Operation Manual
aanbevolen bandenspanning te brengen, zoals aangege-
ven in het bericht "Inflate Tire to XXX" (band oppom-
pen tot XXX).
OPMERKING: Bij het vullen van warme banden,
moet de bandenspanning mogelijk worden verhoogd
met 0,3 bar boven de aanbevolen waarde die in de
bandenspanningstabel (koud) staat vermeld, zodat het
waarschuwingslampje voor lage bandenspanning wordt
uitgeschakeld. Zodra het systeem de nieuwe banden-
spanningen heeft ontvangen, wordt het systeem auto-
matisch bijgewerkt, krijgt de afbeelding op het EVIC-
scherm weer de oorspronkelijke kleur en gaat het
bandenspanningslampje uit. Het is mogelijk dat u eerst
ongeveer 20 minuten met een snelheid boven de
25 km/u moet rijden, voordat het bandenspannings-
controlesysteem deze informatie ontvangt.
Waarschuwing onderhoud
bandenspanningscontrolesysteem
Als een fout in het systeem wordt ontdekt, knippert
het bandenspanningslampje gedurende 75 seconden en
blijft het daarna branden. Bij een systeemstoring wordt
ook een geluidssignaal weergegeven. Daarnaast wordt
in het EVIC ten minste vijf seconden lang het bericht
"SERVICE TPM SYSTEM" (onderhoud bandenspan-
ningscontrolesysteem) weergegeven. Daarna worden
er streepjes (- -) getoond in plaats van bandenspan-
ningswaarden om aan te geven welke sensor niet meer
werkt.
Als het contact wordt uitgeschakeld en vervolgens
weer ingeschakeld, zal deze reeks worden herhaald
wanneer de systeemstoring zich nog steeds voordoet.
Als de storing in het systeem is opgeheven, stopt het
bandenspanningslampje met knipperen, verdwijnt het
bericht "SERVICE TPM SYSTEM" (Onderhoud banden-
spanningscontrolesysteem) en verschijnt er een span-
ningwaarde in plaats van de streepjes. Een systeemsto-
ring kan de volgende oorzaken hebben:
1. Storing door elektronische apparatuur of als men
langs installaties rijdt die dezelfde radiofrequenties
afgeven als de bandenspanningssensoren.
2. Installatie van een bepaalde kleur ramen die men
later aanbrengt waardoor de radiogolfsignalen wor-
den beïnvloed.
3. Veel sneeuw of ijs aan de wielen of in de wielkasten.
4. Het gebruik van sneeuwkettingen.
5. Het gebruik van wielen/banden die niet zijn voor-
zien van bandenspanningssensoren.
163
UW AUTO
VEILIGHEID
ST
ARTEN
EN RIJDEN
WAARSCHU-
WINGS-
LAMPJES EN
MELDINGEN
NOODGE-
VALLEN
SERVICE EN
ONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD










