Operation Manual
het storingslampje brandt, is het mogelijk dat lage
bandenspanning niet wordt gedetecteerd of gemeld.
Storingen van het bandenspanningscontrolesysteem
kunnen optreden om verschillende redenen, waaron-
der de installatie van vervangende of alternatieve ban-
den of wielen. Controleer altijd het verklikkerlampje
voor storingen van het bandenspanningscontrolesys-
teem nadat één of meerdere banden of wielen van het
voertuig zijn vervangen om te verzekeren dat de ver-
vangende of alternatieve banden en wielen de juiste
werking van het bandenspanningscontrolesysteem niet
verhinderen.
Het bandenspanningscontrolesysteem is
geoptimaliseerd voor de originele ban-
den en wielen. De bandenspanning en
waarschuwing van het bandenspanningscontrole-
systeem zijn ingesteld voor de bandenmaat van
uw auto. Het gebruik van vervangende onderde-
len met een andere maat, type en/of stijl kan
leiden tot een ongewenste werking van het sys-
teem of schade aan de sensoren.Door het gebruik
van niet-originele wielen kunnen de sensoren be-
schadigd raken. Gebruik geen niet-originele ban-
denafdichtingsmiddelen of balansgewichten als
de auto is uitgerust met een bandenspannings-
controlesysteem, omdat dit schade aan de senso-
ren kan veroorzaken. (Raadpleeg de paragraaf
"Bandenspanning" in het hoofdstuk "Banden —
algemene informatie" en de paragraaf "Banden-
spanningscontrolesysteem" in het hoofdstuk "Uw
auto" voor meer informatie.)
291
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
WAARSCHU-
WINGS-
LAMPJES EN
MELDINGEN
NOODGE-
VALLEN
SER
VICE EN
ONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD










