Operation Manual
OPMERKING:
• Nadat het alarmsysteem is ingeschakeld, blijft het
ingeschakeld totdat u het uitschakelt door een van de
beschreven uitschakelmethoden te volgen. Als de
elektrische voeding wegvalt nadat het alarmsysteem
is ingeschakeld, moet u het systeem uitschakelen
nadat de voeding is hersteld om te voorkomen dat
het alarm afgaat.
•
De ultrasone inbraaksensor (bewegingsdetector) be-
waakt uw auto actief elke keer wanneer u het alarm-
systeem inschakelt. Indien gewenst kan de ultrasone
sensor en de voertuigkantelsensor worden uitgescha-
keld wanneer het alarmsysteem wordt ingeschakeld.
Om dit te doen, drukt u drie keer op de vergrendel-
knop van de afstandsbediening binnen 5 seconden
nadat het systeem is ingeschakeld (terwijl het contro-
lelampje van alarmsysteem snel knippert).
ALARM UITSCHAKELEN
Het alarmsysteem kan op de volgende manieren wor-
den uitgeschakeld:
• Druk op de ontgrendelknop op de afstandsbedie-
ning.
• Pak de Passive Entry Unlock-portiergreep vast, ter-
wijl er zich ook een sleutelhouder aan de buitenzijde
bevindt (raadpleeg "Keyless Enter-N-Go™" in "Uw
auto" voor meer informatie hierover).
• Draai de contactschakelaar uit de stand OFF. Druk
hiertoe op de Start/Stop-knop van Keyless Enter-N-
Go™ (hiertoe dient minimaal één geldige sleutel-
houder in de auto aanwezig te zijn).
OPMERKING:
• Het alarmsysteem kan niet worden in- of uitgescha-
keld via de slotcilinder van het bestuurdersportier of
de bagageruimteknop op de afstandsbediening.
• Als het alarmsysteem is geactiveerd, kunt u de por-
tieren niet ontgrendelen met de schakelaars voor de
centrale portiervergrendeling in het interieur.
Het alarmsysteem is bedoeld om uw auto te beveiligen,
maar er zijn omstandigheden die een ongewenst alarm
veroorzaken. Als een van de eerder beschreven proce-
dures voor het inschakelen van het alarm is uitgevoerd,
zal het alarmsysteem worden ingeschakeld, ongeacht of
u zich in de auto bevindt. Wanneer u dan in de auto
blijft zitten en vervolgens een portier opent, gaat het
alarm af. Als deze situatie zich voordoet, schakel dan
het alarmsysteem uit.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd en de accu
wordt losgekoppeld, blijft het alarmsysteem actief na-
dat de accu weer is aangesloten; de buitenlampen
knipperen en de claxon geeft een geluidssignaal. Als
deze situatie zich voordoet, schakel dan het alarmsys-
teem uit.
19
UW AUTO
VEILIGHEID
ST
ARTEN
EN RIJDEN
WAARSCHU-
WINGS-
LAMPJES EN
MELDINGEN
NOODGE-
VALLEN
SERVICE EN
ONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD










