Operation Manual

137
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
Verwijder het naafdekseltje m.b.v. het
passende gereedschap dat bij de auto is
geleverd. Draai de antidiefstalbout (uit-
voeringen met lichtmetalen velgen) (een
per wiel) los m.b.v. het passende ge-
reedschap dat bij de auto is geleverd,
draai vervolgens de overige wielbouten
los en verwijder het wiel;
zorg ervoor dat de boutgaten en alle
contactvlakken van het reservewiel
schoon zijn en geen onzuiverheden be-
vatten, omdat hierdoor na verloop van
tijd de wielbouten kunnen loslopen.
Monteer het reservewiel, waarbij een
van de pasgaten C-fig. 6 over de pen
B moet vallen;
draai de 5 wielbouten handvast aan;
draai de slinger van de krik zodat de au-
to zakt, en verwijder de krik;
draai de wielbouten kruiselings vast, in
de volgorde die in fig. 7 is aangegeven;
monteer het wieldeksel (indien aanwe-
zig).
Ter afsluiting:
plaats het verwisselde wiel in de reser-
vewielhouder onder de laadvloer en
draai de blokkeerschroef weer vast;
plaats de slinger en de krik op de juiste
manier in de daarvoor bestemde hou-
der;
plaats de gereedschaphouder terug in
de daarvoor bestemde zitting en draai
de blokkeerschroef vast.
BELANGRIJK Controleer regelmatig de
spanning van de banden, ook van het re-
servewiel.
BELANGRIJK Als u het gemonteerde velg-
type wilt vervangen (lichtmetalen velgen
in plaats van stalen of omgekeerd), moe-
ten tevens alle wielbouten worden ver-
vangen door bouten met een lengte die
aangepast is aan het velgtype.
Het is raadzaam de vervangen wielbouten
te bewaren voor als u in de toekomst het
originele velgtype weer wilt monteren.
fig. 6
F0P0307m
fig. 7
F0P0308m
Monteer het wieldeksel op de
velg, waarbij het symbool Y
zich ter hoogte van het ventiel
moet bevinden.