FORD B-MAX Instructieboekje
De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de continue productontwikkeling behouden we ons het recht voor om specificaties, ontwerp en uitrusting op ieder moment zonder aankondiging of verplichting te wijzigen. Niets uit deze uitgave mag in enigerlei vorm en door enig middel gereproduceerd, verzonden of in een oproepsysteem opgeslagen of in een andere taal vertaald worden zonder onze schriftelijke toestemming. Fouten of omissies uitgesloten.
Inhoudsopgave Alle MyKeys wissen.......................................34 Systeemstatus MyKey controleren.........34 MyKey gebruiken bij op afstand bedienbare startsystemen.....................34 Storingsdiagnose MyKey.............................35 Inleiding Over deze handleiding ...................................5 Overzicht van symbolen.................................5 Aanbeveling nieuwe onderdelen.................7 Uitrusting mobiele communicatie ............
Inhoudsopgave Mistachterlichten...........................................53 Koplamphoogte afstellen...........................53 Richtingaanwijzers........................................54 Interieurverlichting.........................................54 Verwarmde stoelen......................................90 Armleuning, voor............................................90 Ruiten en spiegels Extra voedingsaansluitingen .....................91 Aansteker.....................................................
Inhoudsopgave Trekhaak .........................................................130 Sleeppunten...................................................132 Auto op vier wielen slepen Handgeschakelde versnellingsbak..........................................133 Auto op vier wielen slepen Automatische transmissie....................134 Versnellingsbak/transmissie Handgeschakelde versnellingsbak.......109 Automatische transmissie.......................109 Regeling voor bergop rijden.......................
Inhoudsopgave Oliepeilstaaf - 1,4 l Duratec-16V (Sigma)/1,6 l Duratec-16V Ti-VCT (Sigma)........................................................162 Oliepeilstaaf - 1.5L Duratorq-TDCi/1,6 l Duratorq-TDCi (DV) diesel ..................162 Motorolie controleren.................................162 Motorkoelvloeistof controleren...............163 Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem...............................................164 Ruitensproeiervloeistof controleren......164 12 volt accu vervangen....
Inleiding In dit handboek kan de locatie van een component worden gekwalificeerd als linkerzijde of rechterzijde. De zijde wordt bepaald wanneer met het gezicht naar voren in de stoel wordt gezeten. OVER DEZE HANDLEIDING Hartelijk dank voor het kiezen van een Ford. We adviseren u, enige tijd te nemen om met uw auto kennis te maken door deze handleiding te lezen. Hoe meer u van uw auto afweet, des te beter kunt u ermee omgaan en dat komt de veiligheid en het rijplezier ten goede.
Inleiding Roken, vlammen en vonken vermijden Koelvloeistoftemperatuur Accu Motorolie Accuzuur Explosief gas Remvloeistof - niet op petroleumbasis Ventilatorwaarschuwing Remsysteem Veiligheidsgordel vastmaken Interieurfilter Frontairbag Brandstofvuldop controleren Mistlampen voor Kinderslot ver-/ontgrendelen Brandstofpomp resetten Onderste verankering kinderzitje Zekeringenbox Bovenste verankering kinderzitje Waarschuwingsknipperlichten Snelheidsregeling Achterruitverwarming Niet openen
Inleiding Verlichtingsschakelaar AANBEVELING NIEUWE ONDERDELEN Waarschuwing lage bandenspanning Uw auto is volgens de hoogste normen gebouwd met gebruik van hoogwaardige onderdelen. We raden het gebruik van originele Ford en Motorcraft onderdelen aan wanneer er gepland onderhoud of reparaties aan uw auto moeten worden uitgevoerd. U kunt originele Ford en Motorcraft onderdelen duidelijk herkennen aan de Ford, FoMoCo of Motorcraft logo's of markeringen op de onderdelen of hun verpakking.
Inleiding Garantie op vervangingsonderdelen WAARSCHUWING Afleiding tijdens het rijden kan leiden tot verlies van de controle over de auto, aanrijdingen en letsel. We adviseren zeer voorzichtig te werk te gaan bij het gebruik van apparatuur die uw aandacht van de weg kunnen afleiden. Uw hoofdverantwoordelijkheid is de veilige bediening van uw auto. We raden het gebruik van handheld-apparaten tijdens het rijden af en adviseren waar mogelijk het gebruik van spraakgestuurde systemen.
In één oogopslag Overzicht voorzijde exterieur A Zie Vergrendelen en ontgrendelen (bladzijde 36). Zie Sleutelloze toegang (bladzijde 39). B Zie Active City Stop (bladzijde 124). C Zie Ruitenwisserbladen vervangen (bladzijde 165). D Zie Onderhoud (bladzijde 157). E Zie Sleeppunten (bladzijde 132). F Zie Gloeilampen vervangen (bladzijde 167). G Bandenspanning Zie Technische specificatie (bladzijde 190). H Zie Een wiel vervangen (bladzijde 186).
In één oogopslag Overzicht interieur A Zie Versnellingsbak/transmissie (bladzijde 109). B Zie Vergrendelen en ontgrendelen (bladzijde 36). C Zie Elektrisch bedienbare ruiten (bladzijde 56). Zie Buitenspiegels (bladzijde 57). D Zie Hoofdsteunen (bladzijde 86). E Zie Veiligheidsgordels vastmaken (bladzijde 23). F Zie Achterbank (bladzijde 89). G Zie Handmatig verstelbare stoelen (bladzijde 88).
In één oogopslag H Zie Parkeerrem (bladzijde 114). I Zie De motorkap openen en sluiten (bladzijde 158).
In één oogopslag Stuur rechts A Luchtroosters. Zie Ventilatieroosters (bladzijde 78). B Richtingaanwijzers. Zie Richtingaanwijzers (bladzijde 54). Grootlicht. Zie Verlichtingsbediening (bladzijde 50). C Instrumentengroep. Zie Meters (bladzijde 61). Zie Waarschuwings- en indicatielampen (bladzijde 61). D Startknop. Zie Motor starten en stoppen (bladzijde 94). E Ruitenwisserschakelaar. Zie Ruitenwissers en ruitensproeiers (bladzijde 47). F Informatie- en entertainmentdisplay.
In één oogopslag J Schakelaar achterruitverwarming. Zie Klimaatregeling (bladzijde 78). J Schakelaar voorruitverwarming. Zie Klimaatregeling (bladzijde 78). K Schakelaar parkeerhulp. Zie Parkeerhulp (bladzijde 117). L Start/stop-schakelaar. Zie Auto-Start-Stop (bladzijde 100). M Kaarthouder of waarschuwingslamp passagiersairbag. Zie Passagiersairbag (bladzijde 26). N Contactslot. Zie Contactslot (bladzijde 94). O Schakelaars snelheidsregeling (cruise control).
In één oogopslag Overzicht achterzijde exterieur A Zie Gloeilampen vervangen (bladzijde 167). B Zie Ruitenwisserbladen vervangen (bladzijde 165). C Zie Gloeilampen vervangen (bladzijde 167). D Zie Eerstehulpset (bladzijde 137). Zie Gevarendriehoek (bladzijde 137). Zie Set tijdelijke mobiliteit (bladzijde 180). Reservewiel, krik en wielmoersleutel. Zie Een wiel vervangen (bladzijde 186). Sleepoog. Zie Sleeppunten (bladzijde 132). E Zie Sleeppunten (bladzijde 132).
In één oogopslag G Zie Een wiel vervangen (bladzijde 186). H Zie Tanken (bladzijde 105).
Veiligheidsuitrusting voor kinderen KINDERZITJES AANBRENGEN WAARSCHUWINGEN Wanneer uw auto bij een aanrijding betrokken is geweest, laat dan het kinderzitje door een erkende dealer controleren. N.B.: De wettelijke voorschriften t.a.v. het gebruik van kinderzitjes is per land verschillend. Alleen kinderzitjes gecertificeerd voor ECE-R44.03 (of recenter) zijn getest en goedgekeurd voor gebruik in uw auto. Een keuze hieruit is beschikbaar bij een erkende dealer.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Kinderzitje N.B.: Wanneer u een kinderzitje op de achterbank gebruikt, zorg dan dat het kinderzitje stevig tegen de stoel rust. De hoofdsteun moet wellicht worden opgetild of verwijderd. Zie Hoofdsteunen (bladzijde 86). Stoelverhoger (groep 2) Vervoer kinderen met een lichaamsgewicht van 13 tot 18 kilogram in een kinderzitje (Groep 1), dat op de achterbank is bevestigd.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Stoelverhoger (groep 3) Het ISOFIX systeem bestaat uit twee stevige bevestigingsarmen aan het kinderzitje, die op de verankeringspunten op de buitenste zitplaatsen van de tweede zitrij tussen de rugleuning en de zitting worden bevestigd. Verankeringspunten aan de bovenzijde bevinden zich aan de achterzijde van de buitenste zitplaatsen.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen N.B.: U moet wellicht de hoofdsteun omhoog brengen of verwijderen om de montage te vergemakkelijken. Zie Hoofdsteunen (bladzijde 86). 1. PLAATSING VAN KINDERZITJES WAARSCHUWINGEN Neem contact op met uw dealer voor de laatste informatie betreffende onze aanbevolen kinderzitjes. Leid de veiligheidsgordel onder de hoofdsteun door naar het ankerpunt.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Gewichtsgroepen Stoelposities 0 0+ 1 2 3 Tot 10 kg Tot 13 kg 9 - 18 kg 15 - 25 kg 22 - 36 kg Voorstoel aan passagierszijde, met airbag AAN X X UF¹ UF¹ UF¹ Voorstoel aan passagierszijde, met airbag UIT U¹ U¹ U¹ U¹ U¹ Achterbank U U U U U X Niet geschikt voor kinderen in deze gewichtsgroep. U Geschikt voor universele kinderzitjes die zijn goedgekeurd voor gebruik in deze gewichtsgroep.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Gewichtsgroepen Stoelposities Middelste zitplaats achterbank Maatklasse 0+ 1 Naar achteren gericht Naar voren gericht Tot 13 kg 9 - 18 kg Niet uitgerust met ISOFIX Stoeltype IL Geschikt voor bepaalde ISOFIX kinderzitjes van de categorie semi-universeel. Raadpleeg de voertuigaanbevelingslijst van de fabrikant van de kinderzitjes.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen KINDERSLOTEN WAARSCHUWING Wanneer de kindersloten in werking zijn gesteld, kunnen de portieren niet van binnenuit worden geopend. Linkerzijde Draai linksom om te vergrendelen en rechtsom om te ontgrendelen. Rechterzijde Draai rechtsom om te vergrendelen en linksom om te ontgrendelen.
Veiligheidsgordels VEILIGHEIDSGORDELS VASTMAKEN WAARSCHUWINGEN Steek de slottong in het gordelslot tot een zachte klik hoorbaar is. U hebt de veiligheidsgordel niet correct bevestigd wanneer u geen klik hoort. Zorg dat de veiligheidsgordel correct wordt opgeborgen en niet buiten de auto hangt tijdens sluiten van het portier. Trek de veiligheidsgordel gelijkmatig uit. Deze kan blokkeren wanneer u hem te snel uittrekt of wanneer de auto op een helling staat.
Veiligheidsgordels Gebruik van veiligheidsgordels tijdens zwangerschap De waarschuwingslamp brandt en een akoestisch waarschuwingssignaal weerklint wanneer er aan de volgende voorwaarden is voldaan: • De voorste veiligheidsgordels zijn niet vastgemaakt. • Uw auto overschrijft een relatief lage snelheid. De lamp brandt ook wanneer een voorste veiligheidsgordel niet is vastgemaakt terwijl uw auto rijdt.
Aanvullend veiligheidssysteem WERKING WAARSCHUWINGEN Doorboor de stoel niet met scherpe voorwerpen. Dit zou nadelige gevolgen voor het ontvouwen van de airbags kunnen hebben en de airbags kunnen beschadigen. Wanneer deze waarschuwing niet wordt opgevolgd, kan dit ernstig letsel of de dood tot gevolg hebben. WAARSCHUWINGEN Extreem gevaar! Gebruik een naar achteren gericht kinderveiligheidszitje nooit op een stoel die beschermd wordt door een ervoor aangebrachte actieve airbag.
Aanvullend veiligheidssysteem komt met het lichaam van de inzittenden, waardoor de voorwaartse beweging wordt opgevangen. Bij lichte frontale aanrijdingen, het over de kop slaan van de auto of bij aanrijdingen van achteren of opzij wordt de airbag niet geactiveerd. PASSAGIERSAIRBAG De airbag treedt in werking bij zware frontale aanrijdingen of bij aanrijdingen binnen een hoek van maximaal 30 graden van links of van rechts.
Aanvullend veiligheidssysteem met het lichaam van de inzittende, waardoor hij een kussen vormt tussen de knieën van de bestuurder en de stuurkolom. Tijdens het over de kop slaan van de auto, aanrijdingen van achteren en opzij wordt de knieairbag niet geactiveerd. ZIJ-AIRBAGS WAARSCHUWING Gebruik uitsluitend stoelhoezen die zijn ontworpen voor zij-airbags. Laat deze aanbrengen door een erkende dealer. Voor locatie: Zie In één oogopslag (bladzijde 9). N.B.
Sleutels en afstandsbediening ALGEMENE INFORMATIE OVER RADIOFREQUENTIES AFSTANDSBEDIENING U kunt maximaal acht afstandsbedieningen voor uw auto programmeren. Dit geldt tevens voor afstandsbedieningen die bij de auto zijn geleverd. De afstandsbediening moet zich tijdens de programmeerprocedure in de auto bevinden. Sluit alle portieren en klik de veiligheidsgordels voor vast om te voorkomen dat er akoestische waarschuwingssignalen tijdens het programmeren hoorbaar zijn. N.B.
Sleutels en afstandsbediening Ontgrendelfunctie opnieuw programmeren 1. N.B.: Wanneer u de ontgrendeltoets indrukt worden alle portieren ontgrendeld of worden alleen het bestuurdersportier en de achterklep ontgrendeld. Door opnieuw op de ontgrendeltoets te drukken worden alle portieren ontgrendeld. Steek een schroevendraaier zover mogelijk in de sleuf aan de zijkant van de afstandsbediening. Druk de schroevendraaier in de richting van het sleutelblad en verwijder dit.
Sleutels en afstandsbediening N.B.: Raak de batterijcontacten of de printplaat niet met de schroevendraaier aan. 3. Draai de schroevendraaier in de afgebeelde richting om een begin te maken de twee huishelften van de afstandsbediening van elkaar te scheiden. 4. Verwijder de batterij voorzichtig met de schroevendraaier. 5. Breng een nieuwe batterij (3V CR 2032) aan met de + naar beneden gekeerd. 6. Zet de twee huishelften van de afstandsbediening op elkaar vast. 7. Breng het sleutelblad aan.
Sleutels en afstandsbediening N.B.: Raak de batterijcontacten of de printplaat niet met de schroevendraaier aan. 5. Verwijder de batterij voorzichtig met de schroevendraaier. 6. Breng een nieuwe batterij (3V CR 2032) aan met de + naar beneden gekeerd. 7. Zet de twee huishelften van de afstandsbediening op elkaar vast. 8. Breng het sleutelblad aan. EEN VERLOREN SLEUTEL OF AFSTANDSBEDIENING VERVANGEN Vervangende of extra sleutels of afstandsbedieningen kunnen bij een erkende dealer gekocht worden.
MyKey™ Standaardinstellingen WERKING De volgende instellingen kunnen niet gewijzigd worden: • Waarschuwing veiligheidsgordel. Deze functie kan niet worden uitgeschakeld. Wanneer deze functie geactiveerd wordt, wordt de geluidsweergave van het audiosysteem onderbroken. • Waarschuwing laag brandstofpeil. Er worden waarschuwingen in het display weergegeven, gevolgd door een akoestisch signaal, wanneer het brandstofpeil laag is.
MyKey™ • • Uitvoeringen met keyless startsysteem Het maximale volume van audiosysteem is 45%. Er wordt een bericht in het display weergegeven wanneer u probeert het beperkte volume te overschrijden. De automatische volumeregeling wordt uitgeschakeld. Instelling Altijd aan. Wanneer deze instelling geselecteerd wordt, kunt u de functie Noodhulpassistentie of Niet storen niet uitschakelen. 1. Schakel het contact in met behulp van een admin-sleutel. 2.
MyKey™ MyKey-afstand MYKEY PROGRAMMEREN Registreert de afstand wanneer bestuurders een MyKey gebruiken. De enige manier om de totale afgelegde afstand te verwijderen is via een admin-sleutel om uw MyKey te wissen. Als de afgelegde afstand niet wordt geregistreerd zoals verwacht, dan gebruikt de beoogde gebruiker de MyKey niet of werd deze onlangs gewist door een admin-sleutel en werd de MyKey daarna opnieuw aangemaakt. Optionele Instellingen 1. 2. 3. 4. 5.
MyKey™ STORINGSDIAGNOSE MYKEY Alle auto's Storing Mogelijke oorzaken Ik kan geen MyKey maken. De sleutel die werd gebruikt om de auto te starten is geen admin-sleutel. De sleutel die werd gebruikt om de auto te starten is de enige sleutel. Er moet op zijn minst één admin-sleutel zijn. Ik kan de configureerbare instellingen niet programmeren. De sleutel die werd gebruikt om de auto te starten is geen admin-sleutel. Er zijn geen MyKeys voor uw auto geprogrammeerd. Zie MyKey aanmaken (bladzijde 33).
Sloten Portieren vergrendelen VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN Druk op de toets om alle portieren te vergrendelen. De richtingaanwijzers gaan branden. Elektrische portiersloten • • Druk de toets nogmaals binnen drie seconden in om te bevestigen dat alle portieren zijn gesloten. De portieren wordt opnieuw vergrendeld en de richtingaanwijzers gaan branden als alle portieren en de bagageruimte zijn gesloten. Druk de toets eenmaal in. De portieren worden vergrendeld. Druk nogmaals op de toets.
Sloten Portieren van binnenuit vergrendelen en ontgrendelen Druk op de toets. Voor locatie: Zie In één oogopslag (bladzijde 9). Portieren met de sleutel vergrendelen en ontgrendelen N.B.: Laat uw sleutels niet in de auto liggen. Met sleutel vergrendelen Draai de bovenzijde van de sleutel in de richting van de voorzijde van de auto. Met sleutel dubbel vergrendelen Draai de sleutel tweemaal binnen drie seconden in de vergrendelstand. Met sleutel ontgrendelen N.B.
Sloten N.B.: Zorg in een garage of andere afgesloten ruimte dat u de achterklep voorzichtig opent of sluit om schade aan de achterklep te voorkomen. SCHUIFDEUR N.B.: Hang niets (fietsenrek, etc.) aan de spoiler, ruit of achterklep. Dit kan de achterklep en onderdelen hiervan beschadigen. N.B.: Laat de achterklep tijdens het rijden niet open. Dit kan de achterklep en onderdelen hiervan beschadigen.
Sloten Achterklep sluiten Voor het passief vergrendelen en ontgrendelen is een geldige passieve sleutel nodig die zich in de omgeving van een van de drie externe detectiezones bevindt. Deze bevinden zich ca. anderhalve meter van de voorportierhandgrepen en de achterklep vandaan. Aan de binnenzijde van de achterklep bevindt zich een uitsparing als hulpmiddel bij het sluiten. Passieve sleutel SLEUTELLOZE TOEGANG Uw auto kan met de passieve sleutel vergrendeld en ontgrendeld worden.
Sloten Auto ontgrendelen WAARSCHUWING Uw auto wordt niet automatisch vergrendeld. Als u niet op een vergrendelknop drukt, blijft uw auto ontgrendeld. N.B.: Indien de auto langer dan drie dagen niet wordt ontgrendeld, schakelt het systeem over op een energiebesparende modus. Dit is om te voorkomen dat de voertuigaccu leegraakt. Wanneer uw auto in deze modus ontgrendeld wordt, kan de reactietijd van het systeem iets langer dan gebruikelijk zijn.
Sloten Gedeactiveerde sleutels In de auto achtergebleven sleutels worden gedeactiveerd bij het vergrendelen van de auto. Een gedeactiveerde sleutel kan niet meer worden gebruikt voor het inschakelen van het contact of het starten van de motor. U dient alle passieve sleutels weer te activeren om ze te kunnen gebruiken. Ontgrendel de auto met behulp van een niet gedeactiveerde passieve sleutel of de afstandsbediening om al uw passieve sleutels te activeren.
Beveiliging PASSIEF ANTIDIEFSTALSYSTEEM ANTIDIEFSTALSYSTEEM Werking Uw auto kan zijn uitgerust met één van de volgende alarmsystemen: Alarmsysteem Het systeem voorkomt starten van de motor met behulp van een incorrect gecodeerde sleutel. • • • Gecodeerde sleutels Wanneer u een sleutel verliest, kunt u bij een erkende dealer een vervangingssleutel verkrijgen. Geef, indien mogelijk, uw dealer het sleutelnummer door, dat op het plaatje staat dat met de originele sleutels is geleverd.
Beveiliging Sirene met afzonderlijke accu Bij volledige beveiliging zijn de interieursensors ingeschakeld als u het alarm inschakelt. De sirene met afzonderlijke accu is een extra alarmsysteem dat de sirene inschakelt wanneer het alarm wordt geactiveerd. Wanneer u uw auto vergrendelt, wordt het systeem ingeschakeld. De sirene heeft zijn eigen accu en wordt ingeschakeld zodra iemand de accukabels of de accu van de sirene zelf loskoppelt. N.B.
Beveiliging Perimeteralarm Volledige of gereduceerde beveiliging selecteren Schakel de alarminstallatie en het alarmsignaal uit door de portieren te ontgrendelen en schakel het contact in, of ontgrendel de portieren met de afstandsbediening. N.B.: Door Gereduceerd te selecteren wordt het alarmsysteem niet permanent in de gereduceerde beveiligingsmodus gezet. Het systeem wordt slechts één contactcyclus in de gereduceerde modus geschakeld.
Stuurwiel STUURWIEL AFSTELLEN WAARSCHUWING Verstel nooit het stuurwiel als uw auto in beweging is. N.B.: Controleer of u in de juiste positie zit. Zie De juiste zitpositie innemen (bladzijde 86). 3. Vergrendel het stuurkolom. AUDIOBEDIENING Selecteer de gewenste bron op de audio-unit. U kunt de volgende functies bedienen met behulp van de regeling: 1. Ontgrendel de stuurkolom. 2. Zet het stuurwiel in de gewenste stand.
Stuurwiel C Volume lager D Neerwaarts zoeken, vorige of gesprek aannemen SNELHEIDSREGELING (CRUISE CONTROL) Zoeken, volgende of vorige Druk de seek toets in om: • op het volgende of vorige radiostation af te stemmen • het volgende of vorige nummer af te spelen Houd de seek toets ingedrukt om: • af te stemmen op het volgende radiostation op een hogere of lagere frequentie • door een nummer te zoeken Zie Snelheidsregeling (Cruise Control) (bladzijde 122).
Ruitenwissers en ruitensproeiers Intervalwissen VOORRUITWISSERS N.B.: Laat de voorruit volledig ontdooien voordat u de ruitenwissers inschakelt. N.B.: Controleer of de ruitenwissers zijn uitgeschakeld voordat u een wasstraat inrijdt. N.B.: Breng nieuwe ruitenwisserbladen aan zodra ze stroken water en strepen op de voorruit beginnen achter te laten. N.B.: Schakel de ruitenwissers niet in bij een droge voorruit.
Ruitenwissers en ruitensproeiers N.B.: Indien u de automatische verlichting in combinatie met de automatische wisfunctie inschakelt, wordt het dimlicht automatisch ingeschakeld wanneer de regensensor de continue wisfunctie van de ruitenwissers activeert. De ruitenwissers worden ingeschakeld zodra water op de voorruit wordt ontdekt. De regensensor meet voortdurend de hoeveelheid water op de voorruit en stelt de wissnelheid van de ruitenwissers automatisch af.
Ruitenwissers en ruitensproeiers Druk op de knop om de sproeiers te bedienen. Na het loslaten van de knop blijven de ruitenwissers nog kortstondig in werking. ACHTERRUITWISSERS EN SPROEIERS Intervalwissen Trek de hendel naar u toe om de ruitensproeiers te bedienen. Deze werken maximaal 10 seconden. Na het loslaten van de hendel blijft de ruitenwisser nog kortstondig in werking. Trek de hendel naar u toe.
Verlichting ALGEMENE INFORMATIE VERLICHTINGSBEDIENING Condensvorming in lampen Standen van de lichtschakelaar Lampen van de buitenverlichting hebben ontluchtingsopeningen ten behoeve van normale wijzigingen in de luchtdruk Condensvorming kan een natuurlijke bijkomstigheid van deze constructie zijn. Wanneer vochtige lucht via de ontluchtingsopeningen in de lampeenheid binnendringt, bestaat de mogelijkheid dat condensvorming optreedt wanneer de temperatuur laag is.
Verlichting Grootlicht Trek de hendel volledig naar u toe om het grootlicht in te schakelen. De koplampen worden automatisch in- en uitgeschakeld in situaties met weinig daglicht of tijdens slechte weersomstandigheden. Druk de hendel naar voeren om het grootlicht uit te schakelen. Lichtsignaal De koplampen blijven branden gedurende een bepaalde periode nadat het contact is afgezet. De tijdvertraging kan worden afgesteld met behulp van de bedieningselementen van de informatiedisplay.
Verlichting DIMMER INSTRUMENTENPANEELVERLICHTING DAGRIJLICHT WAARSCHUWING Schakel in situaties met weinig daglicht of tijdens slechte weersomstandigheden altijd uw koplampen in. Het systeem activeert de achterlichten niet en biedt tijdens deze omstandigheden wellicht onvoldoende verlichting. Niet inschakelen van uw koplampen onder deze omstandigheden kan een aanrijding tot gevolg hebben. Het systeem schakelt de koplampen in onder omstandigheden met weinig licht. Inschakelen van het systeem: 1.
Verlichting U kunt de koplampen inschakelen wanneer de verlichting in een andere stand staat dan uit. N.B.: Gebruik de mistachterlichten niet wanneer het regent of sneeuwt. N.B.: Gebruik de mistlampen alleen bij beperkt zicht, bijvoorbeeld bij mist, sneeuw of hevige regenval. N.B.: Als u de automatisch inschakelende koplampen inschakelt, kunt u de mistlampen pas inschakelen wanneer de koplampen automatisch zijn ingeschakeld. N.B.
Verlichting Aanbevolen schakelaarposities koplampafstelling Belading * Lading in bagagecompartiment Schakelaarstand - - 0 2 3 - 2 3 Max 1 - Max Voorstoelen Stoelen, tweede zitrij 1-2 1,5 * 2,5 * 3,5 Zie Voertuigidentificatieplaatje (bladzijde 193). INTERIEURVERLICHTING RICHTINGAANWIJZERS Instapverlichting Druk de hendel omhoog of omlaag om de richtingaanwijzers te gebruiken. N.B.
Verlichting De instapverlichting gaat ook branden wanneer u het contact uitschakelt. De verlichting gaat korte tijd later automatisch uit of wanneer u de motor start. Wanneer u de schakelaar in stand C zet bij uitgeschakeld contact, gaat de instapverlichting branden. Deze gaat korte tijd later automatisch uit om te voorkomen dat de accu leegraakt. Zet het contact korte tijd aan om de verlichting weer in te schakelen.
Ruiten en spiegels Ruiten volledig sluiten met één druk op de knop (indien aanwezig) ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN Til de schakelaar volledig op en laat deze weer los. Druk de schakelaar opnieuw in of trek deze omhoog om de ruit te stoppen. WAARSCHUWINGEN Laat kinderen niet zonder toezicht in uw auto achter en laat hen niet met de elektrische ruitbediening spelen. Ze kunnen zich ernstig verwonden.
Ruiten en spiegels Ga als volgt te werk om deze beveiligingsvoorziening te omzeilen wanneer weerstand voelbaar is, bijv. in de winter: 8. Reset de procedure en herhaal deze indien de ruit niet automatisch sluit. 1. U kunt de ruitbedieningsschakelaars nog enkele minuten lang gebruiken nadat u het contact hebt uitgeschakeld of totdat een van de voorportieren wordt geopend. Accessoiresvertraging (indien aanwezig) Sluit de ruit twee maal totdat deze het weerstandspunt bereikt en laat de ruit openen. 2.
Ruiten en spiegels Elektrisch inklapbare buitenspiegels Druk op de pijl omlaag om de spiegels in of uit te klappen. Automatisch in- en uitklappen Wanneer u nogmaals op de schakelaar drukt terwijl de spiegels in beweging zijn, stoppen deze en wordt de richting van verplaatsing omgekeerd. N.B.: Indien de spiegels zijn ingeklapt met behulp van de knop voor handmatige bediening kunnen ze uitsluitend worden uitgeklapt met behulp van deze knop. N.B.
Ruiten en spiegels Binnenspiegel met automatische anti-verblindingsstand (indien aanwezig) N.B.: Integraal sluiten functioneert alleen wanneer u het geheugen voor elke ruit correct hebt ingesteld. Zie Elektrisch bedienbare ruiten (bladzijde 56). N.B.: Blokkeer de sensoren aan de voor- en achterzijde van de spiegel niet. De werking van de spiegel kan hierdoor worden beïnvloed. Een passagier of een verhoogde hoofdsteun op de middenstoel achterin kan het licht naar de sensor ook belemmeren.
Ruiten en spiegels N.B.: Het integraal sluiten kan worden ingeschakeld met behulp van de handgreep op het bestuurdersportier. Integraal openen en sluiten kan ook worden ingeschakeld met de toetsen op de passieve sleutel. Om alle ruiten te sluiten houd u de handgreep op het bestuurdersportier tenminste twee seconden lang ingedrukt. De anti-inklemfunctie is tevens ingeschakeld tijdens het integraal openen en sluiten.
Instrumentenpaneel METERS A Toerenteller B Informatiedisplay C Snelheidsmeter D Brandstofmeter E Terugsteltoets dagteller Brandstofmeter WAARSCHUWINGS- EN INDICATIELAMPEN Schakel het contact in. De brandstofmeter duidt aan hoe veel brandstof er ongeveer in de brandstoftank resteert. De brandstofmeter kan licht afwijken wanneer uw auto op een helling rijdt. De pijl naast het symbool van de brandstofpomp duidt aan, aan welke zijde van uw auto zich de brandstofvulklep bevindt.
Instrumentenpaneel • • • Waarschuwingslamp koelvloeistoftemperatuur Oliedrukmeter Stuurbekrachtiging. Stabiliteitsregeling. WAARSCHUWING Indien een van deze waarschuwings- of controlelampen niet gaat branden wanneer het contact wordt ingeschakeld, duidt dit op een storing. Laat het systeem controleren door een erkende dealer. Hervat uw reis niet wanneer het controlelampje gaat branden terwijl het peil correct is. Laat het systeem onmiddellijk controleren door een erkende dealer.
Instrumentenpaneel Waarschuwingslampen motor Waarschuwingslamp Vorst Waarschuwingslampje motorelektronica (MIL) WAARSCHUWING Zelfs wanneer de temperatuur tot boven 39°F (4ºC) stijgt, is dit nog geen garantie dat de weg vrij is van gevaren die door plotselinge weersveranderingen kunnen ontstaan. Waarschuwingslamp aandrijflijn Alle auto's Gaat branden wanneer de buitentemperatuur 39°F (4°C) of lager is. Als een van deze lampen gaat branden bij een draaiende motor, dan duidt dit op een storing.
Instrumentenpaneel Waarschuwingslamp laag brandstofpeil Waarschuwingslamp stuurbekrachtiging Wanneer deze lamp brandt, dient u zo spoedig mogelijk te tanken. Als deze lamp brandt tijdens het rijden, dan wijst dit op een storing. De auto blijft volledig bestuurbaar, maar hiervoor is meer kracht vereist. Laat het systeem zo snel mogelijk door een erkende dealer controleren. Waarschuwingslamp lage bandenspanning De lamp brandt wanneer de bandenspanning laag is.
Instrumentenpaneel Waarschuwing veiligheidsgordel Wanneer u het elektronisch stabiliteitsprogramma uitschakelt, gaat de controlelamp branden. De lamp gaat uit wanneer u het systeem weer inschakelt of wanneer u het contact afzet. WAARSCHUWINGEN De waarschuwing veiligheidsgordel blijft in de standby-modus wanneer de voorste veiligheidsgordels zijn vastgemaakt. Deze weerklinkt als er een van de twee veiligheidsgordels niet vastgemaakt is.
Infodisplays Bedieningstoetsen informatiedisplay ALGEMENE INFORMATIE WAARSCHUWING Afleiding tijdens het rijden kan leiden tot verlies van de controle over de auto, aanrijdingen en letsel. We adviseren zeer voorzichtig te werk te gaan bij het gebruik van apparatuur die uw aandacht van de weg kunnen afleiden. Uw hoofdverantwoordelijkheid is de veilige bediening van uw auto. We raden het gebruik van handheld-apparaten tijdens het rijden af en adviseren waar mogelijk het gebruik van spraakgestuurde systemen.
Infodisplays SYNC-Telefoon Nummer kiezen Opnieuw kiezen Telefoonboek Oproeplijsten Snelkeuze SMS BT-apparaten Tel.instellingen Menu Ford EcoMode SYNC-Instelling. Bluetooth aan Standaard inst. Volledige reset Install. in SYNC Systeeminfo. Spraakinstell. SYNC-Applicaties Navigatie Routeopties Kaartweergave Hulpfuncties Pers.
Infodisplays Menu DSP-instelling DSP-equalizer Verkeer Nieuwsbericht Alt. frequentie RDS regionaal DAB-servicelink Bluetooth Auto Tractiecontrole Active City Stop Bandenspanningcontr. Hill start assist Alarmsysteem Rain sensor El. inklapb.
Infodisplays Menu Active City Stop Snelh.beperking Snelh.waarsch. Volumebegrenz. Informatie Alle MyKeys wissen MyKey actief Informatie System Check TRIPCOMPUTER Indien van toepassing worden eerst alle actieve waarschuwingen weergegeven. Het menu System Check kan afwijken op basis van uitrustingsopties en actuele voertuigstatus. Druk op de pijltoetsen omhoog of omlaag om door de lijst te scrollen. KLOK Druk op de toets om door de schermen te scrollen.
Infodisplays Resterende afstand tot tank leeg is PERSOONLIJKE INSTELLINGEN Geeft bij benadering de afstand aan die nog met uw auto kan worden afgelegd tot de tank leeg is. De waarde kan variëren naarmate de rijomstandigheden veranderen. Meeteenheden Scroll naar dit display om af te wisselen tussen metrische en Engelse eenheden en druk op de toets OK.
Infodisplays Druk op de toets OK om te bevestigen en om enkele berichten van de informatiedisplay te verwijderen. Andere berichten worden na korte tijd automatisch verwijderd. De berichtenindicator licht op om bepaalde berichten aan te vullen. Afhankelijk van de ernst van het bericht is de indicator rood of oranje en blijft deze branden totdat de oorzaak van het bericht is verholpen. Bepaalde berichten moeten worden bevestigd voordat toegang tot de menu's wordt verkregen.
Infodisplays Bericht Berichtenindicator bagageruimte open motorkap open Te verrichten handeling rood Auto is in beweging. Stop de auto zo snel dit veilig kan en sluit het portier. rood Auto is in beweging. Stop de auto zo snel dit veilig kan en sluit het portier. Zie De motorkap openen en sluiten (bladzijde 158). portier bestuurd. open oranje Auto is niet in beweging. Sluiten. zijport. achter best. open oranje Auto is niet in beweging. Sluiten.
Infodisplays Sleutelloze toegang Bericht Berichtenindicator Te verrichten handeling sleutel niet herkend oranje Zie Sleutelloze toegang (bladzijde 39). sleutel buiten auto oranje Zie Sleutelloze toegang (bladzijde 39). sleutelbatterij leeg vervang batterij oranje Zie Afstandsbediening (bladzijde 28). contact uit druk op POWER knop oranje Zie Sleutelloos starten (bladzijde 94). om te starten rem indrukken - Zie Sleutelloos starten (bladzijde 94).
Infodisplays Onderhoud Berichtenindicator Te verrichten handeling remvloeistof peil laag service nu rood Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 164). remsysteem storing veilig stoppen rood Laat uw auto zo snel mogelijk door een erkende dealer controleren. motorolie druk laag veilig stoppen rood Zie Motorolie controleren (bladzijde 162). motor storing service nu oranje Laat uw auto zo snel mogelijk door een erkende dealer controleren. regen-licht-sens. storing volg.
Infodisplays Berichtenindicator Te verrichten handeling MyKey Controleer snelheid Veilig rijden - Wordt weergegeven wanneer MyKey actief is. MyKey Voertuig dichtbij maximumsnelheid - Wordt weergegeven wanneer een MyKey wordt gebruikte en de MyKey snelheidsbegrenzing wordt bereikt. Gordel om om radio in te schakelen - Wordt weergegeven wanneer een MyKey wordt gebruikt en de gordelherinnering geactiveerd is. MyKey P.
Infodisplays Transmissie Berichtenindicator Te verrichten handeling rood Laat uw auto zo snel mogelijk door een erkende dealer controleren. rood De transmissie raakt oververhit en moet afkoelen. Breng de auto tot stilstand zodra dit veilig kan. Zet de keuzehendel van de transmissie in stand N of P en schakel de parkeerrem in. Schakel het contact uit tot de transmissie is afgekoeld en het bericht uit de display is verdwenen. voertuig niet in park.
Infodisplays Controlesysteem lage bandenspanning Bericht Berichtenindicator Te verrichten handeling bandenspanning controleren oranje De spanning in een van de banden is gedaald. Controleer de spanning zo snel mogelijk. bandenspann.sys. storing onderhoud zsm oranje Laat uw auto zo snel mogelijk door een erkende dealer controleren.
Klimaatregeling Het interieur verwarmen WERKING Laat de lucht naar de beenruimten stromen. Laat, bij koud of vochtig weer, een geringe hoeveelheid lucht naar de voorruit en de portierruiten stromen. Buitenlucht Zorg dat de luchtinlaat voor de voorruit niet geblokkeerd is (bijv. met sneeuw of bladeren), zodat het klimaatregelsysteem goed kan werken. Het interieur afkoelen Laat de lucht naar het hoofdniveau stromen.
Klimaatregeling Zijdelings luchtrooster HANDMATIGE KLIMAATREGELING A Aanjagersnelheid: Regelt de hoeveelheid lucht die in de auto circuleert. Draai deze knop om de gewenste snelheid te selecteren of de aanjager uit te schakelen. Als u de aanjager uitschakelt, kan de voorruit beslaan. B Aan en uit: Druk op de toets om het systeem in en uit te schakelen. Wanneer het systeem uitgeschakeld is, wordt de toevoer van buitenlucht de auto in geblokkeerd.
Klimaatregeling C Luchtrecirculatie: Druk op de toets om te kiezen tussen toevoer van buitenlucht en gerecirculeerde lucht. Wanneer u luchtrecirculatie selecteert, gaat het lampje in de toets branden en wordt de lucht in het passagierscompartiment gerecirculeerd. Hierdoor kan het koelen van het interieur minder lang duren en kunnen ongewenste geuren van buiten verminderd worden. D Luchtverdelingsregeling: Pas de instelling aan om de gewenste luchtverdeling te selecteren.
Klimaatregeling A Aanjagersnelheid: Regelt de hoeveelheid lucht die in de auto circuleert. Draai de knop voor de gewenste aanjagersnelheid. De instelling wordt op het display weergegeven. B Aan/uit-toets: Druk op de toets om het systeem in en uit te schakelen. C Luchtrecirculatie: Druk op de toets om te kiezen tussen toevoer van buitenlucht en gerecirculeerde lucht. De lucht in het passagierscompartiment wordt gerecirculeerd.
Klimaatregeling M AUTO: Druk op de toets om de automatische werking te selecteren. Het systeem regelt de temperatuur, de hoeveelheid en de verdeling van de luchtstroom om de eerder geselecteerde temperatuur te bereiken en behouden. N MAX A/C: Druk op de toets om maximale airconditioning via de luchtroosters in het dashboard te verdelen. Deze stand is zuiniger en efficiënter dan normale airconditioning. N.B.
Klimaatregeling N.B.: Wanneer AUTO geselecteerd is bij een lage omgevingstemperatuur, wordt de luchtstroom naar de voorruit en zijruiten geleid zolang de motor nog koud is. N.B.: In de AUTO modus wordt bij hoge binnen- en buitentemperaturen voor een maximale koeling van het interieur automatisch de recirculatiestand ingeschakeld. Zodra de ingestelde temperatuur is bereikt, schakelt het systeem automatisch over op toevoer van buitenlucht. N.B.
Klimaatregeling Snel koelen van het interieur Auto's met handbediende klimaatregeling Auto's met automatische klimaatregeling 1 Stel de aanjagersnelheid op de hoogste Druk op de toets AUTO. stand in. 2 Stel de temperatuurregeling op de stand Stel de temperatuurregeling op de stand MAX A/C in. laag in. 3 Stel de luchtverdeling op de stand voor de luchtroosters in het dashboard in.
Klimaatregeling Zijruiten ontwasemen bij koud weer Auto's met handbediende klimaatregeling Auto's met automatische klimaatregeling 1 Stel de luchtverdeling op de stand voor de luchtroosters in het dashboard en in de beenruimte in. Druk op de toets voorruit ontdooien en ontwasemen. 2 Druk op de toets A/C. Stel de temperatuurregeling op de gewenste stand in. 3 Stel de temperatuurregeling op de gewenste stand in. 4 Stel de aanjagersnelheid op de hoogste stand in.
Stoelen Er wordt aangeraden de volgende richtlijnen in acht te nemen: • Ga rechtop zitten met de onderzijde van uw rug zover mogelijk naar achteren. • Kantel de rugleuning van de stoel niet meer dan 30 graden achterover. • Stel de hoofdsteun zodanig in, dat de bovenzijde gelijkligt met de bovenzijde van uw hoofd. Stel de hoofdsteun zover mogelijk naar voren in. Zorg hierbij ervoor dat u comfortabel zit. • Houd voldoende afstand tussen uzelf en het stuurwiel.
Stoelen Hoofdsteun buitenzijde achterbank 1. Druk op knop A om de hoofdsteun achterwaarts te verplaatsen. 2. Om de hoofdsteun voorwaarts te verplaatsen trekt u aan de hoofdsteun. 1. De hoofdsteun verwijderen Hoofdsteun midden achterbank Druk de vergrendelknop in en houd deze ingedrukt. 2. Maak de bevestigingsklem m.b.v. een geschikt werktuig los. Druk de borgknoppen in en verwijder de hoofdsteun. 1. Druk de vergrendelknop in en houd deze ingedrukt. 2. Maak de bevestigingsklem m.b.v.
Stoelen Lendensteun afstellen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN WAARSCHUWINGEN Plaats geen lading of andere voorwerpen achter de rugluening alvorens deze in de originele positie terug te brengen. Trek aan de rugluening om te zorgen dat deze volledig aangrijpt nadat de rugleuning in de originele positie is teruggebracht. Een onvergrendelde stoel kan gevaar opleveren als u plotseling stopt of een aanrijding heeft.
Stoelen Passagiersstoel neerklappen ACHTERBANK WAARSCHUWINGEN Rijd niet met neergeklapte passagiersstoel wanneer een persoon op de stoel direct of in het midden erachter plaatsneemt. De rugleuning van de achterbank omklappen WAARSCHUWINGEN Wanneer u de rugleuningen omklapt, let er dan op dat uw vingers niet tussen de rugleuning en het achterbankframe ingeklemd raken. Rijd niet terwijl er voorwerpen op de neergeklapte rugleuning liggen.
Stoelen Doe het volgende niet! • Zware voorwerpen op de stoel plaatsen. • De stoelverwarming inschakelen indien water of een andere vloeistof op de stoel gemorst is. Laat de stoel grondig drogen. • De stoelverwarming inschakelen terwijl de motor niet loopt. Daardoor zou de accu ontladen kunnen raken. WAARSCHUWINGEN Zorg ervoor dat de stoelen en de achterbanken goed vastzitten en volledig zijn vergrendeld. Voor locatie: Zie Klimaatregeling (bladzijde 78).
Extra voedingsaansluitingen Voedingspunt met 12 Volt gelijkstroom Voorkomen dat de accu leegraakt: • Gebruik het voedingspunt niet langer dan nodig wanneer de motor niet draait. • Laat apparaten 's nachts niet aangesloten of wanneer de auto een langere periode staat geparkeerd. WAARSCHUWING Sluit geen extra elektrische accessoires aan op de aansluitbus van de sigarettenaansteker.
Extra voedingsaansluitingen Druk het verwarmingselement in om de aansteker te laten gloeien. Hij springt automatisch in de oorspronkelijke stand terug.
Opbergvakken BEKERHOUDERS WAARSCHUWING Plaats tijdens het rijden geen hete dranken in de bekerhouders.
Motor starten en stoppen ALGEMENE INFORMATIE CONTACTSLOT WAARSCHUWINGEN Door langdurig stationair draaien met hoge motortoerentallen kan tot zeer hoge temperaturen in de motor en het uitlaatsysteem leiden, waardoor het risico op brand of andere schade ontstaat. Laat de motor niet stationair draaien en parkeer of rij de auto niet op droog gras of ander droog materiaal. Het emissiesysteem warmt de motorruimte en het uitlaatsysteem op, waardoor het risico op brand ontstaat.
Motor starten en stoppen N.B.: Het contact wordt automatisch uitgeschakeld wanneer u de auto onbeheerd achterlaat. Dit is om te voorkomen dat de voertuigaccu leegraakt. 1. Zet de keuzehendel in stand "P" of "N". 2. Druk het rempedaal volledig in. 3. Druk de toets kortstondig in. N.B.: Om het contact aan te zetten en de motor te starten moet zich een geldige sleutel in de auto bevinden. Een dieselmotor starten N.B.: De startmotor kan pas worden ingeschakeld wanneer de controlelamp gloeibougies is gedoofd.
Motor starten en stoppen Handgeschakelde versnellingsbak 2. Beweeg de keuzehendel van de transmissie naar de stand N en gebruik de remmen om de auto veilig te stoppen. 3. Beweeg nadat de auto is gestopt de keuzehendel naar stand P of N en zet de auto van contact. N.B.: Door tijdens het starten het koppelingspedaal op te laten komen, wordt de startmotor uitgeschakeld maar blijft het contact aan. In het display wordt een bericht weergegeven.
Motor starten en stoppen Stuur ontgrendelen Als de motor na drie startpogingen nog niet is aangeslagen, wacht dan 10 seconden en ga te werk zoals is beschreven onder Verzopen motor. Zet het contact aan om het stuurwiel te ontgrendelen. N.B.: U moet het stuurwiel misschien een beetje draaien om het te ontgrendelen. Levert het starten bij temperaturen lager dan -25 °C problemen op, druk het gaspedaal dan tot het middenpunt van de pedaalslag in en probeer het opnieuw.
Motor starten en stoppen Motor slaat niet aan Auto's met automatische transmissie Auto's met handgeschakelde versnellingsbak N.B.: Druk het gaspedaal niet in. N.B.: Door tijdens het starten het rempedaal op te laten komen, wordt de startmotor uitgeschakeld maar blijft het contact aan. Als de motor niet start wanneer het koppelingspedaal volledig is ingetrapt en de contactsleutel naar stand III is gedraaid. 1. Zet de keuzehendel van de transmissie in stand P of N. 2. Druk het rempedaal volledig in. 3.
Motor starten en stoppen Regeneratie U dient af en toe ritten te maken onder de volgende omstandigheden ter ondersteuning van de regeneratieprocedure: • Rijd minimaal 20 minuten met de auto onder gunstige omstandigheden (hoge snelheden tijdens normaal rijden) op een hoofdweg of snelweg. Deze rit kan korte stoppen bevatten die geen invloed hebben op de regeneratieprocedure. • Voorkom langdurig stationair draaien en neem altijd snelheidslimieten en het type wegdek in acht. • Schakel het contact niet uit.
Unieke rijeigenschappen N.B.: De start/stop-indicatielamp brandt groen wanneer de motor wordt uitgeschakeld. Zie Waarschuwings- en indicatielampen (bladzijde 61). AUTO-START-STOP N.B.: Voor auto's met start/stop-schakelaar verschillen de accuvereisten. De accu moet worden vervangen door een accu met exact dezelfde specificatie als de originele. Het systeem verlaagt het brandstofverbruik en de CO2-emissies door de motor uit te schakelen wanneer de auto stationair draait, bijvoorbeeld bij verkeerslichten.
Unieke rijeigenschappen • • • Weinig vacuüm in remsysteem. Als een snelheid van 5 km/u niet is overschreden. De veiligheidsgordel van de bestuurdersstoel is niet vastgemaakt. Motor opnieuw starten N.B.: De keuzehendel van de transmissie moet in neutraal staan. Druk het koppelingspedaal in. Het systeem kan de motor onder bepaalde omstandigheden weer starten, bijvoorbeeld: • Een lage accuspanning. • Om het interieurklimaat te behouden.
Brandstof en tanken • VEILIGHEIDSMAATREGELEN WAARSCHUWINGEN Tank de brandstoftank niet te vol. De druk in een overvolle tank kan lekkage veroorzaken en leiden tot het naar buiten spuiten van brandstof en brand. Het brandstofsysteem kan onder druk staan. Als u een sissend geluid hoort bij de tankklep (Easy Fuel-systeem zonder tankdop), tank dan niet voordat het geluid gestopt is. Anders kan er brandstof naar buiten spuiten, wat tot ernstig letsel kan leiden.
Brandstof en tanken veroorzaken. Bij gevoelige personen kan dit leiden tot ernstig letsel of ziekte. Als er brandstof op de huid terecht komt, was deze dan grondig met water en zeep. Neem direct contact op met een arts als u bijwerkingen ondervindt. BRANDSTOFKWALITEIT DIESEL WAARSCHUWINGEN Meng de diesel niet met olie, benzine of andere vloeistoffen. Deze kunnen een chemische reactie veroorzaken. BRANDSTOFKWALITEIT BENZINE Voeg geen kerosine, paraffine of benzine aan de diesel toe.
Brandstof en tanken • • Het contact moet na het tanken wellicht enkele malen van OFF naar ON worden gedraaid, zodat het brandstofsysteem de brandstof van de tank naar de motor kan pompen. Tijdens het starten kan de starttijd enkele seconden langer duren dan normaal. Bij een sleutelloos ontstekingssysteem kan de motor gewoon worden gestart. De starttijd duurt langer dan normaal. Normaal gesproken is het tanken van 4,6 liter brandstof genoeg om de motor te starten.
Brandstof en tanken KATALYSATOR WAARSCHUWINGEN Wanneer u een hogedrukspuit gebruikt om uw auto te wassen, spuit dan kort op de brandstofvulklep vanaf een afstand van niet minder dan 200 millimeter. WAARSCHUWING Laat de motor niet stationair draaien of parkeer de wagen niet op droge bladeren, droog gras of ander brandbaar materiaal. Tijdens het gebruik van de motor en na het afzetten van de motor straalt het uitlaatsysteem veel warmte uit. Dit kan brandgevaar opleveren.
Brandstof en tanken 4. Bedien het vulpistool binnen de getoonde gebieden. N.B.: Na het plaatsen van een vulpistool met de correcte afmeting wordt een veerbelaste blokkering geopend. Hierdoor wordt voorkomen dat onjuiste brandstof wordt getankt. 2. Breng het vulpistool tot en met de eerste nok op het vulpistool A in. Laat het rusten op de afdekking van de vulbuis. 5. Til het vulpistool licht op om het te verwijderen. BRANDSTOFVERBRUIK N.B.
Brandstof en tanken De CO2 waarden en de brandstofverbruikcijfers zijn afgeleid van laboratoriumtests volgens Richtlijn (EEC) 715/2007 en aanvullingen daarop. Deze richtlijnen worden door alle automobielfabrikanten aangehouden. De resultaten zijn het meest nauwkeurig wanneer de vulmethode consistent is. Brandstofverbruik berekenen Meet het brandstofverbruik niet gedurende de eerste 1500 km (dit is de inloopperiode van uw motor). Een nauwkeuriger meting wordt bereikt na 3000 - 5000 km.
Brandstof en tanken TECHNISCHE SPECIFICATIE Brandstofverbruikscijfers Stadsverkeer Buitenweg Gecombineerd CO2-emissie l/100 km (mpg) l/100 km (mpg) l/100 km (mpg) g/km 1.0L EcoBoost (74 kW/100 pk) zonder start-stop 6,6 (42,8) 4,3 (65,7) 5,1 (55,4) 119 1.0L EcoBoost (74 kW/100 pk) met start-stop 6 (47,1) 4,2 (67,3) 4,9 (57,6) 114 1.0L EcoBoost (90 kW/120 pk) 6 (47,1) 4,2 (67,3) 4,9 (57,6) 114 1.4L Duratec -16V 7,9 (35,8) 4,9 (57,6) 6 (47,1) 139 1.
Versnellingsbak/transmissie Standen keuzehendel HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK De achteruit inschakelen Schakel de achteruit niet in wanneer de auto in beweging is. Dit kan inwendige schade aan de versnellingsbak veroorzaken. AUTOMATISCHE TRANSMISSIE WAARSCHUWINGEN Zorg dat de parkeerrem altijd volledig ingeschakeld is en zorg dat de keuzehendel van de transmissie in stand P staat. Schakel het contact uit en verwijder de sleutel als u de auto verlaat.
Versnellingsbak/transmissie P (Park) D (Drive) N.B.: Het schakelen vindt alleen plaats bij bepaalde rijsnelheden en motortoerentallen. WAARSCHUWINGEN Zet de keuzehendel van de transmissie alleen in de parkeerstand bij stilstaande auto. N.B.: U kunt de actueel geselecteerde versnelling tijdelijk uitschakelen m.b.v. de knoppen + en -. Schakel de parkeerrem in en zet de keuzehendel van de transmissie in de parkeerstand voordat u de auto verlaat.
Versnellingsbak/transmissie Er worden mogelijk versnellingen overgeslagen wanneer er herhaaldelijk binnen korte intervallen op de knoppen wordt gedrukt. N.B.: Beweeg de auto niet langer dan 1 minuut heen en weer, omdat anders de transmissie en de banden beschadigd kunnen raken of de motor oververhit kan raken. De handmatige modus beschikt ook over een kickdown functie. Zie Kickdown.
Versnellingsbak/transmissie 3. Verwijder het zijpaneel van de middenconsole. WAARSCHUWINGEN Als het toerental van de motor overmatig wordt verhoogd of een functiestoring wordt geregistreerd, wordt het systeem gedeactiveerd. Het systeem maakt het eenvoudiger op te trekken wanneer uw auto op een helling staat zonder dat het noodzakelijk is gebruik te maken van de parkeerrem. Wanneer het systeem actief is, blijft de auto nadat u het rempedaal hebt losgelaten twee tot drie seconden op de helling stilstaan.
Versnellingsbak/transmissie Het systeem in- en uitschakelen N.B.: Het systeem kan allen in- en uitgeschakeld worden voor handgeschakelde versnellingsbakken. N.B.: Wanneer u het systeem uitgeschakeld heeft, blijft dit uitgeschakeld tot u het weer inschakelt. Uw auto wordt geleverd met ingeschakeld systeem. U kunt deze functie desgewenst uitschakelen: Zie Algemene informatie (bladzijde 66).
Remmen ALGEMENE INFORMATIE TIPS VOOR RIJDEN MET ABS N.B.: Wanneer het systeem in werking is, pulseert het rempedaal en legt wellicht een langere weg af. Blijf het rempedaal indrukken. Er is tevens wellicht een geluid hoorbaar vanaf het systeem. Dat is normaal. WAARSCHUWING Het systeem is niet bedoeld om de bestuurder te ontheffen van zijn plicht om tijdens het rijden voorzichtig en oplettend te zijn.
Remmen N.B.: Als de auto wordt geparkeerd op een helling en naar beneden wijst, selecteer dan de achteruitversnelling en draai het stuur richting de stoeprand. Alle auto's N.B.: Druk de ontgrendelknop tijdens het aantrekken niet in. De handrem inschakelen: 1. Druk het rempedaal krachtig in. 2. Trek de handremhendel volledig omhoog. De handrem lossen: 1. Druk het rempedaal stevig in. 2. Trek de hendel enigszins omhoog 3. Druk op de ontgrendelknop en druk de hendel naar beneden.
Stabiliteitsregeling Het systeem zorgt ook voor een betere tractieregeling door het motorkoppel te verlagen wanneer de wielen bij het accelereren beginnen door te draaien. Het verbetert de mogelijkheden om op gladde of losse oppervlakken te kunnen optrekken en het verbetert het comfort door wielspin in haarspeldbochten te beperken.
Parkeerhulp N.B.: Houd de sensoren vrij van vuil, ijs en sneeuw. Reinig de sensoren niet met scherpe voorwerpen. WERKING WAARSCHUWINGEN Het systeem is niet bedoeld om de bestuurder te ontheffen van zijn plicht om tijdens het rijden voorzichtig en oplettend te zijn. N.B.: Het systeem kan valse alarmen geven als het een signaal detecteert dat gebruik maakt van dezelfde frequentie als de sensoren of als uw auto helemaal volgeladen is.
Parkeerhulp N.B.: Sommige accessoires kunnen de prestaties beperken of verkeerde activering veroorzaken. Bijvoorbeeld grote trekhaken, fietsendragers of rekken voor surfplanken. N.B.: De sensoren van het parkeerhulpsysteem moeten schoon en vrij van sneeuw en ijs worden gehouden om slechte prestaties of verkeerde activering te voorkomen. Reinig de sensors niet met scherpe voorwerpen. N.B.
Parkeerhulp Sensorsysteem voor en achter De volgende geluidssignalen zijn te horen wanneer grote voorwerpen zich binnen het dekkingsgebied van elke bumper bevinden: • U hoort een hoge toon uit de voorste luidsprekers van het audiosysteem wanneer grote voorwerpen zich binnen het dekkingsgebied van de sensor op de voorbumper van uw auto bevinden. Als de auto dichter bij een groot voorwerp rijdt, wordt het geluidssignaal sneller herhaald.
Parkeerhulp Zet de keuzehendel van de transmissie uit R (achteruit), D (vooruit), L (laag) of rijd weg van grote voorwerpen of druk op de parkeerhulpknop om het systeem uit te schakelen. Voor de plaats van het item: Zie In één oogopslag (bladzijde 9). Als er een storing aanwezig is in het systeem, verschijnt een waarschuwingsbericht op het informatiepaneel en kunt u het systeem niet inschakelen. Schakel het contact en het audiosysteem in.
Parkeerhulp N.B.: De groene lijn wordt verlengd van 0,9 meter tot een afstand van 3,2 meter. N.B.: Wanneer er met een aanhanger achteruit wordt gereden, dan worden de lijnen niet op het scherm getoond. De camera geeft de voertuigrichting en niet de aanhanger weer. Achteruitkijkcamera uitschakelen N.B.: Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld wanneer de voertuigsnelheid ongeveer 12 km/u is. Druk op de parkeerhulpschakelaar op het instrumentenpaneel. Voor locatie: Zie In één oogopslag (bladzijde 9).
Snelheidsregeling (Cruise Control) WERKING WAARSCHUWING Het systeem is niet bedoeld om de bestuurder te ontheffen van zijn plicht om tijdens het rijden voorzichtig en oplettend te zijn. Met de snelheidsregeling (cruise control) kunt u met behulp van de schakelaars op het stuurwiel de rijsnelheid instellen. U kunt cruise control gebruiken bij snelheden hoger dan ongeveer 30 km/u. De bediening van de cruise control bevindt zich in het stuurwiel.
Snelheidsregeling (Cruise Control) Ingestelde snelheid annuleren Druk op de CAN toets en laat deze los, of druk het rempedaal in. De ingestelde snelheid wordt niet gewist. Ingestelde snelheid hervatten Druk op de RES toets en laat deze los. Cruise control uitschakelen N.B.: U wist de ingestelde snelheid indien u het systeem uitschakelt. Druk op de OFF toets en laat deze los, of schakel het contact uit.
Rijhulpmiddelen ACTIVE CITY STOP WAARSCHUWINGEN Indien uw auto is uitgerust met een niet door ons goedgekeurde voorruit, dan is het mogelijk dat het systeem niet naar behoren werkt. Algemene informatie WAARSCHUWINGEN Het systeem is niet bedoeld om de bestuurder te ontheffen van zijn plicht om tijdens het rijden voorzichtig en oplettend te zijn. Als de motor stopt nadat het systeem is ingeschakeld, dan worden de waarschuwingsknipperlichten geactiveerd.
Rijhulpmiddelen Active City Stop gebruiken U moet harder dan 50 km/u in een rechte lijn met de auto rijden om de procedure te voltooien. Dit kan enkele minuten duren. Het systeem uit- en inschakelen N.B.: Het systeem wordt automatisch ingeschakeld wanneer u het contact inschakelt. Informatie lasersensor In bepaalde situaties is het raadzaam om het systeem uit te schakelen, bijvoorbeeld: • Bij rijden in het terrein wanneer voorwerpen de voorruit kunnen afdekken.
Transport ALGEMENE INFORMATIE BAGAGEVERANKERINGSPUNTEN WAARSCHUWINGEN Gebruik bevestigingsriemen die voldoen aan een norm, bijv. DIN. Zorg ervoor dat alle losse voorwerpen goed zijn vastgezet. Plaats bagage en ander voorwerpen zo laag mogelijk en zo ver mogelijk naar voren in de bagageruimte of de laadruimte. Rijd niet met geopende achterklep of achterdeur. Uitlaatgassen kunnen de auto worden binnengezogen. Overschrijd niet de maximum vooren achterasbelasting voor uw auto.
Transport Net verwijderen 1. Breng de buitenste hoofdsteunen achterin omhoog. Zie Hoofdsteunen (bladzijde 86). 2. Maak de bovenste en onderste bevestigingsklemmen los. BAGAGEAFDEKKINGEN BAGAGENETTEN WAARSCHUWING Leg geen voorwerpen op de afdekking van de bagageruimte. Net aanbrengen en verwijderen Net aanbrengen De afdekking verwijderen HONDENREK WAARSCHUWING 1. Breng de buitenste hoofdsteunen achterin omhoog. Zie Hoofdsteunen (bladzijde 86). 2.
Transport 1. Bevestig het hondenrek aan de bovenste en onderste verankeringspunten. Draai de kartelwielen vast.
Aanhangers trekken • TREKKEN VAN EEN AANHANGER WAARSCHUWINGEN Rijd niet harder dan 100 km/u. Dit kan leiden tot verlies van controle over de auto, ernstige of dodelijke verwondingen. De bandenspanningen moeten worden vermeerderd met 3 psi (0,2 bar) boven de specificatie. Overschrijd de maximumdruk op de zijkant van de band niet. Dit kan ernstige verwondingen veroorzaken. Zie Velgen en banden (bladzijde 180).
Aanhangers trekken Het bruto treingewicht op het identificatieplaatje van de auto is van toepassing op hellingen tot 12% en hoogtes tot 3281 foot (1000 m) wanneer een aanhanger wordt getrokken. In berggebieden worden de motorprestaties kleiner omwille van de lage luchtdichtheid op hogere hoogtes. In hogere regio's boven 3281 foot (1000 m) moet het opgegeven maximaal toegestane bruto treingewicht met 10% worden verminderd voor elke extra 3281 foot (1000 m). N.B.
Aanhangers trekken Trekhaakkogel aanbrengen Met aanhanger rijden WAARSCHUWING WAARSCHUWING Breng de trekhaakkogel alleen aan wanneer de koppeling volledig is ontgrendeld. Wanneer aan een van de onderstaande voorwaarden niet kan worden voldaan, gebruik dan de trekhaak niet en laat deze door een erkende dealer controleren. Controleer voordat u gaat rijden of de trekhaakkogel goed is vergrendeld. Controleer of: • • N.B.: Verwijder de dop. • • 1.
Aanhangers trekken Trekhaakkogel verwijderen Verwijder de trekhaakkogel. Breng de stekker in de houder aan (1). Onderhoud WAARSCHUWING N.B.: Koppel de aanhanger af. Verwijder voordat u uw auto met een hogedrukreiniger reinigt de afneembare trekhaakkogel en sluit de opening met de dop af. 1. Verwijder de beschermkap. Schuif de kap op de sleutel. Breng de sleutel aan en draai hem linksom. 2. Houd de trekhaakkogel vast. Trek de draaiknop naar buiten en draai hem rechtsom totdat hij klikt. 3.
Aanhangers trekken Sleepoog voorzijde AUTO OP VIER WIELEN SLEPEN - HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK WAARSCHUWINGEN U dient het contact in te schakelen wanneer uw auto wordt gesleept. Wanneer deze waarschuwing niet wordt opgevolgd, kan dit ernstig letsel of de dood tot gevolg hebben. De rem- en stuurbekrachtiging werken niet, tenzij de motor draait. Druk het rempedaal harder in en houd rekening met langere remafstanden en een zwaarder draaiend stuurwiel.
Aanhangers trekken Het gewicht de auto die wordt gesleept mag niet hoger zijn dan het gewicht van de takelwagen. Dat mag u in de volgende omstandigheden doen: • Uw auto is vooruit gericht, zodat deze vooruit wordt gesleept. • De keuzehendel van de transmissie staat in de stand N. Als de keuzehendel van de transmissie niet in de stand N kan worden geschakeld, moet deze wellicht worden uitgeschakeld. Zie Automatische transmissie (bladzijde 109). • De maximumsnelheid is 35 mph (56 km/u).
Tips voor het rijden INRIJDEN WAARSCHUWINGEN De motor kan beschadigd raken als water het luchtfilter binnendringt. Banden WAARSCHUWING IN noodsituaties kan de auto met maximumsnelheid van 10 km/u door water met een maximale diepte van 200 mm rijden. U moet extra voorzichtig zijn tijdens rijden door stromend water. Nieuwe banden hebben een inlooptijd van ongeveer 500 kilometer. Gedurende deze periode kan de auto een andere rijkarakteristiek vertonen.
Tips voor het rijden WAARSCHUWINGEN Vloermatten die niet goed passen kunnen ervoor zorgen dat het gaspedaal vast komt te zitten terwijl het ingedrukt is. Hierdoor kunt u de controle over de auto verliezen. Maak de vloermatten steeds correct vast aan de bevestigingen, zodat ze goed op hun plaats blijven liggen en de werking van de pedalen niet hinderen. Plaats geen vloermatten die niet zijn bevestigd of andere vloerbedekking op de vloer.
Wat te doen bij pech WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN WAARSCHUWINGEN Verbind alleen accu's met dezelfde nominale spanning met elkaar. Gebruik altijd hulpstartkabels met geïsoleerde klemmen en een voldoende dikke kern. De knop voor alarmknipperlichten is aangebracht op het instrumentenpaneel. Gebruik de knop wanneer uw auto een veiligheidsgevaar is voor andere weggebruikers. N.B.: Koppel de accu niet los van het elektrische systeem van uw auto.
Wat te doen bij pech 2. Schakel het contact van beide auto's uit en schakel alle stroomverbruikers uit. 3. Verbind de pluspool (+) van auto B met de pluspool (+) van auto A (kabel C). WAARSCHUWING Schakel de koplampen tijdens het loskoppelen van de hulpstartkabels niet in. Door de spanningspiek kunnen de gloeilampen doorbranden. Koppel de kabels in omgekeerde volgorde los. 4. Verbind de minpool (-) van auto B met de massaverbinding van auto A (kabel D).
Zekeringen Zekeringenkast in passagierscompartiment PLAATSEN ZEKERINGENHOUDERS De zekeringenkast bevindt zich achter het handschoenenkastje. Open het handschoenenkastje en maak het leeg. Druk de zijwanden naar binnen en laat het handschoenenkastje naar beneden kantelen.
Zekeringen SPECIFICATIE-OVERZICHT ZEKERINGEN - AUTO’S GEPRODUCEERD TOT: 04-01-2013 Zekeringkast motorruimte Zekering Vermogen zekering 1 40 A Module antiblokkeersysteem 1 30 A Module antiblokkeersysteem, elektronisch stabiliteitsprogramma Beveiligde circuits 2 60 A Hoog toerental ventilator koelsysteem 3 40 A Ventilator koelsysteem 3 30 A Laag toerental ventilator koelsysteem 140 B-MAX (CB2) Vehicles Built From: 25-06-2012, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Zekeringen Zekering Vermogen zekering 4 30 A Verwarmingsaanjager 5 60 A Voeding zekeringenkast passagiersruimte (accu) 6 30 A Carrosserieregelmodule Beveiligde circuits 7 60 A Voeding zekeringenkast passagiersruimte (contact) 8 60 A Gloeibougies 8 50 A Module DPS6 9 40 A Verwarmde voorruit 10 40 A Verwarmde voorruit 11 30 A Startmotorrelais 12 10 A Relais grootlicht links 13 10 A Relais grootlicht rechts 14 15 A Continupomp 15 20 A Bobine 16 15 A Computer motorre
Zekeringen Zekering Vermogen zekering Beveiligde circuits 28 20 A Module antiblokkeersysteem, elektronisch stabiliteitsprogramma 29 10 A Koppeling van compressor airconditioning 30 - Wordt niet gebruikt 31 - Wordt niet gebruikt 32 20 A Claxon, accuspaarvoorziening, module sleutelloze toegang 33 20 A Achterruitverwarming 34 20 A Brandstofpomprelais, verwarming dieselbrandstof 35 15 A Cat1 alarmsysteem 36 7,5A Regeling automatische transmissie 37 25 A Voorportiermodule linkerz
Zekeringen Relais Geschakelde circuits R11 Brandstofpomp, verwarming dieselbrandstof R12 Achteruitrijlamp R13 Verwarmingsaanjager Zekeringkast passagiersruimte - Type 1 Zekering Vermogen zekering 1 7,5 A Ontsteking, regensensor, verwarmde voorruit 2 10 A Remlichten 3 7,5 A Achteruitrijlamp, achteruitkijkcamera 4 7,5 A Koplampafstelling 5 - Wordt niet gebruikt 6 15 A Achterruitwisser 7 15 A Sproeierpomp 8 - 143 B-MAX (CB2) Vehicles Built From: 25-06-2012, Vehicles Built Up
Zekeringen Zekering Vermogen zekering Beveiligde circuits 9 15 A Verwarmde stoel passagierszijde 10 15 A Verwarmde stoel bestuurderszijde 11 - 12 10 A Airbagmodule 13 10 A Ontsteking, elektrische stuurbekrachtiging, instrumentenpaneel, passieve elektronische startbeveiliging, antiblokkeersysteem 14 7,5 A Computer motorregeling, keuzehendel transmissie, brandstofpomp 15 7,5 A Audiosysteem, instrumentengroep 16 7,5 A Verwarmde voorruit 17 - Wordt niet gebruikt 18 - Wordt niet ge
Zekeringen Relais R1 Geschakelde circuits Ontsteking Zekeringkast passagiersruimte - Type 2 145 B-MAX (CB2) Vehicles Built From: 25-06-2012, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Zekeringen Zekering Vermogen zekering Beveiligde circuits 1 7,5 A Ognition, regensensor, verwarmde voorruit, interieurverlichting, binnenspiegel 2 10 A Remlichten 3 7,5 A Achteruitrijlamp 4 7,5 A Koplampafstelling Wordt niet gebruikt 5 - 6 15 A Achterruitwisser 7 15 A Sproeierpomp 8 - 9 15 A Verwarmde stoel passagierszijde 10 15 A Verwarmde stoel bestuurderszijde Wordt niet gebruikt 11 - 12 10 A Airbagmodule 13 10 A Ontsteking, elektrische stuurbekrachtiging, instrume
Zekeringen Zekering Vermogen zekering Beveiligde circuits 20 20 A Aanhangermodule 21 15 A Audiosysteem, navigatie 22 7,5 A Instrumentenpaneel 23 7,5 A Multifunctioneel display, klok, interieurscanner, verwarmingsroosters, airconditioningspaneel 24 10 A Sync-module 25 - 26 30 A Wordt niet gebruikt Wisser voorruit, linkerzijde 27 30 A Wisser voorruit, rechterzijde 28 30 A Module spanningskwaliteit 29 20 A Elektrisch aansluitpunt achterin 30 20 A Aansteker, voorste voedingspun
Zekeringen Zekering Vermogen zekering Beveiligde circuits 43 10 A 44 - Wordt niet gebruikt 45 - Wordt niet gebruikt 46 - Wordt niet gebruikt Module active city stop (veiligheidssysteem tegen kop-staartbotsingen) 47 - Wordt niet gebruikt 48 - Wordt niet gebruikt 49 - Wordt niet gebruikt Relais Geschakelde circuits R1 Ontsteking R2 Aansteker R3 Wordt niet gebruikt R4 Relais active city stop (veiligheidssysteem tegen kopstaartbotsingen) R5 Wordt niet gebruikt R6 Sleutelloze
Zekeringen SPECIFICATIE-OVERZICHT ZEKERINGEN - AUTO'S GEPRODUCEERD VANAF: 05-01-2013 Zekeringkast motorruimte Zekering Vermogen zekering 1 30 A Module anti-blokkeerremsysteem Moduul elektronische stabiliteitsregeling 2 60 A Hoog toerental ventilator koelsysteem 40 A Ventilator koelsysteem 30 A Laag toerental ventilator koelsysteem 30 A Verwarmingsaanjager 3 4 Beveiligde circuits 149 B-MAX (CB2) Vehicles Built From: 25-06-2012, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Zekeringen Zekering Vermogen zekering 5 60 A Voeding zekeringenkast passagiersruimte (accu) 6 30 A Carrosserieregelmodule 7 60 A Voeding zekeringenkast passagiersruimte (ontsteking) 60 A Gloeibougies (dieselmotoren) 50 A Module DPS6 9 40 A Verwarmde voorruit linkerzijde 10 40 A Verwarmde voorruit rechterzijde 11 30 A Startrelais 8 Beveiligde circuits 12 10 A Relais grootlicht links 13 10 A Relais grootlicht rechts 14 15 A Continupomp 15 20 A Bobine 16 15 A Computer m
Zekeringen Vermogen zekering Zekering Beveiligde circuits Stabiliteitsregeling 29 10 A Koppeling van compressor airconditioning 30 - Wordt niet gebruikt 31 - Wordt niet gebruikt 32 20 A Claxon Accuspaarvoorziening Module sleutelloos voertuigsysteem 33 20 A Achterruitverwarming 34 20 A Relais brandstofpomp Verwarmingselement dieselolie 35 15 A Categorie 1 alarmsysteem 36 7,5 A Regeling automatische transmissie 37 25 A Voorportiermodule linkerzijde 38 25 A Voorportiermodule rec
Zekeringen Relais Geschakelde circuits R10 Mistlampen vóór R11 Benzinepomp Verwarmingselement dieselolie R12 Achteruitrijlamp R13 Verwarmingsaanjager Zekeringenkast in passagierscompartiment 152 B-MAX (CB2) Vehicles Built From: 25-06-2012, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Zekeringen Zekering Vermogen zekering Beveiligde circuits 1 7,5 A Ontsteking Regensensor Verwarmde voorruit Plafondlamp Achteruitkijkspiegel 2 10 A Remlichten Achteruitrijlamp 3 3A 4 7,5 A 5 - 6 15 A Achterruitwisser Sproeierpomp Koplamphoogte-instelling Wordt niet gebruikt 7 15 A 8 - 9 15 A Verwarmde passagiersstoel 10 15 A Verwarmde bestuurdersstoel 11 - 12 10 A Airbagmodule 10 A Ontsteking Elektronische stuurbekrachtiging Instrumentenpaneel.
Zekeringen Zekering Vermogen zekering 18 - Wordt niet gebruikt 19 10 A Datalinkconnector 20 20 A Trekhaakkogelmodule 21 15 A een audiosysteem Navigatie 22 7,5 A Instrumentenpaneel.
Zekeringen Zekering Vermogen zekering Beveiligde circuits 38 - Wordt niet gebruikt 39 - Wordt niet gebruikt 40 - Wordt niet gebruikt 41 - Wordt niet gebruikt 42 7,5 A Achteruitkijkcamera 43 10 A Module active city stop (veiligheidssysteem tegen kop-staartbotsingen) 44 7,5 A Controlelamp deactivering passagiersairbag 45 - Wordt niet gebruikt 46 - Wordt niet gebruikt 47 - Wordt niet gebruikt 48 - Wordt niet gebruikt 49 - Wordt niet gebruikt Relais Geschakelde circuits
Zekeringen Relais Geschakelde circuits R10 Verwarmde voorruit rechterzijde R11 Wordt niet gebruikt R12 Wordt niet gebruikt EEN ZEKERING VERVANGEN WAARSCHUWINGEN Wijzig de elektrische installatie van de wagen op geen enkele wijze. Laat reparaties aan de elektrische installatie en het vervangen van relais en hoge stroomsterkte-zekeringen uitvoeren door een erkende dealer. Zet het contact af en schakel alle elektrische onderdelen uit voordat u probeert een zekering te vervangen.
Onderhoud Controle tijdens tanken ALGEMENE INFORMATIE • Wanneer u uw auto regelmatig laat onderhouden zal dit de betrouwbaarheid en de inruilwaarde ten goede komen. Er staat een groot netwerk van Ford erkende reparateurs ter beschikking die u met hun professionele expertise ter zijde kunnen staan. De erkende reparateurs zijn het best gekwalificeerd om het onderhoud aan uw auto snel en vakkundig uit te voeren met behulp van een groot aantal speciale gereedschappen.
Onderhoud 2. Verplaats de vergrendelnok naar links. DE MOTORKAP OPENEN EN SLUITEN Motorkap openen 3. Open de motorkap en ondersteun deze met de motorkapsteun. Motorkap sluiten 1. 1. Verwijder de motorkapsteun van de vergrendelnok en zet deze na gebruik weer correct vast. 2. Laat de motorkap zakken en vanaf een hoogte van 20-30 cm dichtvallen. N.B.: Zorg dat de motorkap goed wordt gesloten. Trek aan de ontgrendelhendel.
