Operation Manual

170
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
Bij een ongeval kan een inzittende die geen
veiligheidsgordel heeft omgelegd in contact komen met
een airbag die nog niet volledig opgeblazen is.
Hierdoor wordt de inzittende minder door de airbag
beschermd.
De frontairbags kunnen in de volgende gevallen niet
worden ingeschakeld:
bij frontale botsingen, met een ander deel van de
auto dan het front, tegen makkelijk vervormbare
objecten (bijv. als het voorspatbord tegen de
vangrail komt of tegen grindhopen enz.);
als de auto onder andere auto’s of
veiligheidsvoorzieningen schuift (bijvoorbeeld
onder vrachtwagens of de vangrail); omdat geen
enkele aanvullende bescherming wordt geboden op
de veiligheidsgordels. Als de airbag in deze gevallen
niet geactiveerd wordt, betekent dit niet dat het
systeem niet goed functioneert.
De frontairbags aan bestuurders- en passagierszijde
zijn ontworpen voor een optimale bescherming van de
inzittenden voor met omgelegde veiligheidsgordels.
Als de airbags volledig opgeblazen zijn, vullen zij het
grootste deel van de ruimte tussen het stuurwiel en de
bestuurder en het dashboard en de voorpassagier.