Operation Manual
Cruisecontrol
• Gebruik de cruisecontrol niet in heuvelachtig terrein
of met een zware belading.
• Als de rijsnelheid bij gebruik van de cruisecontrol
afneemt met meer dan 16 km/u, schakel het systeem
dan uit totdat u weer de kruissnelheid kunt aanhou-
den.
• Gebruik de cruisecontrol in vlak terrein en bij lichte
belading om de brandstofzuinigheid te verbeteren.
AutoStick®
• Selecteer bij het gebruik van het AutoStick® scha-
kelsysteem de hoogste versnelling die voldoende
vermogen oplevert en waarmee veelvuldig terug-
schakelen wordt voorkomen. Selecteer bijvoorbeeld
"4" als de gewenste snelheid kan worden aangehou-
den. Selecteer indien nodig "3" of "2" om de ge-
wenste snelheid aan te houden.
• Vermijd lang rijden bij hoge toerentallen om overver-
hitting te voorkomen. Verlaag, indien nodig, de snel-
heid om lang rijden met hoge toerentallen te voor-
komen. U kunt opschakelen of de rijsnelheid weer
verhogen wanneer de helling en het verkeer dit
toelaat.
Koelsysteem
Doe het volgende om het risico op oververhitting van
de motor of de versnellingsbak te beperken:
Rijden in stadsverkeer
Als u kort moet stilstaan, zet dan de schakelhendel in
NEUTRAL en verhoog het stationair toerental.
Rijden op de grote weg
Minder snelheid.
Airconditioning
Schakel deze tijdelijk uit.
283
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
W
AARSCHU-
WINGS-
LAMPJES EN
MELDINGEN
NOODGE-
V
ALLEN
SERVICE EN
ONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD










