NEDERLANDS De gegevens in deze uitgave zijn hoofdzakelijk bedoeld als richtlijn. Fiat behoudt zich het recht voor de in dit boekje beschreven modellen en uitvoeringen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Neem contact op met uw Fiat-dealer voor meer informatie. Gedrukt op kringlooppapier zonder chloor. 1742594_Dutch_FIAT_Freemont_OM_cover.
KIES VOOR ORIGINELE ONDERDELEN Als uitvinder, ontwerper en fabrikant kennen wij uw auto als geen ander: wij zijn vertrouwd met ieder detail. Bij erkende Fiat Service werkplaatsen werken monteurs die rechtstreeks door ons zijn opgeleid en alle soorten onderhoud professioneel en kwaliteitsbewust uitvoeren. Er is altijd een Fiat werkplaats in uw omgeving voor regulier onderhoud, zomer- en winterchecks en praktisch advies door onze experts.
Al onze originele onderdelen zijn onderworpen aan strenge tests, zowel in de ontwerp- als de fabricagefase, door specialisten die controleren op het gebruik van de beste materialen en de betrouwbaarheid testen. Dit garandeert prestaties en veiligheid op de lange termijn, voor u en de passagiers in uw auto. Vraag altijd om originele onderdelen en controleer of deze zijn gebruikt.
Beste klant, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze van de Fiat Freemont. We hebben deze handleiding geschreven om u vertrouwd te maken uw auto en u te leren deze op de best mogelijke manier te gebruiken. U dient deze handleiding volledig te lezen voordat u voor de eerste keer de weg op gaat.
UW AUTO INLEIDING Gefeliciteerd met de keuze van uw nieuwe FIAT. U kunt er zeker van zijn dat uw auto beschikt over alle karakteristieke kenmerken: nauwkeurig vakmanschap, exclusieve styling en hoogwaardige kwaliteit. Voordat u met uw nieuwe auto gaat rijden, dient u deze gebruikershandleiding en alle bijlagen aandachtig te lezen. Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met alle bedieningselementen van de auto en besteed vooral aandacht aan het remmen, sturen en schakelen.
BELANGRIJKE OPMERKING UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 2 DE VOLLEDIGE INHOUD VAN DIT DOCUMENT IS GEBASEERD OP DE MEEST RECENTE INFORMATIE OP HET MOMENT VAN PUBLICATIE. WIJ BEHOUDEN ONS HET RECHT VOOR OP ELK MOMENT HERZIENINGEN TE PUBLICEREN.
Onderdelen die niet door de fabrikant zijn geleverd, vallen niet onder onze garanties. Daarnaast biedt uw garantie geen dekking voor de kosten van reparaties of aanpassingen als gevolg van, of noodzakelijk geworden door montage of gebruik van onderdelen, componenten, uitrusting, materialen of toevoegingen die niet afkomstig zijn van de fabrikant.
UW AUTO VEILIGHEID HOE GEBRUIKT U DEZE HANDLEIDING? In de gedetailleerde index, achter in deze handleiding, vindt u een volledig overzicht van alle onderwerpen. Raadpleeg de inhoudsopgave om te weten in welk hoofdstuk de informatie staat die u zoekt.
WIJZIGINGEN/AANPASSINGEN VAN DE AUTO UW AUTO WAARSCHUWING! Wijzigingen en aanpassingen kunnen de rijeigenschappen en veiligheid van de auto in ernstige mate beïnvloeden en kunnen leiden tot ongevallen met ernstig of zelfs dodelijk letsel.
FUNCTIES VAN HET INSTRUMENTENPANEEL UW AUTO (afb. 2) VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 6 (afb.
INSTRUMENTEN (afb. 3) 1. Toerenteller Deze meter telt het aantal omwentelingen per minuut van de motor (omw/min x 1000). Voordat de meternaald het rode gedeelte bereikt moet u gas terugnemen om schade aan de motor te voorkomen. 2. Snelheidsmeter Geeft de snelheid van het voertuig aan. UW AUTO 3. Brandstofmeter De brandstofmeter geeft het brandstofpeil in de tank aan wanneer de contactschakelaar zich in de stand ON/RUN bevindt. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN 4.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 8 aanwijst, werkt het koelsysteem naar behoren. De naald op de meter geeft mogelijk een hoge temperatuur aan bij warm weer, op berghellingen, in druk verkeer of bij het trekken van een aanhanger. Als de naald oploopt tot het teken “H”, moet u de auto zo snel mogelijk aan de kant zetten. Als de airco (A/C) aanstaat, zet deze dan uit.
OPMERKING: Wanneer de contactschakelaar na het indrukken van een toets niet reageert, is de batterij van de afstandsbediening (sleutelhouder) mogelijk bijna leeg of leeg. Als dit het geval is, kan de contactschakelaar ook op een andere manier worden bediend. Druk de voorzijde (zijde tegenover de noodsleutel) van de sleutelhouder tegen de knop ENGINE START/STOP om de contactschakelaar te bedienen. (afb.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 10 OPMERKING: U kunt de noodsleutel op twee manieren in de slotcilinders steken; het maakt niet uit welke kant van de sleutel zich aan de bovenzijde bevindt.
Een niet-afgesloten auto is een uitnodiging voor dieven. Neem altijd de sleutelhouder uit de auto, zet de contactschakelaar in de stand OFF en sluit alle portieren af wanneer u de auto zonder toezicht achterlaat. SENTRY KEY® De Sentry Key® startonderbreker voorkomt ongeoorloofd gebruik van de auto door derden door de motor te blokkeren. U hoeft het systeem niet te activeren of in te schakelen. Dit systeem werkt automatisch, ongeacht of de auto is afgesloten.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Als het controlelampje van het beveiligingssysteem gaat branden tijdens normaal gebruik van de auto (nadat deze langer dan tien seconden heeft gereden), duidt dat op een storing in de elektronica. Laat in dat geval de storing zo snel mogelijk verhelpen door een erkende dealer. Alle sleutelhouders die met uw nieuwe auto zijn meegeleverd zijn geprogrammeerd voor de elektronica van uw auto.
AFSTANDSBEDIENING Met het afstandsbedieningssysteem kunt u vanaf een afstand van maximaal 20m met behulp van een losse sleutelhouder met afstandsbediening de portieren en achterklep vergrendelen of ontgrendelen. U hoeft de afstandsbediening niet op de auto te richten om het systeem te activeren. OPMERKING: Vanaf een rijsnelheid van 8 km/u reageert het systeem op geen enkele knop van geen enkele afstandsbediening meer. (afb.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 14 Lichten laten knipperen bij ontgrendelen/ vergrendelen Met deze functie knipperen de richtingaanwijzers wanneer u de portieren vergrendelt of ontgrendelt met de afstandsbediening. U kunt deze functie in- en uitschakelen. Raadpleeg voor het veranderen van de huidige instellingen "Uconnect® instellingen" in "Uw auto" voor meer informatie.
los. Let erop dat u de afdichting tijdens het openen niet beschadigt. (afb. 7) 3. Verwijder de batterij door het deksel aan de achterzijde te draaien (batterij naar beneden gekeerd). Tik met de afstandsbediening op een stevig oppervlak zoals een tafel o.i.d. en vervang vervolgens de batterij. Let bij het vervangen van de batterij op dat het + teken op de batterij overeenkomt met het + teken aan de binnenzijde van de batterijhouder op de het deksel aan de achterzijde.
ALARMSYSTEEM UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 16 Het voertuigbeveiligingsalarm (VSA) bewaakt de portieren, motorkap en achterklep van de auto tegen toegang door onbevoegden en de contactschakelaar tegen onbevoegd gebruik.
OPMERKING: • Het alarmsysteem kan niet worden in- of uitgeschakeld via de slotcilinder van het bestuurdersportier of de achterklepknop op de afstandsbediening. • Het alarmsysteem blijft actief wanneer de elektrisch bediende achterklep wordt geopend. Als u op de achterklepknop drukt, wordt het alarmsysteem niet uitgeschakeld. Als iemand de auto binnendringt via de achterklep en een portier opent, gaat het alarm af.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 18 PREMIUM BEVEILIGINGSSYSTEEM (voor bepaalde uitvoeringen/ landen) ALARM INSCHAKELEN Volg deze stappen voor het inschakelen van het alarmsysteem: Het Premium beveiligingssysteem bewaakt de portieren, motorkapvergrendeling en achterklep van de auto tegen toegang door onbevoegden en de contactschakelaar tegen onbevoegd gebruik.
OPMERKING: • Nadat het alarmsysteem is ingeschakeld, blijft het ingeschakeld totdat u het uitschakelt door een van de beschreven uitschakelmethoden te volgen. Als de elektrische voeding wegvalt nadat het alarmsysteem is ingeschakeld, moet u het systeem uitschakelen nadat de voeding is hersteld om te voorkomen dat het alarm afgaat. • De ultrasone inbraaksensor (bewegingsdetector) bewaakt uw auto actief elke keer wanneer u het alarmsysteem inschakelt.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 20 ALARMSYSTEEM HANDMATIG ANNULEREN Het systeem komt niet in waakfunctie als u de portieren vergrendelt via de handbediende vergrendelknop. STUURSLOT Uw auto is mogelijk uitgerust met een passief elektronisch stuurslot. Dit slot zorgt ervoor dat de auto zonder contactsleutel niet kan worden bestuurd.
ELEKTRONISCH VOERTUIGINFORMATIECENTRUM (EVIC) Het elektronische voertuiginformatiecentrum (EVIC) heeft een interactief scherm dat zich in de instrumentengroep bevindt. (afb. 8) Dit systeem biedt u op een handige manier toegang tot diverse nuttige informatie via de knoppen op het stuur.
• Knop pijl omlaag UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 22 Druk kort op de OMLAAG-knop om omlaag te bladeren door de hoofdmenu's en de submenu's. • Knop pijl naar rechts Druk kort op de knop met de pijl naar rechts om hoofdmenu's of submenu's te openen. Houd de knop met de pijl naar rechts twee seconden ingedrukt om functies te resetten.
uitgeschakeld) en "Lights On" (lampen aan, als de bestuurder uitstapt). Left Front Turn Signal Light Out (Richtingaanwijzer linksvoor defect) (met één geluidssignaal) • Niet-opgeslagen berichten tot RUN Deze berichten worden weergegeven totdat de contactschakelaar in de stand RUN wordt gezet. Een voorbeeld van dit type bericht is "Press Brake Pedal" (rempedaal intrappen) en "Push Button to Start" (druk op startknop).
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Liftgate Ajar (Achterklep open) (met één geluidssignaal) Check Gascap (Brandstofvuldop controleren) (raadpleeg "Brandstof tanken" in "Uw auto") Low Washer Fluid (Ruitensproeiervloeistof bijna op) (met één geluidssignaal) Oil Change Due (Olie verversen) (met één geluidssignaal) Ignition or Accessory On (contactschakelaar in ON of ACC) Uitlaatsysteem — regeneratie nu vereist.
WITTE VERKLIKKERLAMPJES EVIC In dit gedeelte worden instelbare witte indicatoren getoond. Voorbeelden van deze indicatoren zijn: ORANJE VERKLIKKERLAMPJES EVIC In dit gedeelte worden instelbare oranje indicatoren getoond. Voorbeelden van deze indicatoren zijn: UW AUTO • Status schakelhendel — Alleen automatische versnellingsbak De status van de schakelhendel "P,R,N,D,L,6,5,4,3,2,1" wordt weergegeven als indicatie van de stand van de hendel.
UW AUTO • Controlelampje ESP uitgeschakeld Dit lampje geeft aan dat het elektronisch stabiliteitsregelsysteem (ESP) is uitgeschakeld door de bestuurder. VEILIGHEID RODE VERKLIKKERLAMPJES EVIC In dit gedeelte worden instelbare rode indicatoren getoond. Voorbeelden van deze indicatoren zijn: STARTEN EN RIJDEN • Portier open Dit lampje gaat branden om aan te geven dat een of meerdere portieren mogelijk open zijn.
Als het lampje bij draaiende motor blijft branden, kunt u in de meeste gevallen gewoon met de auto rijden. Neem echter zo snel mogelijk contact op met uw erkende dealer voor reparatie. Als het lampje knippert wanneer de motor draait, is onmiddellijk onderhoud noodzakelijk. In een dergelijk geval is het mogelijk dat het motorvermogen afneemt, de motor versneld of onregelmatig stationair draait of afslaat en dat uw auto moet worden gesleept.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN SCHAKELINDICATOR (GSI) — (VOOR BEPAALDE UITVOERINGEN/LANDEN) Het schakelstandindicatiesysteem (GSI) wordt ingeschakeld op voertuigen met een handgeschakelde versnellingsbak, of wanneer een voertuig met een automatische versnellingsbak in de modus handmatig schakelen is gezet. De GSI biedt de bestuurder een visuele indicatie in het EVIC als het aanbevolen schakelpunt is bereikt.
OLIEVERVERSING VEREIST Uw auto is uitgerust met een indicator voor olieverversing. Het bericht "Oil change due"(olie verversen) wordt ongeveer 10 seconden in het EVIC-scherm weergegeven na één geluidsignaal om de volgende oliebeurt aan te geven. De indicator voor olieverversing is gebaseerd op de belasting van de motor, wat betekent dat de periodieke oliebeurten afhankelijk zijn van uw persoonlijke rijstijl. (afb.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN GEMIDDELD BRANDSTOFVERBRUIK Geeft het gemiddelde brandstofverbruik sinds de laatste reset weer. Wanneer het brandstofverbruik wordt gerest, worden op het scherm gedurende twee seconden het bericht "RESET" of streepjes weergegeven. De historische gegevens worden dan gewist en het nieuwe gemiddelde wordt berekend op basis van het laatste gemiddelde brandstofverbruik van voor de reset. (afb.
in km/u. Druk nogmaals op de selectieknop om te schakelen tussen de maateenheden km/u en mph. In de tripfunctiemodus wordt de volgende informatie weergegeven: OPMERKING: Als u de maateenheid wijzigt in het menu "Vehicle Speed" (voertuigsnelheid), verandert de maateenheid niet in het EVIC. TRIP A Toont de totale afstand voor Trip A die werd afgelegd sinds de laatste reset.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN VOERTUIGINFORMATIE (INFORMATIEFUNCTIES VOOR DE KLANT) (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Druk op de OMHOOG- of OMLAAG-knop en houd deze ingedrukt totdat de melding "Vehicle Info" (informatie over de auto) verschijnt in het EVIC en druk dan op de selectieknop. Druk op de OMHOOG- en OMLAAG-knop om door de beschikbare informatieschermen te bladeren.
Uconnect® INSTELLINGEN TOETSEN OP HET FRONT Toetsen bevinden zich op het front links en rechts van het Uconnect® 4.3 scherm. Bovendien bevindt zich in het midden van het instrumentenpaneel, rechts van de toetsen van de klimaatregeling, een Scroll/Enterdraaiknop. Draai aan de knop om door de menu's te bladeren of instellingen te selecteren (bijv. 30, 60, 90). Druk een of meerdere keren op het midden van de draaiknop om een instelling te wijzigen (bijv. ON/OFF (aan/uit)).
Weergave scherm UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN • Brightness (helderheid) Kies de schermtoets "Brightness" (helderheid) om dit scherm te veranderen. Wanneer u toegang tot dit scherm hebt kunt u de helderheid ervan bij in- of uitgeschakelde koplampen regelen. Wijzig de helderheid met de schermtoetsen + en - of selecteer een punt op de schaal tussen de schermtoetsen + en -. Kies vervolgens de schermtoets met de pijl naar links.
tot dit scherm hebt, kunt u de instellingen van Voice Response Length (Lengte voor reactie op spraakbediening) wijzigen. Om de Voice Response Length (Lengte voor reactie op spraakbediening) te wijzigen, raakt u de schermtoets "Brief" (kort) of "Long" (lang) kort aan. Kies vervolgens de schermtoets met de pijl naar links. • Touch Screen Beep (pieptonen aanraakscherm) Kies de schermtoets "Touchscreen Beep" (pieptonen aanraakscherm) om het scherm te veranderen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 36 de schakelhendel in de stand REVERSE (achteruitversnelling) staat en de snelheid lager is dan 11 km/u. Het systeem kan worden ingesteld met Sound Only (alleen geluid), Sound and Display (beeld en geluid) of worden uitgeschakeld.
vervolgens "On" (aan) of "Off" (uit) en ten slotte de schermtoets met de pijl naar links. • Auto High Beams (automatisch grootlicht) "SmartBeam™" (voor bepaalde uitvoeringen/ landen) Kies de schermtoets Auto High Beams (automatisch grootlicht) om dit scherm te veranderen. Wanneer u deze functie selecteert, zal het grootlicht onder bepaalde omstandigheden automatisch uitgeschakeld worden.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 38 • Flash Lights with Lock (Lichten knipperen bij vergrendelen) (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Kies de schermtoets Flash Lights with Lock (Knipperen bij vergrendelen) om dit scherm te veranderen. Wanneer deze functie geselecteerd is, knipperen de richtingaanwijzers voor en achter wanneer u de portieren vergrendelt of ontgrendelt via de afstandsbediening.
Stoelverwarming (voor bepaalde uitvoeringen/landen) • Auto Heated Seats (Automatische stoelverwarming) (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Kies de schermtoets Auto Heated Seats (automatische stoelverwarming) om dit scherm te veranderen. Als deze functie is ingeschakeld, zal de verwarming van de bestuurdersstoel automatisch inschakelen wanneer de temperatuur lager dan 4,4°C is.
UW AUTO VEILIGHEID moet de kompasafwijking aan de hand van de zonekaart worden ingesteld voor de zone waarin de auto wordt gebruikt. Nadat u het kompas correct heeft ingesteld, worden de verschillen automatisch gecompenseerd, zodat de nauwkeurigheid van de kompasrichting optimaal is. OPMERKING: Houd magnetische voorwerpen, zoals iPod's, mobiele telefoons, laptops en radardetectoren uit de buurt van het instrumentenpaneel.
• Calibration (Kalibratie) (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Kies de schermtoets Calibration (kalibratie) om deze instelling te wijzigen. Het kompas is zelfijkend, zodat u het niet handmatig hoeft te resetten. Mogelijk geeft het kompas onjuiste waarden weer wanneer de auto nieuw is. In dat geval geeft het EVIC het bericht CAL weer totdat het kompas is gekalibreerd.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 42 Telefoon/Bluetooth® Weergave scherm • Paired Devices (gekoppelde apparaten) Deze functie toont welke telefoons zijn gekoppeld aan het telefoon/Bluetooth® systeem. Raadpleeg voor meer informatie de aanvullende handleiding van Uconnect®.
regelen. Wijzig de helderheid met de schermtoetsen + en - of selecteer een punt op de schaal tussen de schermtoetsen + en -. Druk vervolgens op de schermtoets met de pijl naar links. • Set Language (Taal instellen) (voor bepaalde uitvoeringen/landen) In dit scherm kunt u een van de drie talen voor de schermweergave selecteren, met inbegrip van de ritfuncties en het navigatiesysteem (voor bepaalde uitvoeringen/landen).
Clock (klok) UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 44 • Sync Time with GPS (Tijd synchroniseren met GPS) (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Wanneer u toegang tot dit scherm hebt, kunt u de tijd automatisch door de radio laten instellen. Om de instelling van "Sync Time" (tijdsaanduiding synchroniseren) te wijzigen, raakt u de schermtoets "On" (aan) of "Off" (uit) kort aan.
• Parkview Backup Camera (Achteruitrijcamera) (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Uw auto is mogelijk voorzien van een ParkView® achteruitrijcamera. Hiermee kunt u het gebied achter de auto op het scherm zien wanneer de schakelhendel in de stand REVERSE is gezet. Het beeld wordt op het aanraakscherm van de radio weergegeven, samen met een waarschuwing dat u op de hele omgeving moet blijven letten. Na vijf seconden verdwijnt deze waarschuwing.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 46 kiest u de schermtoets Headlights With Wipers (koplampen inschakelen met ruitenwissers), vervolgens "On" (aan) of "Off" (uit) en ten slotte de schermtoets met de pijl naar links.
wordt geopend. Om te selecteren, kiest u de schermtoets Auto Unlock on Exit (portieren ontgrendelen bij uitstappen), daarna selecteert u "On" (aan) of "Off" (uit) en vervolgens kiest u de schermtoets met de pijl naar links. • Flash Headlight with Lock (Knipperen bij vergrendelen) (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Wanneer deze functie geselecteerd is, knipperen de richtingaanwijzers voor en achter wanneer u de portieren vergrendelt of ontgrendelt via de afstandsbediening.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 48 Engine Off Options (opties voor uitgeschakelde motor) • Engine Off Power Delay (vertraging voedingsspanning bij uitgeschakelde motor) Wanneer deze functie is geselecteerd, blijven de elektrisch bedienbare ruiten, de radio, het Uconnect® telefoonsysteem (voor bepaalde uitvoeringen/landen), het dvd-videosysteem (voor bepaalde uitvoeringen/ landen), het elektrisch bed
• Perform Compass Calibration (kompaskalibratie uitvoeren) (voor bepaalde uitvoeringen/ landen) Kies de schermtoets Calibration (kalibratie) om deze instelling te wijzigen. Het kompas is zelfijkend, zodat u het niet handmatig hoeft te resetten. Mogelijk geeft het kompas onjuiste waarden weer wanneer de auto nieuw is. In dat geval geeft het EVIC het bericht CAL weer totdat het kompas is gekalibreerd.
Audio UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 50 • Balance/Fade (balans links/rechts, balans voor/ achter) (voor bepaalde uitvoeringen/landen) In dit scherm kunt u de balans links/rechts (Balance) en de balans voor/achter (Fade) instellen. • Equalizer (voor bepaalde uitvoeringen/landen) In dit scherm kunt u Bass (bas), Mid (middentonen) en Treble (hoge tonen) instellen.
STOELEN De stoelen vormen een belangrijk onderdeel van het beveiligingssysteem voor inzittenden van de auto. WAARSCHUWING! • Het is gevaarlijk om tijdens het rijden personen te vervoeren in de laadruimte. Bij een ongeval lopen personen in deze ruimte een groter risico op ernstig of dodelijk letsel. • Vervoer geen personen in een ruimte van de auto die niet is voorzien van stoelen en veiligheidsgordels. Bij een ongeval lopen personen in deze ruimte een groter risico op ernstig of dodelijk letsel.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 52 De zitting omhoog of omlaag kantelen De hoek van de zitting kan in vier richtingen worden versteld. Trek de voorzijde van de stoelschakelaar omhoog of druk de achterzijde van de stoelschakelaar omlaag om het voorste of achterste gedeelte van de zitting in de richting van de schakelaar te verstellen. Laat de schakelaar los zodra de gewenste stand is bereikt.
• Druk een derde keer op de toets stoelverwarming om de verwarmingselementen uit te schakelen. Als de hoge stand (HI) is geselecteerd, schakelt het systeem na ongeveer 60 minuten continue werking automatisch naar de lage stand (LO). Op dat moment verandert het display van HI (hoge stand) in LO (lage stand). De lage stand (LO) wordt na ongeveer 45 minuten automatisch uitgeschakeld (OFF). OPMERKING: De stoelverwarming werkt uitsluitend wanneer de motor draait.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN VOORSTOELEN HANDMATIG VERSTELLEN Voor uitvoeringen met handmatig verstelbare stoelen kunnen de bestuurdersstoel en de passagiersstoel naar voren en naar achteren worden versteld m.b.v. de stang vóór de zitting bij de vloer. (afb. 21) Trek, terwijl u op de stoel zit, de stang omhoog en beweeg de stoel voor- of achterwaarts. Laat de stang los zodra de gewenste stand is bereikt.
RUGLEUNING VERSTELLEN De regelhendel bevindt zich aan de buitenzijde van de stoel. Leun, om de rugleuning te verstellen, licht naar voren, trek de hendel omhoog, leun naar achteren tot de gewenste stand is bereikt en laat de hendel los. Om de rugleuning naar de normale stand terug te brengen leunt u naar voren en licht de hendel omhoog. Laat de hendel los wanneer de rugleuning zich in de stand rechtop bevindt. (afb. 22) WAARSCHUWING! • Het is gevaarlijk om tijdens het rijden een stoel in te stellen.
UW AUTO VEILIGHEID HOOGTEVERSTELLING BESTUURDERSSTOEL De hendel voor de hoogteverstelling bevindt zich aan de buitenzijde van de stoel. Breng de hendel naar boven om de zitting te verhogen. Breng de hendel naar beneden om de zitting te verlagen. De hoogteverstelling van de stoel bedraagt in totaal circa 55 mm. (afb. 23) STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NEERKLAPBARE VOORSTOEL PASSAGIERSZIJDE (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Met deze functie wordt de laadruimte uitgebreid.
WAARSCHUWING! Het is gevaarlijk om tijdens het rijden een stoel in te stellen. Door een plotselinge beweging van de stoel zou u de controle over de auto kunnen verliezen.Verstel de stoelen alleen als de auto is geparkeerd. HOOFDSTEUNEN Hoofdsteunen zijn ontworpen om het risico van letsel te verlagen door de bewegingsvrijheid van het hoofd te beperken tijdens aanrijdingen van achteren.
OPMERKING: • De hoofdsteunen mogen uitsluitend door bevoegde monteurs worden verwijderd en alleen voor onderhoudswerkzaamheden. Als een hoofdsteun verwijderd moet worden, neem dan contact op met een erkende dealer. UW AUTO VEILIGHEID • Raadpleeg, indien een actieve hoofdsteun is geactiveerd, de rubriek "Veiligheidsgordelsystemen/ Actieve hoofdsteunen (AHR)/Opnieuw instellen van de actieve hoofdsteunen (AHR)" in "Veiligheid" voor meer informatie. STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN (afb.
WAARSCHUWING! • Leg geen voorwerpen zoals jassen, stoelhoezen of draagbare dvd-spelers over de hoofdsteunen. Deze voorwerpen kunnen bij botsingen de werking van de actieve hoofdsteunen belemmeren en leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel. • Actieve hoofdsteunen kunnen geactiveerd worden als ze geraakt worden, bijvoorbeeld door een hand, voet of losse voorwerpen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 60 WAARSCHUWING! Rijden in een voertuig zonder hoofdsteunen of met hoofdsteunen die niet goed zijn afgesteld kan leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel in geval van een botsing.Voordat u met de auto gaat rijden moet u de hoofdsteunen controleren. De hoofdsteunen mogen nooit worden versteld tijdens het rijden.
Stoel neerklappen 1. De regelhendel bevindt zich onder aan de portierzijde van de stoel. (afb. 29) 2. Oefen met één hand op de rugleuning lichte druk uit. 3. Licht de regelhendel met de andere hand omhoog zodat de rugleuning iets naar voren beweegt en laat dan de hendel los. WAARSCHUWING! Om persoonlijk letsel of schade aan voorwerpen te voorkomen moet u zorgen dat uw hoofd en armen of voorwerpen niet beklemd raken tijdens het neerklappen van de rugleuning. UW AUTO VEILIGHEID 4.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWING! Het is gevaarlijk om tijdens het rijden een stoel in te stellen. Door een plotselinge beweging van de stoel zou u de controle over de auto kunnen verliezen. De veiligheidsgordel dan is wellicht niet goed afgesteld waardoor u letsel kunt oplopen.Verstel de stoelen alleen als de auto is geparkeerd. Rugleuning verstellen De verstelhendel bevindt zich aan de buitenzijde van de stoel.
WAARSCHUWING! • Het is gevaarlijk om tijdens het rijden een stoel in te stellen. Door een plotselinge beweging van de stoel zou u de controle over de auto kunnen verliezen. De veiligheidsgordel dan is wellicht niet goed afgesteld waardoor u letsel kunt oplopen.Verstel de stoel alleen als de auto is geparkeerd. • Rijd nooit met de rugleuning zo schuin ingesteld dat de schoudergordel niet meer tegen uw borstkas rust.
Stoel van tweede zitrij naar voren bewegen UW AUTO VEILIGHEID OPMERKING: Breng de rugleuning / armsteun omhoog voordat u de stoel volledig naar voren schuift. Trek de hendel aan de bovenzijde bij het portier naar voren. De zitting draait in een vloeiende beweging naar boven en de stoel schuift over de rails naar voren. (afb. 33) (afb.
Duw de zitting naar beneden om deze op zijn plaats vast te maken. Verstel de stoelstand op de rails zoals gewenst. Beweeg met uw lichaamsgewicht naar voren en naar achteren op de stoel om er zeker van te zijn dat het stoelverstelmechanisme is vergrendeld. Rugleuning neerklappen Trek de ontgrendellus, die zich boven aan de rugleuning bevindt, omhoog, duw de rugleuning enigszins naar voren en laat de lus los. Blijf de rugleuning naar voren drukken.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN Rugleuning opklappen Neem de hulpriem op de rugleuning vast en trek deze naar u toe om de rugleuning omhoog te brengen. Ga door met de rugleuning op te heffen totdat deze op zijn plaats vastklikt. Breng vervolgens de hoofdsteun omhoog om deze te laten vergrendelen. (afb. 36) De rugleuning kan ook worden vergrendeld in de achterover gekantelde stand.
VERSTELBARE STUURKOLOM Met deze functie kunt u de stuurkolom in de hoogte verstellen. U kunt de stuurkolom ook in de lengte verstellen. De bedieningshendel voor lengte- en hoogteverstelling bevindt zich onder het stuur aan het uiteinde van de stuurkolom. (afb. 37) Om de stuurkolom te ontgrendelen drukt u de bedieningshendel naar beneden. Om de stuurkolom in de hoogte te verstellen beweegt u het stuur omhoog of omlaag naar de gewenste positie.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN STUURVERWARMING (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Het stuurwiel is voorzien van een verwarmingselement dat bij koud weer uw handen verwarmt. De stuurverwarming kent slechts één temperatuurinstelling. Nadat de stuurverwarming is ingeschakeld, wordt het stuur tot 80 minuten verwarmd, waarna de stuurverwarming automatisch wordt uitgeschakeld. De stuurverwarming wordt mogelijk eerder uitgeschakeld of helemaal niet ingeschakeld als het stuur al warm is.
SPIEGELS BINNENSPIEGEL MET DAG/NACHTSTAND Via een dubbel scharniersysteem kunt u de spiegel horizontaal en verticaal verstellen. Stel de spiegel zo in dat u door het midden van de achterruit kijkt. U kunt hinderlijke weerspiegeling van koplampen verminderen door het bedieningshendeltje onder de spiegel in de nachtstand te zetten (hendel naar de achterkant van de auto gekanteld). Stel de spiegel af terwijl deze in de dagstand staat (naar de voorruit toe). (afb.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES BUITENSPIEGELS Voor een optimaal resultaat dient u de spiegels zo af te stellen dat u de naastliggende rijbaan goed in het zicht hebt en er tevens een geringe overlapping is met het zicht in de binnenspiegel. OPMERKING: Het bolle oppervlak van de buitenspiegel aan de passagierszijde biedt een veel bredere kijkhoek met name op de rijbaan naast uw auto.
OPMERKING: Een lampje in de knop geeft dan aan dat de spiegel is geactiveerd en kan worden versteld. ELEKTRISCH INKLAPBARE SPIEGELS (voor bepaalde uitvoeringen/landen) De schakelaar voor de elektrische inklapbare spiegels bevindt zich tussen de spiegelschakelaars L (links) en R (rechts). Druk eenmaal op de schakelaar om de spiegels in te klappen en druk nogmaals op de schakelaar om de spiegels naar de normale rijstand terug te klappen. (afb.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN VERWARMDE BUITENSPIEGELS (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Deze buitenspiegels worden verwarmd om ijs te ontdooien. Deze functie wordt geactiveerd wanneer u de achterruitverwarming inschakelt. Raadpleeg “Functies achterruit” voor meer informatie. VERLICHTE MAKE-UPSPIEGELS (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Beide zonnekleppen zijn voorzien van een verlichte make-upspiegel.
KLIMAATREGELING KLIMAATREGELING Het systeem voor airconditioning en verwarming is ontworpen voor een optimaal interieurcomfort onder alle weersomstandigheden. Dit systeem kan worden bediend via het instrumentenpaneel of via het scherm van het Uconnect® systeem. UW AUTO Wanneer het Uconnect® systeem in een bepaalde modus (Radio, Player, Settings, More, enz.) staat, worden de temperatuurinstellingen voor de bestuurder en passagier aan de bovenzijde van het scherm weergegeven.
Schermtoetsen UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN Schermtoetsen zijn beschikbaar in het scherm van het Uconnect® systeem. (afb. 45) (afb. 46) Beschrijving van de toetsen (zowel van toepassing op de toetsen op het front als op de schermtoetsen) 2. A/C-knop Druk kort op deze knop om de huidige instelling te wijzigen. Het indicatielampje brandt wanneer A/C is ingeschakeld.
4. Knop Ontdooien vóór Druk kort op deze knop om in plaats van de huidige ingestelde luchtstroom de modus Ontdooien in te schakelen. Het indicatielampje brandt wanneer deze functie is ingeschakeld. De lucht stroomt via de roosters voor ontwaseming van de voorruit en zijramen. Wanneer de ontdooiknop wordt geselecteerd, zal het aanjagertoerental toenemen. Gebruik de ontdooistand in combinatie met de hoogste temperatuurinstelling om zo snel mogelijk de voorruit en de zijramen te ontdooien.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 76 OPMERKING: Als in de modus Sync op deze knop wordt gedrukt, wordt deze modus automatisch afgesloten. rentallen kunnen als volgt worden geselecteerd met behulp van de aanjagerknop op het front of de schermtoetsen: 8. Knop temperatuurverlaging passagiers (alleen Uconnect® 8.4) Biedt de passagiers een onafhankelijke temperatuurregeling.
naar links en naar rechts worden bewogen om zo de richting van de luchtstroom te regelen. Onder de lamellen bevindt zich een stelwiel waarmee de uitblaasopening kan worden afgesloten of aangepast om zo de uitstromende hoeveelheid lucht te regelen. • Stand Twee niveaus Lucht stroomt uit de luchtroosters in het instrumentenpaneel en de roosters in de vloer. Een geringe hoeveelheid lucht stroomt via de openingen voor voorruitontdooiing en zijraamontwaseming.
UW AUTO VEILIGHEID wordt de temperatuur hoger. Door de temperatuurbalk in het blauwe gebied te bewegen, wordt de temperatuur lager. Bestuurder en passagier beschikken over een onafhankelijke temperatuurregeling als de modus Sync niet brandt. FUNCTIES VAN DE KLIMAATREGELING A/C (airconditioning) STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN Met de knop voor de A/C (airconditioning) kan de gebruiker het aircosysteem handmatig in- of uitschakelen.
schakelen en buitenlucht in het interieur te laten stromen. OPMERKING: Bij koud weer kunnen de ruiten, bij gebruik van de recirculatiestand, sneller beslaan. De recirculatiefunctie is mogelijk niet beschikbaar (schermtoets grijs weergegeven). In de modus Ontwasemen mag de recirculatiestand niet worden gebruikt om de ramen sneller vrij te maken. De recirculatie wordt automatische uitgeschakeld als deze stand wordt gekozen.
Ga als volgt te werk om de instellingen voor de klimaatregeling achterin te wijzigen: UW AUTO • Druk op de knop "REAR" om de bediening van de klimaatregeling achterin te activeren. Het scherm voor regeling achterin (zie volgende afbeelding) wordt weergegeven. Met de regelfuncties kunt u nu de klimaatregeling achterin bedienen. VEILIGHEID • Als u wilt terugkeren naar het scherm voor regeling voorin, drukt u nogmaals op de knop "REAR".
AANJAGERKNOP ACHTERIN U kunt de aanjagerknop achterin handmatig instellen op de stand "off" of op elke gewenste aanjagersnelheid door de knop van laag naar hoog te draaien. Zo kunnen de passagiers achterin de luchthoeveelheid regelen die naar het achtercompartiment van de auto wordt gevoerd. (afb. 49) Lucht stroomt het automatische luchtregelsysteem achterin via een inlaatrooster binnen. Dit rooster bevindt zich aan de rechterzijde in het bekledingspaneel.
UW AUTO VEILIGHEID afzonderlijk verstellen om zo de luchtstroming te regelen. Als de lamellen van de roosters naar één kant worden gezet, wordt de luchtstroom onderbroken. • Stand Twee niveaus Er stroomt lucht naar binnen via de dakventilatieroosters en de vloerroosters. STARTEN EN RIJDEN OPMERKING: Bij veel temperatuurinstellingen is de tweeledige ventilatiestand bedoeld om koelere lucht toe te voeren via de dakventilatieroosters en warmere lucht via de vloerroosters.
Schermtoetsen Schermtoetsen zijn beschikbaar in het scherm van het Uconnect® systeem. (afb. 52) (afb. 53) Beschrijving van de toetsen (zowel van toepassing op de toetsen op het front als op de schermtoetsen) 1. Knop MAX A/C Druk kort op deze knop om de huidige instelling te wijzigen. Het indicatielampje brandt wanneer MAX A/C is ingeschakeld. Als u nogmaals op deze knop drukt, schakelt de functie MAX A/C naar de handmatige modus en gaat het indicatielampje MAX A/C uit. 2.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 84 Door het inschakelen van deze functie, wordt van de automatische werking naar de handmatige modus geschakeld. Raadpleeg het hoofdstuk "Automatische werking" voor meer informatie hierover. 5. Knop Ontdooien vóór Druk kort op deze knop om in plaats van de huidige ingestelde luchtstroom de modus Ontdooien in te schakelen.
OPMERKING: Als in de modus Sync op deze knop wordt gedrukt, wordt deze modus automatisch afgesloten. behulp van de aanjagerknop op het front of de schermtoetsen: 9. Knop temperatuurverlaging passagiers Biedt de passagiers een onafhankelijke temperatuurregeling. Druk op deze knop om de ingestelde temperatuur te verlagen. Het aanjagertoerental neemt toe wanneer u de aanjagerknop vanuit de laagste stand rechtsom draait. Het aanjagertoerental neemt af wanneer u de aanjagerknop linksom draait.
UW AUTO richting van de luchtstroom te regelen. Onder de lamellen bevindt zich een stelwiel waarmee de uitblaasopening kan worden afgesloten of aangepast om zo de uitstromende hoeveelheid lucht te regelen. STARTEN EN RIJDEN • Stand Twee niveaus Lucht stroomt uit de luchtroosters in het instrumentenpaneel en de roosters in de vloer. Een geringe hoeveelheid lucht stroomt via de openingen voor voorruitontdooiing en zijraamontwaseming.
16. Temperatuurregeling (alleen Uconnect® 4.3) Kies de schermtoets voor temperatuur om de luchttemperatuur in het passagierscompartiment te regelen. Door de temperatuurbalk in het rode gebied te bewegen, wordt de temperatuur hoger. Door de temperatuurbalk in het blauwe gebied te bewegen, wordt de temperatuur lager. A/C (airconditioning) Met de knop voor de A/C (airconditioning) kan de gebruiker het aircosysteem handmatig in- of uitschakelen.
Recirculatietoets UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES Wanneer de buitenlucht rook, onprettige luchtjes of veel vocht bevat, of wanneer een snelle koeling gewenst is, kunt u de binnenlucht laten circuleren door op de recirculatieknop te drukken. Wanneer deze knop is ingedrukt, brandt de het indicatielampje voor recirculatie.
Daarna zal de aanjager steeds sneller gaan draaier en overgaan op het gewenste toerental voor de automatische modus. teem voert warme lucht toe via beide vloeropeningen of koele, gedroogde lucht via de ventilatieroosters in de dakbekleding. Handmatige bediening opheffen De toetsen van de temperatuurregeling achterin bevinden zich in het Uconnect® systeem, op het instrumentenpaneel. (afb. 54) (afb.
Klimaatregeling achterin bedienen vanaf het ATC-paneel voorin Het ATC-systeem met drie klimaatzones biedt de mogelijkheid de klimaatregeling achterin te bedienen vanaf het ATC-paneel voorin. UW AUTO VEILIGHEID Ga als volgt te werk om de instellingen voor de klimaatregeling achterin te wijzigen: • Druk op de knop "REAR" om de bediening van de klimaatregeling achterin te activeren. Het scherm voor regeling achterin (zie volgende afbeelding) wordt weergegeven.
Het ATC-systeem achterin bevindt zich in de hemelbekleding in het midden van de auto. • Druk op de knop Rear Temperature Lock (Blokkering temperatuur achterin) op het Uconnect® aanraakscherm. Hierdoor wordt het pictogram "Temperatuur achterin geblokkeerd" in de temperatuurregelknop achterin uitgeschakeld. AANJAGERKNOP ACHTERIN U kunt de aanjagerknop achterin handmatig instellen op de stand "off" of op elke gewenste aanjagersnelheid door de knop van laag naar hoog te draaien.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 92 Lucht stroom het automatische luchtregelsysteem achterin via een inlaatrooster binnen. Dit rooster bevindt zich aan de rechterzijde in het bekledingpaneel achter de derde zitrij. De roosters achterin zijn aangebracht in het rechter bekledingspaneel van de derde zitrij.
van 50% OAT (Organic Additive Technology) koelvloeistof die voldoet aan de kwalificatie Fiat 9.55522 en 50% water wordt aanbevolen. Raadpleeg "Onderhoudsprocedures" in "Service en onderhoud" voor de juiste koelvloeistof. OPMERKING: • Gebruik de circulatiestand niet langdurig zonder de airconditioning aan te zetten, omdat dan de ruiten kunnen beslaan. UW AUTO VEILIGHEID Het gebruik van de recirculatiestand in de wintermaanden wordt afgeraden, omdat daardoor de ruiten kunnen beslaan.
UW AUTO Aanbevolen handmatige instellingen voor diverse weersomstandigheden (afb. 57) VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD (afb.
VERLICHTING KOPLAMPSCHAKELAAR De koplampschakelaar bevindt zich aan de bestuurderszijde van het instrumentenpaneel. Met deze schakelaar bedient u de koplampen, de parkeerlichten, de instrumentenverlichting, het dimmen van de instrumentenverlichting, de interieurverlichting en de mistlampen. (afb. 58) Draai de koplampschakelaar rechtsom naar de eerste klikstand om de parkeerlichten en de instrumentenverlichting te bedienen.
UW AUTO HOOGTEVERSTELLING KOPLAMPEN Met dit systeem zijn de koplampen altijd correct afgesteld, ongeacht de belading van de auto. VEILIGHEID De schakelaar voor de hoogteverstelling van de koplampen bevindt zich naast de dimmerknop aan de linkerkant van het instrumentenpaneel.
OPMERKING: Als u deze functie wilt activeren, moeten de koplampen binnen 45 seconden na het uitzetten van de contactschakelaar worden uitgeschakeld. Het systeem zal de vertraging opheffen wanneer u de koplampen, de stadslichten of de contactschakelaar weer in de stand ON zet. Wanneer u de koplampen uitschakelt voordat u de contactschakelaar in de stand OFF zet, gaan de koplampen op de normale manier uit. OPMERKING: U kunt de vertragingstijd van de koplampen programmeren met het Uconnect® systeem.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD Achtermistlampen OPMERKING: Om de mistlampen achter in te schakelen, draait u de koplampschakelaar naar de stand voor de parkeerlichten of de koplampen. Druk vervolgens eenmaal op de koplampschakelaar om de mistlampen aan de voorzijde van de auto in te schakelen. Druk nogmaals op de koplampschakelaar om de mistlampen aan de voor- en achterzijde in te schakelen.
LANE CHANGE ASSIST Tik de hendel eenmaal omhoog of omlaag zonder hem in de klikstand te duwen; de richtingaanwijzer (rechts of links) knippert dan driemaal en gaat vervolgens automatisch uit. DIMLICHT/GROOTLICHTSCHAKELAAR Druk de multifunctionele hendel naar voren om het grootlicht in te schakelen. Trek de multifunctionele hendel naar u toe om het dimlicht weer in te schakelen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 100 INTERIEURVERLICHTING VOLLEDIG UITSCHAKELEN (OFF) Draai de dimschakelaar geheel naar beneden in de stand OFF. De interieurverlichting blijft nu uit wanneer een portier wordt geopend. INSTRUMENTENVERLICHTING Draai de dimschakelaar omhoog naar de eerste klikstand.
RUITENWISSERS EN -SPROEIERS De bedieningshendel voor de ruitenwissers/sproeier bevindt zich links van de stuurkolom. (afb. 62) De voorruitwissers worden bediend met een schakelaar op het uiteinde van de hendel te draaien. Raadpleeg “Functies achterruit” voor meer informatie over het gebruik van de achterruitwisser/-sproeier. INTERVALSTAND Gebruik de intervalstand wanneer de weersomstandigheden één wisbeweging vereisen, met een variabele pauze tussen de wisbewegingen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN BEDIENING VAN RUITENWISSERS VOORRUIT Draai het uiteinde van de hendel naar boven tot de eerste stand voorbij de intervalstand voor langzame wisbewegingen. Draai voor snelle wisbewegingen het uiteinde van de hendel naar boven tot de tweede stand voorbij de intervalstand. (afb. 64) OPMERKING: De ruitenwissers keren automatisch terug naar de ruststand wanneer u tijdens het wissen de contactschakelaar in de stand OFF zet.
Als u de ruitensproeiers inschakelt als de ruitenwissers zijn uitgeschakeld (OFF), maken deze twee of drie wisbewegingen en schakelen weer uit (OFF). WAARSCHUWING! Een plotselinge verslechtering van het zicht door de voorruit kan tot aanrijdingen leiden. Mogelijk ziet u andere voertuigen of obstakels over het hoofd. Voorkom plotselinge ijsvorming op de voorruit door de voorruit eerst te verwarmen met de ontdooi-inrichting voordat u de ruitensproeier gebruikt.
UW AUTO KOPLAMPSPROEIERS (voor bepaalde uitvoeringen/landen) De koplampsproeiers zijn verzonken in de bovenkant van het spatbord, in het midden onder de koplamp. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES Met de bedieningshendel voor de ruitenwissers/ sproeiers bedient u de koplampsproeiers als de contactschakelaar in de stand ON staat en de koplampen zijn ingeschakeld.
Draai de schakelaar tot voorbij de eerste stand om de achterruitsproeier in te schakelen. De ruitensproeierpomp blijft werken zolang u de schakelaar in deze stand houd. Na loslaten maakt de ruitenwisser nog drie wisbewegingen en keert vervolgens in de ruststand terug. (afb. 66) Als de achterruitwisser is ingeschakeld en de contactschakelaar in de stand LOCK is gezet, keert de ruitenwisser automatisch in de ruststand terug.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES achterruitverwarming is ingeschakeld. De achterruitverwarming wordt na ongeveer 10 minuten automatisch uitgeschakeld. CRUISECONTROL OPMERKING: Gebruik de achterruitverwarming uitsluitend wanneer de motor draait, om ontladen van de accu te voorkomen. (afb.
INSCHAKELEN Druk op de knop ON/OFF. Het indicatielampje van de cruisecontrol gaat branden in de instrumentengroep. Druk nogmaals op de knop ON/OFF om het systeem uit te schakelen. Het indicatielampje van de cruisecontrol gaat uit. Het systeem moet worden uitgeschakeld wanneer het niet wordt gebruikt. WAARSCHUWING! Het is gevaarlijk om de cruisecontrol ingeschakeld te laten wanneer u deze niet gebruikt. U kunt het systeem dan per ongeluk instellen en sneller rijden dan u wilt.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 108 • Als u eenmaal op de knop SET (-) drukt, wordt de ingestelde snelheid verhoogd met 2 km/u. Met ieder volgend tikje op de toets verlaagt u de snelheid met 2 km/u. • Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de ingestelde snelheid continu verlaagd totdat u de knop loslaat. Vervolgens wordt de nieuwe snelheid ingesteld.
DAKCONSOLE De dakconsole bevat de interieurverlichting, leeslampjes, een bergvakje voor zonnebrillen, een observatiespiegel en een schakelaar voor het optionele, elektrisch bedienbare zonnedak. (afb. 68) INTERIEURVERLICHTING/LEESLAMPJES De dakconsole is voorzien van twee lampjes voor de interieurverlichting. De verlichting gaat aan wanneer u een portier of de achterklep opent.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN OPBERGVAKJE ZONNEBRIL Om het bergvakje te openen drukt u de reliëfstangen op het klepje van het bergvak in het midden van de console kort in, dan zwaait het klepje open. (afb. 70) OBSERVATIESPIEGEL INTERIEUR De bolle achteruitkijkspiegel biedt de bestuurder en de passagier voorin een breed zicht op de inzittenden achterin.
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN OPBERGRUIMTE De schakelaar voor de waarschuwingsknipperlichten bevindt zich in het schakelaarpaneel op het instrumentenpaneel boven de klimaatregelknoppen. Druk op de schakelaar om de alarmknipperlichten in te schakelen. Zodra u de schakelaar indrukt, gaan alle richtingaanwijzers knipperen om het verkeer achter u te waarschuwen voor een noodsituatie. Druk nogmaals op de schakelaar om de waarschuwingsknipperlichten uit te zetten.
UW AUTO OPBERGVAK IN VLOERCONSOLE In de vloerconsole bevindt zich een open opbergvak. (afb. 73) VEILIGHEID OPBERGRUIMTE MIDDENCONSOLE Onder de armsteun van de middenconsole bevinden opbergvak en een opbergruimte. (afb. 74) STARTEN EN RIJDEN Trek de handgreep aan de voorzijde van het deksel omhoog om toegang te krijgen tot het opbergvak en de opbergruimte. (afb. 75) WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN (afb. 74) Middenconsole NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD (afb.
Het opbergvak kan naar voren en achteren worden geschoven of worden verwijderd om toegang te krijgen tot het opbergvak in de middenconsole. (afb. 76) WAARSCHUWING! Ga niet rijden met de auto als consolevak is geopend. Rijden met het consolevak open kan leiden tot letsel bij een aanrijding. Verschuifbare armsteun (alleen automatische versnellingsbak) Voor een eenvoudige toegang tot de opbergruimte kan de middenarmsteun kan ook naar achteren worden geschoven. (afb.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN FLIP 'N STOW™ OPBERGRUIMTE IN VOORSTOEL PASSAGIERSZIJDE (voor bepaalde uitvoeringen/landen) De ontgrendelriem van de stoel bevindt zich in het midden tussen de zitting en de rugleuning. Trek de riem naar boven om het veerslot te ontgrendelen en daarna naar voren om de zitting open te zetten tot de klikstand. (afb. 78) OPMERKING: Zorg dat de voorwerpen in het opbergvak de grendel niet blokkeren voordat u de stoel dichtklapt.
Om bij het opbergvak te komen, legt u de vloermat opzij (voor bepaalde uitvoeringen/landen). Trek de ontgrendelriem naar boven om het veerslot te ontgrendelen en dan naar voren om het luikje te openen. (afb. 80) UW AUTO De bak kan worden verwijderd om eenvoudig te worden gereinigd. (afb. 81) VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN (afb. 80) In-Floor opbergvak NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD (afb. 79) (afb.
ELEKTRISCHE AANSLUITCONTACTEN UW AUTO VEILIGHEID In de middenconsole onder de radio bevindt zich een aansluitcontact van 12 volt (13 amp). Op dit aansluitcontact staat spanning wanneer de contactschakelaar in de stand ON/RUN of ACC staat. (afb. 82) STARTEN EN RIJDEN Dit aansluitcontact werkt ook als sigarettenaansteker. Om het verwarmingselement te sparen, mag de aansteker niet ingedrukt in de verwarmingstand worden gehouden.
(afb. 84) 12 volt-aansluitcontact achterbank • Zorg ervoor dat het maximumvermogen van 160 watt (13 amp) bij 12 volt niet wordt overschreden. Als het vermogen van 160Watt (13 amp) wordt overschreden zal de zekering, die het systeem beveiligt, vervangen moeten worden. • Het aansluitcontact op de bodem van de middenconsole wordt beveiligd via dezelfde zekering als het aansluitcontact aan de achterzijde van de console. Daarom mag het gecombineerde verbruik niet meer dan 160 watt (13 amp) bij 12 volt bedragen.
WAARSCHUWING! Ter voorkoming van ernstig of zelfs dodelijk letsel: • Sluit op de 12 volt-aansluitcontacten alleen apparaten aan die geschikt zijn voor dit type aansluitcontact. • Raak de aansluitcontacten niet aan met natte handen. • Zorg dat het klepje is gesloten tijdens het rijden en wanneer u het aansluitcontact niet gebruikt. • Onjuist gebruik van dit aansluitcontact kan leiden tot een elektrische schok en storing.
• Veel accessoires die u op de aansluitcontacten kunt aansluiten, ontvangen ook voedingsspanning van de accu in de auto als u ze niet gebruikt (bijv. mobiele telefoons). Als u de accessoires te lang aangesloten laat, raakt de accu zo ver ontladen dat de levensduur ervan afneemt en/of de motor niet meer zal starten. • Accessoires die veel vermogen vergen,zoals koelers, stofzuigers, lampen, enz., zullen de accu nog sneller ontladen. Gebruik deze met mate en wees extra voorzichtig.
UW AUTO Wanneer de armsteun is neergeklapt bevinden de bekerhouders zich in de hoofdsteun. De hoofdsteun kan worden versteld om de bekerhouders een betere plaats te geven. (afb. 88) VEILIGHEID Laat kinderen nooit alleen achter in de auto terwijl de sleutel in de contactschakelaar steekt. STARTEN EN RIJDEN Naast de bekerhouders kunnen sommige uitvoeringen zijn voorzien van flessenhouders. De flessenhouders bevinden zich in de portierpanelen. (afb.
ELEKTRISCH BEDIENBAAR ZONNEDAK (voor bepaalde uitvoeringen/landen) De schakelaar voor het elektrisch bedienbare zonnedak bevindt zich in de dakconsole tussen de zonnekleppen. (afb. 90) WAARSCHUWING! • Laat nooit kinderen zonder toezicht in een auto achter of in de buurt van een auto die niet is afgesloten. Laat de sleutelhouder nooit achter in of in de buurt van de auto, of op een voor kinderen bereikbare plaats. Laat het contact van auto's met Keyless Enter-N-Go™ niet in de modus ACC of ON/RUN staan.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 122 ZONNEDAK OPENEN — SNEL Als u de schakelaar naar achteren drukt en snel (binnen een halve seconde) loslaat, wordt het zonnedak automatisch vanuit iedere stand geopend. Het zonnedak wordt volledig geopend en stopt automatisch. Dit is de functie "Snel openen". De functie Snel openen zorgt dat bij iedere beweging van de schakelaar het zonnedak stopt.
BEDIENING VAN ZONWERING De zonwering kan handmatig worden geopend. De zonwering wordt echter ook automatisch geopend wanneer het zonnedak wordt geopend. ONDERHOUD VAN ZONNEDAK Gebruik voor het reinigen van het glaspaneel uitsluitend niet-schurende schoonmaakmiddelen en een zachte doek. OPMERKING: U kunt de zonwering niet sluiten als het zonnedak is geopend.
PORTIERVERGRENDELING UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN HANDMATIGE PORTIERVERGRENDELING Als u alle portieren wilt vergrendelen, drukt u de portiervergrendelknop op ieder bekledingspaneel omlaag. Als u de voorportieren wilt ontgrendelen, trekt u de binnenhandgreep in de eerste klikstand. Als u de achterportieren wilt ontgrendelen, trekt u de portiervergrendelknop op het bekledingspaneel omhoog. (afb.
WAARSCHUWING! (Vervolgd) • Laat de sleutelhouder niet achter in of in de buurt van de auto, of op een voor kinderen bereikbare plaats, en laat het contact van een voertuig met Keyless Enter-N-Go™ niet in de modus ACC of ON/RUN staan. Een kind zou de knoppen van de elektrische raambediening of andere schakelaars kunnen bedienen of de auto in beweging kunnen zetten.
UW AUTO Automatisch portieren ontgrendelen bij uitstappen Bij auto's met centrale portiervergrendeling worden de portieren automatisch ontgrendeld, wanneer: VEILIGHEID 1. de functie voor het automatische ontgrendelen van de portieren bij uitstappen is ingeschakeld; STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 126 2.
3. Herhaal stap 1 en 2 voor het andere achterportier. OPMERKING: OPMERKING: Wanneer het kinderslot is geactiveerd, kan het portier alleen met de portiergreep van buitenaf worden geopend, ook als de ontgrendelknop aan de binnenzijde in de ontgrendelde stand staat. • Controleer na het activeren van het kinderslot altijd of het portier niet van binnenuit kan worden geopend.
Het kinderslot uitschakelen KEYLESS ENTER-N-GO™ UW AUTO 1. Open het achterportier. VEILIGHEID 2. Steek de punt van de noodsleutel (of een soortgelijk voorwerp) in het kinderslot en draai het slot naar de stand UNLOCK. (afb. 95) Het Passive Entry-systeem is een uitbreiding van het afstandsbedieningsysteem van de auto en een functie van Keyless Enter-N-Go™.
Ontgrendelen vanaf de bestuurderszijde: Houd een geldige afstandsbediening met Passive Entry binnen 1,5 m van de handgreep van het bestuurdersportier en pak deze handgreep vast om het bestuurdersportier automatisch te ontgrendelen. De vergrendelknop aan de binnenzijde van het portier komt omhoog wanneer het portier wordt ontgrendeld. (afb.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES Voorkomen dat de afstandsbediening met Passive Entry per ongeluk in de auto wordt ingesloten linksonder van het profiel dat zich op de achterklep onder de ruit bevindt. (afb.
OPMERKING: • Nadat u de vergrendelknop hebt ingedrukt, dient u twee seconden te wachten voordat u de portieren kunt vergrendelen of ontgrendelen met een Passive Entry-portiergreep. Op deze wijze kunt u door aan de portiergreep te trekken controleren of de auto is afgesloten, zonder dat de auto reageert en de portieren ontgrendelt. (afb.
RAMEN UW AUTO ELEKTRISCH BEDIENDE RAMEN Met de ruitbediening op het bekledingspaneel van het bestuurdersportier kunt u alle portierruiten bedienen. VEILIGHEID (afb. 100) STARTEN EN RIJDEN Op het bekledingspaneel van elk van de passagiersportieren bevindt zich één raambedieningschakelaar waarmee het raam van de desbetreffende portier kan worden geopend en gesloten. De ruitbediening werkt alleen als de contactschakelaar in de stand ON/RUN of ACC staat.
RAMEN AUTOMATISCH VOLLEDIG OPENEN De elektrisch bediende ruit in het bestuurdersportier heeft een automatische openingsfunctie. Druk de schakelaar voorbij de eerste klikstand en laat deze los. De ruit gaat automatisch helemaal omlaag. OPMERKING: Als u het raam slechts gedeeltelijk wilt openen, drukt u de raamschakelaar in tot het eerste drukpunt en laat u de schakelaar los wanneer u het raam wilt stoppen.
UW AUTO RESETTEN Soms moet de functie "Automatisch omhoog/ Automatisch omlaag" opnieuw in werking worden gesteld. Daartoe volgt u de volgende stappen: VEILIGHEID 1. Trek de raambedieningschakelaar omhoog tot het raam volledig gesloten is en houd de schakelaar vervolgens nog twee seconden langer vast. STARTEN EN RIJDEN 2. Duw de raambedieningschakelaar helemaal omlaag tot het raam volledig geopend is en houd de schakelaar vervolgens nog twee seconden langer vast.
ACHTERKLEP OPMERKING: De achterklep kan worden ontgrendeld/vergrendeld met behulp van de knop UNLOCK en LOCK op de afstandsbediening (RKE), de knop UNLOCK en LOCK op de Keyless Enter-N-Go™ (Passive Entry) onder de linkerzijde van de stang die zich onder de ruit op de achterklep bevindt, of door de schakelaar voor de centrale portiervergrendeling te activeren, die zich op het bekledingspaneel van beide voorportieren bevindt.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN OPMERKING: De gasdruk in deze steunen daalt echter bij koud weer en dan moet u mogelijk ook zelf iets ondersteunen bij het openen van de achterklep. WAARSCHUWING! • Wanneer u met een geopende achterklep rijdt, kunnen giftige uitlaatgassen in de auto belanden. Deze dampen kunnen schadelijk zijn voor u en uw passagiers. Rijd alleen met gesloten achterklep.
BAGAGE-MANAGEMENTSYSTEEM SYSTEEMFUNCTIES BIJ UITVOERINGEN VOOR VIJF PASSAGIERS • Een hogere laadvloer die bovenop een grote ingebouwde opbergruimte ligt. • Een drievoudig luik dat in de laadvloer is ingebouwd zodat men makkelijk toegang heeft tot de voorwerpen in de opbergruimte. • 60/40 verdeelde, neerklapbare tweede zitrij waardoor meer laadruimte beschikbaar komt. Raadpleeg “Stoelen” voor meer informatie.
SJORHAKEN BAGAGE UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN WAARSCHUWING! De sjorlussen zijn geen veilige verankeringen voor de ankerband van een kinderzitje. Bij een noodstop of een aanrijding kan een sjorlus worden losgetrokken en kan het kinderzitje losraken. Kinderen lopen dan het risico op ernstig letsel. Gebruik alleen de ankerpunten die speciaal bedoeld zijn voor de ankerbanden voor kinderzitjes. De sjorhaken bevinden zich op beide achterbekledingspanelen.
laadruimte achterin is niet bedoeld voor passagiers. Zij horen in stoelen te zitten en veiligheidsgordels te dragen. INSCHUIFBARE BAGAGERUIMTEKAP — UITVOERINGEN VOOR VIJF PASSAGIERS (voor bepaalde uitvoeringen/landen) OPMERKING: Het dekzeil is bedoeld om bagage aan het zicht te onttrekken, niet om deze vast te zetten. Het dekzeil voorkomt niet dat bagage verschuift en beschermt de inzittenden niet tegen losliggende voorwerpen.
UW AUTO VEILIGHEID Pak de hendel en trek deze naar u toe. Als het dekzeil bij de achterklepopening in de buurt komt, leidt u de bevestigingsstangen achter (aan weerszijden van het dekzeil) in de inkepingen op de sierpanelen. Daarna laat u het dekzeil zakken, plaatst de stangen onder in de inkepingen en laat de hendel los. (afb. 107) STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD (afb.
OPENEN EN SLUITEN VAN DE MOTORKAP UW AUTO Voor het openen van de motorkap moeten twee vergrendelingen worden vrijgezet. 1. Trek aan de motorkaphendel links onder het instrumentenpaneel. (afb. 108) VEILIGHEID 2. Aan de buitenkant van het voertuig bevindt zich de veiligheidspal bij het midden van het rooster tussen rooster en motorkapopening. Duw de veiligheidspal naar rechts en til de motorkap op. (afb. 109) Houd de motorkap omhoog met de steunstang.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 142 Om mogelijke schade te voorkomen: • U moet zorgen dat de steunstang van de motorkap goed is bevestigd in de houderklemmen voordat u de motorkap sluit. • De motorkap niet met kracht sluiten. Sluit de motorkap met een ferme neerwaartse beweging zodat beide vergrendelingen stevig vastklikken.
Om de dwarsdragers te verplaatsen 1. Draai de knoppen aan de bovenkant van elke dwarsdrager ongeveer zes slagen los om de klemtand los te nemen van de zijrail. (afb. 111) 2. Verplaats de dwarsdragers, lijn de stijlen (eindstukken) van de dwarsdragers uit met een van de verticale markeringen op het buitenste oppervlak van de zijrail voor een juiste plaatsing. Er zijn vier markeringen naar voren voor de voorste dwarsdrager en vier markeringen naar achteren voor de achterste dwarsbalk.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 144 • Om schade aan het dak van de auto te voorkomen, mag u NOOIT bagage op uw imperiaal vervoeren zonder dat de dwarsdragers zijn aangebracht. De bagage moet op de dwarsdragers worden gezet en hieraan worden bevestigd, niet rechtstreeks op het dak zelf.
REMSYSTEEM Uw auto is uitgerust met een remsysteem met twee afzonderlijke hydraulische remcircuits. Als een van deze twee hydraulische remcircuits uitvalt, blijft het andere systeem functioneren. Wel is de effectieve remwerking dan wat minder. De slag van het rempedaal wordt langer en er is meer pedaalkracht nodig om de auto af te remmen of te doen stoppen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 146 ABS-SYSTEEM Dit systeem helpt de bestuurder het voertuig onder controle te houden in ongunstige remomstandigheden. Het systeem regelt de hydraulische remdruk om het blokkeren van de wielen te voorkomen. Bovendien helpt het bij het voorkomen van slippen tijdens het remmen op een glad wegoppervlak.
over ijs, sneeuw, grint, kuilen, spoorrails of voorwerpen rijdt of wanneer u een noodstop maakt. Wanneer het ABS-systeem actief is, kunt u dit als volgt merken: • de ABS-pompmotor draait (deze kan nog korte tijd blijven draaien nadat de auto al tot stilstand is gekomen), • de magneetkleppen maken klikgeluiden, • u voelt pulsaties in het rempedaal, • het rempedaal daalt iets of kan iets verder ingetrapt worden bij de eindaanslag. Dit zijn normale kenmerken van het ABS-systeem.
ABS-lampje UW AUTO Het ABS-lampje dient ter controle van het ABS-systeem. Dit lampje gaat branden wanneer u de contactschakelaar in de stand ON zet en kan daarna nog vier seconden blijven VEILIGHEID branden. STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 148 Als het ABS-lampje tijdens het rijden aan blijft of gaat branden, wijst dit erop dat het ABS-gedeelte van het remsysteem niet functioneert en dat onderhoud nodig is.
WAARSCHUWING! Het BAS-systeem kan de werking van natuurwetten op het voertuig niet voorkomen of de tractie van de ondergrond waarop gereden wordt verbeteren. BAS kan geen ongelukken voorkomen, ook niet de ongelukken die worden veroorzaakt door te hoge snelheden in bochten, het rijden op een zeer glad wegoppervlak of aquaplaning. Gebruik de mogelijkheden van een auto met BAS nooit op een roekeloze of risicovolle wijze die de veiligheid van uzelf of anderen in gevaar brengt.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 150 WAARSCHUWING! Er zijn veel factoren, zoals de belading van het voertuig en de weg- en rijomstandigheden, die ervoor kunnen zorgen dat een wiel wordt opgetild of het voertuig kantelt.
Bedrijfsmodi van ESP ESP kent twee bedrijfsmodi. Volledig ingeschakeld Dit is de normale bedrijfsmodus van de ESP. Wanneer de auto wordt gestart,verkeert het systeem in deze modus. Deze modus dient te worden gebruikt onder bijna alle rijomstandigheden. ESP mag alleen om specifieke redenen in de bedrijfsmodus "Partial Off" (Gedeeltelijk uit) worden geschakeld, zoals hieronder wordt beschreven. Raadpleeg "Partial Off" (Gedeeltelijk uit) voor nadere informatie.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 152 WAARSCHUWING! • Wanneer ESP in de stand "Gedeeltelijk uit" staat, wordt de ASR-functie van ESP uitgeschakeld (behalve de slipbeperking die is beschreven de paragraaf over ASR) en brandt het indicatielampje "ESP uit".
Het controlelampje "ESP uit" geeft aan dat het elektronisch stabiliteitsregelsysteem (ESP) gedeeltelijk is uitgeschakeld. HILL START ASSIST (HSA) Het HSA-systeem is bedoeld om de bestuurder te helpen bij het wegrijden vanuit stilstand op een helling. HSA handhaaft gedurende een korte periode dezelfde remkracht die de bestuurder heeft uitgeoefend, nadat de bestuurder zijn voet van het rempedaal haalt.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 154 WAARSCHUWING! • Als u een aanhangerremregeling gebruikt op uw aanhanger, kunt u de remmen van uw aanhanger in- en uitschakelen met de remschakelaar.
WAARSCHUWING! • TSC is niet in staat om het slingeren van alle aanhangers te stoppen. Ga tijdens het trekken van een aanhanger altijd voorzichtig te werk en volg de aanbevelingen voor het disselgewicht van de aanhanger. Raadpleeg “Trekken van een aanhanger” onder “Starten en rijden” voor meer informatie.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 156 • Als u lange tijd blijft rijden met een brandend storingslampje, kan het emissieregelsysteem verder beschadigd raken. Het kan ook van invloed zijn op het brandstofverbruik en het rijgedrag. De auto vereist onderhoud om emissietests te kunnen uitvoeren.
Als u het stuurwiel langdurig naar het einde van zijn slag gedraaid houdt, raakt de stuurbekrachtigingsvloeistof verhit. Vermijd dit dus als dat mogelijk is. U riskeert anders schade aan de stuurbekrachtigingspomp. CONTROLE VLOEISTOF STUURBEKRACHTIGING Het peil van de stuurbekrachtigingsvloeistof hoeft niet op vastgestelde onderhoudstijdstippen te worden gecontroleerd.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 158 BANDENSPANNINGSCONTROLESYSTEEM Het bandenspanningscontrolesysteem waarschuwt de bestuurder voor te lage bandenspanning op basis van de op de sticker vermelde bandenspanning. De bandenspanning varieert met de temperatuur, circa 0,07 bar voor elke 7 °C. Dat betekent dat de bandenspanning afneemt wanneer de buitentemperatuur daalt.
• Het bandenspanningscontrolesysteem is geoptimaliseerd voor de originele banden en wielen. De bandenspanning en waarschuwing van het bandenspanningscontrolesysteem zijn ingesteld voor de bandenmaat van uw auto. Het gebruik van vervangende onderdelen met een andere maat, type en/of stijl kan leiden tot een ongewenste werking van het systeem of schade aan de sensoren. Door het gebruik van niet-originele wielen kunnen de sensoren beschadigd raken.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN BASISSYSTEEM Het bandenspanningscontrolesysteem maakt gebruik van draadloze technologie met op de velg gemonteerde elektronische sensoren die de bandenspanning meten. De sensors, die bij het ventiel op de velgen zijn gemonteerd, sturen informatie over de bandenspanning naar de ontvangstmodule.
2. Installatie van een bepaalde kleur ramen die men later aanbrengt waardoor de radiogolfsignalen worden beïnvloed. 3. Veel sneeuw of ijs aan de wielen of in de wielkasten. 4. Het gebruik van sneeuwkettingen. 5. Het gebruik van wielen/banden die niet zijn voorzien van bandenspanningssensoren. OPMERKING: 1. Het compacte reservewiel is niet voorzien van een spanningssensor. Daarom wordt de bandenspanning van het compacte reservewiel niet door het bandenspanningscontrolesysteem geregistreerd. 2.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 162 dat de auto wordt gestart, geeft het bandenspanningscontrolesysteem geen geluidssignaal meer weer en gaat het waarschuwingslampje voor lage bandenspanning niet meer branden. Om het bandenspanningscontrolesysteem weer in te schakelen, moeten alle vier de banden met wielen weer vervangen worden door banden die voorzien zijn van bandenspanningssensoren.
aanbevolen bandenspanning te brengen, zoals aangegeven in het bericht "Inflate Tire to XXX" (band oppompen tot XXX). OPMERKING: Bij het vullen van warme banden, moet de bandenspanning mogelijk worden verhoogd met 0,3 bar boven de aanbevolen waarde die in de bandenspanningstabel (koud) staat vermeld, zodat het waarschuwingslampje voor lage bandenspanning wordt uitgeschakeld.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 164 Het bericht "SERVICE TPM SYSTEM" (onderhoud bandenspanningscontrolesysteem) wordt ook minimaal vijf seconden in het EVIC weergegeven wanneer een sensor zich niet op de juiste plaats bevindt.
spanning in een van de vier wegbanden onder de waarschuwingsgrens valt. Het is mogelijk dat u eerst ongeveer 20 minuten met een snelheid boven de 25 km/u moet rijden, voordat het bandenspanningscontrolesysteem deze informatie ontvangt. bandenspanningscontrolesysteem geen geluidssignaal meer, gaat het waarschuwingslampje voor lage bandenspanning niet meer branden en verschijnt er geen bericht meer op het EVIC.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 166 ALGEMENE INFORMATIE De afstandsbediening en ontvangers werken op een draaggolffrequentie van 433,92 MHz, zoals is voorgeschreven door EU-richtlijnen. Deze apparatuur moet zijn gecertificeerd conform de specifieke regelgeving in het desbetreffende land.
sensoren kunnen obstakels detecteren tot een afstand van ongeveer 30 tot 200 cm van de achterkant/ achterbumper in horizontale richting, afhankelijk van de plaats, het type en de stand van het obstakel. Het systeem geeft een gedetecteerd obstakel aan met drie boogjes en laat gedurende een halve seconde een WAARSCHUWINGSSCHERM VAN PARKEERHULP Het waarschuwingsscherm van de parkeerhulp wordt alleen weergegeven als Sound and Display (beeld en geluid) is geselecteerd met het Uconnect® systeem.
UW AUTO toon horen. Als de auto het object nadert, zal het EVIC-display minder bogen laten zien en de geluidstoon zal veranderen van langzaam naar snel tot ononderbroken. (afb. 115) (afb. 116) (afb. 117) VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN (afb. 116) Snelle toon NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD (afb. 115) (afb.
De auto is dichtbij het obstakel als het EVIC-display een knipperende boog laat zien en een ononderbroken toon laat horen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 170 PARK ASSIST SYSTEM" (laat parkeersensoren reinigen) weergegeven. Raadpleeg het hoofdstuk "Elektronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC)" voor meer informatie hierover.
bericht "PARK ASSIST DISABLED" (parkeerhulp uitgeschakeld) weergeven zolang de schakelhendel in de stand REVERSE staat. • Reinig alle sensoren van de parkeerhulp regelmatig en let daarbij op dat u geen krassen of schade veroorzaakt. De sensoren mogen niet bedekt zijn met ijs, sneeuw, modder, vuil of afval. Verontreiniging van de sensoren kan ertoe leiden dat het systeem niet goed werkt.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 172 WAARSCHUWING! • Ga altijd voorzichtig te werk tijdens het achteruitrijden, ook als u gebruikmaakt van de parkeersensoren. Controleer het gebied achter de auto altijd zorgvuldig, kijk naar achteren en wees bedacht op voetgangers, dieren, andere voertuigen, obstakels en dode hoeken, voordat u achteruitrijdt.
een aanhangerkoppeling te zetten. De statische rasterlijnen geven verschillende zones aan waarmee u de afstand tot de achterzijde van het voertuig kunt inschatten. Zones met verschillende kleuren geven de afstand tot de achterzijde van het voertuig aan. OPMERKING: De ParkView® achteruitrijcamera heeft programmeerbare bedrijfsmodi die kunnen worden geselecteerd via het Uconnect® systeem. Raadpleeg "Uconnect® instellingen" in "Uw auto" voor meer informatie.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 174 • Om voertuigschade te voorkomen mag ParkView® alleen worden gebruikt als parkeerhulp. De ParkView® camera kan niet elk obstakel of voorwerp zien. • Om voertuigschade te voorkomen moet u langzaam rijden bij gebruik van ParkView®, zodat u tijdig kunt stoppen als een obstakel wordt waargenomen.
AUDIOSYSTEMEN STUURBEDIENING VOOR AUDIO Raadpleeg de gebruikershandleiding van Uconnect®. De knoppen van de afstandsbediening van het audiosysteem bevinden zich achter op het stuur. De regelknoppen rechts en links zijn tuimelschakelaars met een druktoets in het midden van elke schakelaar. Reik met uw vingers achter het stuur om de knoppen te bedienen. (afb. 118) UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES (afb.
FUNCTIES RECHTERSCHAKELAAR UW AUTO VEILIGHEID • Druk op de bovenkant van de schakelaar om het volume te verhogen. • Druk op de onderkant van de schakelaar om het volume te verlagen. • Druk op de toets in het midden van de schakelaar om de modus te veranderen (d.w.z. AM, FM, enz.).
UCONNECT® MULTIMEDIA VIDEO ENTERTAINMENT SYSTEM (VES™) (voor bepaalde uitvoeringen/ landen) Videoscherm OPMERKING: De functies van het Video Entertainment System (VES™) kunnen op twee manieren worden bediend. UW AUTO Het Video Entertainment System (VES™) achterin is een systeem waaraan u en uw gezin jarenlang plezier kunnen beleven. U kunt uw favoriete cd's en dvd's afspelen, luisteren naar muziek via de draadloze hoofdtelefoons of er allerlei spelcomputers of audioapparatuur op aansluiten.
UW AUTO Games spelen Sluit de gameconsole aan op de extra RCAaansluitingen aan de achterzijde van de middenconsole. Zorg ervoor dat de kanaalkeuzeschakelaar van de afstandsbediening en de schakelaar van de hoofdtelefoon (IR-kanaal) hetzelfde nummer hebben.
Een audiobron op kanaal 2 beluisteren terwijl op kanaal 1 een video wordt afgespeeld Controleer of de schakelaars van de afstandsbediening en hoofdtelefoon zijn ingesteld op kanaal 2. De afstandsbediening gebruiken 1. Als u op de modustoets van de afstandsbediening drukt, wordt het scherm Modus selecteren weergegeven, tenzij er een video wordt afgespeeld. In dat geval verschijnt er alleen een smalle balk onder in het scherm. 2.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 180 Een dvd afspelen door het aanraakscherm van de radio te gebruiken Bedieningselementen van het aanraakscherm van de radio gebruiken 1. Breng de dvd aan met het label naar boven. Wanneer de schijf is herkend, selecteert de radio automatisch de juiste modus, waarna het menuscherm wordt weergegeven of het eerste nummer wordt afgespeeld. 1.
Werking afstandsbediening Kaart met beknopte informatie OPMERKING: Deze kaart geeft beknopte informatie over de functies van de regelknoppen op de afstandsbediening voor de verschillende radiomodi en menuschermen. Knop voor de afstandsbediening AM/FM/ MW/LW Aan/uit Verlichting Pijl omhoog, volgende Omhoog zoeken* Pijl omlaag, vorige Omlaag zoeken* • Zorg dat de kanaal/schermkeuzeschakelaar van de afstandsbediening ingesteld is op het scherm of kanaal dat bediend moet worden.
UW AUTO Knop voor de afstandsbediening AM/FM/ MW/LW Standaard schermen DISK AUX/AUX1/AUX2 VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN Pijl naar rechts FF Omhoog afstemmen* Snel vooruit Pijl naar links RW Omlaag afstemmen* Snel achteruit Enter Numeriek invoermenu weergeven* Numeriek invoermenu weergeven NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD Audio: snel vooruit Video afspelen: snel vooruit Videomenu: selectie rechts Audio: snel achteruit Video afspelen: snel achteruit Videomenu:
Knop voor de afstandsbediening AM/FM/ MW/LW Standaard schermen DISK AUX/AUX1/AUX2 Audio: Niet beschikbaar Setup Niet beschikbaar Niet beschikbaar Niet beschikbaar Menu Diskopties tonen Afspelen/pauze Niet beschikbaar Pauzeren/ afspelen hervatten Stop Niet beschikbaar Stop Menu Mute (geluid uit) Video afspelen: instellingen tonen/verbergen Audio: menu diskopties Video afspelen: diskmenu weergeven Audio: pauzeren indien afspelen/hervatten Video afspelen: pauzeren indien afspelen/hervatten Vi
UW AUTO Knop voor de afstandsbediening AM/FM/ MW/LW Standaard schermen DISK AUX/AUX1/AUX2 VEILIGHEID Langzaam STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN Niet beschikbaar Niet beschikbaar Audio: Niet beschikbaar Video afspelen: afspelen/ hervatten tonen Videomenu:niet beschikbaar Audio:Niet beschikbaar Status Niet beschikbaar Niet beschikbaar Video: info-modus tonen NOODGEVALLEN Niet beschikbaar Niet beschikbaar Niet beschikbaar Audio: Niet beschikbaar Video: Info-modus tonen Niet be
Zorg dat de schakelaar voor de afstandsbediening ingesteld is op het scherm of kanaal dat bediend moet worden: 1 of 2. Zorg dat de schakelaar voor de hoofdtelefoon ingesteld is op het scherm of kanaal dat bediend moet worden: 1 of 2. *Geen actie als de modus gedeeld wordt met de autoluidsprekers. (afb. 120) 1. Aan/uit – Het scherm en de zender voor de draadloze hoofdtelefoons voor het betreffende kanaal inof uitschakelen.
9. ▪ (Stop) – Stoppen met afspelen van de disk UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN 10. PROG Up/Down – Bij het luisteren naar de radio wordt de volgende of vorige voorkeurzender op de radio geselecteerd als u op PROG Up resp. PROG Down drukt. Bij het beluisteren van gecomprimeerde audio op een gegevensdisk kiest u met PROG Up de volgende map en met PROG Down de vorige map.
Opbergen van afstandsbediening De beeldschermen worden geleverd met een ingebouwd opbergvakje voor de afstandsbediening. Dit vakje is toegankelijk als het scherm is geopend. Om de afstandsbediening te verwijderen, gebruikt u uw wijsvinger om de afstandsbediening naar u toe te trekken en te draaien. Probeer de afstandsbediening niet recht naar beneden te trekken, want op die manier is het moeilijk om hem te verwijderen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Gebruik van hoofdtelefoons De hoofdtelefoons ontvangen twee aparte audiokanalen via een infraroodzender van het beeldscherm. Bedieningselementen Het voedingslampje en de bedieningselementen van de hoofdtelefoon bevinden zich op de rechter oorschelp. Als u geen geluid hoort nadat het volume is verhoogd, controleer dan of het scherm is ingeschakeld en omlaag is gezet.
3. Als het videoscherm een video toont (bijvoorbeeld een dvd-video), verschijnt de status in een balk onderaan in het scherm wanneer u op STATUS drukt. Als u nogmaals op de toets MODE drukt, wordt de volgende modus geactiveerd. Als een modus actief is met alleen een audiobron (bijvoorbeeld FM), verschijnt het menu Mode Selection (Modus kiezen) op het scherm. 4.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 190 HET PRODUCT, NOCH IS UNWIRED AANSPRAKELIJK VOOR ENIGE ALGEMENE, BIJZONDERE, DIRECTE, INDIRECTE, INCIDENTELE, VOORTVLOEIENDE, MORELE, STRAFRECHTELIJKE SCHADE OF SCHADE VAN ENIGE ANDERE SOORT OF AARD.
In een systeem met twee schermen wordt de video voor kanaal 1 getoond op het scherm van de eerste stoel achterin en de video voor kanaal 2 wordt getoond op het scherm van de tweede stoel achterin. De Informatiemodus wordt op een gedeeld scherm getoond, de linkerkant van het scherm (kanaal 1) toont de status/modus van het scherm van de eerste stoel achterin en de rechterkant van het scherm (kanaal 2) toont de status/modus van het scherm van de tweede stoel achterin.
UW AUTO kanaal 1 in de videomodus staat. Mute (geluid uit): als het pictogram "Mute" verschijnt, is het geluid voor kanaal 2 gedempt met behulp van de MUTE-toets op de afstandsbediening. VEILIGHEID • Modus kanaal 2 – Geeft de huidige bron voor kanaal 2 weer.
2. Als het cijfer wordt gemarkeerd, drukt u op de ENTER-toets van de afstandsbediening om het cijfer te selecteren. Herhaal deze stappen tot u alle cijfers heeft ingevoerd. 3. Om het laatste cijfer te wissen navigeert u naar de toets Del (wistoets) en drukt u op de ENTER-toets van de afstandsbediening. 4. Nadat alle cijfers zijn ingevoerd, navigeert u naar de toets Go en drukt u op de ENTER-toets van de afstandsbediening.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN Om de instellingen te wijzigen, drukt u op de navigatietoetsen van de afstandsbediening om een optie te selecteren en drukt u vervolgens op de navigatietoetsen van de afstandsbediening om de waarde van de geselecteerde optie te wijzigen. Om alle standaardwaarden van de instellingen te herstellen, kiest u de menuoptie Default Settings (standaardinstellingen) en drukt u op de ENTER-toets van de afstandsbediening. (afb.
Dvd-regiocodes De dvd-speler en veel dvd's hebben een code die overeenkomt met de geografische regio. Deze regiocodes moeten overeenkomen; anders wordt de disk niet afgespeeld. Indien de regiocode van de dvd niet overeenkomt met de regiocode van de speler, wordt de disk niet afgespeeld en wordt een waarschuwing weergegeven.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 196 Voor het labelen van opneembare disks (CD-R, CDRW, DVD-R en DVD-RW) wordt een markeerstift met onuitwisbare inkt aanbevolen. Gebruik geen kleefetiketten, want die kunnen losraken van de disk of blijven plakken in het mechanisme en onherstelbare schade veroorzaken aan de dvd-speler.
Diskfouten Als de dvd-speler de disk niet kan lezen, verschijnt de melding "Disc Error" (diskfout) in het radioscherm en wordt de disk automatisch uitgeworpen. Oorzaken van het bericht "Disc Error" (diskfout) zijn o.a. een vervuilde of beschadigde disk of een incompatibel formaat. Als de disk een beschadigd nummer bevat waardoor er een hoorbare of zichtbare storing van minstens 2 seconden optreedt, probeert de dvd-speler de disk verder af te spelen door telkens 1 à 3 seconden vooruit te springen.
UW AUTO BEDIENING iPod®/USB/MP3 (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Deze voorziening maakt het mogelijk een iPod® of extern USB-apparaat aan te sluiten op de USB-poort. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 198 iPod® bediening is compatibel met iPod® Mini, 4G, Photo, Nano, 5G en iPhone® apparaten. Sommige versies van de iPod® software zijn mogelijk niet volledig compatibel met de functies van de iPod® bediening.
WERKING VAN DE RADIO EN MOBIELE TELEFOONS Onder bepaalde omstandigheden kan een ingeschakelde mobiele telefoon in uw auto de radio storen. Deze situatie kunt u verhelpen door de antenne van de mobiele telefoon te verplaatsen. Dit probleem is niet schadelijk voor de radio. Wanneer de radio nog steeds niet naar tevredenheid werkt nadat de antenne is verplaatst, is het raadzaam de radio zachter of uit te zetten wanneer de mobiele telefoon in gebruik is.
UW AUTO OPMERKING: Wanneer u de brandstofvuldop verwijdert, hangt u de kabel van de dop over de haak op de versterking van de brandstofvulklep. • VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 200 Een ongeschikte brandstofvuldop kan schade aan het brandstofsysteem of aan het emissieregelsysteem veroorzaken. • Door een slecht passende brandstofvuldop kan er vuil in het brandstofsysteem terechtkomen.
VEILIGHEID VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN Een zeer belangrijke veiligheidsvoorziening in uw auto zijn de veiligheidssystemen voor inzittenden: • Veiligheidsgordelsystemen • Airbagsystemen • Extra actieve hoofdsteunen • Actief motorkapsysteem • Kinderzitjes BELANGRIJKE VEILIGHEIDSMAATREGELEN: Lees de informatie in dit hoofdstuk aandachtig door. Hierin wordt uitgelegd hoe u het beveiligingssysteem voor inzittenden op de juiste wijze gebruikt om uw passagiers en uzelf optimaal te beschermen.
UW AUTO VEILIGHEID 5. Lees de instructies bij het kinderzitje, om er zeker van te zijn dat u het zitje op de juiste manier gebruikt. 6. Alle inzittenden moeten te allen tijde hun driepuntsveiligheidsgordel op de juiste wijze dragen. STARTEN EN RIJDEN 7. Schuif de stoelen van bestuurder en voorpassagier zo ver naar achteren als praktisch mogelijk is, zodat de geavanceerde frontairbags ruimte hebben om te kunnen worden opgeblazen. WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN 8.
GEAVANCEERD WAARSCHUWINGSSYSTEEM AUTOGORDEL (BeltAlert) BeltAlert is een voorziening die de bestuurder en voorpassagier (indien BeltAlert voor de voorpassagier aanwezig is) eraan herinnert de veiligheidsgordel vast te gespen. De functie is actief wanneer de contactschakelaar in de stand START of ON/RUN staat. Als de veiligheidsgordel van de bestuurder of voorpassagier niet is vastgegespt, gaat het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordels branden totdat beide gordels vóór zijn vastgegespt.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD WAARSCHUWING! • Als u alleen op de airbags vertrouwt, kan dit bij een aanrijding leiden tot ernstig letsel. De airbags werken in combinatie met uw veiligheidsgordel om u op de juiste wijze te beschermen. Bij sommige aanrijdingen worden de airbags niet opgeblazen.Draag uw veiligheidsgordel altijd, ook als uw auto is uitgerust met airbags.
WAARSCHUWING! (Vervolgd) • Een verdraaide gordel biedt mogelijk onvoldoende bescherming. Bij een aanrijding kan de gordel dan zelfs snijwonden veroorzaken. Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel plat tegen het lichaam aan ligt, zonder verdraaiing. Als u een van de gordels in uw auto niet meer recht krijgt, bezoek dan onmiddellijk uw erkende dealer om het defect te laten verhelpen. • Een veiligheidsgordel waarvan de gesp in de verkeerde sluiting is bevestigd,biedt onvoldoende bescherming.
UW AUTO GEBRUIKSINSTRUCTIES VOOR DRIEPUNTSGORDELS 3. Wanneer de gordel lang genoeg is, plaatst u de gesp in de gespsluiting tot u een 'klik' hoort. (afb. 129) 1. Stap in de auto en sluit het portier. Ga tegen de leuning zitten en stel de stoel in. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN 2. De gesp van de veiligheidsgordel bevindt zich boven de rugleuning van de voorstoel en naast uw arm op de achterbank (bij voertuigen die zijn uitgerust met een achterbank).
4. Plaats de heupgordel zo, dat hij goed aansluit en over uw heupen, onder uw buik loopt,. Om een losse heupgordel strak te trekken, moet u het schoudergedeelte van de gordel aantrekken. Om een te strakke heupgordel losser te maken, kantelt u de gesp en trekt u aan de heupgordel. Een goed aansluitende gordel verkleint het risico dat u bij een aanrijding onder de gordel doorglijdt. (afb. 130) 5.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN VERSTELBAAR ANKERPUNT SCHOUDERGORDEL Bij de voorstoelen kan de bovenkant van de schoudergordel naar beneden of boven worden versteld, zodat de veiligheidsgordel niet langer langs uw hals loopt. Druk of knijp de knop van het ankerpunt in en schuif het naar boven of beneden in een stand die voor u het meest geschikt is. (afb.
aanrijding strak tegen het lichaam van de inzittende te trekken. Gordelspanners werken bij alle lichaamsafmetingen, ook bij gebruik van kinderzitjes. twee helften splitsen; de voorste helft bestaat uit zacht schuim en bekleding en de achterste helft uit decoratief kunststof. OPMERKING: Bij gebruik van een gordelspanner dient de veiligheidsgordel nog steeds op de juiste wijze worden omgedaan. De gordel moet nauw aansluiten en op de juiste wijze worden gedragen.
UW AUTO VEILIGHEID WAARSCHUWING! Alle inzittenden, inclusief de bestuurder, mogen de auto niet besturen en niet in de auto zitten totdat de hoofdsteunen in de juiste stand staan om het risico op nekletsel bij een aanrijding te minimaliseren. STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN 2. Plaats de handen in een comfortabele positie aan de bovenzijde van de geactiveerde actieve hoofdsteun.
OPMERKING: • Als u problemen ondervindt met het terugstellen van de actieve hoofdsteunen, neem dan contact op met een erkende dealer. UW AUTO • Laat uit veiligheidsoverwegingen de actieve hoofdsteunen controleren door een specialist bij een erkende dealer. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN (afb. 133) Plaats van de handen op actieve hoofdsteun NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD (afb.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN ACTIEF MOTORKAPSYSTEEM Het actieve motorkapsysteem is bedoeld om de bescherming van voetgangers te verhogen door de motorkap van de auto omhoog te laten springen bij een aanrijding van een voetganger of object. Het systeem wordt automatisch geactiveerd wanneer de auto binnen een gespecificeerd snelheidsbereik rijdt.
"SERVICE ACTIVE HOOD" (onderhoud actieve motorkap noodzakelijk) op het scherm van het elektronische voertuiginformatiecentrum (EVIC), indien aanwezig. Een enkel geluidssignaal klinkt als het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem gaat branden na de eerste keer starten. De module bevat ook diagnosefuncties die het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem laten branden wanneer een storing wordt geconstateerd die het actieve motorkapsysteem zou kunnen beïnvloeden.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES Sluit ter voorkoming van mogelijke schade de achterzijde van de motorkap niet met kracht om deze in zijn stand terug te zetten. Druk de achterzijde van de motorkap omlaag tot een klik hoorbaar en voelbaar is (ongeveer 5 mm boven het spatbord). Dit moet voldoende zijn om beide terugzetmechanismen van de scharnieren van de motorkap vast te zetten.
AANVULLEND VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS) COMPONENTEN VAN HET AIRBAGSYSTEEM Uw auto is mogelijk uitgerust met de volgende componenten van het airbagsysteem: bag voor de passagier bevindt zich in het instrumentenpaneel, boven het handschoenenkastje. De airbagpanelen zijn voorzien van het opschrift SRS AIRBAG of AIRBAG. (afb.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 216 WAARSCHUWING! • Als u tijdens het activeren van de geavanceerde frontairbag te dicht op het stuur of bij het instrumentenpaneel zit, kunt u ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen. Airbags hebben ruimte nodig om te worden opgeblazen. Ga achterover zitten en strek uw armen zodanig dat u comfortabel het stuur en het instrumentenpaneel kunt bedienen.
WAARSCHUWING! (Vervolgd) • Plaats niets op of rond de airbagpanelen en probeer deze nooit handmatig te openen.Anders is het mogelijk dat u de airbags beschadigt. Bovendien kunt u letsel oplopen doordat de airbags mogelijk niet meer functioneren. De beschermpanelen van de airbagkussens gaan alleen open als de airbags worden opgeblazen. • Als u alleen op de airbags vertrouwt, kan dit bij een aanrijding leiden tot ernstig letsel.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD worden verwijderd terwijl de airbags volledig worden opgeblazen. De geavanceerde frontairbags worden binnen een oogwenk volledig opgeblazen. De airbags lopen vervolgens snel leeg terwijl ze de bestuurder en de voorpassagier bescherming bieden.
Als een zijairbag wordt geactiveerd, gaat de naad aan de buitenkant van de stoelbekleding open. De geactiveerde aanvullende zijairbag in de stoel komt via de stoelnaad naar buiten in de ruimte tussen de inzittende en het portier. De zijairbag beweegt zo snel en krachtig dat deze letsel kan veroorzaken wanneer de inzittende niet goed in de stoel zit, of wanneer zich voorwerpen bevinden in de ruimte waar de zijairbag wordt opgeblazen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 220 worden opgeblazen. Kinderen lopen een nog hoger risico van letsel door een geactiveerde airbag. De gordijn-zijairbags kunnen helpen bij het beperken van het risico van gedeeltelijk of volledig uit de auto geslingerd worden van inzittenden dóór de zijruiten bij bepaalde zijdelingse botsingen of het over de kop slaan van de auto.
WAARSCHUWING! • Zijairbags hebben ruimte nodig om te worden opgeblazen. Leun niet tegen het portier of het raam. Zit rechtop op het midden van de stoel. • Als u zich tijdens het activeren te dicht bij de zijairbags bevindt, kunt u ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen. • Als u alleen op de zijairbags vertrouwt, kan dit bij een aanrijding leiden tot ernstig letsel. De zijairbags werken in combinatie met uw veiligheidsgordel om u op de juiste wijze te beschermen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 222 kop slaan van de auto worden mogelijk de gordelspanners aan weerszijden van de auto geactiveerd. Bij sneller over de kop slaan van de auto worden mogelijk de gordelspanners alsmede de aanvullende zijairbags in de stoelen en de gordijn-zijairbags aan weerszijden van de auto geactiveerd.
WAARSCHUWING! Eenmaal geactiveerde airbags en gordelspanners hebben geen enkel effect bij een volgende aanrijding. Laat de airbags, gordelspanners en het oprolmechanisme van de veiligheidsgordels onmiddellijk vervangen door een erkende dealer. U dient ook de controller van het beveiligingssysteem voor inzittenden te laten nakijken. OPMERKING: • De airbagpanelen zijn in de interieurbekleding nauwelijks zichtbaar, maar springen open tijdens het opblazen van de airbag.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 224 airbags ook geactiveerd kunnen worden wanneer de accu leeg is of is losgekoppeld. De controller van het beveiligingssysteem voor inzittenden schakelt het waarschuwingslampje voor het op het instrumentenpaneel in voor airbagsysteem een zelftest gedurende vier tot acht seconden, wanneer de contactschakelaar voor het eerst in de stand ON/RUN wordt gezet.
WAARSCHUWING! Wanneer u het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem op het instrumentenpaneel negeert,kan dat betekenen dat de airbags u bij een aanrijding niet beschermen. Als het lampje niet gaat branden tijdens de gloeilampcontrole wanneer u de contactsleutel omdraait, blijft branden nadat u de auto hebt gestart of gaat branden tijdens het rijden, dient u het defect onmiddellijk door uw erkende dealer te laten repareren.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD kortstondig, meestal 30 seconden of korter, gegevens te registreren die verband houden met de dynamiek en veiligheidssystemen van de auto.
Kinderen korter dan 1,5 meter en van 12 jaar en jonger moeten altijd goed vastgegespt op de achterbank zitten, indien aanwezig. Statistieken tonen aan dat kinderen beter beschermd zijn wanneer ze op de achterbank zijn vastgegespt en niet op de voorstoelen. WAARSCHUWING! Bij een aanrijding kan een nietvastgegespt kind als een projectiel naar voren worden geslingerd.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 228 WAARSCHUWING! Zeer gevaarlijk! Plaats geen naar achteren gericht kinderzitje voor een actieve airbag. Lees ook de informatiestickers op de zonneklep en het portiersluitvlak.Activering van de airbag bij een ongeval kan leiden tot dodelijk letsel aan de baby, ongeacht de ernst van de botsing.
Klasse 1 Klasse 2 (afb. 143) (afb. 144) Kinderen met een gewicht tussen 9 kg en 18 kg kunnen worden vervoerd in een naar voren gericht zitje van klasse 1, zoals afgebeeld in afb. B. Dit type kinderzitje is geschikt voor oudere kinderen die te groot zijn voor een kinderzitje van klasse 0 of 0+. Kinderen met een gewicht van 15 kg tot 25 kg die te groot zijn voor kinderzitjes van klasse 1, kunnen gebruik maken van een kinderzitje van klasse 2. Zoals weergegeven in afb.
Klasse 3 UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN (afb. 145) Kinderen met een gewicht van 22 kg tot 36 kg die lang genoeg zijn om een veiligheidsgordel voor volwassenen te gebruiken, kunnen gebruik maken van een kinderzitje van klasse 3. Kinderzitjes van klasse 3 zorgen ervoor dat de heupgordel op het bekken van het kind rust. Het kind moet lang genoeg zijn, zodat de schouderriem over zijn borst valt en niet over zijn nek. Afb.
GEÏNTEGREERDE ZITVERHOGER (voor bepaalde uitvoeringen/landen) De geïntegreerde zitverhoger bevindt zich op de plaatsen bij het raam op de tweede zitrij. De zitverhoger is bedoeld voor kinderen met een lichaamsgewicht tussen 22 en 39 kg en een lengte van 119 tot 145 cm. gedeelte van de gordel laag over de heupen en trek de gordel zo strak mogelijk aan. VEILIGHEID Volg de onderstaande stappen om het kind op de zitverhoger te zetten: STARTEN EN RIJDEN 1.
UW AUTO VEILIGHEID 7. Wanneer de gordel lang genoeg is, plaatst u de gesp in de gespsluiting tot u een klik hoort. (afb. 148) 8. Om de speling uit de heupgordel te verwijderen trekt u het schoudergedeelte van de gordel naar boven. 9. Om de gordel los te maken drukt u op de rode knop op de gespsluiting. STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD (afb.
GESCHIKTHEID VAN PASSAGIERSSTOELEN VOOR GEBRUIK VAN UNIVERSELE KINDERZITJES In de volgende tabel is de geschiktheid, volgens de Europese richtlijn 2000/3/EG, van iedere positie van de passagiersstoel voor het aanbrengen van universele kinderzitjes afgebeeld: Gewicht Groep 0 — tot 10 kg Groep 0+ — tot 13 kg Groep 1 – 9 tot 18 kg Groep II – 15 tot 25 kg Groep III – 22 tot 36 kg Voorstoel passagierszijde X UW AUTO VEILIGHEID Zitplaats (of andere plaats) Achterbank Achterbank Tweede zitrij buitenzijde midde
UW AUTO Veiligheidsgordels voor oudere kinderen Kinderen langer dan 1,50 m mogen veiligheidsgordels gebruiken in plaats van kinderzitjes. VEILIGHEID Gebruik deze eenvoudige test van 5 stappen om te bepalen of de gordel het kind goed past of nog niet en er een kinderzitje van groep 2 of 3 moet worden gebruikt om de veiligheidsgordel beter passend te maken: STARTEN EN RIJDEN 1.
ISOFIX-systeem voor kinderzitjes (afb. 149) Uw auto is uitgerust met het zogeheten ISOFIXbevestigingssysteem voor kinderzitjes. Met dit systeem kunnen ISOFIX-kinderzitjes worden geïnstalleerd zonder gebruik van de veiligheidsgordels van de auto. Het ISOFIX-systeem is uitgerust met twee lage ankerpunten, die zich aan de achterzijde van de zitting bevinden, op het punt waar deze samenkomt met de rugleuning, en een bovenste ankerpunt achter de zitplaats.
UW AUTO VEILIGHEID BOVENSTE ANKERPUNTEN VOOR BEVESTIGINGSBAND ZOEKEN Achter elke zitplaats in de tweede rij bevinden zich ankerpunten voor bevestigingsbanden, dicht bij de vloer. (afb. 151) STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN ISOFIX-kinderzitjes worden uitgerust met een stijve stang aan elke kant. Ze zijn allebei voorzien van een koppelstuk voor bevestiging van het onderste ankerpunt en een manier om de aansluiting op het ankerpunt strak te trekken.
U kunt maximaal twee kinderzitjes tegelijkertijd met het ISOFIX-systeem plaatsen. Als u drie kinderzitjes aanbrengt, moet u de veiligheidsgordel gebruiken om het middelste kinderzitje aan te brengen. U kunt dan de ISOFIX-verankeringen voor ankerpunt (1) en (3), of de veiligheidsgordel van de auto, gebruiken om de kinderzitjes op de buitenste zitplaatsen aan te brengen. (afb. 152) Opties voor het aanbrengen van twee kinderzitjes met de ISOFIX-ankerpunten in deze auto: 1.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 238 WAARSCHUWING! • Gebruik de ankerpunten B en C voor het aanbrengen van een ISOFIXkinderzitje op de middelste zitplaats van de achterbank (2). ISOFIX-kinderzitjes mogen niet met de ankerpunten C en D worden aangebracht. Die ankerpunten zijn in uw auto niet geschikt voor ISOFIX.
Tabel ISOFIX-posities Gewichtsklasse Reiswieg 0 — tot 10 kg 0+ — tot 13 kg Maatcategorie Bevestiging Voorstoel passagierszijde Achterbank buitenzijde Achterbank midden F G ISO/L1 ISO/L2 (1) X X X X X X X X X E ISO/R1 X X X (1) X X X E ISO/R1 X X X D ISO/R2 X X X C ISO/R3 X X X (1) X X X Zitplaatsen rechts en links aan het raam op de tweede zitrij **IUF / X X / **IUF X *IUF / *IUF X *IUF / *IUF *IUF / *IUF *IUF / *IUF X UW AUTO Tweede zitrij midden Andere plaatsen
Tabel ISOFIX-posities Maatcategorie Bevestiging Voorstoel passagierszijde D ISO/R2 X X X C ISO/R3 X X X B B1 A ISO/F2 ISO/F2X ISO/F3 (1) X X X X X X X X X X X X Zitplaatsen rechts en links aan het raam op de tweede zitrij *IUF / *IUF *IUF / *IUF IUF / IUF IUF / IUF IUF / IUF X (1) X X X (1) X X X UW AUTO VEILIGHEID Gewichtsklasse Achterbank buitenzijde Achterbank midden STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN I – 9 tot 18 kg NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TE
*IUF = Met de stoel midden op de glijrails moet de rugleuning zo worden afgesteld dat deze niet in aanraking komt met het kinderzitje. **IUF = De F & G reiswieg kan alleen worden geplaatst als het cabrioletdak is geopend. Volg altijd de aanwijzingen van de fabrikant van het kinderzitje op wanneer u uw kinderzitje aanbrengt. Niet alle kinderzitjes worden geïnstalleerd volgens de beschrijving in deze handleiding.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD WAARSCHUWING! • Onjuiste bevestiging aan de ISOFIXverankeringspunten kan ertoe leiden dat het kinderzitje niet goed functioneert. Het kind kan daardoor ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen.Volg daarom bij het aanbrengen van een kinderzitje nauwgezet de aanwijzingen van de fabrikant.
3. Bevestig de haak van de bevestigingsband van het kinderzitje vast aan het bovenste ankerpunt zoals weergegeven in de afbeelding. (afb. 154) 4. Trek de bevestigingsband strak volgens de aanwijzingen van de fabrikant van het kinderzitje. WAARSCHUWING! • Als een bevestigingsband verkeerd is vastgemaakt, zal het kind het hoofd misschien te veel kunnen bewegen en kan het kind letsel oplopen.
VEILIGHEID Vervoer van huisdieren Een huisdier kan letsel oplopen als een frontairbag wordt opgeblazen. Een niet-aangelijnd huisdier kan bij een noodstop of aanrijding als een projectiel door de auto worden geslingerd en letsel oplopen of een passagier verwonden. STARTEN EN RIJDEN Huisdieren moeten aangelijnd meerijden op de achterbank of in een speciale reismand die is bevestigd met de veiligheidsgordels.
WAARSCHUWING! (Vervolgd) • Bij modellen voor zeven passagiers wordt het rijden met de tweede zitrij in de instap/uitstapstand (zitting naar boven geklapt en stoel naar voren geschoven) afgeraden omdat deze stand alleen bedoeld is om de toegang tot de derde zitrij te vergemakkelijken. Als u deze waarschuwing niet opvolgt, kan dit ernstig letsel tot gevolg hebben. • Bij modellen voor zeven passagiers mag er niemand op de derde zitrij plaatsnemen als de rugleuningen van de tweede zitrij zijn neergeklapt.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 246 De beste bescherming tegen koolmonoxidevergiftiging is een goed onderhouden uitlaatsysteem. bestaat over de toestand van de gordels of de rolautomaten, laat de gordel dan vervangen.
WAARSCHUWING! Als de pedalen niet vrij kunnen bewegen, kunt u de controle over de auto verliezen, waardoor gevaar voor ernstig letsel ontstaat. • Controleer altijd of de vloermatten op de juiste wijze zijn vastgemaakt aan de bevestigingspunten voor de matten. • Plaats nooit vloermatten of andere vloerbedekkingen die u niet op de juiste wijze kunt vastmaken en voorkom te allen tijde dat de matten verschuiven, de beweging van de pedalen belemmeren of de besturing van de auto op een andere manier hinderen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 248 Verlichting Laat iemand de werking van de rem- en buitenverlichting controleren terwijl u in de auto de verlichting bedient. Controleer de controlelampjes voor de richtingaanwijzers en het grootlicht op het instrumentenpaneel. Portiersloten Controleer of de portieren goed sluiten en worden vergrendeld. Vloeistoflekkage Kijk na een nacht parkeren onder de auto.
STARTEN EN RIJDEN AANBEVELINGEN VOOR INRIJDEN STARTPROCEDURES UW AUTO De motor en aandrijflijn (overbrenging en as) van uw auto vereisen geen lange inrijperiode. Doe het volgende voordat u uw auto start: stel uw stoel in, stel de binnen- en buitenspiegels in, doe uw veiligheidsgordel om en verzoek eventuele passagiers ook hun veiligheidsgordel om te doen. VEILIGHEID Rijd de eerste 500 km rustig. Na de eerste 100 km kunt u het beste een snelheid tot 80 à 90 km/u aanhouden.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 250 WAARSCHUWING! (Vervolgd) • Laat de sleutelhouder niet achter in of in de buurt van de auto, of op een voor kinderen bereikbare plaats, en laat het contact van een voertuig met Keyless Enter-N-Go™ niet in de modus ACC of ON/RUN staan. Een kind zou de knoppen van de elektrische raambediening of andere schakelaars kunnen bedienen of de auto in beweging kunnen zetten.
knop ENGINE START/STOP één keer wordt ingedrukt, verschijnt op het scherm van het EVIC het bericht “Vehicle Not In Park” (auto niet in PARK) en blijft de motor draaien. Verlaat een auto nooit als deze niet in de stand PARK staat, omdat de auto dan kan wegrollen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES WAARSCHUWING! (Vervolgd) • Probeer niet de auto te starten door middel van aanduwen of slepen. Onverbrande brandstof kan de katalysator binnendringen, na het starten ontbranden en zo de katalysator en de auto beschadigen.Wanneer de accu van de auto leeg is, kunt u startkabels gebruiken en de auto starten met een hulpaccu of de accu van een andere auto.
versnellingsbak) terwijl u tegelijkertijd de knop ENGINE START/STOP (Motor aan/uit) ingedrukt houdt. Laat de knop los als de motor start. OPMERKING: Onder zeer koude omstandigheden kan het nodig zijn om de startmotor tot 30 seconden te laten draaien om de motor te starten. Laat de knop los als de motor niet start. Wacht 25-30 seconden en probeer dan opnieuw te starten. 4. Laat de motor na het starten nog ca. 30 seconden stationair draaien voordat u gaat rijden.
Afkoelschema turbocompressor UW AUTO VEILIGHEID Rijomstandigheden Lading Stop & Go Stop & Go Snelwegen Leeg Gemiddeld Gemiddeld Maximaal toelaatbaar totaalgewicht van het voertuig en de aanhangwagen samen Maximaal toelaatbaar totaalgewicht van het voertuig en de aanhangwagen samen Maximaal toelaatbaar totaalgewicht van het voertuig en de aanhangwagen samen STARTEN EN RIJDEN Stadsverkeer WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN Snelwegen NOODGEVALLEN Hellingen SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES
HANDREM Automatische versnellingsbak Voordat u de auto verlaat, moet u controleren of de handrem volledig is aangetrokken. Zorg ook dat u de hendel bij een automatische versnellingsbak in de stand PARK (parkeren) zet en bij een handgeschakelde versnellingsbak in REVERSE (achteruit) of in de 1e versnelling. Het handrempedaal bevindt zich in de hoek links onder het instrumentenpaneel. Om de handrem aan te trekken, moet u het handrempedaal volledig intrappen.
OPMERKING: UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 256 • Als de handrem is ingeschakeld en de automatische versnellingsbak in een versnelling staat, gaat het waarschuwingslampje voor het remsysteem knipperen. Als beweging van de auto wordt gedetecteerd, klinkt er een geluidssignaal om de bestuurder hierop te wijzen. Zet de handrem volledig vrij voordat u met de auto gaat rijden.
WAARSCHUWING! (Vervolgd) • Laat de sleutelhouder niet achter in of in de buurt van de auto, of op een voor kinderen bereikbare plaats, en laat het contact van een voertuig met Keyless Enter-N-Go™ niet in de modus ACC of ON/RUN staan. Een kind zou de knoppen van de elektrische raambediening of andere schakelaars kunnen bedienen of de auto in beweging kunnen zetten. • Controleer of de handrem volledig vrij staat voor u gaat rijden.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK (voor bepaalde uitvoeringen/landen) WAARSCHUWING! U of andere passagiers kunnen letsel oplopen als u het voertuig onbewaakt achterlaat en de handrem niet goed heeft aangetrokken. De handrem moet altijd worden aangetrokken als de bestuurder zich niet in het voertuig bevindt, vooral op een helling. Trap voordat u schakelt het koppelingspedaal volledig in.
TERUGSCHAKELEN Op juiste wijze terugschakelen bespaart brandstof en verlengt de levensduur van de motor. AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK (voor bepaalde uitvoeringen/ landen) Wanneer u tijdens het terugschakelen een versnelling overslaat, of terugschakelt bij een te hoge voertuigsnelheid en dus de koppeling laat opkomen terwijl u een te lage versnelling heeft gekozen, kan dit resulteren in een overmatig toerental van de motor.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES WAARSCHUWING! • Het is gevaarlijk de schakelhendel uit de stand PARK of NEUTRAL te zetten wanneer het motortoerental hoger is dan stationair. Als u het rempedaal niet stevig ingetrapt houdt, kan de auto snel naar voren of achteren schieten. U loopt in dat geval het risico de controle over de auto te verliezen en een aanrijding te veroorzaken.
de auto stapt zonder de schakelhendel in de stand PARK te zetten. Daarnaast vergrendelt het systeem ook de transmissie in de stand PARK wanneer de contactschakelaar in de stand OFF staat. Blokkeersysteem rem/transmissie Deze auto is voorzien van rem-/schakelblokkering (BTSI) die ervoor zorgt dat de schakelhendel in de stand PARK blijft tenzij het rempedaal wordt ingetrapt.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN Versnellingen Laat de motor NOOIT met hoge toerentallen draaien wanneer u vanuit de standen PARK of NEUTRAL naar een andere schakelgroep schakelt. OPMERKING: Na het selecteren van een schakelgroep moet u even wachten tot de gekozen versnelling is geactiveerd, voordat u gas geeft. Dit is met name belangrijk wanneer de motor koud is. PARK (P) Deze stand vormt een aanvulling op de handrem en blokkeert de versnellingsbak.
WAARSCHUWING! (Vervolgd) • Het is gevaarlijk de schakelhendel uit de stand PARK of NEUTRAL te zetten wanneer het motortoerental hoger is dan stationair. Als u het rempedaal niet stevig ingetrapt houdt, kan de auto snel naar voren of achteren schieten. U loopt in dat geval het risico de controle over de auto te verliezen en een aanrijding te veroorzaken. Schakel pas naar een versnelling wanneer de motor normaal stationair draait en u met uw voet krachtig het rempedaal ingetrapt houdt.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES • Voordat u de schakelhendel uit de stand PARK beweegt, moet u de contactschakelaar van de stand LOCK/OFF in de stand ON/RUN zetten en tevens het rempedaal ingetrapt houden. Anders kan de schakelhendel beschadigd raken. • Laat de motor NOOIT met hoge toerentallen draaien als u vanuit de standen PARK of NEUTRAL naar een andere versnelling schakelt.
DRIVE (D) Deze stand is bedoeld voor het rijden in de stad en op de grote weg. In deze stand schakelt de versnellingsbak het soepelst en rijdt u het zuinigst. De versnellingsbak schakelt automatisch op naar alle versnellingen. De stand DRIVE zorgt voor optimale rijeigenschappen onder alle normale omstandigheden.
UW AUTO VEILIGHEID In het geval van een kortstondig probleem kan de versnellingsbak, door de volgende stappen uit te voeren, worden gereset om weer alle vooruitversnellingen te kunnen gebruiken: 1. Stop de auto. 2. Schakel naar PARK. 3. Zet de contactschakelaar in de stand LOCK/OFF. STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD INHOUD 266 De automatische versnellingsbak is voorzien van een elektronisch geregelde overdrive (hoogste versnelling).
Koppelomvormerkoppeling AUTOSTICK De automatische transmissie in deze auto beschikt over een functie die het brandstofverbruik helpt beperken. Bij gekalibreerde toerentallen grijpt automatisch een koppeling in de koppelomvormer aan. Dit kan een iets ander gevoel of respons geven tijdens normale werking in de hogere versnellingen. Wanneer de rijsnelheid afneemt of soms tijdens het accelereren, ontkoppelt de koppeling automatisch.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD • Indien nodig schakelt de transmissie automatisch op om te hoge motortoerentallen te voorkomen. • Het schakelen van de transmissie valt meer op als AutoStick is ingeschakeld. • De versnellingsbak schakelt automatisch terug als de snelheid van de auto afneemt (om stotteren van de motor te voorkomen), waarbij de huidige versnelling wordt aangegeven.
AANDRIJVING OP ALLE WIELEN (AWD) (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Met deze voorziening kunt u de vierwielaandrijving (AWD) inschakelen. Het systeem werkt automatisch, de bestuurder hoeft niets te bedienen en heeft geen extra vaardigheden nodig. Onder normale rijomstandigheden hebben de voorwielen de meeste grip. Als de voorwielen grip dreigen te verliezen, wordt er automatisch meer trekkracht overgebracht op de achterwielen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 270 GRIP Bij rijden op natte of met sneeuwresten bedekte wegen kan een dunne laag water ontstaan tussen de band en het wegdek. Dit verschijnsel wordt aquaplaning genoemd en kan ertoe leiden dat de auto gedeeltelijk of volledig onbestuurbaar wordt en u niet meer kunt remmen. Volg de onderstaande aanwijzingen op om het risico van aquaplaning te verkleinen: 1.
• Controleer altijd de diepte van het stilstaande water voordat u erdoor rijdt.Rijd nooit door stilstaand water dat tot boven de onderkant van de wielvelgen reikt. • Bepaal de staat van de weg of het pad onder water en of zich obstakels onder water bevinden voordat u door het stilstaande water rijdt. • Rijd niet met een hogere snelheid dan 8 km/u door stilstaand water. Dit beperkt de golfvorming tot een minimum. • Rijden door stilstaand water kan schade veroorzaken aan de onderdelen van de aandrijflijn.
TREKKEN VAN EEN AANHANGER UW AUTO VEILIGHEID In dit hoofdstuk vindt u veiligheidstips en informatie over wat u redelijkerwijs wel en niet met uw auto mag trekken. Lees deze informatie aandachtig door voordat u met een aanhanger gaat rijden. STARTEN EN RIJDEN Volg de vereisten en aanbevelingen voor het trekken van een aanhanger uit deze handleiding op, zodat de garantie van nieuwe voertuigen zijn geldigheid behoudt.
Disselgewicht (TW) Het disselgewicht (TW) is de neerwaartse kracht die door de aanhangwagen wordt uitgeoefend op de trekhaak. In de meeste gevallen mag dit niet minder zijn dan 7% of meer dan 10% van de lading van de aanhangwagen. Het disselgewicht moet niet hoger zijn dan het gecertificeerde vermogen van de trekhaak of het vermogen van het disselgewicht, wat minder is. Het moet minder zijn dan 4% van de lading van de aanhangwagen, maar niet minder dan 25 kg.
UW AUTO VEILIGHEID • Bij een vaste trekhaak met kogel bevestigt u de klem direct op het daartoe bestemde punt. Deze alternatieve oplossing vereist speciale toestemming van de fabrikant van de aanhanger, omdat de klem wellicht niet sterk genoeg is voor gebruik op deze manier. (afb. 160) Zonder bevestigingspunten STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN • Bij een trekhaak met afneembare kogel dient u zich te houden aan de door de fabrikant of leverancier aanbevolen werkwijze. (afb.
TREKGEWICHTEN (MAXIMALE AANHANGERGEWICHTEN) In de onderstaande tabel worden de maximale aanhangergewichten voor uw type aandrijflijn weergegeven. Max. BGA (Bruto geMax. disselgewicht ♦ wicht aanhanger) (mo(model voor 5 of 7 pasdel voor 5 of 7 passasagiers) giers) 2.4L/automaat 2,0 m2 454 kg 25 kg 3.6L/automaat 3,7 m2 1.100 kg 55 kg 2.0L diesel/hand 3,7 m2 1.250 kg 62 kg 2.0L diesel/automaat 3,7 m2 1.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 276 AANHANGER- EN DISSELGEWICHT Lading die schommelt boven de wielen of achteraan zwaarder is dan vooraan, kan leiden tot ernstige zijwaartse slingeringen waardoor de bestuurder de controle over auto en aanhanger kan verliezen. Het onvoldoende voorin plaatsen van vracht vormt een belangrijke oorzaak van ongevallen met aanhangers.
WAARSCHUWING! Onjuist trekken van een aanhanger kan leiden tot ongevallen en letsel. Volg de onderstaande richtlijnen om uw aanhanger zo veilig mogelijk te trekken: • Zorg dat de vracht stevig is vastgezet en tijdens het rijden niet kan schuiven. Als u de lading niet goed vastzet, kunnen tijdens het rijden onbeheersbare veranderingen in de gewichtsverdeling optreden. U kunt de controle over het stuur verliezen en een ongeval veroorzaken.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 278 Vereisten voor het trekken van een aanhanger — banden Vereisten voor het trekken van een aanhanger — aanhangerremmen • Probeer de aanhanger niet te trekken wanneer een compact reservewiel is gemonteerd. • Sluit het hydraulische remsysteem of vacuümsysteem van uw auto niet aan op dat van de aanhanger. Dit kan leiden tot onjuist remgedrag en lichamelijk letsel.
WAARSCHUWING! • Sluit de remmen van de aanhanger niet aan op de hydraulische remleidingen van uw auto. Dit kan leiden tot overbelasting en uitval van het remsysteem. Dan kan het voorkomen dat u niet kunt remmen wanneer dit nodig is en zo een ongeval veroorzaakt. • Bij het trekken van een aanhanger moet u rekening houden met een langere remweg.Bij het trekken van een aanhanger dient u extra afstand te bewaren tot het voorliggende voertuig. Een te kleine afstand tot uw voorganger kan leiden tot een ongeval.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD Aantal pennen 4 Functie Kleur draad RechterrichtingGroen aanwijzer 5 Parkeerlicht Bruin rechtsachter, zijmarkeringsverlichting en verlichting kentekenplaat achter. b 6 Remlichten Rood Zwart 7 Parkeerlicht linksachter, zijmarkeringsverlichting en verlichting kentekenplaat achter.
Aantal pennen 5 6 7 8 9 10 Functie Parkeerlicht rechtsachter, zijmarkeringsverlichting en verlichting kentekenplaat achter. b Remlichten Parkeerlicht linksachter, zijmarkeringsverlichting en verlichting kentekenplaat achter.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 282 TIPS VOOR HET TREKKEN VAN EEN AANHANGER Oefen het nemen van bochten, remmen en achteruitrijden met de aanhanger in een omgeving zonder druk verkeer voordat u met de aanhanger de weg op gaat.
Cruisecontrol • Gebruik de cruisecontrol niet in heuvelachtig terrein of met een zware belading. Koelsysteem Doe het volgende om het risico op oververhitting van de motor of de versnellingsbak te beperken: • Als de rijsnelheid bij gebruik van de cruisecontrol afneemt met meer dan 16 km/u, schakel het systeem dan uit totdat u weer de kruissnelheid kunt aanhouden. Rijden in stadsverkeer • Gebruik de cruisecontrol in vlak terrein en bij lichte belading om de brandstofzuinigheid te verbeteren.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN BEVESTIGINGSPUNTEN TREKHAAK Uw auto vergt extra uitrusting om veilig en efficiënt een aanhanger te kunnen trekken. De trekhaak moet aan uw auto worden bevestigd met behulp van de speciale bevestigingspunten aan het autochassis. In de volgende afbeelding ziet u de correcte bevestigingspunten. Ook andere uitrusting, zoals aanhangerstabilisatoren, hulpremmen, gewichtverdeelsystemen en extra brede spiegels, is mogelijk verplicht of wordt aanbevolen. (afb.
DE AUTO SLEPEN ACHTER EEN CAMPER UW AUTO SLEPEN VAN DEZE AUTO ACHTER EEN ANDERE AUTO Sleepmethode Slepen met alle wielen op de grond Slepen met behulp van dolly Op aanhanger Wielen VAN de grond UITVOERINGEN MET VOORWIELAANDRIJVING - HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK • Versnellingsbak in NEUTRAL GEEN • Contact in stand ACC of ON/RUN Achter NIET TOEGESTAAN Voor ALLE OK OK OPMERKING: Bij het slepen van uw auto met een camper, dient u zich altijd aan de geldende lokale verkeersvoorschriften te houden.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 286 Uitvoeringen met aandrijving op alle wielen (AWD) Slepen achter een camper (met vier wielen op de grond of met een dolly) is NIET TOEGESTAAN. Deze auto mag alleen gesleept worden op een oplegger, met alle vier de wielen VAN de grond. Als de auto met EEN OF MEER wielen op de grond wordt gesleept, kan de versnellingsbak en/of de tussenbak ernstig beschadigd raken.
WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN INSTRUMENTENGROEP UW AUTO (afb. 166) VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD (afb.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 288 BESCHRIJVINGEN INSTRUMENTENGROEP 1. Waarschuwingslampje voor het airbagsysteem Het lampje gaat ter controle vier tot acht seconden branden nadat u de contactschakelaar de eerste keer in de stand ON/RUN hebt gezet.
3. Controle-/storingslampje ESP (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Het controle-/storingslampje van het elektronisch stabiliteitsregelsysteem (ESP) in de instrumentengroep gaat branden wanneer de contactschakelaar in de stand ON/RUN wordt gezet. Als de motor draait, behoort dit lampje uit te gaan. Wanneer controle-/storingslampje ESP continu blijft branden terwijl de motor draait, is een storing gedetecteerd in het ESP-systeem.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 290 7. Scherm kilometerteller/elektronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) Kilometerteller De kilometerteller geeft het aantal kilometers aan dat de auto in totaal heeft gereden. Scherm elektronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC) Het elektronische voertuiginformatiecentrum (EVIC) heeft een interactief scherm dat zich in de instrumentengroep bevindt.
het storingslampje brandt, is het mogelijk dat lage bandenspanning niet wordt gedetecteerd of gemeld. Storingen van het bandenspanningscontrolesysteem kunnen optreden om verschillende redenen, waaronder de installatie van vervangende of alternatieve banden of wielen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 292 10. Waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordels Dit lampje gaat ter controle vier tot acht seconden branden nadat u de contactschakelaar de eerste keer in de stand ON/RUN hebt gezet. Als tijdens deze gloeilampcontrole de veiligheidsgordel voor de bestuurder niet is vastgegespt, hoort u een geluidssignaal.
OPMERKING: Het lampje kan bij het nemen van een scherpe bocht even knipperen, doordat dan het vloeistofpeil verandert. Breng de auto naar de dealer voor onderhoud en laat het remvloeistofpeil controleren. Als een storing van het remsysteem wordt aangegeven, laat de auto dan onmiddellijk repareren. WAARSCHUWING! Blijven doorrijden terwijl het rode waarschuwingslampje voor het remsysteem brandt, is gevaarlijk. Een deel van het remsysteem is mogelijk defect. De remweg wordt dan langer.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 294 12. Controlelampje antiblokkeersysteem (ABS) Dit lampje is een indicator van het ABSsysteem. Het lampje gaat branden wanneer u de contactschakelaar in de stand ON/RUN zet en kan daarna nog vier seconden blijven branden.
NOODGEVALLEN STARTEN MET STARTKABELS Wanneer de accu van uw auto leeg is, kan de motor met behulp van een set startkabels en een accu in een andere auto, of met een draagbare snellader weer worden gestart. Bij onjuist gebruik kan het starten met startkabels gevaarlijk zijn. Houd u daarom zorgvuldig aan de hier beschreven procedures. VOORBEREIDING VOOR HET STARTEN MET STARTKABELS De accu in uw auto bevindt zich tussen de linker koplampeenheid en het spatscherm van het linker voorwiel.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 296 WAARSCHUWING! • Pas op voor de radiateurventilator wanneer de motorkap is geopend.Als het contact is ingeschakeld, kan deze ventilator op elk moment gaan draaien. Er bestaat gevaar voor letsel door draaiende ventilatorbladen. • Verwijder alle metalen sieraden zoals ringen, horloges en armbanden die onbedoeld elektrisch contact kunnen maken.
Aansluiten van de startkabels Loskoppelen van de startkabels 1. Sluit het einde van de pluskabel (+) van de startkabel aan op de externe pluspool (+) van auto met de lege accu. 1. Koppel de minkabel (-) van de startkabel los van de externe minpool (-) van de auto met de lege accu. 2. Sluit het andere einde van de pluskabel (+) aan op de pluspool (+) van de hulpaccu. 3. Sluit het einde van de minkabel (-) van de startkabel aan op de minpool (-) van de hulpaccu. 4.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN AANHAALMOMENTEN VOOR WIELEN Het juiste aanhaalmoment voor de wielmoeren/bouten is van het grootste belang om te verzekeren dat het wiel juist is gemonteerd op het voertuig. Telkens wanneer een wiel is verwijderd en teruggeplaatst op het voertuig, moeten de wielmoeren/bouten worden aangehaald met een juist gekalibreerde momentsleutel.
Controleer na 40 km het aanhaalmoment van de wielmoeren/-bouten om er zeker van te zijn dat alle wielmoeren/-bouten goed tegen het wiel aanliggen. WAARSCHUWING! Om te voorkomen dat de auto door de op de krik uitgeoefende kracht verschuift, mogen de wielmoeren pas definitief worden vastgezet als de auto weer vast op de grond staat.Als u deze waarschuwing niet opvolgt, kan dit ernstig letsel tot gevolg hebben.
UW AUTO BERGPLAATS KRIK De krik en de slinger worden opgeborgen onder een deksel in het opbergvak achterin in de laadruimte. (afb. 170) VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN LOCATIE RESERVEWIEL De reserveband wordt onder de achterkant van de auto opgeborgen en wordt op zijn plaats gehouden door een kabellierinrichting. VOORBEREIDINGEN VOOR OPKRIKKEN 1. Parkeer de auto op een stevige en vlakke ondergrond, zo ver mogelijk verwijderd van de weg. Vermijd een gladde ondergrond. 2.
RESERVEWIEL VERWIJDEREN OPMERKING: Klap bij modellen met zeven zitplaatsen de stoelen van de derde zitrij neer. Dan is er meer ruimte om bij de krik en het andere gereedschap te komen en het liermechanisme te bedienen. 1. Neem de krikonderdelen 1, 2 en 3 uit de bergplaats en zet ze in elkaar. (afb. 171) OPMERKING: Monteer onderdelen 2 en 3; dit doet u door de kleine kogel aan het uiteinde van onderdeel 2 in het gaatje aan het uiteinde van onderdeel 3 aan te brengen.
UW AUTO 4. Kantel de houder aan het eind van de lierkabel en verwijder deze uit het midden van het wiel. (afb. 172) BERGRUIMTE RESERVEWIEL VEILIGHEID OPMERKING: Raadpleeg "Reservewiel verwijderen" voor informatie over het monteren van het liergereedschap. STARTEN EN RIJDEN 1. Zet het reservewiel naast de lierkabel. Houd het reservewiel zodanig rechtop dat het loopvlak op de grond rust en het ventiel zich boven aan het wiel bevindt en niet naar de achterkant van de auto wijst.
WAARSCHUWING! (Vervolgd) handgeschakelde versnellingsbak in de stand REVERSE (achteruit). • Start de motor niet en laat deze niet draaien zolang de auto door een krik wordt ondersteund. • Laat niemand in de auto zitten zolang deze door een krik wordt ondersteund. • Begeef u niet onder de auto wanneer deze door een krik wordt ondersteund. Als u werkzaamheden onder de auto moet uitvoeren, zet deze dan op een hefbrug.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN 3. Plaats de krik onder het krikpunt dat zich het dichtst bij de lekke band bevindt. Centreer de krikkop tussen de inkepingen in de dorpelbalk. Draai de krikschroef rechtsom totdat de bovenkant van de krik stevig aangrijpt in het krikpunt op de dorpelbalk. (afb. 175) (afb. 176) (afb. 177) (afb. 178) 4. Krik het voertuig op door de krikas naar rechts te draaien met de slinger.
WAARSCHUWING! Als u de auto hoger opkrikt dan noodzakelijk, zal hij minder stabiel staan. De auto kan van de krik glijden en zo ernstig letsel veroorzaken. Krik de auto slechts zo ver op als nodig is om het wiel te verwijderen. 5. Verwijder de wielmoeren. Verwijder de wieldop, indien aanwezig, van het wiel met de hand. Wrik de wieldop niet los. Trek vervolgens het wiel los van de wielnaaf. WAARSCHUWING! Om persoonlijk letsel te voorkomen, dient u de wieldoppen voorzichtig te hanteren.
OPMERKING: UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 306 • Installeer geen sierdop of wieldop op het compacte reservewiel. • Raadpleeg de paragrafen "Compact reservewiel" en "Reservewiel voor beperkt gebruik" onder "Banden — algemene informatie" in het hoofdstuk "Technische specificatie" voor meer waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en informatie over het reservewiel, het gebruik en de werking ervan. 7.
ORIGINEEL WIEL MONTEREN Auto's uitgerust met wieldoppen 1. Monteer het originele wiel op de as. 2. Breng om het monteren van stalen wielen met wieldoppen gemakkelijker te maken twee wielmoeren aan op de tapeinden die zich aan beide zijden van het ventiel bevinden. Breng de wielmoeren aan met het conusvormige uiteinde van de moer in de richting van het wiel. Haal de wielmoeren licht aan.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 308 6. Zet de wielmoeren stevig vast. Duw de moersleutel aan het einde van de hendel omlaag voor meer hefboomwerking. Trek de wielmoeren in stervolgorde aan totdat iedere moer twee keer aangetrokken is. Raadpleeg de paragraaf "Voorgeschreven aanhaalmomenten" in dit hoofdstuk voor het juiste aanhaalmoment voor de wielmoer.
BANDENSERVICEKIT (VOOR BEPAALDE UITVOERINGEN/ LANDEN) UW AUTO Klein gaatjes tot 6 mm in het loopvlak van de band kunnen worden gedicht met de bandenservicekit. Voorwerpen, zoals als spijkers en schroeven, mogen niet uit de band worden verwijderd. De bandenservicekit is te gebruiken bij buitentemperaturen tot -20 °C. VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN Deze kit biedt een tijdelijke bandafdichting waarmee u nog tot 160 km af kunt leggen, met een maximale snelheid van 88 km/u.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD • De afdichtfunctie kiezen Druk de functieregelknop (5) in en draai hem naar deze stand om het afdichtingsmiddel van de bandenservicekit in te spuiten en de band op te pompen. Gebruik de afdichtingsslang (doorzichtige slang) (6) wanneer u deze functie kiest. • Gebruik van de aan/uit-knop Druk eenmaal op de aan/uit-knop (4) om de bandenservicekit in te schakelen.
• U kunt de luchtpomp uit de bandenservicekit gebruiken om fietsbanden op te pompen. De set bevat tevens twee naalden, die zich in de opbergruimte voor toebehoren (aan de onderkant van de luchtpomp) bevinden, waarmee u ballen, luchtbedden of andere opblaasbare voorwerpen kunt oppompen. Gebruik uitsluitend de zwarte luchtpompslang (7) en zorg ervoor dat de functieregelknop (5) op de luchtmodus is afgesteld als zulke voorwerpen worden opgepompt om te voorkomen dat ze worden ingespoten met afdichtingsmiddel.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 312 WAARSCHUWING! (Vervolgd) • Voorkom dat de bandenreparatieset in contact komt met uw haar, ogen of kleding. De bandenreparatieset is schadelijk bij inademen, inslikken en huidcontact. Het veroorzaakt irritatie van de huid,ogen en luchtwegen.Spoel onmiddellijk met veel water na eventuele aanraking met de ogen of de huid.
OPMERKING: Verwijder geen voorwerpen (bijvoorbeeld schroeven of spijkers) uit de band. 2. Sluit de stekker (8) aan op een andere 12 Voltaansluiting in uw auto of, indien mogelijk, in een andere auto. Zorg dat de motor draait voordat u de bandservicekit inschakelt. UW AUTO • Start altijd de motor voordat u de bandservicekit inschakelt. 3. De fles (1) met afdichtingsmiddel is mogelijk eerder gebruikt en daarom leeg. Schakel hulp in.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN B-stijl aan de bestuurderszijde is vermeld (aanbevolen bandenspanning). Controleer de bandenspanning op de drukmeter (3). Als de band niet binnen 15 minuten wordt gevuld tot een druk van ten minste 1,8 bar: • De schade aan de band is te groot. Probeer niet door te rijden. Schakel hulp in.
WAARSCHUWING! Met de bandenreparatieset kunt u een lekke band niet permanent repareren. Laat de band controleren, repareren of vervangen na gebruik van de bandenreparatieset. Rijd niet sneller dan 88 km/u totdat de band is gerepareerd of vervangen. Als geen gehoor wordt gegeven aan deze waarschuwing, kan dit ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben voor u, uw passagiers en anderen in uw omgeving. (E) Na het rijden: Parkeer op een veilige plaats.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 316 OPMERKING: Als u de band laat repareren, laat de erkende dealer of het bandenservicebedrijf dan weten dat de band is afgedicht met de bandenservicekit. VERVANGENDE LAMPEN (F) Fles met afdichtingsmiddel en slang vervangen: Alle interieurlampjen hebben een messing of glazen wigvormige fitting.
GLOEILAMPEN – Exterieur Lampnr. Dimlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . H11 Grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . HB3/9005 Richtingaanwijzer voor . . . . . . . . . . PY27W/3757AK Parkeerlicht vóór . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . W5W Mistlamp vóór . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . PSX24W Mistlamp achter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . PS19W Zijknipperlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . WY5W Derde remlicht . . . . . .
UW AUTO VEILIGHEID Raak de nieuwe gloeilamp niet met de vingers aan. Contact met huidvet verkort de levensduur van de lamp. Wanneer de lamp in aanraking is gekomen met vet,reinig deze dan eerst met reinigingsalcohol. 4. Breng de gloeilamp met de fitting in het koplamphuis aan en draai het geheel een kwart slag rechtsom.
4. Trek de lamp recht uit de opening met sleuf in het lamphuis. UW AUTO 5. Houd de lipjes op de nieuwe mistlamp gelijk aan de sleuven in de kraag van de lampopening in de achterzijde van het mistlamphuis. VEILIGHEID Raak de nieuwe gloeilamp niet met de vingers aan. Contact met huidvet verkort de levensduur van de lamp. Wanneer de lamp in aanraking is gekomen met vet,reinig deze dan eerst met reinigingsalcohol. STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN 6.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN 4. Pak nu de lamp stevig vast bij de twee klemveren aan de zijkant en knijp de veren samen om de lamp los te maken uit de achterzijde van het mistlamphuis. 2. Maak de lamp los uit de bevestigingsconnector en sluit de nieuwe lamp aan. (afb. 187) 5. Trek de lamp recht uit de opening met sleuf in het lamphuis. 3.
RICHTINGAANWIJZER ACHTER EN ACHTERUITRIJLAMP De achterlichtunits bestaan uit twee delen. De achterlichten / richtingaanwijzers bevinden zich in de units op de hoeken. De achterlichten en achteruitrijlampen bevinden zich in de achterklep. Gloeilamp van richtingaanwijzer achter vervangen 1. Open de achterklep. 2. Verwijder de twee klemmen van de binnenzijde van het achterlichthuis. (afb. 188) 3.
4. Draai de elektrische fitting van de overeenkomstige lamp een kwart slag naar links en verwijder deze uit de behuizing. UW AUTO 5. Verwijder de lamp uit het contact en breng de nieuwe gloeilamp aan. VEILIGHEID 6. Installeer de gloeilamp met fitting in de behuizing en draai de fitting een kwart slag naar rechts om deze op zijn plaats te vergrendelen. STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN 7. Breng het achterlichthuis en de bevestigingen aan. KENTEKENVERLICHTING 1.
4. Verwijder de lamp uit het contact en breng de nieuwe gloeilamp aan. 5. Installeer de gloeilamp met fitting in de lens en draai de fitting een kwart slag naar rechts om deze op zijn plaats te vergrendelen. 6. Breng het uiteinde van de lens zonder het grendellipje aan in de behuizing op de achterklep en duw dan het andere uiteinde van de lens in de behuizing tot deze vastklikt in de behuizing.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 324 ZEKERINGEN INTERIEUR Het zekeringenkastje voor de interieurzekeringen bevindt zich onder het instrumentenpaneel aan de passagierszijde.
Locatie F118 F119 Patroonzekering Minizekering 10 A rood 10 A rood F120 10 A rood F121 F122 F123 F124 F125 F126 15 A blauw 25 A transparant 25 A transparant 10 A rood 10 A rood 10 A rood F127 20 A geel F128 15 A blauw F129 15 A blauw F130 15 A blauw F131 10 A rood F132 F133 10 A rood 10 A rood Omschrijving Regelaar voor vasthouden inzittende Regelmodule stuurkolom Vierwielaandrijving – Voor bepaalde uitvoeringen/landen Draadloze ontstekingsnode Module bestuurdersportier Module passagiersp
UW AUTO ZEKERINGEN ONDER MOTORKAP (STROOMVERDEELKAST) In de motorruimte bevindt zich een stroomverdeelkast. (afb. 191) VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 326 (afb.
Locatie F144 F145 F146 F147 F148 F149 F150 Patroonzekering 40 A groen 30 A roze 30 A roze 30 A roze 40 A groen 30 A roze F151 30 A roze Minizekering 25 A transparant F152 25 A transparant F153 20 A geel F156 10 A rood F157 10 A rood F158 10 A rood F159 F160 F161 10 A rood 20 A geel 20 A geel F162 50 A rood F163 50 A rood Omschrijving Exterieurverlichting 2 Naar carrosseriecomputer – lamp Reserve Reserve Motor koelventilator Elektromagneet startmotor Modules aandrijflijn Koplampsproeier
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN Locatie F164 F165 F166 F167 F168 F169 F170 F172 F173 F174 F175 F176 Patroonzekering Minizekering 25 A transparant 20 A geel 20 A geel 30 A groen 10 A rood 40 A groen 15 A blauw 20 A geel 25 A transparant 20 A geel 30 A groen 10 A rood F177 20 A geel F178 25 A transparant SERVICE EN ONDERHOUD F179 10 A rood F181 100 A blauw TECHNISCHE SPECIFICATIES F182 50 A rood F184 30 A roze NOODGEVALLEN INHOUD 328 Omschrijving
SCHAKELHENDEL ONTGRENDELEN Als zich een storing voordoet en de schakelhendel niet uit de stand PARK kan worden bewogen, dan kunt u de volgende procedure uitvoeren om de schakelhendel tijdelijk te kunnen bewegen: 1. Zet de motor af. 2. Trek de handrem stevig aan. 3. Open de middenconsole en verwijder de kap van het ontgrendelmechanisme voor de schakelhendel (in de rechterbenedenhoek vooraan van de opbergbak in de console). (afb. 192) 4. Houd het rempedaal stevig ingetrapt. 5.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 330 EEN VASTZITTENDE AUTO WEER VRIJKRIJGEN Wanneer u met de auto vast komt te zitten in modder of sneeuw, kunt u de auto meestal door een heen en weer gaande beweging los krijgen. Draai het stuur links- en rechtsom om de voorwielen vrij te maken.
WAARSCHUWING! Het laten doorslippen van de wielen is gevaarlijk. De krachten die vrijkomen bij te hoge wielsnelheden kunnen de banden en assen, zelfs onherstelbaar, beschadigen. Er kan een band exploderen, waardoor iemand gewond kan raken. Laat de wielen van uw auto niet met een hogere snelheid dan 48 km/u of langer dan 30 seconden continu doorslippen. Zorg er ook voor dat er geen personen aanwezig zijn in de nabijheid van een doorslippend wiel, ongeacht de snelheid waarmee het wiel ronddraait.
Voorzorgsmaatregelen gebruik sleepoog UW AUTO OPMERKING: • Zorg ervoor dat het sleepoog goed op zijn plaats zit en stevig vastzit in de bevestigingshouder. VEILIGHEID • Het sleepoog wordt aanbevolen voor gebruik met een goedgekeurde trekstang en/of -touw. STARTEN EN RIJDEN • Gebruik het sleepoog niet om het voertuig op een autoambulance te trekken. WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN • Gebruik het sleepoog niet om een vastzittende de auto los te trekken.
• Het sleepoog mag alleen worden gebruikt voor hulp bij pech onderweg. Gebruik het sleepoog alleen met een geschikte voorziening in overeenstemming met de verkeersregels (een metalen stang of een touw) voor op horizontaal terrein slepen van de auto voor een korte afstand naar de dichtstbijzijnde garage. • De sleepogen mogen NIET worden gebruikt om voertuigen buiten de weg te slepen of op plekken met obstakels.
UW AUTO VEILIGHEID SLEEPOOG ACHTER MONTEREN De aansluiting voor het sleepoog achter bevindt zich achter een klep op de bumperbeschermer linksachter. Om het sleepoog te plaatsen opent u de klep met een autosleutel of smalle schroevendraaier, en leidt u het sleepoog door de aansluiting. Steek het platte uiteinde van de slinger door het sleepoog en draai vast. Raadpleeg "Opkrikken en wiel verwisselen" voor meer informatie.
SLEPEN VAN EEN AUTO MET PECH In dit hoofdstuk worden de procedures beschreven voor het slepen van een auto met pech door een wegsleepbedrijf.
STARTEN EN RIJDEN Om schade aan uw auto te voorkomen is de juiste sleepuitrusting vereist. Gebruik uitsluitend sleepstangen en andere uitrusting die speciaal voor dit doel zijn gemaakt en volg de instructies van de fabrikant van de uitrusting. Het gebruik van veiligheidskettingen is verplicht. Bevestig sleepstangen of andere sleepuitrusting altijd aan een dragend deel van de auto, nooit aan bumpers of hieraan bevestigde beugels.
UITVOERINGEN MET AANDRIJVING OP ALLE WIELEN (AWD) De fabrikant raadt aan om de auto te vervoeren met alle vier wielen VAN de grond. Acceptabele methoden zijn het vervoeren van de auto op een autoambulance of de auto aan de voorzijde op te takelen en de achterzijde op een dolly te plaatsen. Wanneer dit voertuig in strijd met de bovenvermelde voorschriften wordt getrokken,kan er ernstige beschadiging van de versnellingsbak en/of de verdeelbalk optreden.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN UITVOERINGEN MET VOORWIELAANDRIJVING (FWD) — AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK De fabrikant raadt aan de auto op een autoambulance te vervoeren (alle wielen VAN de grond). Als geen autoambulance beschikbaar is en de versnellingsbak nog werkt, kan de auto onder de volgende voorwaarden met alle wielen op de grond worden gesleept: • De schakelhendel moet in de stand NEUTRAL staan.
SERVICE EN ONDERHOUD ONDERHOUDSSCHEMA OPMERKING: ONDERHOUDSSCHEMA — BENZINEMOTOR De geplande onderhoudsbeurten in deze handleiding moeten op de aangeduide tijdstippen of kilometerstanden worden uitgevoerd om uw garantie te behouden en optimale betrouwbaarheid en prestaties van de auto te garanderen. Bij veeleisend gebruik, bijvoorbeeld door het rijden in stoffige omgevingen of veel korte ritten, is mogelijk meer onderhoud vereist.
In duizenden kilometers 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 Jaar 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 340 Conditie/slijtage van de banden controleren en bandenspanning indien nodig corrigeren, houdbaarheidsdatum TIRE
In duizenden kilometers 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 Jaar 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 • • • • • • • • • • Handrem controleren en indien nodig afstellen. (Alleen handgeschakelde versnellingsbak) Visuele controle uitvoeren van: carrosserie, bodemplaatbescherming, pijpen en leidingen (uitlaat - brandstof - remmen), rubberdelen (hoezen, bussen, manchetten enz.).
In duizenden kilometers 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 Jaar 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 UW AUTO Luchtfilterpatroon vervangen. (#) • • • • • VEILIGHEID Remvloeistof verversen. • • • • • STARTEN EN RIJDEN Vloeistof in het achterdifferentieel (RDA) verversen (voor bepaalde uitvoeringen/landen). Vloeistof in de verdeelbak (PTU) verversen (voor bepaalde uitvoeringen/landen).
Periodieke controles Controleer na elke 1.000 km of voorafgaand aan lange ritten het volgende en vul indien nodig bij: • koelvloeistof; • remvloeistof; • herhaaldelijke korte ritten (minder dan 7-8 km) bij temperaturen onder het vriespunt; • motor draait vaak stationair, rijden van lange afstanden met lage snelheden of langere perioden zonder gebruik.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 344 ONDERHOUDSSCHEMA — DIESELMOTOR Om u de beste rijervaring te bieden heeft de fabrikant een specifiek onderhoudsschema opgesteld aan de hand waarvan u kunt zorgen dat uw auto goed en veilig blijft rijden. De fabrikant raadt aan deze onderhoudsbeurten te laten uitvoeren bij de dealer waar u de auto heeft aangeschaft.
In duizenden kilometers 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200 Jaar 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 • • • • • • • • • • Conditie/slijtage van de banden controleren en bandenspanning indien nodig corrigeren; houdbaarheidsdatum TIREKIT controleren (indien van toepassing). Werking van verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, interieurverlichting, waarschuwingslampjes instrumentenpaneel enz.) controleren.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 346 In duizenden kilometers 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200 Jaar 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Stand van wisserbladen voor/achter controleren en wisserbladen op slijtage controleren. Werking van het ruitensproeiersysteem controleren en, indien nodig, de sproeiers afstellen.
In duizenden kilometers 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200 Jaar 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 • • • • • • • • • • Slag van de handrem controleren en indien nodig afstellen. Conditie en slijtage van de remblokken vóór visueel controleren. Conditie en slijtage van de remblokken achter visueel controleren. Visuele controle uitvoeren van de staat van de distributieriem. Visuele controle uitvoeren van de conditie van de hulpaandrijfriem(en).
In duizenden kilometers 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200 Jaar 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 UW AUTO Luchtfilter vervangen (of ten minste om de 2 jaar) ( ## ). VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 348 • Remvloeistof verversen. Vloeistof in het achterdifferentieel (RDA) verversen (voor bepaalde uitvoeringen/landen). Vloeistof in de verdeelbak (PTU) verversen (voor bepaalde uitvoeringen/landen).
(#) Niet-stoffige gebieden: aanbevolen maximale kilometerstand 120.000 km. Ongeacht de kilometerstand moet de riem om de 6 jaar worden vervangen. In stoffige gebieden en/of bij zwaar gebruik (koude klimaten, stadsverkeer, langdurig stationair draaien): aanbevolen maximale kilometerstand 60.000 km. Ongeacht de kilometerstand moet de riem om de 4 jaar worden vervangen. (##) Als het voertuig wordt gebruikt in stoffige gebieden, wordt u geadviseerd dit filter te vervangen om de 20.000 km.
UW AUTO VEILIGHEID Gebruik van auto onder zware omstandigheden Als de auto hoofdzakelijk onder een van de volgende omstandigheden wordt gebruikt: • visuele controle uitvoeren van conditie van: motor, versnellingsbak, pijpen en leidingen (uitlaat - brandstofsysteem - remmen) en rubberdelen (hoezen manchetten - bussen - enz.
MOTORCOMPARTIMENT — 2.4-LITER BENZINE (afb. 197) UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD (afb.
MOTORCOMPARTIMENT — 3,6-LITER BENZINE UW AUTO (afb. 198) VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 352 (afb.
MOTORCOMPARTIMENT — 2,0-LITER DIESEL (afb. 199) UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES (afb.
ONDERHOUDSPROCEDURES UW AUTO De volgende pagina's bevatten de vereiste onderhoudswerkzaamheden zoals vastgesteld door de fabrikant van uw auto. VEILIGHEID Naast de onderhoudsaspecten die worden vermeld in het onderhoudsschema zijn er mogelijk ook andere componenten die op een later tijdstip onderhoud vereisen of vervangen moeten worden.
MOTOROLIE Oliepeil controleren — benzinemotor Om een optimale smering van de motor te waarborgen, moet het juiste motoroliepeil gehandhaafd blijven. Controleer het oliepeil daarom regelmatig, bijvoorbeeld bij elke tankstop. Het ideale tijdstip voor een controle van het motoroliepeil is ongeveer vijf minuten nadat een volledig opgewarmde motor is uitgezet. Controleer het oliepeil niet voordat u de motor start, wanneer de auto een nacht niet gebruikt is.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 356 Laat het onderhoud van uw auto over aan een FIAT-dealer. Voor routineonderhoud en klein onderhoud dat u zelf wilt uitvoeren, raden wij u aan om het juiste gereedschap, originele reserveonderdelen van FIAT en de vereiste vloeistoffen te gebruiken.Voer geen onderhoud uit als u geen ervaring hebt.
Afvoeren van afgewerkte motorolie en oliefilters Wees zorgvuldig bij het afvoeren van afgewerkte motorolie en een gebruikte motoroliefilter. Onzorgvuldig afgevoerde olie en motoroliefilters kunnen een belasting voor het milieu vormen. Neem contact op met uw erkende dealer, vakgarage of de gemeentelijke overheid voor advies over het afvoeren van afgewerkte olie en oliefilters. LUCHTFILTER Raadpleeg het hoofdstuk "Onderhoudsschema" voor de juiste onderhoudsintervallen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 358 WAARSCHUWING! (Vervolgd) • Accugas is brandbaar en explosief. Houd open vuur of vonken daarom altijd uit de buurt van de accu.Gebruik geen hulpaccu of andere acculader van meer dan 12 volt. Zorg dat de kabelklemmen elkaar niet raken. • Accupolen, accuklemmen en toebehoren bevatten lood en loodhoudende stoffen.
WAARSCHUWING! (Vervolgd) • Het aircosysteem bevat een koudemiddel onder hoge druk. Om persoonlijk letsel of schade aan het systeem te voorkomen mag het bijvullen van koudemiddel, of andere reparaties waarbij leidingen moeten worden losgekoppeld, alleen worden uitgevoerd door een vakbekwame monteur. Koudemiddel opvangen en recyclen Het airconditioningsysteem van uw auto bevat R-134a, een koudemiddel dat de ozonlaag niet aantast.
UW AUTO 5. Verwijder het luchtfilter van de airco door het recht uit de behuizing te trekken. VEILIGHEID Het luchtfilter van de airco is voorzien van een pijl die de richting van de luchtstroom door het filter aangeeft. Als het filter niet op de juiste wijze wordt geïnstalleerd, moet het wellicht vaker worden vervangen. STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN 7. Plaats het klepje van het handschoenenkastje weer terug.
moet u de motorkapvergrendeling reinigen en indien nodig smeren. Smeer de buitenste portierslotcilinders twee keer per jaar, bij voorkeur in het voorjaar en in het najaar. Breng een kleine hoeveelheid smeermiddel van hoge kwaliteit direct aan in de slotcilinder. Rijp of ijs niet met behulp van de wissers van de voorof achterruit verwijderen. Controleer alvorens te wissen of de wisserbladen niet aan de voorruit zijn vastgevroren, om beschadiging te voorkomen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN 3. Pak de onderzijde van het ruitenwisserblad vast en draai het naar voren zodat de scharnierpen loskomt van de bladhouder. (afb. 203) 4. Plaats de scharnierpen in de bladhouder aan het uitende van de ruitenwisserarm, druk het ruitenwisserblad stevig aan tot deze op zijn plaats schiet. 5. Kantel het ruitenwisserblad omlaag en breng de kap op het scharnier op zijn plaats.
Als u het vloeistofreservoir bijvult, breng dan een kleine hoeveelheid vloeistof aan op een (hand)doek en er veeg de wisserbladen mee schoon. Dit verbetert de wiswerking. Om te voorkomen dat uw ruitensproeiersysteem bij koud weer bevriest, dient u een oplossing of mengsel te kiezen dat geschikt is voor het klimaat in uw omgeving. Deze informatie treft u aan op de meeste flessen met ruitensproeiervloeistof.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 364 WAARSCHUWING! Uitlaatgassen kunnen gezondheidsproblemen veroorzaken of zelfs dodelijk zijn. Ze bevatten koolmonoxide (CO), een kleuren geurloos gas. Het inademen ervan kan bewusteloosheid en vergiftiging veroorzaken. Raadpleeg "Veiligheidstips/uitlaatgas" in "Veiligheid" voor meer informatie om inademen van koolmonoxide (CO) te voorkomen.
WAARSCHUWING! (Vervolgd) • Hete koelvloeistof (antivries) en stoom uit de radiateur kunnen ernstige brandwonden veroorzaken.Als u stoom van onder de motorkap hoort of ziet komen, mag u de motorkap pas openen nadat de radiateur voldoende is afgekoeld. Open nooit de vuldop van het koelsysteem als de radiateur heet is. Laat het onderhoud van uw auto over aan een FIAT-dealer.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 366 • Het mengen van koelvloeistof (antivries) met andere dan de gespecificeerde koelvloeistof (antivries) kan beschadiging van de motor veroorzaken en de bescherming tegen roest verminderen.
Gebruik uitsluitend zeer zuiver water, zoals gedistilleerd of gedeïoniseerd water, voor het verdunnen van de koelvloeistof (antivries). Water van lagere kwaliteit kan de corrosiebescherming in het motorkoelsysteem verminderen. Het is de taak van de eigenaar van de auto om de concentratie van de koelvloeistof aan te passen aan de buitentemperatuur.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 368 Afvoeren van afgewerkte koelvloeistof Gebruikte koelvloeistof met ethyleenglycol is een speciale afvalstof die volgens de voorschriften afgevoerd moet worden. Raadpleeg de gemeentelijke instanties over de juiste wijze van afvoeren. Om inslikken door kinderen of dieren te voorkomen, dient u koelvloeistof met ethyleenglycol nooit in open vaten of houders te bewaren.
• Houd de voorzijde van de radiateur schoon. Als uw auto is uitgerust met airconditioning, houd dan de voorzijde van de condensor schoon. • Vervang nooit de thermostaat door een zomer- of wintertype. Wanneer vervanging noodzakelijk is, mag UITSLUITEND het voorgeschreven type thermostaat worden ingebouwd. Andere modellen kunnen onvoldoende koelprestaties leveren en een hoger brandstofverbruik en hogere emissiewaarden teweegbrengen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES OPMERKING: Als uw auto met een handgeschakelde versnellingsbak is uitgerust, levert het remvloeistofreservoir de vloeistof voor zowel het remsysteem als voor het koppelingssysteem. Beide systemen worden in het reservoir gescheiden, een lek in het ene systeem heeft geen invloed op het andere systeem.
WAARSCHUWING! (Vervolgd) • Het bijvullen van het vloeistofreservoir met te veel remvloeistof kan leiden tot het morsen van vloeistof op hete motoronderdelen, waardoor de remvloeistof vlam kan vatten. Remvloeistof kan ook schade toebrengen aan gelakte oppervlakken en vinyl. Let er daarom op dat er geen remvloeistof op deze oppervlakken terecht komt. • Zorg dat er geen vloeistof op basis van aardolie in de remvloeistof terechtkomt.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 372 Spoel de versnellingsbak niet met chemicaliën, omdat deze de versnellingsbak kunnen beschadigen. Dergelijke schade wordt niet gedekt door de standaardgarantie. Vloeistofpeil controleren - Zestraps versnellingsbak De vloeistof is in de fabriek op het juiste peil gebracht en vereist onder normale gebruiksomstandigheden geen aanpassingen.
4. Plaats de schakelhendel heel kort in iedere versnelling (wacht totdat iedere versnelling goed aangrijpt) en zet de schakelhendel ten slotte in PARK. • Als de vloeistof koud is, moet het vloeistofpeil zich bevinden tussen de twee onderste gaatjes in het gedeelte dat met "COLD" is aangegeven. 5. Veeg de omgeving van de peilstok schoon om te voorkomen dat vuil in de versnellingsbak terechtkomt. • Als het vloeistofniveau te laag is, moet u vloeistof via de vulbuis van de peilstok bijvullen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN • Wanneer u een andere transmissievloeistof gebruikt dan wordt aanbevolen door de fabrikant,kan de schakelwerking van de versnellingsbak afnemen en/of grijpt de koppelomvormer schokkend aan en moeten vloeistof en filter vaker worden ververst resp. vervangen. Raadpleeg "Vloeistoffen, smeermiddelen en originele onderdelen" in "Technische gegevens" voor de specificaties van vloeistoffen.
Vloeistofpeil controleren Controleer de unit visueel na iedere olieverversing op lekkage. Indien u lekkage ziet, controleer dan het vloeistofniveau door de vuldop te verwijderen. Het vloeistofniveau moet gehandhaafd worden tussen de bodem van de vulopening tot 4 mm onder de vulopening. Indien nodig moet vloeistof worden bijgevuld tot aan het juiste niveau. Indien nodig moet vloeistof worden bijgevuld tot aan het juiste niveau.
UW AUTO De meest voorkomende oorzaken zijn: Speciale verzorging • Strooizout, vuil en achterblijven van vocht. • Spuit de onderzijde van de auto regelmatig schoon (minstens één keer per maand) wanneer u op bepekelde of stoffige wegen of in kuststreken rijdt. • Steenslag. • Insectenresten, boomvocht en teer. VEILIGHEID • Zilte lucht in kuststreken. • Zure regen en industriële vervuiling.
Verzorging van velgen en wieldoppen Alle wielen en wieldoppen moeten regelmatig worden gereinigd met milde zeep en water om corrosie tegen te gaan. Dit geldt vooral wanneer een coating van aluminium of chroom is aangebracht. Gebruik een niet-schurend en zuurvrij reinigingsmiddel om hardnekkige modder en/of overvloedige remstof te verwijderen. Gebruik geen schuursponsen, staalwol, een harde borstel of metaalpoets. Gebruik geen ovenreiniger.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 378 hebben en de lederen bekleding beschadigen. Verwijder deze daarom direct met een vochtige doek. Hardnekkige vervuiling kunt u gemakkelijk verwijderen met een zachte doek. Voorkom dat lederen bekleding wordt doordrenkt met welke vloeistof dan ook.
Kunststoflenzen van instrumentengroep reinigen De lenzen voor de instrumenten in deze auto zijn gemaakt van doorzichtige kunststof. Wees bij het reinigen van deze lenzen extra voorzichtig om krassen te voorkomen. 1. Reinig met een zachte bevochtigde doek. Eventueel kan een zachte zeepoplossing worden gebruikt, maar gebruik in geen geval reinigingsalcohol of bijtende of schurende reinigingsmiddelen. Verwijder de zeep met een schone, vochtige doek. 2. Drogen met een zachte doek.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 380 STALLEN VAN DE AUTO ROULEREN VAN BANDEN Als u meer dan 21 dagen geen gebruik maakt van uw auto, wilt u misschien voorzorgsmaatregelen nemen ter bescherming van de accu. U kunt het volgende doen: De banden die gebruikt worden aan de voorzijde van de auto krijgen een andere belasting te verwerken dan de banden aan de achterzijde.
TECHNISCHE SPECIFICATIES CHASSISNUMMER (VIN) Het chassisnummer (VIN) bevindt zich vooraan op de linkerhoek van het instrumentenpaneel en is van buitenaf door de voorruit zichtbaar. Dit nummer is ook ingeslagen op de dorpel van het portier rechtsvoor onder de sierlijst en staat verder op het label Motorvoertuiginformatie dat op een raam van het voertuig is bevestigd, op de voertuigregistratie en op de eigendomspapieren. OPMERKING: Het is verboden om het chassisnummer (VIN) te verwijderen of te wijzigen.
UW AUTO VEILIGHEIDSINFORMATIE BANDEN OPMERKING: BANDMARKERINGEN • P (Passagier) — Metrische bandenmaat is gebaseerd op Amerikaanse ontwerpnormen. Bij P-Metrieke banden staat de letter "P" op de zijkant van de band vóór aanduiding van de maat. Voorbeeld: P215/ 65R15 95H. (afb. 206) VEILIGHEID • Europa — Metrische maten voor banden zijn gebaseerd op Europese ontwerpnormen. Bij banden ontworpen volgens deze norm staat de maat van de band op de zijkant van de band te beginnen met de breedte van de sectie.
Tabel voor bandenmaten VOORBEELD: Voorbeeld maataanduiding: P215/65R15XL 95H, 215/65R15 96H, LT235/85R16C,T145/80D18 103M, 31x10.5 R15 LT P = Maat van een band voor personenauto's gebaseerd op Amerikaanse ontwerpnormen, of "....blanco....
VOORBEELD: UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 384 H = Snelheidsymbool - Een symbool dat het snelheidsbereik aangeeft waarbij een band een last kan dragen die overeenkomt met zijn belastingsindex bij bepaalde bedrijfsomstandigheden - De maximale snelheid die overeenkomt met het snelheidsymbool mag alleen bereikt worden onder bepaalde bedrijfsomstandigheden (d.w.z.
BANDENIDENTIFICATIENUMMER (TIN) Het TIN kan op één of beide kanten van de band staan, maar de datumcode kan op slechts één kant staan. Bij banden met witte zijkanten staat het volledige TIN, inclusief de datumcode, op de witte zijkant van de band. Zoek naar het TIN op de buitenzijde van banden met zwarte bandwangen, als deze op de auto zijn gemonteerd. Als u het TIN niet aantreft aan de buitenkant, dan staat het aan de binnenkant van de band.
BANDENTERMINOLOGIE EN DEFINITIES UW AUTO Term B-stijl VEILIGHEID Bandenspanning van koude band STARTEN EN RIJDEN Maximale bandenspanning WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 386 Aanbevolen bandenspanning voor koude band Bandenspanningsticker Definitie De B-stijl van het voertuig is een structuurelement van de carrosserie dat zich achter het voorportier bevindt.
DRAAGVERMOGEN EN BANDENSPANNING Locatie band- en beladingsinformatiesticker OPMERKING: De juiste spanning voor koude banden staat vermeld op de B-stijl aan de bestuurderszijde of op de achterrand van het bestuurdersportier. (afb. 207) (afb. 208) Band- en beladingsinformatiesticker Deze sticker geeft u belangrijke informatie over: 1. Het aantal personen dat in de auto vervoerd kan worden. 3. De bandenmaat voor uw auto. 4.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 388 OPMERKING: Bij een situatie waarin de auto tot het maximum is geladen, mag u de maximaal toelaatbare asbelasting (GAWR) van de voor- en achteras niet overschrijden. Raadpleeg voor meer informatie over GAWR, voertuigbelasting en het trekken van aanhangers de paragraaf "Belading van de auto" in dit hoofdstuk.
WAARSCHUWING! Uw auto overbelasten is gevaarlijk. Overbelasting kan ertoe leiden dat uw banden falen, kan invloed hebben op de bestuurbaarheid en kan de remweg verlengen. Gebruik banden met het voor uw auto aanbevolen draagvermogen. U mag ze nooit overbelasten. UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD (afb.
UW AUTO BANDEN — ALGEMENE INFORMATIE VEILIGHEID BANDENSPANNING Voor de veiligheid en goede rijeigenschappen is een juiste bandenspanning absoluut noodzakelijk.
OPMERKING: Ten minste één keer per maand: • Een ongelijke bandenspanning tussen linker- en rechterbanden kan leiden tot een onnauwkeurige en onvoorspelbare besturing. • Bandenspanning controleren met een draagbare bandenspanningsmeter van goede kwaliteit en indien nodig aanpassen. Een visuele schatting van de bandenspanning volstaat niet. Banden lijken soms de juiste spanning te hebben terwijl de spanning in werkelijkheid onvoldoende is. UW AUTO • Inspecteer banden op slijtage of zichtbare schade.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 392 De bandenspanning verandert ongeveer met 0,07 bar bij iedere temperatuurverandering van 7°C. Houd hier rekening mee wanneer u de bandenspanning meet in een garage, met name in de winter.
deze niet zijn ontworpen voor rijden in de winter of in koud weer. Breng winterbanden aan op uw auto bij omgevingstemperaturen lager dan 5 °C of als de wegen bedekt zijn met ijs of sneeuw. Neem voor meer informatie contact op met een erkende dealer. Zomerbanden zijn niet voorzien van de all seasonaanduiding of het berg/sneeuwvloksymbool op de wang van de band. Gebruik zomerbanden altijd in sets van vier omdat anders de veiligheid en de bestuurbaarheid van de auto in het gedrang kunnen komen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 394 RUN-FLAT-BANDEN (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Run-flat-banden maken het mogelijk om 80 km te rijden met 80 km/u na een snel verlies van bandenspanning. Dit snelle verlies van spanning wordt de run-flatmodus genoemd. Een run-flat-modus treedt op bij een bandenspanning van 0,96 bar of lager.
de letter "T" of "S" vóór de aanduiding van de bandenmaat. Voorbeeld: T145/80D18 103M. T, S = reservewiel Omdat het loopvlak van deze band een beperkte levensduur heeft, moet de originele band zo snel mogelijk worden gerepareerd (of vervangen) en weer gemonteerd worden. Probeer nooit een wieldop aan te brengen of een conventionele band te monteren op het compacte reservewiel, omdat het wiel specifiek voor de compacte reserveband is gemaakt. Monteer nooit meer dan één compact reservewiel tegelijk op de auto.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 396 WAARSCHUWING! Reservewielen voor beperkt gebruik mogen alleen in noodgevallen worden gebruikt. Het rijgedrag van de auto verandert wanneer u dit reservewiel voor beperkt gebruik monteert. Rijd met dit reservewiel niet sneller dan de snelheid die staat vermeld op het reservewiel voor tijdelijk gebruik.
LEVENSDUUR VAN BANDEN De levensduur van een band is afhankelijk van verschillende factoren, waaronder, maar niet beperkt tot: • Rijstijl • Bandenspanning - Een onjuiste bandenspanning bij koude banden kan leiden tot een onregelmatig slijtagepatroon over het loopvlak van de band. Deze abnormale slijtagepatronen verkorten de levensduur het loopvlak, waardoor de banden eerder vervangen moet worden.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 398 Raadpleeg de alinea over de bandenslijtage-indicator. Raadpleeg de band- en beladingsinformatiesticker of het voertuigcertificatielabel voor de aanduiding van uw bandenmaat. De belastingsindex en het snelheidssymbool vindt u op de wang van de originele band.
Het monteren van een band met een afwijkende bandenmaat kan ervoor zorgen dat de aanduiding van de snelheidsmeter en de kilometerteller niet langer juist zijn. SNEEUWKETTINGEN Het gebruik van sneeuwkettingen vereist voldoende ruimte tussen band en wielkast. Volg deze aanbevelingen op om schade te voorkomen. UW AUTO • Sneeuwkettingen moeten qua maatvoering geschikt zijn voor de auto, zoals aanbevolen door de fabrikant van de sneeuwketting. VEILIGHEID • Uitsluitend gebruiken op de voorwielen.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 400 Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om schade aan de auto of de banden te voorkomen: • Door de beperkte ruimte voor sneeuwkettingen tussen de banden en andere onderdelen van de wielophanging, is het belangrijk uitsluitend kettingen te gebruiken die in goede staat verkeren. Gebroken sneeuwkettingen kunnen ernstige schade veroorzaken.
Naast loodvrije benzine met het juiste octaangehalte, wordt ook benzine aanbevolen waaraan reinigingsmiddelen en additieven voor corrosiepreventie en stabiliteit zijn toegevoegd. Het gebruik van benzine met deze additieven heeft een gunstige invloed op het brandstofverbruik, verlaagt de emissiewaarden en handhaaft de motorprestaties. MMT verkort de levensduur van de bougies en vermindert de prestaties van het emissieregelsysteem van sommige auto's.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 402 WAARSCHUWING! Koolmonoxide (CO) in uitlaatgassen is dodelijk. Volg de onderstaande voorschriften om koolmonoxidevergiftiging te voorkomen: • Adem nooit uitlaatgassen in. Deze bevatten namelijk koolmonoxide, een kleur- en reukloos gas dat dodelijk kan zijn.
WAARSCHUWING! Ethanoldampen zijn uiterst brandbaar en kunnen ernstig letsel veroorzaken. Houd alle rookgerei en vuur uit de buurt van de auto wanneer u de vuldop van de brandstoftank (benzinedop) verwijdert of de tank vult. Gebruik E-85 niet als reinigingsmiddel en gebruik het nooit bij open vuur. (afb. 211) Tankdop voor E-85 BRANDSTOFVEREISTEN Uw auto kan zowel op ongelode benzine met een octaangetal (RON) van 91 of, op E-85, of op een mengsel van deze twee brandstoffen rijden.
OPMERKING: UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 404 • Wanneer de omgevingstemperatuur hoger is dan 32 °C kan de motor slecht aanslaan en onregelmatig stationair draaien, zelfs wanneer de bovenstaande aanbevelingen zijn opgevolgd. • Sommige additieven die in normale benzine worden gebruikt zijn niet volledig compatible met E-85 en kunnen aanslag in de motor vormen.
VERVANGENDE ONDERDELEN Vele onderdelen van uw Flexifuel-voertuig (FFV) zijn zo ontworpen dat ze geschikt zijn voor ethanol. Zorg ervoor dat bij onderhoud altijd de juiste onderdelen worden gebruikt die geschikt zijn voor ethanol. Indien onderdelen van het brandstofsysteem worden vervangen door onderdelen die niet geschikt zijn voor ethanol, kan er schade aan uw auto optreden. ONDERHOUD Gebruik in uw auto geen mengsel met meer dan 85% ethanol.
VLOEISTOFINHOUD UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 406 Metrisch Brandstof (ongeveer) Uitvoeringen met voorwielaandrijving Uitvoeringen met aandrijving op alle wielen Motorolie met filter 2,4-liter motor 3,6-liter motor 2,0-liter dieselmotor Motorkoelsysteem* 2,4-liter motor en airconditioning met één of twee klimaatzones 2,4-liter motor en airconditioning met drie klimaatzones 3,6L dieselmotor en airco
VLOEISTOFFEN, SMEERMIDDELEN EN ORIGINELE ONDERDELEN UW AUTO MOTOR Component Motorkoelvloeistof* Motorolie – 2,4-liter motor*** Motorolie – 3,6-liter motor*** Motorolie — 2,0-liter dieselmotor*** Bougies - 2.4-liter motor Specificaties van vloeistoffen en smeermiddelen (vloeistoffen, smeermiddelen) Rood beschermingsmiddel met antivrieswerking op basis van monoethyleenglycol met organische formule met inhibitor. Overschrijdt CUNA NC 956-16, ASTM D 3306 specificaties, kwalificatie FIAT 9.
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 408 Component Bougies - 3.6-liter motor Brandstofkeuze – 2,4- en 3,6-liter motor Brandstofkeuze - 2.
CHASSIS Component Automatische versnellingsbak (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Handgeschakelde versnellingsbak (voor bepaalde uitvoeringen/landen) Hoofdrem/koppelingscilinder Vloeistofreservoir stuurbekrachtiging Vloeistof ruitensproeiers/ achterruitsproeier Specificaties van vloeistoffen en smeermiddelen (vloeistoffen, smeermiddelen) Geheel synthetisch smeermiddel dat voldoet aan kwalificatie FIAT 9.55550AV4 (TUTELA TRANSMISSION FORCE4, Contractual Technical Reference No. F108.F11).
WANNEER HET VOERTUIG HET EINDE VAN DE LEVENSDUUR HEEFT BEREIKT FIAT spant zich al vele jaren in voor de bescherming van het milieu door voortdurend de productieprocessen te verbeteren en producten te vervaardigen die het milieu steeds minder belasten. FIAT wil zijn klanten de best mogelijke service geven bij het naleven van de milieuwetgeving en het voldoen aan de Europese richtlijn 2000/53/EC inzake voertuigen aan het einde van de levensduur.
411
412
INHOUD Aandrijving op alle wielen (AWD) . . . . . . . . . . . . . . .269 Aanhangergewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .275 Aanhangwagen trekken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .272 Aansluiting voor randapparatuur . . . . . . . . . . . . . . . .116 Aanvullend veiligheidssysteem - Airbag . . . . . . . . . . . .215 ABS. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .146, 294 ABS-lampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 414 Algemene informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .12, 166 Antiblokkeersysteem (ABS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . .146 Antivries (motorkoelvloeistof) . . . . . . .365, 366, 367, 406 Antivries (motorkoelvloeistof), afvoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .368 Automatisch controlelampje Olie verversen . . . . . . . . .
Bewaking, bandenspanningssysteem . . . . . . . . . . . . . .158 Binnenspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .69 Binnenspiegel met automatische dimstand . . . . . . . . . .69 Binnenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .69 Boordcomputer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .31 Bougies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .407 Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 416 Driepuntsgordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .203 DVD-speler (Video Entertainment System™) . . . . . . .177 E-85-brandstof. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .402 Electronic Roll Mitigation (ERM) . . . . . . . . . . . . . . . .149 Elektrisch bediende buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . .70 Elektrisch bediende ramen .
Hoofdsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .57 Huisdieren vervoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .244 Indicatielampje, Elektronisch Stabiliteitsprogramma (ESP) . . . . . . . .152 tractiecontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .152 Indicatielampje Olie verversen . . . . . . . . . . . . . . .29, 290 Indicatielampje Olie verversen, resetten . . . . . . . .29, 290 Informatiecentrum, voertuig . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 418 inschakelen met ruitenwissers . . . . . . . . . . . .96, 103 lichtsignaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .99 lichtverklikker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .97 reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .378 schakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .95 sproeiers . . . . .
temperatuurmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .7 verzopen motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . .251 waarschuwing uitlaatgassen . . . . . . . . . . . . . .136, 245 werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .249 wil niet starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .251 Motorkapontgrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .141 Motorolie, aanbevelingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .406 afvoeren . . . . . . . . . .
UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 420 Radio (geluidssystemen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .175 Ramen, elektrisch bediend . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .132 Reinigen van glasoppervlakken . . . . . . . . . . . . . . . . .378 Reiniging, ruitenwisserbladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .361 wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Sleutel, vervanging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .12 Sloten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .124 Sloten, automatische portiersloten . . . . . . . . . . . . . . . . .125 automatisch ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . .126 elektrische portiersloten . . . . . . . . . . . . . . . . . .125 Sloten Stuurslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .20 Smering, carosserie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Systeem, navigatie (Uconnect® gps) . . . . . . . . . . . . .174 UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 422 Tabel, bandenmaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .383 Tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .199 Telescopische stuurkolom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .67 Temperatuurmeter, motorkoeling . . . . . . . . . . . . . . . . .7 Terugschakelen . . .
dimlichtschakelaar, koplamp . . . . . . . . . . . . . . .98, 99 grootlicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .99, 289, 317 grootlicht/dimlicht kiezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .99 helderheid regelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .99 instapverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .100 instapverlichting, leeslampen . . . . . . . . . . . . . . . .100 instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . .95, 288 interieur . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Vulopening brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .199 UW AUTO VEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN WAARSCHUWINGSLAMPJES EN MELDINGEN NOODGEVALLEN SERVICE EN ONDERHOUD TECHNISCHE SPECIFICATIES INHOUD 424 Waarschuwingsknipperlichten. . . . . . . . . . . . . . . . . .111 Waarschuwingslampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .288 Waarschuwingslampje, ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .294 bandenspanningscontrole . . . . . . . . . . . . . . .
PORQUÊ ESCOLHER PEÇAS GENUÍNAS Conhecemos perfeitamente cada pequeno detalhe do seu automóvel porque o inventámos, concebemos e construímos. Nas oficinas autorizadas da Assistência Fiat, terá sempre à sua disposição técnicos formados directamente por nós, que lhe oferecerão qualidade e profissionalismo em todas as operações de assistência.
NEDERLANDS De gegevens in deze uitgave zijn hoofdzakelijk bedoeld als richtlijn. Fiat behoudt zich het recht voor de in dit boekje beschreven modellen en uitvoeringen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Neem contact op met uw Fiat-dealer voor meer informatie. Gedrukt op kringlooppapier zonder chloor. 1742594_Dutch_FIAT_Freemont_OM_cover.