Operation Manual
2. Installatie van een bepaalde kleur ramen die men
later aanbrengt waardoor de radiogolfsignalen wor-
den beïnvloed.
3. Veel sneeuw of ijs aan de wielen of in de wielkasten.
4. Het gebruik van sneeuwkettingen.
5. Het gebruik van wielen/banden die niet zijn voor-
zien van bandenspanningssensoren.
OPMERKING:
1. Het compacte reservewiel is niet voorzien van een
spanningssensor. Daarom wordt de bandenspanning
van het compacte reservewiel niet door het ban-
denspanningscontrolesysteem geregistreerd.
2. Als u het compacte reservewiel monteert in plaats
van een wegband waarvan de spanning onder de
waarschuwingsgrens ligt, klinkt er een geluidssignaal
en gaat het bandenspanningslampje branden als de
auto opnieuw wordt gestart.
3. Nadat u maximaal 20 minuten met een snelheid van
meer dan 25 km/u heeft gereden, g aat het banden-
spanningslampje gedurende 75 seconden knipperen
en vervolgens continu branden.
4. Telkens nadat het contact wordt aangezet, klinkt er
een geluidssignaal en knippert het bandenspannings-
lampje gedurende 75 seconden en blijft het daarna
continu branden.
5. Nadat de oorspronkelijke band is gerepareerd of
vervangen en op de auto is monteerd in plaats van
het compacte reseverwiel, wordt het bandenspan-
ningscontrolesysteem automatisch bijgewerkt en
gaat het bandenspanningslampje uit, mits alle weg-
banden de juiste spanning hebben. Het is mogelijk
dat u eerst ongeveer 20 minuten met een snelheid
boven de 25 km/u moet rijden, voordat het banden-
spanningscontrolesysteem deze informatie ont-
vangt.
In en buiten werking stellen van het
bandenspanningscontrolesysteem
Het bandenspanningscontrolesysteem kan worden uit-
geschakeld als alle vier de wielen met banden worden
vervangen door wielen met banden die geen banden-
spanningssensoren hebben, bijvoorbeeld wanneer win-
terbanden op de auto worden gezet.
Om het bandenspanningscontrolesysteem uit te scha-
kelen, moeten alle vier de (originele) banden met
wielen met bandenspanningssensoren weer vervangen
worden door banden zijn voorzien van bandenspan-
ningssensoren. Rij daarna minstens 20 minuten met een
snelheid van meer dan 25 km/u. Het bandenspannings-
controlesysteem geeft een geluidssignaal af en het
bandenspanningslampje knippert 75 seconden lang en
blijft daarna aanhoudend branden. De volgende keer
161
UW AUTO
VEILIGHEID
ST
ARTEN
EN RIJDEN
WAARSCHU-
WINGS-
LAMPJES EN
MELDINGEN
NOODGE-
VALLEN
SERVICE EN
ONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD










