Operation Manual
RUITENWISSERS EN -SPROEIERS
De bedieningshendel voor de ruitenwissers/sproeier
bevindt zich links van de stuurkolom.
(afb. 62)
De voorruitwissers worden bediend met een schake-
laar op het uiteinde van de hendel te draaien. Raadpleeg
“Functies achterruit” voor meer informatie over het
gebruik van de achterruitwisser/-sproeier.
INTERVALSTAND
Gebruik de intervalstand wanneer de weersomstandig-
heden één wisbeweging vereisen, met een variabele
pauze tussen de wisbewegingen. Draai het uiteinde van
de hendel in een van de eerste van de vijf standen om
het gewenste interval te kiezen.
(afb. 63)
Er zijn vijf intervalstanden waarmee u het wisinterval
kunt regelen tussen het minimum van één wisbeweging
per twee seconden tot het maximum van één wisbe-
weging per 36 seconden bij rijsnelheden lager dan
16 km/u. Bij rijsnelheden hoger dan16 km/u, varieert de
vertraging van het minimum van één wisbeweging per
seconde tot het maximum van één wisbeweging per
ongeveer 18 seconden.
OPMERKING: De intervaltijd tussen wisslagen is
afhankelijk van de voertuigsnelheid. Als de auto lang za-
mer rijdt dan 16 km/u wordt de intervaltijd verdubbeld.
(afb. 62)
Bedieningshendel ruitenwissers/-sproeier
(afb. 63)
Voorruitwissers bedienen
101
UW AUTO
VEILIGHEID
ST
ARTEN
EN RIJDEN
WAARSCHU-
WINGS-
LAMPJES EN
MELDINGEN
NOODGE-
VALLEN
SERVICE EN
ONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD










