Operation Manual

7. Scherm kilometerteller/elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC)
Kilometerteller
De kilometerteller geeft het aantal kilometers aan dat
de auto in totaal heeft gereden.
Scherm elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)
Het elektronische voertuiginformatiecentrum (EVIC)
heeft een interactief scherm dat zich in de instrumen-
tengroep bevindt. Raadpleeg “Elektronisch voertuig-
systeem (EVIC)” in “Uw auto voor meer informatie.
8. Controlelampje parkeerlichten/koplampen
AAN
Dit lampje brandt wanneer de parkeerlichten
of koplampen zijn ingeschakeld. (Raadpleeg
"Verlichting" in "Uw auto" voor meer
informatie.)
9. Bandenspanningslampje
Alle banden, ook de reserveband (indien aan-
wezig) moeten elke maand worden gecontro-
leerd wanneer ze koud zijn en opgepompt tot
de bandenspanning die door de fabrikant
wordt aanbevolen op de bandenspanningssticker.
Als extra veiligheidsvoorziening is uw auto uitgerust
met een bandenspanningscontrolesysteem, dat ervoor
zorgt dat het verklikkerlampje voor een te lage banden-
spanning gaat branden wanneer de spanning in een of
meer banden duidelijk te laag is. Als het verklikker-
lampje voor een te lage bandenspanning gaat branden,
moet u dus zo snel mogelijk stoppen en uw banden
controleren en deze tot de juiste bandenspanning op-
pompen. Als u met een veel te lage bandenspanning
rijdt, raakt de band oververhit en kan de band defect
raken. Een te lage bandenspanning verhoogt ook het
brandstofverbruik, vermindert de levensduur van de
band en kan het rij- en remgedrag van de auto nadelig
beïnvloeden.
Het bandenspanningscontrolesysteem is geen vervan-
ging voor juist onderhoud van uw banden. Het is de
verantwoordelijkheid van de bestuurder om de juiste
bandenspanning te handhaven, zelfs wanneer de ban-
denspanning nog niet het lage niveau heeft bereikt
waarbij het bandenspanningslampje gaat branden.
Uw voertuig is ook uitgerust met een controlelampje
voor storingen van het bandenspanningscontrolesys-
teem, dat gaat branden wanneer het systeem niet goed
werkt. Het controlelampje voor storingen van het
bandenspanningscontrolesysteem werkt in combinatie
met het bandenspanningslampje. Als het systeem een
storing detecteert, knippert het lampje gedurende on-
geveer één minuut, waarna het continu gaat branden.
Zolang er sprake van een storing is, wordt deze reeks
telkens herhaald wanneer de auto wordt gestart. Als
290
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
WAARSCHU-
WINGS-
LAMPJES EN
MELDINGEN
NOODGE-
VALLEN
SER
VICE EN
ONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD