) op de spanning te brengen die in de bandenspanningstabel staat vermeld. Het systeem wordt automatisch bijgewerkt, het knipperen van de te lage waarden in de grafiek op het EVIC-display stopt en het waarschuwingslampje dooft zodra het systeem de juiste bandenspanning registreert.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 138 2. Indien u de thuiskomer aanbrengt in plaats van een band met een spanning onder de waarschuwingsgrens, blijft het TPM-verklikkerlampje branden en klinkt er een geluidssignaal de volgende keer dat u de auto start. Daarnaast zal de grafische voorstelling in het EVIC een knipperende spanningswaarde blijven tonen. 3.
Om het TPMS weer in werking te stellen moet u eerst alle vier banden- en wielstellen (wegbanden) vervangen met banden met TPM-sensors (bandenspanningscontrole). Rij daarna tot 20 minuten met een snelheid van meer dan 25 km/u.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN PARKSENSE® WAARSCHUWINGSSCHERM Het ParkSense® waarschuwingsscherm wordt alleen weergegeven als Sound and Display (beeld en geluid) m.b.v. het Uconnect Touch™ systeem is geselecteerd. Raadpleeg “Uconnect Touch™ instellingen” voor meer informatie. Het ParkSense® waarschuwingsscherm bevindt zich in het elektronisch voertuig informatie centrum (EVIC).
Het systeem geeft een gedetecteerd obstakel aan met drie boogjes en laat gedurende een halve seconde een toon horen. Als de auto het object nadert, zal het EVIC-display minder bogen laten zien en de geluidstoon zal veranderen van langzaam naar snel tot ononderbroken. (afb. 105) (afb. 106) (afb. 107) UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN (afb. 106) Snelle toon NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES (afb. 105) INHOUD (afb.
UW AUTO De auto is dichtbij het obstakel als het EVIC-display een knipperende boog laat zien en een ononderbroken toon laat horen.
ONDERHOUD VAN DE PARKSENSE® PARKEERSENSOREN ACHTER Wanneer de ParkSense® parkeersensoren achter niet correct werken, laat het Elektronisch Voertuig Informatie Centrum (EVIC) de gong eenmaal per contactcyclus klinken en verschijnt op de display het bericht "CLEAN PARK ASSIST SENSORS" (parkeersensoren reinigen) of "SERVICE PARK ASSIST SYSTEM" (laat parkeersensoren repareren). Raadpleeg “Elektronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC)” voor meer informatie.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 144 kan leiden tot een slechte systeemwerking. Het ParkSense® systeem kan obstakels achter de auto/bumper over het hoofd zien of abusievelijk aangeven dat er een obstakel achter de auto/bumper aanwezig is. • Voorwerpen zoals fietsendragers, trekhaken, etc. mogen tijdens het rijden niet binnen 30 cm van de achterbumper zijn geplaatst.
PARKVIEW® ACHTERUITRIJCAMERA (voor bepaalde uitvoeringen/ markten) Uw auto is mogelijk voorzien van een ParkView® achteruitrijcamera. Hiermee kunt u het gebied achter de auto op het scherm zien wanneer de schakelhendel in de stand REVERSE (achteruit) wordt gezet. De afbeelding wordt aan de bovenzijde van het aanraakscherm van de radio weergegeven, samen met de waarschuwing "Controleer de gehele omgeving". Na vijf seconden verdwijnt deze opmerking.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 146 WAARSCHUWING! Bestuurders moeten voorzichtig achteruit rijden, ook al wordt er gebruik gemaakt van de achteruitrijcamera.Kijk altijd goed vóór of achter uw auto, controleer of zich daar geen voetgangers, dieren, andere voertuigen of obstakels bevinden en let op dode hoeken voordat u voor- of achteruitrijdt.
GELUIDSSYSTEMEN Raadpleeg de Uconnect Touch™ gebruikershandleiding. NAVIGATIESYSTEEM (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Raadpleeg de Uconnect Touch™ gebruikershandleiding.
STUURBEDIENING VOOR AUDIO UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN De knoppen van de afstandsbediening van het audiosysteem bevinden zich achter op het stuur. De regelknoppen rechts en links zijn tuimelschakelaars met een druktoets in het midden van elke schakelaar. Reik met uw vingers achter het stuur om de knoppen te bedienen. (afb. 108) FUNCTIES RECHTERSCHAKELAAR • Druk de bovenkant van de schakelaar in om de geluidssterkte hoger te zetten.
UCONNECT™ MULTIMEDIA VIDEO ENTERTAINMENT SYSTEM (VES)™ (voor bepaalde uitvoeringen/ markten) Het Video Entertainment Systeem (VES)™ achterin is een systeem waaraan u en uw gezin jarenlang plezier kunnen beleven. U kunt uw lievelings-cd's en dvd's afspelen, luisteren naar muziek via de draadloze hoofdtelefoons of er allerlei spelcomputers of audioapparatuur op aansluiten. U wordt verzocht deze gebruikershandleiding door te lezen om uzelf vertrouwd te maken met de functies en bediening van het systeem.
UW AUTO VEILIGHEID Met de bijgeleverde draadloze tweekanaals hoofdtelefoons stelt het VES™ de passagiers achterin in staat om tegelijkertijd naar twee verschillende geluidskanalen te luisteren. Dankzij de draadloze afstandsbediening kunnen de passagiers achterin wisselen van zender, muzieknummer en cd en omschakelen van geluids- naar beeldfunctie of omgekeerd.
Knop voor de afstandsbediening AM/FM/ MW/LW Pijl omlaag, Omlaag vorige zoeken* Pijl naar rechts FF Pijl naar links RW SAT– Audio Vorige zender* Omhoog Volgende afstemmen* zender* Omlaag Vorige afstemmen* zender* Standaard schermen HDD– DISC/ AUX/AUX1/ Hard DVD AUX2 Disc Drive Volgende zender Volgende zender Volgende zender Vorige nummer Snel vooruit Snel achteruit Audio: Vorige nummer Video Vorig afspelen: hoofdstuk VideoSelectie menu: omlaag Audio: Snel vooruit Video Snel afspelen: vooruit
UW AUTO Knop voor de afstandsbediening AM/FM/ MW/LW SAT– Audio Standaard schermen HDD– DISC/ AUX/AUX1/ Hard DVD AUX2 Disc Drive VEILIGHEID Enter Numeriek Numeriek Niet beinvoermenu invoerschikbaar weergeven* menu weergeven* Numeriek Audio: invoermenu weergeven Video afspelen: Videomenu: Niet beschikbaar Terug Niet beschik- Niet bebaar schikbaar Niet beschikbaar Niet beschikbaar CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOU
Knop voor de afstandsbediening Setup Menu AM/FM/ MW/LW SAT– Audio Niet beschik- Niet bebaar schikbaar Niet beschik- Niet bebaar schikbaar Standaard schermen HDD– DISC/ AUX/AUX1/ Hard DVD AUX2 Disc Drive Menu Weergaveinstellingen tonen/ verbergen Menu Geselecteerd kanaal tonen Menuschermen Menu Instellen voor scherm modusselectie Niet beAudio: Niet be- Audio: Niet be- Terug naar standaardschikbaar schikbaar Niet be- schikschikbaar baar scherm Video Instellin- Video: afspelen: gen menu tonen/ Weerver
UW AUTO Knop voor de afstandsbediening AM/FM/ MW/LW SAT– Audio Standaard schermen HDD– DISC/ AUX/AUX1/ Hard DVD AUX2 Disc Drive VEILIGHEID Afspelen/ pauze Niet beschik- Niet bebaar schikbaar Niet beschikbaar Stop Niet beschik- Niet bebaar schikbaar Niet beschikbaar CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD Mute (geluid uit) TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 154 Menuschermen Menu Instellen voor scherm modusselectie Pauzeren/ Audio: Pauzeren/ Niet be- Ni
Knop voor de afstandsbediening AM/FM/ MW/LW SAT– Audio Slow Niet beschik- Niet be(Vertraagd) baar schikbaar Status Niet beschik- Niet bebaar schikbaar Standaard schermen HDD– DISC/ AUX/AUX1/ Hard DVD AUX2 Disc Drive Niet beschikbaar Niet beschikbaar VerNiet betraagde schikbaar modus en info over inhoud Menuschermen Menu Instellen voor scherm modusselectie Audio: Niet be- Niet be- Niet be- Niet beschikbaar schikschikschikbaar baar baar Video Verafspelen: traagd afspelen/ hervatten VideoNiet bemenu:
UW AUTO Knop voor de afstandsbediening AM/FM/ MW/LW SAT– Audio Standaard schermen HDD– DISC/ AUX/AUX1/ Hard DVD AUX2 Disc Drive VEILIGHEID Prog omlaag CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 156 Vorige voor- Vorige Niet bekeurzender* voorkeur- schikbaar zender* Niet beschikbaar Zorg dat de schakelaar voor de afstandsbediening ingesteld is op het scherm of kanaal dat bediend moet worden: 1 of 2.
keuzeschakelaar op kanaal 2 staat, regelt de afstandsbediening de functies van kanaal 2 van de hoofdtelefoon (linkerkant van het scherm). 5. ▸▸ – In radiomodus: druk hierop om de volgende zender te zoeken. In diskmodi: druk hierop en houd de toets ingedrukt om snel vooruit te spoelen door het huidige audionummer of videohoofdstuk. In menumodi: gebruik deze toets voor menunavigatie. 6. ▾ / Prev – In radiomodus: druk hierop om de vorige zender te selecteren.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 17. ◂◂ – In radiomodi: druk hierop om de vorige zender te zoeken. In diskmodi: druk hierop en houd de toets ingedrukt om snel terug te spoelen door het huidige audionummer of videohoofdstuk. In menumodi: gebruik deze toets voor menunavigatie. 18. ENTER – Druk op deze knop om de gemarkeerde optie in een menu te selecteren. 19.
Vervangen van de batterijen De afstandsbediening werkt op twee batterijen van het type AAA. Vervangen van de batterijen: • Schuif het klepje van het batterijvak aan de achterkant van de afstandsbediening omlaag. • Vervang de batterijen en breng ze aan in de richting die staat aangegeven aan de binnenkant van het vak. • Breng het klepje van het batterijvak weer aan. Gebruik van hoofdtelefoons De hoofdtelefoons ontvangen twee aparte audiokanalen via een infraroodzender van het beeldscherm.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 160 OPMERKING: • Als beide schakelaars op kanaal 1 staan, regelt de afstandsbediening kanaal 1 en worden de hoofdtelefoons op het geluid van kanaal 1 van het VES™ afgestemd. • Als beide schakelaars op kanaal 2 staan, regelt de afstandsbediening kanaal 2 en worden de hoofdtelefoons op het geluid van kanaal 2 van het VES™ afgestemd. 2.
schuimstukken zijn verkrijgbaar voor een klein bedrag). UNWIRED TECHNOLOGY IS NIET AANSPRAKELIJK VOOR LETSEL OF SCHADE ALS GEVOLG VAN HET GEBRUIK OF EEN STORING OF DEFECT VAN HET PRODUCT, NOCH IS UNWIRED AANSPRAKELIJK VOOR ENIGE ALGEMENE, BIJZONDERE, DIRECTE, INDIRECTE, INCIDENTELE, VOORTVLOEIENDE, MORELE, STRAFRECHTELIJKE SCHADE OF SCHADE VAN ENIGE ANDERE SOORT OF AARD.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN de linkerkant van het scherm (kanaal 1) toont de status/modus van het scherm van de eerste stoel achterin en de rechterkant van het scherm (kanaal 2) toont de status/modus van het scherm van de tweede stoel achterin. Als kanaal 1 zich in een videomodus bevindt, wordt het beeld getoond op het scherm van de eerste stoel achterin als een beeld op het hele scherm.
radio de radiofuncties regelen. In dat geval kan VES™ de radiomodus delen, maar niet van zender veranderen totdat de radiomodus veranderd is in een modus die anders is dan de in VES™ gekozen radiomodus. Bij deling heeft de radio voorrang boven VES™ of alle radiomodi (FM, AM en SAT). Het VES™ kan de tuner (AM/FM/MW/LW), SEEK, TUNE (zoeken, afstemmen) omschakelen en vooraf ingestelde radiomodi terugroepen zolang het systeem niet in de gedeelde modus staat.
UW AUTO 4. VEILIGHEID 5. CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN 6. ONDERHOUD 7. 8. TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 164 (geluid uit): als het pictogram "Mute" verschijnt, is het geluid voor kanaal 2 gedempt met behulp van de MUTE-toets op de afstandsbediening. Modus kanaal 2 – Geeft de huidige bron voor kanaal 2 weer.
Menu met numeriek toetsenbord (afb. 115) Als het weergavevenster voor hetzij kanaal 1 of kanaal 2 een directe actie-toets toont, activeert de ENTERtoets van de afstandsbediening een menu met een Numeriek toetsenbord (zoals te zien in afbeelding 115 "Kanaal 1"). In dit scherm kunt u eenvoudig een bepaalde radiofrequentie, satellietzender of nummer invoeren. Het gewenste cijfer invoeren: 1. Druk op de navigatietoetsen (▴, ▾, ▸, ◂) van de afstandsbediening naar het gewenste cijfer te sturen. 2.
Beeldinstellingen (afb. 117) UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN Wanneer u een videobron (dvd-video met disk in afspeelmodus, Aux-video, enz.) bekijkt, activeert u het menu Display Settings (Beeldinstellingen) door op de toets SETUP van de afstandsbediening te drukken. Deze instellingen bepalen de weergave van het beeld op het scherm.
Waarom verandert de modus van het scherm automatisch? Om de bediening van het VES™ zo eenvoudig mogelijk te houden en de bestuurder zo weinig mogelijk af te leiden, zijn er bepaalde momenten waarop het scherm (de schermen) automatisch overschakelt (overschakelen) naar de dvd-modus. Dit gebeurt wanneer: • er een disk in de dvd-speler (indien aanwezig) wordt geplaatst • de knop PLAY op het front van de dvd-speler wordt ingedrukt nadat de stop- of pauze-toets is ingedrukt, of bij • AM/FM-selectie via radio.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 168 BEDIENING iPod®/USB/MP3 (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Deze voorziening maakt het mogelijk een iPod® of extern USB-apparaat aan te sluiten op de USB-poort. iPod® regeling is compatibel met mini-, 4G-, foto-, nano-, 5G-, iPod® en iPhone® apparaten. Sommige versies van de iPod® software zijn mogelijk niet volledig compatibel met de iPod® functies.
RADIOWEERGAVE EN MOBIELE TELEFOONS Onder bepaalde omstandigheden kan een ingeschakelde mobiele telefoon in uw auto de radio storen. Deze situatie kunt u verhelpen door de antenne van de mobiele telefoon te verplaatsen. Dit probleem is niet schadelijk voor de radio. Wanneer de radio nog steeds niet naar tevredenheid werkt nadat de antenne is verplaatst, is het raadzaam de radio zachter of uit te zetten wanneer de mobiele telefoon in gebruik is.
• Een slecht passende brandstofvuldop kan schade aan het brandstofsysteem of aan het emissieregelsysteem veroorza- UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN ken. • Door een slecht passende dop kan er vuil in het brandstofsysteem terechtkomen. • Als de tankdop niet goed afsluit, kan het storingsindicatielampje gaan branden. • Om te voorkomen dat brandstof wordt gemorst en de tank te vol wordt, is het beter de brandstoftank niet tot de rand toe te vullen.
BERICHT "LOOSE FUEL FILLER CAP" (BRANDSTOFVULDOP LOS) Als het diagnosesysteem van het voertuig bepaalt dat de brandstofvuldop los is, niet op de juiste wijze is geïnstalleerd of beschadigd is, verschijnt het woord "gASCAP" (brandstofdop fout) op de kilometerteller. Als dit gebeurt, draai dan de brandstofvuldop vast tot u een klik hoort en druk op de toets TRIP ODOMETER [DAGTELLER] om het bericht af te zetten.
VEILIGHEID UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 172 VEILIGHEIDSGORDELSYSTEMEN Een zeer belangrijke veiligheidsvoorziening in uw auto is het beveiligingssysteem voor de inzittenden: • Driepuntsveiligheidsgordels voor alle zitstanden.
WAARSCHUWING! Bij een ongeval bestaat het risico dat u en uw passagiers aanmerkelijk ernstiger letsel oplopen wanneer de veiligheidsgordels niet op de juiste wijze worden gedragen. U kunt in aanraking komen met de binnenkant van uw auto of met andere passagiers of u kunt uit de auto worden geslingerd. Zorg altijd dat u en uw passagiers in uw auto de autogordels op de juiste wijze dragen. Gesp de autogordel altijd aan, ook tijdens korte ritten, ook al bent u een ervaren bestuurder.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 174 (Vervolgd) • De autogordels zijn bedoeld om op de beenderstructuur van het lichaam te rusten en moeten laag over de heup of de over heup, borst en schouders, indien van toepassing, worden gedragen; men dient te voorkomen dat het heupgedeelte van de gordel op de buik rust.
(afb. 119) Uittrekken van heup/schoudergordel (afb. 120) De tongplaat in de gesp steken WAARSCHUWING! • Een autogordel waarvan de gesp in de verkeerde sluiting is bevestigd, biedt onvoldoende bescherming. Het heupgedeelte valt dan mogelijk te hoog over uw lichaam, waardoor inwendig letsel kan worden veroorzaakt. Gesp uw autogordel altijd vast in de sluiting pal naast u. • Een te losse autogordel biedt onvoldoende bescherming.
UW AUTO VEILIGHEID 4. Leg de heupgordel over uw dijen, onder de buik. Om een losse heupgordel strak te trekken, moet u het schoudergedeelte van de gordel aantrekken. Om een te strakke heupgordel losser te maken, kantelt u de gesp en trekt u aan de heupgordel. Een nauw aansluitende autogordel verkleint het risico dat u onder de gordel doorglijdt bij een ongeval. (afb. 121) CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN 5.
WAARSCHUWING! Een gerafelde of gedraaid zittende gordel kan bij een ongeval scheuren, waardoor u niet langer beschermd bent. Controleer de autogordels van tijd tot tijd op scheuren, rafels en losse delen. Laat beschadigde onderdelen direct vervangen. Probeer niet zelf de gordels aan te passen of uit elkaar te halen.Autogordels moeten na een aanrijding direct worden vervangen als beschadigingen zijn ontstaan (sluiting of gesp verbogen, scheurtjes en rafels, enz.).
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 178 VEILIGHEIDSGORDELS OP PASSAGIERSZITPLAATSEN De veiligheidsgordels op de passagierszitplaatsen zijn voorzien van een oprolautomaat met automatische vergrendeling (ALR) of een geschakelde gordelspanner, die wordt gebruikt voor het veilig bevestigen van een kinderzitje.
WAARSCHUWING! • Laat de gordel en de rolautomaat vervangen als de "automatische rolvergrendeling" of een andere autogordelfunctie niet correct werkt bij een controle volgens de procedures in de werkplaatshandleiding. • Als u gordel en rolautomaat nalaat te vervangen als dat nodig is, verhoogt u de kans op letsel bij botsingen. GORDELSPANNERS De veiligheidsgordels voor de beide voorstoelen zijn voorzien van gordelspanners, die ervoor zorgen dat een loszittende gordel wordt strak getrokken bij een ongeval.
UW AUTO VEILIGHEID OPMERKING: De actieve hoofdsteunen (AHR) kunnen geactiveerd worden bij een frontale botsing of een botsing van opzij. Als echter tijdens een frontale botsing een secundaire botsing van achteren plaatsvindt, kan de AHR geactiveerd worden naargelang het soort botsing. (afb. 123) OPMERKING: Raadpleeg "Actieve hoofdsteunen afstellen" in "Uw auto" voor meer informatie over het correct afstellen en positioneren van de hoofdsteunen.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN (afb. 126) (afb. 124) Positiepunten van de handen op AHR 3 — laatste beweging omlaag om het vergrendelmechanisme te activeren NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES (afb. 125) 1 — beweging omlaag 2 — beweging naar achteren INHOUD (afb.
UW AUTO OPMERKING: • Als u problemen ondervindt met het opnieuw instellen van de actieve hoofdsteunen, neemt u contact op met een erkende dealer. VEILIGHEID • Laat uit veiligheidsoverwegingen de actieve hoofdsteunen controleren door een specialist bij een erkende dealer.
van het elektronische voertuiginformatiecentrum EVIC wordt weergegeven. Als de actieve motorkap geactiveerd is, moet u de auto door een erkende dealer laten repareren. De scharnieren van de motorkap moeten worden gerepareerd en de actuatoren moeten worden vervangen vervangen om de werking van het systeem te herstellen.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 184 WAARSCHUWING! • Wanneer u een airbagwaarschuwingslampje op uw instrumentenpaneel of het bericht "SERVICE ACTIVE HOOD" (ONDERHOUD ACTIEVE MOTORKAP) op het EVIC negeert, kan dat betekenen dat de actieve motorkap de voetgangersbescherming niet verhoogt.
snelheid boven 8 km/u heeft bereikt. De waarschuwingscyclus duurt 96 seconden of totdat de betreffende veiligheidsgordels zijn vastgegespt. Nadat de cyclus is voltooid, blijft het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordels branden totdat beide gordels vóór zijn vastgegespt. De bestuurder behoort ook alle andere inzittenden erop te wijzen hun veiligheidsgordels vast te gespen.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO AUTOGORDELS VOOR KINDEREN Iedereen in uw auto moet altijd een autogordel dragen, ook baby's en kinderen. Kinderen van 12 jaar en jonger moeten onderweg goed vastgegespt zijn op de achterbank als dat mogelijk is. Statistieken tonen aan dat kinderen veiliger zijn wanneer ze op de achterste zitplaatsen zijn vastgegespt (en niet op de voorstoelen). (afb. 129) WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD (afb.
Stoelstand (of andere plaats) Gewichtsklasse Groep — tot 10 kg Groep 0+ — tot 13 kg Groep 1 – 9 tot 18 kg Groep II – 15 tot 25 kg Groep III – 22 tot 36 kg Voorstoel passagierszijde X Tweede Achter Tweede Achter zitrij buitenzitrij midden buitenzijde midden zijde *U N.v.t. **U U X *U N.v.t. **U U X *U N.v.t. **U U X *U N.v.t. **U U X *U N.v.t. **U U Legenda voor letters in het schema hierboven: U = Geschikt voor universele kinderzitjes, goedgekeurd voor deze gewichtsklasse.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 188 Tabel ISOFIX-posities voor het voertuig Zitplaatsen rechts en Voorstoel links aan GrootAchter Achter Gewichtsklasse Bevestiging passagiershet raam teklasse buitenzijde midden zijde op de tweede zitrij F ISO/L1 X X X **IUF / X Draagbare wieg G ISO/L2 X X X X / **IUF (1) X X X X E ISO/R1 X X X *IUF / *IUF 0 — tot 10 kg (1) X X X X E ISO/R1 X X X *IUF / *IUF D ISO/R2
Legenda voor letters in het schema hierboven: (1) Voor de CRS die geen ISO/XX -identificatie hebben (A tot G) voor de geldende gewichtsklasse moet de autofabrikant het beschermingssysteem voor kinderen van ISOFIX dat specifiek voor dat voertuig is bedoeld aanbevelen voor elke positie. IUF = geschikt voor naar voren gekeerde kinderbeveiligingssystemen van ISOFIX in de universele categorie die voor gebruik bij deze gewichtsklasse is goedgekeurd.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 190 WAARSCHUWING! Achterwaarts gerichte kinderzitjes mogen uitsluitend op de voorstoel van een auto met passagiersairbag worden geplaatst als deze airbag is uitgeschakeld. Bij opblazen kan de airbag anders ernstig en zelfs dodelijk letsel toebrengen aan de baby.
6. Schuif de gordelgesp op de gordelband naar boven tot de autogordel om de heupen van het kind kan worden vastgemaakt. OPMERKING: Leg de heupgordel laag over de heupen en trek de gordel zo strak mogelijk aan. 7. Wanneer de gordel lang genoeg is, plaatst u de gesp in de gespsluiting tot u een klik hoort. (afb. 132) 8. Om de speling uit de heupgordel te verwijderen trekt u het schoudergedeelte van de gordel naar boven. 9. Om de gordel los te maken drukt u op de rode knop op de gespsluiting.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 192 WAARSCHUWING! Zorg dat de zitting stevig vergrendeld is voordat men erop gaat zitten. Anders is de zitting niet voldoende stabiel voor kinderzitjes en/of de andere inzittenden.Wanneer de zitting niet goed is vergrendeld, kan dit leiden tot ernstig letsel.
• Volg nauwkeurig de instructies op van de fabrikant wanneer u een kinderzitje installeert. Als u het zitje niet op de juiste wijze installeert, functioneert het misschien niet juist wanneer dat nodig is. • Gesp het kind in het zitje vast volgens de aanwijzingen van de fabrikant van het zitje. WAARSCHUWING! Wanneer u het baby- of kinderzitje niet gebruikt, zet dit dan vast met de autogordel of verwijder het uit de auto. Laat het zitje nooit los in de auto liggen.
De lage ankerpunten zijn ronde stangen aan de achterzijde van de zitting, in de hoek die wordt gevormd door zitting en rugleuning. Deze stangen zijn nog net zichtbaar wanneer u tegen de zitting steunt om het kinderzitje te installeren. U voelt deze stangen wanneer u met de vinger langs de rand gaat waar rugleuning en zitting samenkomen. (afb. 134) UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO Verder bevinden zich ankerbanden achter de rugleuning van alle zittingen achterin bij de vloer. (afb.
voor het strak stellen van de band. Voorwaarts gerichte kinderzitjes en sommige achterstevoren gerichte babyzitjes hebben vaak ook een bevestigingsband, een haak voor bevestiging aan de bandankerpunten en een versteller waarmee u de strakheid van de band regelt. U maakt eerst het verstelmechanisme aan de onderste banden en aan de verankeringsband los, zodat u de haken of koppelingen gemakkelijker aan de verankeringspunten in de auto kunt vastmaken.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 196 WAARSCHUWING! Onjuiste bevestiging aan de ISOFIXankers kan ertoe leiden dat het kinderzitje niet goed functioneert. Het kind kan zo ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen. Volg daarom bij de bevestiging van een kinderzitje de aanwijzingen van de fabrikant nauwgezet op.
hoort u een klikgeluid. Dit geeft aan dat de automatische rolvergrendeling is geactiveerd. 2. Trek daarna aan eventuele slappe delen van de gordel om het heupgedeelte rond het kinderzitje strak te trekken. Alle autogordelsystemen worden na verloop van tijd losser, dus u moet de gordel af en toe controleren en, indien nodig, aantrekken.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 198 OPMERKING: Voorkom dat de ankerband in de opening tussen de rugleuningen van de achterbank verdwijnt wanneer u de band strak trekt. WAARSCHUWING! • De bevestigingen van kinderzitjes zijn ontworpen om alleen de last van op de juiste wijze aangebrachte kinderzitjes te weerstaan.
voorpassagiersstoel die registreert of de veiligheidsgordel voor de bestuurdersstoel of de voorpassagiersstoel is vastgeklikt. De gesp van de veiligheidsgordel kan de mate van opblazen van de geavanceerde frontairbags aanpassen. Dit voertuig is uitgerust met extra gordijn-zijairbags (SABIC), ter bescherming van de bestuurder en passagiers voor en achter die naast een raam zitten. De gordijnairbags (SABIC) bevinden zich boven de zijramen, de afdekkappen zijn voorzien van het opschrift SRS AIRBAG.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD WAARSCHUWING! • Er mogen geen voorwerpen boven of nabij de airbag op het instrumentenpaneel worden geplaatst, omdat deze objecten letsel kunnen veroorzaken bij botsingen waarbij de airbag wordt opgeblazen. • Plaats niets op of rond de airbagpanelen en probeer deze nooit met de hand te openen. Het is mogelijk dat u de airbags beschadigt.
OPMERKING: • Wanneer het voertuig over de kop slaat, kunnen de gordelspanners en/of de extra zijairbags in de voorstoelen en/of de extra gordijn-zijairbags worden geactiveerd. • De airbagpanelen zullen in de interieurbekleding amper opvallen, maar springen wel degelijk open tijdens het opblazen van de airbag. • Als u zich tijdens het activeren te dicht bij de extra zijairbags in de voorstoelen en de extra gordijnzijairbags bevindt, kunt u ernstig of dodelijk letsel oplopen.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 202 Kniebescherming (voor bepaalde uitvoeringen/markten) De kniebescherming helpt de knieën van de bestuurder en de voorpassagier te beschermen en hen correct te laten zitten bij het eventueel opblazen van de geavanceerde airbags voorin. voerd in een kinderzitje of op een zitverhoger met de veiligheidsgordels.
WAARSCHUWING! • Als u alleen op de airbags vertrouwt, kan dit bij een aanrijding leiden tot ernstig letsel. De airbags werken in combinatie met uw autogordel om u op de juiste wijze te beschermen. Bij sommige aanrijdingen worden de airbags niet opgeblazen. Draag uw autogordels altijd, ook als uw auto is uitgerust met airbags. • Als u tijdens het activeren van de geavanceerde frontairbag te dicht op het stuur of bij het instrumentenpaneel zit,kunt u ernstig of dodelijk letsel oplopen.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 204 Omdat airbagsensoren de vertraging van het voertuig meten, zijn de snelheid van het voertuig en de schade op zichzelf geen goede indicatoren voor de noodzaak van het wel of niet opblazen van een airbag.
wordt gedetecteerd waarbij de geavanceerde frontairbags moeten worden geactiveerd. Er ontwikkelt zich een grote hoeveelheid niet-giftig gas om de geavanceerde frontairbags op te blazen. De airbags kunnen in verschillende mate worden opgeblazen, afhankelijk van de aard en ernst van de botsing. Het afdekpaneel op de stuurwielnaaf en op de bovenzijde van het dashboard komen los en klappen opzij terwijl de airbags volledig worden opgeblazen.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 206 Omdat airbagsensoren de vertraging van het voertuig schatten, zijn de snelheid van het voertuig en de schade geen goede indicatoren voor de noodzaak van het wel of niet opblazen van een airbag. Als een airbag wordt opgeblazen Het ontwerp van de geavanceerde frontairbags is zodanig uitgevoerd, dat deze airbags na het opblazen onmiddellijk leeglopen.
irritatie zich blijft voordoen. Als deze deeltjes op uw kleding terechtkomen, volg dan de gebruikelijke wasvoorschriften van de kledingfabrikant om de kleding te reinigen. Rijd niet in uw auto nadat de airbags opgeblazen zijn geweest. Als u opnieuw bij een aanrijding betrokken raakt, zullen de airbags geen enkele bescherming bieden. WAARSCHUWING! Eenmaal geactiveerde airbags en gordelspanners hebben geen enkel effect bij een volgende aanrijding.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 208 (Vervolgd) • Probeer geen enkel onderdeel van het airbagsysteem te wijzigen. De airbag kan per ongeluk worden opgeblazen of werkt mogelijk niet goed meer als deze wordt gewijzigd. Breng de auto naar een erkende dealer voor onderhoud aan het airbagsysteem.
De EDR in deze auto is ontworpen om onder andere de volgende gegevens te registreren: • Hoe hebben diverse systemen in uw auto zich gedragen? • Waren de veiligheidsgordels van de bestuurder en passagier vastgegespt? • Hoe ver (indien van toepassing) trapte de bestuurder het gas- en/of rempedaal in? • Hoe snel reed de auto? Deze gegevens kunnen bijdragen tot een beter inzicht in de omstandigheden waarin botsingen en letsel ontstaan.
VEILIGHEIDSTIPS UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 210 PASSAGIERS VERVOEREN VERVOER NOOIT PASSAGIERS IN DE BAGAGERUIMTE. WAARSCHUWING! • Laat nooit kinderen of dieren achter in een in de zon geparkeerde en afgesloten auto. De hitte in het interieur kan ernstige gezondheidsproblemen veroorzaken en zelfs dodelijk zijn.
Laat de motor niet langer in een gesloten garage of beschutte ruimte draaien dan noodzakelijk is om de auto te verplaatsen. Als u in een geparkeerde auto moet zitten met een draaiende motor, stel dan de verwarming of de koeling zodanig af dat er buitenlucht in de auto wordt aangezogen. Zet de aanjager op de hoogste snelheid. Wanneer u toch met open achterklep moet rijden, zorg dan dat alle ramen gesloten zijn en dat de aanjager van de airco op de hoogste stand staat. Schakel de circulatiestand NIET in.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 212 geblazen wordt. Bezoek uw erkende servicedealer als het ontdooimechanisme niet werkt. Veiligheidsinformatie over vloermatten Plaats uitsluitend vloermatten die overeenkomen met de afmetingen van het voetengedeelte van uw auto.
VEILIGHEIDSCONTROLES BUITEN DE AUTO Banden Controleer de banden op overmatige of ongelijkmatige slijtage. Controleer de banden op stenen, spijkers, glas of andere voorwerpen die in het loopvlak of de wang vast zijn blijven zitten. Controleer het loopvlak op insnijdingen en scheuren. Controleer de wangen op insnijdingen, scheuren en bobbels. Controleer of de wielmoeren stevig zijn aangedraaid. Controleer de bandenspanning (met inbegrip van het reservewiel) terwijl de banden koud zijn.
CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 214 AANBEVELINGEN BIJ INRIJDEN VAN DE MOTOR De motor en aandrijflijn (versnellingsbak en as) van uw auto hebben geen lange inrijperiode nodig. Rijd de eerste 500 km rustig. Na de eerste 100 km kunt u het beste een snelheid van 80 à 90 km/u aanhouden.
(Vervolgd) • Laat de sleutelhouder niet achter in of in de buurt van de auto en laat Keyless Enter-N-Go niet in de stand ACC of ON/RUN staan. Een kind zou de elektrische raambediening of andere schakelaars kunnen bedienen of de auto in beweging kunnen brengen. • Laat nooit kinderen of dieren achter in een in de zon geparkeerde afgesloten auto, de hitte kan ernstig of dodelijk letsel toebrengen.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 216 de versnellingspook in de stand PARK staat, wordt het systeem, nadat het 30 minuten niet actief is geweest, automatisch uitgeschakeld en wordt de contactschakelaar in de stand OFF gezet. gevoede elektrische blokverwarmer (te verkrijgen bij uw erkende dealer) aanbevolen.
kan het zijn dat de motor 'verzopen' is. Om de overtollige brandstof af te voeren, houdt u het rempedaal ingetrapt, houdt u het gaspedaal helemaal ingetrapt, en drukt u vervolgens één keer op de ENGINE START/ STOP-knop en laat deze weer los. De startmotor wordt automatisch ingeschakeld, draait gedurende 10 seconden, en wordt dan uitgeschakeld. Als dit gebeurt, laat dan het gas- en rempedaal los, wacht gedurende 10 tot 15 seconden, en herhaal dan de procedure "Normaal starten".
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES OPMERKING: • Als de contactschakelaar in de stand ACC blijft staan, zal het systeem na 30 minuten van inactiviteit automatisch worden uitgeschakeld en de contactschakelaar in de stand OFF worden gezet.
PARKEERREM Voordat u het voertuig verlaat, moet u er zeker van zijn dat de handrem goed is aangetrokken. Zorg ook dat u de hendel bij een automatische versnellingsbak in de stand PARK (parkeren) zet en bij een handmatige versnellingsbak in REVERSE (achteruit) of in de 1e versnelling. Handgeschakelde versnellingsbak – Voor bepaalde uitvoeringen/markten De handrem zit in de middenconsole. Zet de auto op de handrem door de handgreep stevig omhoog te trekken.
UW AUTO VEILIGHEID OPMERKING: • Als de parkeerrem is ingeschakeld en de automatische versnellingsbak in een versnelling staat, gaat het "Waarschuwingslampje remsysteem" knipperen. Als beweging van de auto wordt gedetecteerd, klinkt er een gongsignaal om de bestuurder hierop te wijzen. Zet de parkeerrem volledig vrij voordat u met de auto gaat rijden. CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO • Dit lampje geeft alleen aan dat de handrem is aangetrokken. Het geeft niet aan hoe krachtig de handrem is aangetrokken.
(Vervolgd) • Controleer of de handrem volledig vrij staat voor u gaat rijden. Als u dit niet doet, kan dit leiden tot een defect aan de remmen en tot een ongeval. • De handrem moet altijd goed worden aangetrokken wanneer u de auto verlaat. Anders kan de auto wegrollen en schade of letsel veroorzaken. Zorg ook dat u de hendel bij een automatische versnellingsbak in de stand PARK (parkeren) zet en bij een handmatige versnellingsbak in REVERSE (achteruit) of in de 1e versnelling.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN Schakel in numerieke volgorde door de versnellingen heen – sla er geen over. Zorg dat de eerste versnelling is ingeschakeld (niet de derde), wanneer u uit stilstand wegrijdt. De koppeling kan beschadigd raken als u vanuit de derde versnelling wegrijdt. Bij de meeste stadsritten is het gemakkelijker om alleen de lage versnellingen te gebruiken.
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (voor bepaalde uitvoeringen/markten) De versnellingsbak kan beschadigd raken indien de volgende voorzorgsmaatregelen niet in acht genomen worden: • Zet de versnellingspook alleen in de stand PARK als de auto volledig stilstaat. • Zet de versnellingspook alleen in of uit de stand REVERSE, als de auto volledig stilstaat en de motor stationair draait. • Schakel niet naar PARK, REVERSE, NEUTRAL of DRIVE bij een hoger motortoerental dan stationair.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN (Vervolgd) • Laat nooit kinderen alleen in een auto achter of daar waar ze toegang tot een niet afgesloten auto hebben. • Kinderen zonder toezicht in een auto achterlaten is om verschillende redenen gevaarlijk. Kinderen of derden kunnen ernstige of dodelijke verwondingen oplopen.Waarschuw kinderen dat ze niet aan de handrem, het rempedaal of de versnellingspook mogen komen.
De versnellingspook heeft de standen PARK, REVERSE, NEUTRAL, DRIVE en AutoStick®. Handmatig schakelen kan worden uitgevoerd met behulp van de AutoStick® (raadpleeg "AutoStick®" in "Starten en rijden" voor meer informatie). Door de keuzehendel naar links of rechts (-/+) te bewegen terwijl deze in de stand AutoStick® staat (onder de stand DRIVE) kunt u handmatig de versnelling selecteren en wordt de huidige versnelling in de instrumentengroep weergegeven als 6, 5, 4, 3, 2, 1. (afb.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 226 (Vervolgd) • Uw auto kan zich in beweging zetten en u en anderen verwonden wanneer hij niet volledig in de stand PARK staat. Controleer dit door te proberen de versnellingspook naar achteren te bewegen (rempedaal los) nadat u hem in de stand PARK hebt gezet. Zorg ervoor dat de transmissie in PARK staat voordat u de auto verlaat.
(Vervolgd) • Laat de sleutelhouder niet achter in of in de buurt van de auto en laat Keyless Enter-N-Go niet in de stand ACC of ON/RUN staan. Een kind zou de elektrische raambediening of andere schakelaars kunnen bedienen of de auto in beweging kunnen brengen. • Kijk op de versnellingsindicator en controleer of de PARK-stand wordt aangegeven. • Controleer, terwijl het rempedaal is losgelaten, of de versnellingspook uit de stand PARK schuift.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 228 Slepen, laten uitrollen en om andere redenen rijden terwijl de transmissie in de stand NEUTRAL staat, kan ernstige schade aan de transmissie tot gevolg hebben. Raadpleeg voor meer informatie "Slepen achter een camper" in "Starten en rijden" en "Een defect voertuig slepen" in "Noodgevallen". DRIVE Deze stand is bedoeld voor rijden in de stad en op de grote weg.
In het geval van een kortstondig probleem kan de transmissie weer worden ingesteld om alle voorwaartse versnellingen terug te krijgen als de volgende stappen worden uitgevoerd. 1. Stop de auto. 2. Zet de transmissie in de stand PARK. 3. Zet de contactsleutel in de stand LOCK/OFF. 4. Wacht ongeveer 10 seconden. 5. Start de motor opnieuw. 6. Schakel naar de gewenste versnelling. Als het probleem is verholpen, hervat de transmissie de normale werking.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 230 VIERWIELAANDRIJVING (AWD) (voor bepaalde uitvoeringen/ markten) Met deze voorziening kunt u de vierwielaandrijving (AWD) inschakelen. Het systeem werkt automatisch, de bestuurder hoeft niets te bedienen en heeft geen extra vaardigheden nodig. Onder normale rijomstandigheden hebben de voorwielen de meeste grip.
GRIP Bij rijden op natte of modderige wegen kan een laagje water ontstaan tussen de band en het wegdek. Dat heet aquaplaning en dit kan ervoor zorgen dat de auto totaal onbestuurbaar is en u niet meer kunt remmen. Volg om dat gevaar te vermijden de onderstaande aanwijzingen op: 1. Pas uw snelheid aan bij hevige regenval en op glibberige wegen. 2. Pas uw snelheid aan op wegen met diepe plassen. 3. Vervang de banden zodra er tekenen van slijtage zijn. 4. Zorg voor een juiste bandenspanning. 5.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 232 Ondiep stilstaand water Hoewel uw voertuig in staat is om door ondiep stilstaand water te rijden, moet u voordat u dit doet de volgende waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen in acht nemen. • Controleer altijd de diepte van het stilstaande water voordat u erdoor rijdt.
WAARSCHUWING! • Rijden door stilstaand water beperkt het tractievermogen van het voertuig. Rij niet sneller dan met een snelheid van 8 km/u door stilstaand water. • Rijden door stilstaand water beperkt het remvermogen van het voertuig waardoor de remweg langer wordt. Daarom dient u nadat u door stilstaand water heeft gereden, langzaam te rijden en enkele malen het rempedaal lichtjes in te drukken om de remmen te drogen.
UW AUTO VEILIGHEID RIJDEN MET EEN AANHANGWAGEN In dit hoofdstuk vindt u veiligheidstips en informatie over wat u redelijkerwijs wel en niet met uw auto mag trekken. Lees deze informatie aandachtig door voordat u met een aanhangwagen gaat rijden, zodat u deze zo efficiënt en veilig mogelijk kunt trekken. CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO Volg de vereisten en adviezen over rijden met een aanhanger uit deze handleiding op, zodat de garantie zijn geldigheid behoudt.
Disselgewicht (TW) Het disselgewicht (TW) is de neerwaartse kracht die door de aanhangwagen wordt uitgeoefend op de trekhaakkoppeling. In de meeste gevallen mag dit niet minder zijn dan 7% of meer dan 10% van de lading van de aanhangwagen. Het disselgewicht moet niet hoger zijn dan het gecertificeerde vermogen van de trekhaak of het vermogen van het disselgewicht, wat minder is. Het moet minder zijn dan 4% van de lading van de aanhangwagen, maar niet minder dan 25 kg.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO de fabrikant van de aanhanger, omdat de klem wellicht niet sterk genoeg is voor gebruik op deze manier. (afb. 146) Zonder bevestigingspunten • Bij een trekhaak met afneembare kogel dient u zich te houden aan de door de fabrikant of leverancier aanbevolen werkwijze. (afb. 147) • Bij de sleepbalk met vaste kogel moet de kabel in een lus rond de hals van de sleepkogel worden gelegd. Als u de kabel op deze manier bevestigt, slechts één lus leggen. (afb.
TREKGEWICHTEN (MAXIMALE AANHANGERGEWICHTEN) In de onderstaande tabel worden de maximale aanhangergewichten voor uw type aandrijflijn weergegeven. Motor/Transmissie Voorste gedeelte Max. BGA (Bruto gewicht aanhanger) (model voor 5 of 7 passagiers) 1.100 kg 1.100 kg Max. disselgewicht ◊ (model voor 5 of 7 passagiers) 3,6-liter / automaat 3,7 m2 55 kg 2,0 l diesel/ 3,7 m2 55 kg handgeschakeld Raadpleeg de plaatselijk geldende verkeerswetgeving voor de maximumsnelheid als u een aanhanger trekt.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 238 VEREISTEN VOOR TREKKEN AANHANGER Voor een juiste inrijperiode van de aandrijflijn van uw nieuwe auto wordt aanbevolen de onderstaande richtlijnen te volgen: • Tijdens de eerste 805 km die met uw nieuwe voertuig worden gereden, mag geen aanhangwagen worden aangekoppeld. Hierdoor kunnen de motor, de as of andere onderdelen beschadigd raken.
