Operation Manual
14
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
INSTRUMENTEN
De achtergrondkleur en de vormgeving
van de instrumenten kunnen per uitvoe-
ring verschillen.
SNELHEIDSMETER fig. 10
Geeft de snelheid van de auto aan.
TOERENTELLER fig. 11/a
De toerenteller geeft het toerental per mi-
nuut van de motor aan.
BELANGRIJK De regeleenheid van de
elektronische inspuiting blokkeert tijdelijk
de toevoer van brandstof als de motor
met te hoge toerentallen draait, waardoor
het motorvermogen zal afnemen.
Bij stationair draaiende motor kan de toe-
renteller onder bepaalde omstandigheden
een geleidelijke of herhaalde toerentalstij-
ging aangeven.
Dit is een normaal verschijnsel dat kan op-
treden als bijvoorbeeld de airconditioning
of de elektroventilateur wordt ingescha-
keld. In deze gevallen dient een geringe
toerentalstijging voor het behoud van de
lading van de accu.
BRANDSTOFMETER B-fig. 11/b
De wijzer geeft de hoeveelheid brandstof
aan die in de tank aanwezig is.
K
brandstoftank vol (zie de paragraaf
“Tanken”).
å brandstoftank leeg.
Het waarschuwingslampje
K
gaat branden
als er nog ongeveer 7 liter brandstof aan-
wezig is.
Rijd niet met een bijna lege brandstoftank:
door een onregelmatige brandstoftoevoer
kan de katalysator beschadigen.
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
METER C-fig. 11/b
De wijzer geeft de temperatuur aan van
de motorkoelvloeistof, zodra de koel-
vloeistoftemperatuur hoger wordt dan on-
geveer 50°C.
Bij normaal gebruik van de auto kan de
wijzernaald op verschillende posities in het
bereik staan, afhankelijk van de gebruik-
somstandigheden van de auto.
å Lage koelvloeistoftemperatuur.
u Hoge koelvloeistoftemperatuur.
fig. 10
F0P0013m
fig. 11/a
F0P0014m
Als de wijzernaald in het ro-
de gebied komt, zet dan on-
middellijk de motor uit en
wendt u tot het Fiat Service-
netwerk.
fig. 11/b
1/2
F0P0320m