Operation Manual

38
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 48
A drukknop voor in-/uitschakelen airco-
compressor;
B drukknop voor inschakelen functie
AUTO (automatische werking);
C
drukknop voor inschakelen functie
(snel-
le ontdooiing/ontwaseming voorruit
en zijruiten voor);
D drukknop voor instelling luchtverde-
ling;
E drukknop voor in-/uitschakelen lucht-
recirculatie;
GEBRUIK VAN DE
KLIMAATREGELING
Het systeem kan op verschillende manie-
ren worden ingeschakeld, maar wij raden
u aan te beginnen met het indrukken van
een van de knoppen AUTO en vervol-
gens de draaiknoppen te draaien om op
het display de gewenste temperaturen in
te stellen.
Omdat het systeem het klimaat in twee
zones in het interieur regelt, kunnen de
bestuurder en de passagier voor verschil-
lende temperatuurwaarden instellen. Het
maximaal toegestane verschil is 7°C.
Op deze wijze begint het systeem geheel
automatisch te werken, zodat zo snel mo-
gelijk de ingestelde temperaturen worden
bereikt. Het systeem regelt de tempera-
tuur, de luchthoeveelheid, de luchtverde-
ling in het interieur, de recirculatiefunc-
tie en het inschakelen van de aircocom-
pressor.
fig. 48
F0P0040m
F drukknop voor in-/uitschakelen ach-
terruitverwarming;
G drukknop voor verlagen aanjagersnel-
heid;
H drukknop voor verhogen aanjager-
snelheid;
I draaiknop voor regeling interieurtem-
peratuur passagierszijde;
L display met informatie over aircondi-
tioning;
M draaiknop voor regeling interieurtem-
peratuur bestuurderszijde.