(Vervolgd) • Parkeer een auto met aanhanger nooit op een helling. Als u een auto met aanhanger parkeert, bekrachtig dan altijd de handrem van de auto. Plaats altijd blokken voor de wielen van de aanhanger. • Overschrijd nooit het GCWR. • Het totale gewicht moet worden verdeeld tussen de auto en de aanhanger, zodat de volgende vier waarden niet worden overschreden: 1. Maximaal toelaatbaar totaalgewicht 2. GTW 3. GAWR 4. Disselgewichtwaarde voor de gebruikte trekhaak.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD WAARSCHUWING! • Sluit de remmen van de aanhanger niet aan op de hydraulische remleidingen van uw auto. Dit kan leiden tot overbelasting en uitval van het remsysteem. Dan kan het voorkomen dat u niet kunt remmen wanneer dit nodig is en zo een ongeval veroorzaakt. • Bij het trekken van een aanhanger moet u rekening houden met een langere remweg.
Aantal pennen 7 Functie Kleur draad Positieverlichting linksachZwart ter, zijmarkeringsverlichting en verlichting kentekenplaat achter.b b De verlichting van de kentekenplaat achter wordt zo aangesloten dat geen enkel lampje een gemeenschappelijke verbinding heeft met zowel pen 5 als 7. (afb.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 242 Aantal pennen 7 Functie Kleur draad Positieverlichting linksachZwart ter, zijmarkeringsverlichting en verlichting kentekenplaat achter.
fleets of frequent rijden met een aanhanger. Raadpleeg het "Onderhoudsschema" voor de juiste onderhoudsintervallen. Koelsysteem Doe het volgende om het risico op oververhitting van de motor of de versnellingsbak te beperken: Elektronische snelheidsregeling (voor bepaalde uitvoeringen/markten) − Niet te gebruiken in heuvelachtige omgevingen of met zware belading.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO Bevestigingspunten trekhaak en overhanglengte A N.v.t. B 366,71 mm C 501,62 mm D 628,69 mm E (max. overhanglengte) 1.
Voertuigen met een automatische versnellingsbak mogen NOOIT worden gesleept met alle vier de wielen op de grond. Dit zal beschadiging van de aandrijflijn veroorzaken. Zorg dat geen van de aangedreven wielen op de grond rijdt als dit soort auto moet worden gesleept. OPMERKING: Deze auto kan op een dieplader of een autotrailer getrokken worden mits alle vier wielen VAN de grond zijn.
WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN UW AUTO INSTRUMENTENGROEP (afb. 152) VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD (afb.
BESCHRIJVING INSTRUMENTENGROEP 1. Waarschuwingslampje voor het airbagsysteem Nadat de contactschakelaar in de stand ON/ RUN is gezet, gaat dit waarschuwingslampje gedurende ongeveer vier tot zes seconden branden om de werking ervan te controleren. Wanneer het lampje niet brandt tijdens het starten, blijft branden of gaat branden tijdens het rijden, moet het systeem zo snel mogelijk door een erkende dealer worden nagekeken. Raadpleeg “Veiligheidsgordelsystemen” in “Veiligheid” voor meer informatie. 2.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 248 storing gedetecteerd in het ESC-systeem. Als het lampje blijft branden nadat er verschillende keren is gestart en u meerdere kilometers hebt gereden met een snelheid boven 48 km/u, dient u zo snel mogelijk contact op te nemen met uw erkende dealer om het probleem te laten opsporen en verhelpen.
Display Elektronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) Het Elektronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) heeft een interactief scherm dat zich in de instrumentengroep bevindt. Raadpleeg “Elektronisch voertuigsysteem (EVIC)” in “Uw auto” voor meer informatie. 8. Controlelampje Parkeerlicht/koplampen AAN (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Dit lampje gaat branden wanneer het stadslicht of de koplampen aanstaan. (Raadpleeg "Verlichting" in "Uw auto" voor meer informatie.) 9.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 250 verklikkerlampje voor TPMS-storingen nadat één of meerdere banden of wielen van het voertuig zijn vervangen om te verzekeren dat de vervangende of alternatieve banden en wielen de juiste werking van het TPMS niet verhinderen. Het TPM-systeem is geoptimaliseerd voor de standaard geleverde banden en wielen.
hydraulisch systeem. Als er in één helft van het dubbele remsysteem een lek optreedt, geeft het remwaarschuwingslampje dit aan; het lampje gaat branden wanneer het remvloeistofpeil in de hoofdremcilinder is gedaald beneden een bepaald peil. Het lampje blijft branden tot de oorzaak is verholpen. OPMERKING: Het lampje kan bij het nemen van een scherpe bocht even knipperen, doordat dan het vloeistofpeil verandert. Laat onderhoud verrichten en het remvloeistofpeil controleren.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 252 Wanneer het ABS-lampje brandt, moet u het remsysteem zo spoedig mogelijk laten controleren om weer van de voordelen van ABS te kunnen profiteren. Controleer het ABS-waarschuwingslampje regelmatig om er zeker van te zijn dat het goed werkt. Als het lampje niet gaat branden, laat het systeem dan door een erkende dealer controleren.
NOODGEVALLEN STARTEN MET STARTKABELS Wanneer de accu van uw auto leeg is, kan de motor met behulp van een set startkabels en een accu in een andere auto, of met een draagbare snellader weer worden gestart. Bij onjuist gebruik kan het starten met startkabels gevaarlijk zijn. Houd u dus zorgvuldig aan de hier beschreven procedures. VOORBEREIDING VOOR HET STARTEN MET STARTKABELS De accu in uw auto bevindt zich tussen de koplamp en het linker binnenscherm.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 254 WAARSCHUWING! • Pas op voor de radiatorventilator wanneer de motorkap omhoog staat. Als de contactschakelaar aan staat, kan deze ventilator op elk moment gaan draaien. Er bestaat gevaar voor verwonding door draaiende ventilatorbladen. • Verwijder alle metalen sieraden zoals horloges of armbanden die onbedoeld elektrisch contact kunnen maken.
4. Sluit het andere einde van de massakabel (-) aan op de negatieve accupool (-) van de auto met de lege accu. WAARSCHUWING! Sluit de kabel niet aan op de negatieve pool (-) van de lege accu. De vonk die daardoor ontstaat kan de accu doen exploderen en persoonlijk letsel veroorzaken 5. Start de motor van de auto met de hulpaccu. Laat de motor enkele minuten stationair draaien en start dan de motor van de auto met de lege accu.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD WIEL VERWISSELEN BIJ EEN LEKKE BAND WAARSCHUWING! • Verwissel geen wiel aan de wegzijde van de auto terwijl de auto vlak langs de weg staat geparkeerd. Zet de auto voor uw veiligheid altijd zo ver mogelijk van het verkeer vandaan, zodat u niet geraakt kunt worden door een langsrijdende auto. • Het is gevaarlijk zich onder een opgekrikte auto te bevinden.
WAARSCHUWING! Verwissel geen wiel aan de wegzijde van de auto terwijl de auto vlak langs de weg staat geparkeerd. Zet de auto voor uw veiligheid altijd zo ver mogelijk van het verkeer vandaan, zodat u niet geraakt kunt worden door een langsrijdende auto. 2. 3. 4. 5. Schakel de alarmknipperlichten in. Trek de handrem aan. Zet de hendel in PARK. Zet het contact uit (OFF). 6. Blokkeer de voor- en achterkant van het wiel schuin tegenover het gebruikte krikpunt.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN reserveband op de grond rust met voldoende speling in de kabel om de reserveband van zijn plaats onder het voertuig te trekken. Het liermechanisme mag alleen worden gebruikt met de krikhendel. Het gebruik van een pneumatische moersleutel of ander elektrisch gereedschap wordt afgeraden en kan de lier beschadigen. 3.
INSTRUCTIES BIJ OPKRIKKEN WAARSCHUWING! Neem deze waarschuwingen in acht bij het verwisselen van een band om persoonlijk letsel of schade aan het voertuig te voorkomen: • Parkeer de auto op een stevige en vlakke ondergrond zo ver van de rijbaan als mogelijk voordat u het voertuig opkrikt. • Schakel de alarmknipperlichten in. • Blokkeer het wiel dat zich schuin tegenover het te vervangen wiel bevindt. • Trek de handrem stevig aan en zet de automatische transmissie in PARK.
UW AUTO het krikpunt aan de dorpelbalk. (afb. 159) (afb. 160) VEILIGHEID WAARSCHUWING! Als u de auto hoger opkrikt dan noodzakelijk, zal hij minder stabiel staan. De auto kan van de krik glijden en zo ernstig letsel veroorzaken. Krik de auto slechts zover op als nodig is om het wiel te verwijderen. CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN (afb. 158) NOODGEVALLEN 4. Krik het voertuig op door de krikas naar rechts te draaien met de slinger.
wieldop niet los. Trek vervolgens het wiel los van de wielnaaf. WAARSCHUWING! Om persoonlijk letsel te voorkomen, dient u de wieldoppen voorzichtig te hanteren.Vermijd aanraking met scherpe randen. 6. Breng de reserveband aan. Monteer het reservewiel met het ventiel naar buiten gericht. De auto kan beschadigd raken als het reservewiel incorrect wordt gemonteerd. (afb.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 262 hefboomwerking. Trek de wielmoeren in stervolgorde aan totdat iedere moer twee keer aangetrokken is. Het correcte aanhaalmoment voor de moeren is 130 Nm. Als u twijfelt of de moeren goed zijn vastgezet, laat dit dan bij uw erkende dealer of servicecenter controleren met een momentsleutel. 10. Laat de krik weer zakken tot de sluitstand.
WAARSCHUWING! Om te voorkomen dat de auto door de op de krik uitgeoefende kracht verschuift, mogen de wielmoeren pas definitief worden vastgezet als de auto weer vast op de grond staat. Als aan deze waarschuwing geen gehoor wordt gegeven, kan persoonlijk letsel het gevolg zijn. 5. Laat de auto zakkeen op de grond door de slinger linksom te draaien. 6. Zet de wielmoeren stevig vast. Duw de moersleutel aan het einde van de hendel omlaag voor meer hefboomwerking.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN 4. Zet de wielmoeren stevig vast. Duw de moersleutel aan het einde van de hendel omlaag voor meer hefboomwerking. Trek de wielmoeren in stervolgorde aan totdat iedere moer twee keer aangetrokken is. Het correcte aanhaalmoment voor de moeren is 130 Nm. Als u twijfelt of de moeren goed zijn vastgezet, laat dit dan bij uw erkende dealer of servicecenter controleren met een momentsleutel. 5.
Onderdelen en gebruik van de TIREFIT-set (afb. 164) 1. Fles met afdichtingsmiddel 2. Knop voor leeglaten 3. Drukmeter 4. Aan/uit-knop 5. Functieregelknop 6. Afdichtingsslang (doorzichtig) 7. Luchtpompslang (zwart) 8. Stekker Gebruik van de functieregelknop en slangen Uw TIREFIT-set is voorzien van de volgende symbolen, die de lucht- en afdichtfunctie aangeven. Luchtfunctie selecteren Draai de functieregelknop (5) naar de stand voor alleen luchtpompbediening.
UW AUTO • VEILIGHEID • CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 266 • • TIREFIT" (F), “Fles met afdichtingsmiddel en slang vervangen". De fles met afdichtingsmiddel (1) en de afdichtingsslang (6) zijn bedoeld voor eenmalig gebruik. Na gebruik moeten deze onderdelen altijd onmiddellijk worden vervangen door een erkende dealer.
(Vervolgd) • Een losse TIREFIT-set kan bij een noodstop of ongeval naar voren schieten en zo de inzittenden ernstig letsel toebrengen.DeTIREFIT-set altijd op de daarvoor voorziene plaats opbergen.Als geen gehoor wordt gegeven aan deze waarschuwingen, kan dit ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben voor u, de inzittenden en anderen in uw omgeving. • Voorkom dat TIREFIT in contact komt met haar, ogen of kleding. TIREFIT is schadelijk bij inademen, inslikken en huidcontact.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 268 5. Maak de stekker (8) los en steek de stekker in de 12 Volt-aansluiting van de auto. OPMERKING: Geen vreemde voorwerpen (bijvoorbeeld schroeven of spijkers) uit de band verwijderen. (C) Afdichtingsmiddel TIREFIT in de lekke band spuiten: • Altijd de motor starten voordat u de TIREFIT-set inschakelt.
Als de band niet binnen 15 minuten wordt gevuld tot een druk van ten minste 1,8 bar: • De schade aan de band is te groot. Probeer niet door te rijden. Schakel hulp in. OPMERKING: Druk, als de band een te hoge spanning heeft, op de knop voor leeglopen om de bandenspanning te verlagen tot de voorgeschreven bandenspanning voordat u verder gaat. Als de band binnen 15 minuten is gevuld tot de aanbevolen bandenspanning of tot een druk van ten minste 1,8 bar: 1.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 270 (E) Na het rijden: Parkeer op een veilige plaats. Lees eerst "(A) Wanneer u stopt om TIREFIT aan te brengen" voordat u verder gaat. 1. Draai de functieregelknop (5) in de stand luchtfunctie. 2. Maak de stekker los en steek de stekker in de 12 Volt-aansluiting van de auto. 3.
5. Breng de nieuwe fles met afdichtingsmiddel (1) zo aan in de behuizing dat de afdichtingsslang (6) wordt uitgelijnd met de slangsleuf in de voorzijde van de behuizing. Druk de fles in de behuizing. U hoort een klik die aangeeft dat de fles goed op zijn plaats zit. 6. Controleer of de dop op de fitting aan het uiteinde van de afdichtingsslang (6) is aangebracht en berg de slang op (aan de onderzijde van de luchtpomp). 7. Berg de TIREFIT-set terug op zijn plaats in de auto.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN GLOEILAMPEN – Exterieur Lampje nr. Dimlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . H1 Grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . HB3/9005 Richtingaanwijzer voor. . . . . . . . . . . . . PY27W/3757AK Parkeerlicht vóór . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . W5W Mistlamp vóór . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . PSX24W Mistlamp achter. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3. Maak de lamp los uit de bevestigingsconnector en sluit de nieuwe lamp aan. Raak de nieuwe gloeilamp niet met de vingers aan. Oliecontaminatie verkort de levensduur van de lamp. Wanneer de lamp in contact komt met vettigheid, reinig dan eerst met reinigingsalcohol. 4. Breng de gloeilamp met de fitting in het koplamphuis aan en draai het geheel een kwart slag rechtsom.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN MISTLAMP ACHTER 1. Ga met uw hand achter de bumper boven de bumperversterking en druk op de houderklemmetjes op de mistlampbehuizing. (afb. 167) 2. Neem de mistlampbehuizing van de bumper. 3. Ontkoppel de aansluiting van de bedradingsbundel. (afb. 168) 4. Pak nu de lamp stevig vast bij de twee klemveren aan de zijkant en knijp de veren samen om de lamp los te maken uit de achterzijde van het mistlamphuis. 5.
2. Maak de lamp los uit de bevestigingsconnector en sluit de nieuwe lamp aan. (afb. 169) 3. Steek de rechterhaak van de zijrichtingaanwijzer in het plaatwerk (let op de juiste positie van de letters op de lens). 4. Draai de zijrichtingaanwijzer rond tot de linkerkant op zijn plaats klikt (u hoort een lichte klik). RICHTINGAANWIJZER ACHTER EN ACHTERUITRIJLAMP De achterlichtunits bestaan uit twee delen. De achterlichten / richtingaanwijzers bevinden zich in de units op de hoeken.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN 5. Verwijder de lamp uit het contact en breng de nieuwe gloeilamp aan. 6. Breng de gloeilamp met de fitting in het achterlichthuis aan en draai het geheel een kwart slag rechtsom. 7. Breng het achterlichthuis en de bevestigingen aan. Gloeilamp van achteruitrijlamp vervangen 1. Open de achterklep. 2. Verwijder de twee klemmen waarmee het achterlichthuis aan de binnenzijde van de achterklep is bevestigd. (afb.
3. Houd de lens met één hand vast en draai de elektrische aansluiting van de gloeilamp een kwart slag naar links met de andere hand en neem dan de gloeilamp en de fitting uit de lens. 4. Verwijder de lamp uit het contact en breng de nieuwe gloeilamp aan. 5. Installeer de gloeilamp met fitting in de lens en draai de fitting een kwart slag naar rechts om deze op zijn plaats te vergrendelen. 6.
Locatie UW AUTO F107 VEILIGHEID F108 CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO F109 F110 WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN F112 F114 NOODGEVALLEN ONDERHOUD F115 F116 F117 TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 278 F118 F119 Patroonzekering Minizekering Omschrijving Achteruitrijcamera – Voor bepaalde 10 A rood uitvoeringen/ markten 15 A Instrumentenpaneel blauw Airconditioning / 10 A rood HVAC Regelaar voor vast10 A rood houden inzittende 10 A rood Reserve Aanjager / motor 20 A geel airconditioning achterin Motor a
Locatie F131 F132 F133 Patroonzekering Minizekering Omschrijving Passagiersassistentie / handsfreesysteem – 10 A rood Voor bepaalde uitvoeringen/ markten Module bandenspan10 A rood ning 10 A rood Reserve ZEKERINGEN ONDER MOTORKAP VOOR STROOMVERDEELKAST In de motorruimte bevindt zich een stroomverdeelkast. (afb. 173) Locatie F101 60 A geel F102 60 A geel F103 60 A geel F105 60 A geel F106 60 A geel F139 40 A groen F140 30 A roze F141 40 A groen F142 40 A groen F143 (afb.
Locatie Patroonzekering F145 30 A roze F146 F147 30 A roze 30 A roze 40 A groen UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN F148 F149 F150 F151 NOODGEVALLEN F152 ONDERHOUD F153 TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 280 F156 F157 Minizekering Omschrijving Naar carrosseriecomputer – lamp Reserve Reserve Motor koelventilator 30 A roze 25 amp Blanco Elektromagnetische startschakelaar Modules aandrijflijn Koplampsproeiermotor – Voor bepaalde 30 A roze uitvoeringen
Locatie F169 F170 F172 F173 F174 F175 F176 F177 F178 F179 Patroonzekering 40 A groen Minizekering Omschrijving Emissie – Gedeeltelijk nul emissie motor Emissie – Gedeelte15 A lijk nul emissie actuablauw tors 20 A geel Reserve 25 amp Kleppen ABS Blanco Sirene – Voor be20 A geel paalde uitvoeringen/ markten 30 amp Reserve Groen 10 A rood Modules aandrijflijn Module vierwielaandrijving – Voor be20 A geel paalde uitvoeringen/ markten Zonnedak – Voor 25 amp bepaalde Blanco uitvoeringen/ markten 10 A rood S
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 282 EEN VASTZITTENDE AUTO WEER VRIJKRIJGEN Wanneer u met de auto vast komt te zitten in modder of sneeuw, kunt u de auto meestal door een heen en weer gaande beweging los krijgen. Draai het stuurwiel links- en rechtsom om de voorwielen vrij te maken.
WAARSCHUWING! Het laten doorslippen van de wielen is gevaarlijk. De krachten die vrijkomen bij extreem hoge wielsnelheden kunnen de assen en banden ernstig beschadigen. Er kan een band exploderen, waardoor iemand gewond kan raken. Laat de wielen van uw auto niet met een snelheid boven de 48 km/u of langer dan 30 seconden ononderbroken ronddraaien. Zorg ook dat er geen personen aanwezig zijn in de nabijheid van een doorslippend wiel,ongeacht de snelheid waarmee het wiel ronddraait.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN WAARSCHUWING! Blijf van de auto's vandaan wanneer u de sleepogen gebruikt. Sleepbanden en -kettingen kunnen breken en zo ernstig letsel toebrengen. GEBRUIK VAN HET SLEEPOOG ACHTER De aansluiting voor het sleepoog achter bevindt zich achter een klep op de bumperbeschermer linksachter.
Steek het platte uiteinde van de slinger door het sleepoog en draai vast. Raadpleeg "Opkrikken en wiel verwisselen" voor meer informatie. Het sleepoog moet volledig aanliggen tegen de bevestigingssteun achter het bumperpaneel, zoals is afgebeeld. Als de sleephaak niet goed aan het sleepoog bevestigd kan worden, mag u de auto niet slepen. (afb. 176) UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD (afb.
SLEPEN VAN EEN DEFECTE AUTO UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 286 HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Sleepmethode Wielen LOS van de grond Slepen met alle wielen op de grond Geen Slepen met behulp van een wiellift of dolly Achter Voor NEE OK Autoambulance ALLE BESTE METHODE Het juiste sleep- of takelgereedschap is vereist om schade aan uw auto te voorkomen.
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK De fabrikant raadt aan de auto op bijvoorbeeld een autoambulance te vervoeren (alle wielen van de grond). Uw voertuig kan ook in voorwaartse richting worden gesleept, met vier wielen aan de grond, de versnellinghendel in de stand NEUTRAL en de contactsleutel in de stand ACC. Als de transmissie niet werkt, moet het voertuig gesleept worden met de voorwielen LOS van de grond (gebruik een oprijauto, wieldolly's of hefapparatuur voor het optillen de voorwielen).
ONDERHOUD UW AUTO ONDERHOUDSSCHEMA ONDERHOUDSSCHEMA — BENZINEMOTOR VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 288 Verplichte onderhoudsbeurten Raadpleeg de onderhoudsschema's op de volgende pagina's voor de vereiste onderhoudsintervallen.
In duizenden kilometers 24 48 72 96 120 144 168 192 Maanden Conditie en slijtage van de remblokken voor en de werking van het slijtage-indicatielampje controleren. Conditie en slijtage van de remblokken achter en de werking van het slijtage-indicatielampje controleren. Controleer vloeistofniveaus (remmen/hydraulische koppeling, ruitensproeier, accu, koelvloeistof, enz.) en vul, indien nodig, vloeistof bij. Visuele controle uitvoeren van de conditie van de hulpaandrijfriem(en).
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 290 (*) Vloeistof van automatische versnellingsbak verversen en filter(s) vervangen bij 96.000 km of 48 maanden als u met de auto onder een van de volgende omstandigheden rijdt: rijden in stadsverkeer, herhaaldelijke korte ritten (minder dan 7-8 km), of regelmatig trekken van aanhangwagen of caravan.
ONDERHOUDSSCHEMA — DIESELMOTOR Verplichte onderhoudsbeurten Raadpleeg de onderhoudsschema's op de volgende pagina's voor de vereiste onderhoudsintervallen. UW AUTO In duizenden kilometers 30 60 90 120 150 180 Maanden Banden op conditie/slijtage controleren en bandenspanning eventueel corrigeren. Werking verlichting controleren (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, interieurverlichting, waarschuwingslampjes instrumentenpaneel enz.). Werking ruitenwisser/-sproeier controleren.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN In duizenden kilometers 30 60 90 120 150 180 Maanden De slag van de parkeerremhefboog controleren en zo nodig bijstellen. Uitlaatgassen-/emissies controleren. 24 48 72 96 120 144 • • • • • • • • • • • • Accustatus controleren en zo nodig bijladen. • • • • • • Werking motorsysteem controleren (via diagnosestekker).
* Ongeacht het aantal gereden kilometers moet de distributieriem elke 4 jaar vervangen worden bij gebruik in bijzonder zware omstandigheden (koud klimaat, stadsverkeer, langdurig stationair draaien) en ten minste elke 5 jaar. (**) Als er minder dan 10.000 km per jaar met de auto wordt gereden, moet om de 12 maanden de motorolie worden ververst en het oliefilterelement worden vervangen.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 294 • controleer of de grendels van de motorkap schoon zijn en controleer of de koppelingen gesmeerd en schoon zijn. • controleer visueel de conditie van: motor versnellingsbak, pijpen en leidingen (uitlaat - brandstof remmen), rubberdelen (hoezen, manchetten enz.
MOTORCOMPARTIMENT — 3,6 L (afb. 177) UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES (afb.
MOTORCOMPARTIMENT — 2,0L DIESEL (afb. 178) UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 296 (afb.
ONDERHOUDSPROCEDURES De volgende pagina's bevatten de vereiste onderhoudswerkzaamheden zoals vastgesteld door de fabrikant van uw auto. Naast de onderhoudsaspecten die genoemd zijn in het onderhoudsschema zijn er nog andere componenten die op een later tijdstip onderhouden of vervangen moeten worden.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 298 Het ideale tijdstip voor een controle van het motoroliepeil is ongeveer vijf minuten nadat een volledig opgewarmde motor is uitgezet. Controleer het oliepeil niet voordat u de motor start, als de auto een nacht niet gebruikt is. Het oliepeil controleren als de motor koud is, geeft een verkeerd resultaat.
meer informatie motorolievuldop. over de locatie van de Viscositeit motorolie – 2,0L dieselmotor Voor de beste prestaties en grootst mogelijke bescherming onder alle omstandigheden adviseert de fabrikant het gebruik van volledig synthetische 5W-30 motorolie met laag asgehalte, die voldoet aan de vereisten van FIAT-specificatie 9.55535-S1 en ACEA C1/C2. Additieven voor motorolie Voeg geen andere additieven toe aan de motorolie, behalve kleurstoffen om lekken op te sporen.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 300 WAARSCHUWING! • Accuvloeistof is een gevaarlijke corrosieve vloeistof die brandwonden of zelfs blindheid kan veroorzaken. Zorg dat uw ogen, huid en kleding niet in contact komen met het accuzuur. Leun niet over de accu terwijl u de klemmen aansluit.Wanneer accuzuur in de ogen of op de huid spat, spoel dan onmiddellijk met een ruime hoeveelheid schoon water.
WAARSCHUWING! • Gebruik voor uw airco uitsluitend door de fabrikant goedgekeurde compressorsmeermiddelen en koelmiddelen. Sommige niet-goedgekeurde koelmiddelen zijn ontvlambaar, kunnen ontploffen en ernstig letsel veroorzaken. Andere niet-goedgekeurde koelmiddelen of smeermiddelen kunnen de werking verstoren en hoge reparatiekosten veroorzaken. • Het aircosysteem bevat een koelvloeistof onder hoge druk.
UW AUTO 6. Installeer het luchtfilter van de airco met de pijl op het filter naar beneden wijzend. Bij het terugplaat- Het luchtfilter van de airco is voorzien van een pijl die de richting van de luchtstroom door het filter aangeeft. Als het filter niet op de juiste wijze wordt geïnstalleerd, moet het wellicht vaker worden vervangen. VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO 7. Plaats het klepje van het handschoenenkastje weer terug.
een klein beetje hoogwaardig smeermiddel rechtstreeks aan in de slotcilinder. WISSERBLADEN De rubber delen van de wisserbladen, de voor- en achterruit regelmatig afsponsen of met een zachte doek en een niet-schurend reinigingsmiddel schoonmaken. Zo verwijdert u strooizout, vet of olieaanslag en vermindert u de kans op streepvorming en vlekken. Als de ruitenwissers langdurig over een droge ruit in werking zijn, zullen de wisserbladen snel slijten en beschadigd raken.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN 4. Plaats de scharnierpen in de bladhouder aan het uitende van de ruitenwisserarm, druk het ruitenwisserblad stevig aan tot deze op zijn plaats schiet. 5. Kantel het ruitenwisserblad omlaag en breng de kap op het scharnier op zijn plaats. RUITENSPROEIERVLOEISTOF BIJVULLEN De ruitensproeiers vóór en achter maken gebruik van hetzelfde vloeistofreservoir. Het vloeistofreservoir bevindt zich in de motorruimte.
Raadpleeg voor meer informatie "Elektronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC)" in "Uw auto". UITLAATSYSTEEM De beste bescherming tegen koolmonoxidevergiftiging is een goed onderhouden uitlaatsysteem. Wanneer enige verandering in het uitlaatgeluid is waar te nemen, als u uitlaatgassen in het interieur ruikt of als de onder- of achterzijde van de auto is beschadigd, laat u een vakbekwame monteur het hele uitlaatsysteem en naburige carrosseriedelen controleren op breuk, schade, slijtage of verkeerde montage.
UW AUTO • De motor niet voor langere tijd in zijn vrij laten lopen terwijl de aansluitingen van de bobine zijn losgekoppeld. KOELSYSTEEM VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 306 WAARSCHUWING! • Als u werkzaamheden gaat verrichten in de buurt van de radiatorventilator, moet u de ventilatormotor loskoppelen of de contactschakelaar in de stand LOCK zetten.
• Het mengen van koelvloeistoffen met andere dan de gespecificeerde koelvloeistof (antivries) kan beschadiging van de motor veroorzaken en de bescherming tegen roest verminderen. Als u in een noodsituatie een ander type koelvloeistof (antivries) aan het koelsysteem hebt toegevoegd, is het verstandig deze zo snel mogelijk te vervangen door de gespecificeerde koelvloeistof (antivries). • Gebruik geen gewoon water of koelvloeistof (antivries) op basis van alcohol.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 308 mengverhouding van 50% dat voldoet aan kwalificatie FIAT 9.55523 antivries/koelvloeistof of een gelijkwaardig product. • Gebruik hogere concentraties (maximaal 70 %) als temperaturen lager dan -37 °C worden verwacht. • Gebruik uitsluitend zeer zuiver water, zoals gedistilleerd of gede-ioniseerd water, voor het verdunnen van de koelvloeistof (antivries).
Afvoeren van gebruikte koelvloeistof Gebruikte koelvloeistof met ethyleenglycol is een speciale afvalstof die volgens de voorschriften afgevoerd moet worden. Raadpleeg de gemeentelijke instanties over de juiste wijze van afvoeren. Om inslikken door kinderen of dieren te voorkomen, dient u koelvloeistof met ethyleenglycol nooit in open vaten of houders te bewaren. Laat de vloeistof ook nooit in plassen op de grond terechtkomen.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 310 REMSYSTEEM Om altijd optimale remprestaties te waarborgen, moeten alle onderdelen van het remsysteem regelmatig worden gecontroleerd. Raadpleeg "Onderhoudsschema" voor de juiste onderhoudsintervallen. WAARSCHUWING! Rijden met ‘slippend rempedaal’ is gevaarlijk en kan ongevallen veroorzaken.
(Vervolgd) • Om vervuiling te voorkomen door materiaal of vocht van buitenaf, dient u alleen nieuwe remvloeistof te gebruiken, of remvloeistof uit een hermetisch afgesloten vat. Houd de dop op het reservoir van de hoofdremcilinder altijd vergrendeld. Remvloeistof in een open vat neemt vocht op uit de lucht, waardoor de remvloeistof een lager kookpunt krijgt. De remvloeistof kan hierdoor gaan koken tijdens hard of lang remmen, waardoor de remmen niet meer werken. Dit kan leiden tot een ongeval.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 312 omdat die juist schade aan afdichtingen kunnen toebrengen. Spoel uw versnellingsbak niet met chemicaliën, omdat die de versnellingsbak kunnen beschadigen. Dergelijke schade wordt niet gedekt door de beperkte garantie van een nieuw voertuig.
originele onderdelen" in "Technische gegevens" voor meer informatie. Indien nodig moet vloeistof worden bijgevuld tot aan het juiste niveau. Vloeistofpeil controleren Controleer de unit visueel na iedere olieverversing op lekkage. Indien u lekkage ziet, controleer dan het vloeistofniveau door de vuldop te verwijderen. Het vloeistofniveau moet gehandhaafd worden tussen de bodem van de vulopening tot 4 mm onder de vulopening.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 314 De meest voorkomende oorzaken zijn: • strooizout, vuil en achterblijven van vocht. • steenslag. • insectenresten, teer en boomvocht. • zilte lucht in kuststreken. • zure regen en industriële vervuiling. Wassen • Was uw auto regelmatig. Was de auto steeds in de schaduw en gebruik een mild reinigingsmiddel dat geschikt is voor auto's.
worden gebruikt. Deze kunnen de beschermende coating van de velgen beschadigen. veroorzaken. Gebruik zeepsop en warm water om de antireflectielaag te herstellen. Reinigingsprocedure voor vlekwerende stof (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Vlekwerende stoelen kunnen op de volgende wijze worden gereinigd: • Verwijder de vlek zo goed mogelijk door te deppen met een schone, droge doek. • Dep de vlek vervolgens met een schone, vochtige doek.
UW AUTO Koplampen reinigen Uw auto is uitgerust met kunststof koplamplenzen die lichter en minder gevoelig voor steenslag zijn dan glazen koplamplenzen. VEILIGHEID Kunststof is minder krasbestendig dan glas, ga daarom anders te werk bij het reinigen van de koplamplens. CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO Om krassen tot een minimum te beperken en de lichtopbrengst maximaal te houden, mogen de koplamplenzen niet met een droge doek worden schoongemaakt.
ROULEREN VAN BANDEN De banden die gebruikt worden aan de voorzijde van de auto krijgen een andere belasting te verwerken dan de banden aan de achterzijde. De functies bij de besturing, de aandrijving en het remmen zijn verschillend. Hierdoor slijten de voor- en achterbanden ongelijk snel. Dit effect kunt u verminderen door de banden onderling te rouleren. De voordelen van rouleren komen vooral tot uiting bij groffe profieltypen, zoals het profiel van allseasonbanden.
TECHNISCHE SPECIFICATIES UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO CHASSISNUMMER Het chassisnummer (VIN) bevindt zich vooraan op de linkerhoek van het instrumentenpaneel en is van buitenaf door de voorruit zichtbaar. Dit nummer is ook ingeslagen op de dorpel van het portier rechtsvoor onder de sierlijst en staat verder op het label Motorvoertuiginformatie dat op een raam van het voertuig is bevestigd, op de voertuigregistratie en op de eigendomspapieren. (afb. 183) (afb.
BANDEN — ALGEMENE INFORMATIE BANDENSPANNING Voor een veilig en prettig gebruik van uw auto is een juiste bandenspanning absoluut noodzakelijk. Als de bandenspanning niet juist is, heeft dit de onderstaande gevolgen: Veiligheid WAARSCHUWING! • Een verkeerde bandenspanning is gevaarlijk en kan leiden tot ongelukken. • Bij een te lage bandenspanning heeft de band te veel rek en dit kan resulteren in oververhitting en lekrijden.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 320 slijtage of zichtbare schade controleren. Gebruik een zakmeter van goede kwaliteit om de bandenspanning te controleren. Een visuele schatting van de spanning volstaat niet. Radiaalbanden lijken soms de juiste spanning te hebben terwijl de spanning onvoldoende is. Plaats na het controleren of aanpassen van de bandenspanning altijd de ventieldop terug.
RADIAALBANDEN WAARSCHUWING! Het gecombineerd monteren van radiaalbanden en andere bandentypes heeft een negatieve invloed op het weggedrag van uw auto. Dit stabiliteitsverlies kan ongevallen veroorzaken. Als u radiaalbanden gebruikt, moeten dat er altijd vier zijn. Combineer ze nooit met andere bandtypes. Een gat of scheur in het loopvlak van een radiaalband is mogelijk nog te repareren, in tegenstelling tot schade aan de zijkant van de band.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 322 worden gerepareerd (of vervangen) en weer gemonteerd worden. Probeer nooit een wieldop aan te brengen of een conventionele band te monteren op het noodreservewiel, omdat het wiel specifiek voor de noodreserveband is gemaakt. Monteer nooit meer dan één noodreserveband/-wiel tegelijkertijd aan de auto.
WAARSCHUWING! Noodreservewielen zijn uitsluitend bedoeld voor gebruik in noodgevallen. Het rijgedrag van de auto verandert wanneer u dit noodreservewiel monteert. Rijd met dit reservewiel niet harder dan de snelheid vermeld op het noodreservewiel. De spanning van een koude band mag nooit hoger of lager zijn dan de waarde die op de band- en beladingsinformatiesticker in de portieropening aan de bestuurderszijde is aangegeven.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN WAARSCHUWING! De banden en de reserveband dienen na zes jaar te worden vervangen ongeacht het resterende profiel op de banden. Als u deze waarschuwing niet in acht neemt, kan een band het plotseling begeven. U kunt de controle over de auto verliezen en een ongeval veroorzaken met ernstige of zelfs fatale gevolgen. Bewaar banden die niet worden gebruikt op een koele, droge plaats en stel ze zo weinig mogelijk bloot aan licht.
wegligging en het rijgedrag van uw auto in gevaar brengen. WAARSCHUWING! • Gebruik geen andere soort band of velgmaat of een band met een andere belastingsindex dan voor uw auto is voorgeschreven. Door sommige niet-goedgekeurde banden en wielen gecombineerd te gebruiken verandert u mogelijk de dimensies en eigenschappen van de wielophanging, waardoor de besturing, het weggedrag en de remwerking veranderen.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 326 BRANDSTOFVEREISTEN — BENZINEMOTOR Alle motoren voldoen aan alle emissie-eisen, hebben een laag brandstofverbruik en bieden optimale rijeigenschappen als u hoogwaardige loodvrije benzine met een minimum octaangehalte van 91 gebruikt. Het gebruik van superbenzine wordt afgeraden, omdat dit voor deze motoren geen voordelen ten opzichte van normale benzine biedt.
Hoewel MTBE een zuurstofverbinding op basis van methanol is, heeft het niet de negatieve effecten van methanol. MMT-gehalte van benzine staat mogelijk niet aangegeven op de benzinepomp en daarom dient u bij uw benzinepomp te informeren of de benzine MMT bevat. Het gebruik van brandstof met een ethanolgehalte van meer dan 10% kan motordefecten, startproblemen, slecht functioneren en aantasting van materialen veroorzaken. Deze nadelige werking kan blijvende schade aan uw auto tot gevolg hebben.
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 328 WAARSCHUWING! Koolmonoxide (CO) in uitlaatgassen is dodelijk. Volg de onderstaande voorschriften om koolmonoxidevergiftiging te voorkomen. • Adem nooit uitlaatgassen in. Deze bevatten namelijk koolmonoxide, een kleurloos en reukloos gas dat dodelijk kan zijn.
INHOUD VLOEISTOFFEN Brandstof (ongeveer) Motorolie met filter 3,6l-motor 2,0-liter dieselmotor Motorkoelsysteem* 3,6L dieselmotor en airconditioning met één of twee klimaatzones 3,6L motor en airconditioning met drie klimaatzones 2,0L dieselmotor en airconditioning met één of twee klimaatzones 2,0L dieselmotor en airconditioning met drie klimaatzones * Inclusief verwarming en koelvloeistofreservoir gevuld tot aan MAX-peil.
VLOEISTOFFEN, SMEERMIDDELEN EN ORIGINELE ONDERDELEN UW AUTO MOTOR Component VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 330 Koelvloeistof Motorolie – 3,6 liter motor Motorolie — 2,0L dieselmotor Bougies - 3,6 liter motor Brandstofkeuze 3,6l-motor Brandstofkeuze - 2,0L dieselmotor Vloeistoffen, smeermiddelen en originele onderdelen Een mengsel van gedemineraliseerd water en PARAFLU UP* in een mengverhouding van 50%
CHASSIS Component Automatische transmissie (voor bepaalde uitvoeringen/markten) Vloeistof, smeermiddel of origineel onderdeel Geheel synthetisch smeermiddel TUTELA TRANSMISSION FORCE4 dat voldoet aan kwalificatie FIAT 9.55550- AV4 Viscositeitsgraad (Grade) SAE 75W synthetisch smeermiddel dat voldoet aan Handgeschakelde versnellingsbak (voor de kwalificatie Fiat 9,55550-MZ6 (TUTELA TRANSMISSION GEARFORCE bepaalde uitvoeringen/markten) Contractual Technical Reference No. F002.F10).
WANNEER HET VOERTUIG HET EINDE VAN DE LEVENSDUUR HEEFT BEREIKT FIAT spant zich al vele jaren in voor de bescherming van het milieu door voortdurend de productieprocessen te verbeteren en producten te vervaardigen die het milieu steeds minder belasten. FIAT wil zijn klanten de best mogelijke service geven bij het naleven van de milieuwetgeving en het voldoen aan de Europese richtlijn 2000/53/EC inzake voertuigen aan het einde van de levensduur.
333
334
INHOUD Aanhangergewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 237 Aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 234 Bedrading . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 240 Gewicht trailer en dissel . . . . . . . . . . . . . . . . . . 237 Minimumvereisten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 238 Tips . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 242 Tips voor koeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 243 Trekhaak . . . . . . . .
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 336 Automatisch ontgrendelen, portieren . . . . . . . . . . . 106 Automatisch openen van de ruiten . . . . . . . . . . . . . 111 Automatische koplampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78 Automatische portiervergrendelingen . . . . . . . . 105,106 Automatische temperatuurregeling (ATC) . . . . . . . . . 71 Automatische transmissie . . . . . . . . . . . . . . .
Octaangehalte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 326,330 Tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169 Tankinhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 329 Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 330 Vereisten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 326 Waarschuwingslampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 Brandstof tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 169 Brandstofbesparing . . . . . . . . . . .
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 338 Geluidssysteem . . . . Raadpleeg het geluidssysteemboekje Gevaar Rijden door stromend, hoog of ondiep, niet-stromend water . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 231 Glad wegdek, rijden op . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 230 Gloeilampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213,271 Gordelspanners Veiligheidsgordels . . . . . . . . . . . . . . .
Koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 301 Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 306 Belangrijke punten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 309 Controle . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 309 Dieselmotor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 306 Inhoud koelvloeistofreservoir . . . . . . . . . . . . . . 329 Keuze van de koelvloeistof (antivries) . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 340 Koplampschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78 Koplampverstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82 Langzaam-rijdenfunctie (instrumentenverlichting overdag) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82 Leeslampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82 Licentie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Oliefilter afvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 299 Oliepeil controleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297,298 Olievuldop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296,299 Starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214 Starten met startkabels . . . . . . . . . . . . . . . . . . 253 Temperatuurmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Verdronken motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . 216 Waarschuwing uitlaatgassen . . . . . . . . . . . . .
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 342 Programmeerzenders (afstandsbediening portiervergrendeling) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 Radiaalbanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 321 Radiatorvuldop (koelvloeistofdop) . . . . . . . . . . . . . 308 Radio (geluidssystemen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147 Radio, afstandsbediening . . . . . . . . . . . . . . . .
Sleephaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283 Slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 234 Aanhangwagen of caravan . . . . . . . . . . . . . . . . . 244 Gewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 237 Handleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 237 Voertuig met pech . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 286 Slepen door sleepvoertuig . . . . . . . . . . . . . . . . . . 286 Slepen van een voertuig . . . . .
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 344 Stuurbekrachtiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131 Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20,61 Stuurwiel, instelbaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61 Verstelbare stuurkolom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61 Stuurbedieningselementen audio . . . . . . . . . . . . . .
Keuze van het smeermiddel . . . . . . . . . . . . . 312,331 Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 311 Verstelbare voorzetel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49 Vertraging (interval) ruitenwissers . . . . . . . . . . . . . . 84 Vertraging, koplichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79 Vervangingslampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 271 Vervoeren van dieren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209 Verwarmde buitenspiegels . . . . . . . . .
UW AUTO VEILIGHEID CORRECT GEBRUIK VAN DE AUTO WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 346 Zijdelingse knipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 274 Zijdelingse markeerlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 274 Zijspiegels instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63 Zo zuinig mogelijk rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Zonneklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Opmerking
Opmerking Fiat Group Automobiles S.p.A. - Parts & Services - Technical Services - Service Engineering Largo Senatore G. Agnelli, 3 - 10040 Volvera - Torino (Italia) Print n. 603.81.
KIES VOOR ORIGINELE ONDERDELEN Als uitvinder, ontwerper en fabrikant kennen wij uw auto als geen ander: wij zijn vertrouwd met ieder detail. Bij erkende Fiat Service werkplaatsen werken monteurs die rechtstreeks door ons zijn opgeleid en alle soorten onderhoud professioneel en kwaliteitsbewust uitvoeren. Er is altijd een Fiat werkplaats in uw omgeving voor regulier onderhoud, zomer- en winterchecks en praktisch advies door onze experts.
NEDERLANDS De gegevens in deze uitgave zijn hoofdzakelijk bedoeld als richtlijn. Fiat behoudt zich het recht voor de in dit boekje beschreven modellen en uitvoeringen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Neem contact op met uw Fiat-dealer voor meer informatie. Gedrukt op kringlooppapier zonder chloor.