Operation Manual
164
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
ACCU
De accu van de auto is “onderhoudsarm”:
onder normale omstandigheden hoeft het
elektrolyt niet bijgevuld te worden met ge-
destilleerd water.
De accu is in het interieur geplaatst, op de
vloer onder de passagiersstoel. De accu is
bereikbaar nadat het beschermdeksel is
verwijderd.
Het is raadzaam de accu door het Fiat Ser-
vicenetwerk te laten controleren/ vervan-
gen.
ACCULADING CONTROLEREN
fig. 11
De acculading kan gecontroleerd worden
door de kleur van de optische meter A
(indien aanwezig) op het deksel van de ac-
cu te controleren.
Als de accu niet voorzien is van een con-
trole-instrument voor de acculading en het
elektrolytniveau (optische hydrometer),
mogen de controlewerkzaamheden uit-
sluitend door deskundig personeel wor-
den uitgevoerd.
Om de acculading te controleren, moet
u de twee schroeven losdraaien en het
deksel openen. Sluit na het controleren
van de acculading, het deksel zorgvuldig,
waarbij afknellingen en kortsluiting moe-
ten worden voorkomen.
Zie de volgende tabel.
De vloeistof in de accu is gif-
tig en corrosief. Voorkom
contact met de huid en de ogen. Houd
open vuur en vonkvormende appara-
ten verwijderd van de accu: brand- en
ontploffingsgevaar.
ATTENTIE!
Als de accu werkt met een
zeer laag vloeistofniveau,
ontstaat onherstelbare schade aan de
accu en kan de accu openbarsten.
ATTENTIE!
LUCHTFILTER/
POLLENFILTER
Laat het pollenfilter vervangen door het
Fiat Servicenetwerk.