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 163). B Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur rechts) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 164). C Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 162). D Accu: Zie 12 volt accu vervangen (bladzijde 165). E Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur links) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 164).
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1,4 L DURATEC-16V (SIGMA)/1,6 L DURATEC-16V TI-VCT (SIGMA) * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 163). B Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur rechts) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 164). C Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 162). D Accu: Zie 12 volt accu vervangen (bladzijde 165).
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1.5L DURATORQ-TDCI/1,6 L DURATORQ-TDCI (DV) DIESEL * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 163). B Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur rechts) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 164). C Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 162). D Accu: Zie 12 volt accu vervangen (bladzijde 165).
Onderhoud OLIEPEILSTAAF A Minimum B Maximum OLIEPEILSTAAF - 1.5L DURATORQ-TDCI/1,6 L DURATORQ-TDCI (DV) DIESEL OLIEPEILSTAAF - 1,4 L DURATEC-16V (SIGMA)/1,6 L DURATEC-16V TI-VCT (SIGMA) A Minimum B Maximum MOTOROLIE CONTROLEREN 1. A Minimum B Maximum De auto moet op een vlakke ondergrond staan. 2. Zet de motor af en wacht 10 minuten, zodat de olie in het oliecarter kan lopen. 3. Verwijder de oliepeilstaaf en veeg deze met een schone, niet pluizende doek schoon.
Onderhoud N.B.: Het olieverbruik van nieuwe motoren bereikt zijn normale waarden na ongeveer 5.000 kilometer. N.B.: Koelvloeistof zet bij verwarming uit. Daardoor kan het koelvloeistofpeil enkele millimeters boven het MAX merkteken staan. Olie bijvullen Wanneer het peil bij het MIN merkteken staat, vul dan direct koelvloeistof bij. WAARSCHUWINGEN Vul alleen olie bij wanneer de motor koud is. Wacht wanneer de motor heet is tien minuten om de motor te laten afkoelen.
Onderhoud 3. Draai de vuldop er weer op. Draai hem tot u sterke weerstand voelt. CONTROLE VLOEISTOFPEIL KOPPELING EN REMSYSTEEM WAARSCHUWINGEN Gebruik geen andere vloeistof dan de aanbevolen remvloeistof, aangezien dit de efficiëntie van het remsysteem kan beperken. Het gebruik van de verkeerde vloeistof kan ertoe leiden dat u de controle over uw auto verliest, met ernstig persoonlijk letsel of de dood als gevolg. Zie (bladzijde 174). Gebruik alleen remvloeistof uit een afgesloten reservoir.
Onderhoud 12 VOLT ACCU VERVANGEN RUITENWISSERBLADEN VERVANGEN WAARSCHUWING Wisserbladen voorruit Voor auto's met start/stop-schakelaar verschillen de accuvereisten. De accu moet worden vervangen door een accu van exact dezelfde specificatie. N.B.: De wisserbladen van de voorruit zijn verschillend qua lengte. Zie Technische specificatie (bladzijde 174). Wanneer u ruitenwisserbladen met een onjuiste lengte aanbrengt, is het mogelijk dat de regensensor niet correct meer werkt.
Onderhoud 1. Verwijder de koplampen. Zie Een koplamp verwijderen (bladzijde 166). 2. Verwijder de afdekkingen. Zie Gloeilampen vervangen (bladzijde 167). 3. Verschuif de bediening op elke koplamp om de lichtstraal van de koplamp af te stellen. N.B.: Wanneer u opnieuw aan de andere kant van de weg rijdt, mag u niet vergeten de lichtstralen van de koplampen terug te zetten op de oorspronkelijke instelling. EEN KOPLAMP VERWIJDEREN 2. Draai het ruitenwisserblad onder een rechte hoek op de ruitenwisserarm. 3.
Onderhoud Koplamp 4. Trek de koplamp zo ver mogelijk richting het midden van de auto en verwijder deze. N.B.: Verwijder de kappen om de gloeilampen te kunnen bereiken. 5. Ontkoppel de twee stekkers. N.B.: Wanneer de koplamp wordt gemonteerd, let er dan op dat de stekker correct wordt aangesloten. N.B.: Wanneer de koplamp wordt gemonteerd, let er dan op dat het onderste bevestigingspunt van de koplamp goed op zijn plaats komt te zitten.
Onderhoud 2. Verwijder het paneeltje. 3. Trek de multistekker los. 4. Maak de klem los en verwijder de gloeilamp. N.B.: Raak het glas van de gloeilamp niet aan. 2. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 3. Druk voorzichtig de gloeilamp in de lamphouder en draai de gloeilamp linksom. Verwijder de gloeilamp. Dimlicht koplamp 1. Verwijder de koplamp. Zie Een koplamp verwijderen (bladzijde 166). Grootlicht koplamp 1. Verwijder de koplamp. Zie Een koplamp verwijderen (bladzijde 166). 2.
Onderhoud Stadslicht 1. Verwijder de koplamp. Zie Een koplamp verwijderen (bladzijde 166). 2. Verwijder de lamphouder. 3. Verwijder de gloeilamp. Naderingslicht N.B.: Draai het spiegelglas zover mogelijk naar binnen. 2. Verwijder het paneeltje. 3. Verwijder de lamphouder. 4. Verwijder de gloeilamp. Zijknipperlicht 1. 1. Verwijder voorzichtig het zijknipperlicht.
Onderhoud Achterlampen Richtingaanwijzer en rem-/achterlicht 2. Verwijder de lamp. 3. Verwijder de gloeilamp. Mistlampen, voor 1. N.B.: De gloeilamp van de mistlamp kan niet uit de lamphouder worden verwijderd. 2. Trek de multistekker los. 3. Verwijder de vleugelmoer. 4. Verwijder de lamp. 1. Trek de multistekker los. 2. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 170 B-MAX (CB2) Vehicles Built From: 25-06-2012, Vehicles Built Up To: 31-12-2013 Verwijder het bekledingspaneel.
Onderhoud 3. Trek de multistekker los. 4. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 5. Druk voorzichtig de gloeilamp in de lamphouder en draai de gloeilamp linksom. Verwijder de gloeilamp. 5. Verwijder de lamphouder. 6. Druk voorzichtig de gloeilamp in de lamphouder en draai de gloeilamp linksom. Verwijder de gloeilamp. A. Achterlicht en remlicht B. Richtingaanwijzer Centraal derde remlicht Achteruitrijlamp en mistlamp 1. Open de achterklep. 2. Maak de klemmen los. 1. Open de achterklep. 2.
Onderhoud 3. Breng een geschikt voorwerp in de openingen aan. 4. Trek voorzichtig de lamp naar de voorzijde van de auto om de klemveren los te maken. 6. Verwijder de lamphouder. 7. Verwijder de gloeilamp. Kentekenplaatverlichting 1. Maak voorzichtig de klemveer los. 2. Verwijder de lamp. 3. Verwijder de gloeilamp. 5. Verwijder de lamp.
Onderhoud Interieurverlichting 1. Verwijder voorzichtig de lamp. 2. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 3. Verwijder de gloeilamp. Verlichting bagageruimte, beenruimte en achterklep 1. Verwijder voorzichtig de lamp. 2. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 3. Verwijder de gloeilamp. Leeslampen 1. Werk de lamp voorzichtig los. 2. Verwijder de gloeilamp.
Onderhoud Lampje Specificatie Vermogen (watt) W5W 5 WY5W 5 W5W 5 Zijlamp - standaard serie Zijknipperlicht Instapverlichting Richtingaanwijzer, achter PY21W 21 Remlicht en achterlicht P21/5W 21/5 Mistlamp achter H21W 21 Achteruitrijlamp P21W 21 Kentekenplaatverlichting W5W 5 Bagageruimteverlichting W5W 5 N.B.: LED-lampen kunnen niet worden gerepareerd. TECHNISCHE SPECIFICATIE Vloeistoffen N.B.: Gebruik vloeistoffen die voldoen aan de gedefinieerde specificaties of vereisten.
Onderhoud Specificatie Viscositeitsgraad Antivries WSS-M97B44-D - Motorcraft SuperPlus antivries Remvloeistof WSS-M6C65-A2 - Motorcraft of Ford DOT 4 LV High Performance remvloeistof Item Aanbevolen vloeistof De motor van uw auto is ontworpen voor het gebruik van Castrol en Ford motorolie, die een gunstig opleveren met behoud van de duurzaamheid van uw motor.
Onderhoud Uitvoering Item Inhoud in gallons (liters) 1.0L EcoBoost Smeersysteem van de motor - exclusief oliefilter 0,9 (4,0) 1.4L Duratec -16V Smeersysteem van de motor - inclusief oliefilter 0,9 (4,1) 1.4L Duratec -16V Smeersysteem van de motor - exclusief oliefilter 0,8 (3,8) 1.6L Duratec-16V Ti-VCT Smeersysteem van de motor - inclusief oliefilter 0,9 (4,1) 1.6L Duratec-16V Ti-VCT Smeersysteem van de motor - exclusief oliefilter 0,8 (3,8) 1.
Verzorging van de auto REINIGEN VAN BUITENZIJDE AUTO Achterruit reinigen WAARSCHUWINGEN Wanneer de auto tijdens het wassen in een autowasserette in de was wordt gezet, verwijder dan de was van de voorruit. Gebruik geen scherpe voorwerpen, schurende reinigingsmiddelen of chemische oplossingen op de binnenzijde van de achterruit te reinigen. WAARSCHUWING Gebruik een schone, niet pluizende doek of een vochtige zeem om de binnenzijde van de achterruit te reinigen.
Verzorging van de auto Wij raden u aan de lak één- of tweemaal per jaar in de was te zetten. N.B.: Breng geen stickers of labels aan op de binnenzijde van de achterruiten. REINIGEN VAN BINNENZIJDE AUTO KLEINE LAKSCHADE REPAREREN N.B.: Mors niet met luchtverfrissers en handzeep op bekledingsoppervlakken van het interieur. Wrijf gemorste vloeistof onmiddellijk weg. Schade wordt mogelijk niet door uw garantie vergoed.
Verzorging van de auto N.B.: Bij gebruik van sommige automatische wasstraten kan de afwerking van de velgranden en wieldeksels beschadigd raken. Lichtmetalen velgen en wieldeksels zijn voorzien van een blanke laklaag. Om de goede staat van de velgen en wieldeksels te behouden wordt het volgende aangeraden: • Wekelijks reinigen met behulp van de aanbevolen wielen- en bandenreiniger. • Een spons gebruiken om zware afzettingen (vuil en remmenstof) te verwijderen.
Velgen en banden ALGEMENE INFORMATIE Algemene informatie In de bestuurdersportieropening bevindt zich een tabel met de bandenspanning. WAARSCHUWINGEN Afhankelijk van het type en de omvang van de beschadiging kunnen sommige banden slechts gedeeltelijk of soms geheel niet worden gedicht. Een te lage bandenspanning kan het weggedrag van de auto beïnvloeden, waardoor u de macht over het stuur kunt verliezen. Controleer bij koude banden de bandenspanning bij een temperatuur waarin u gaat rijden. N.B.
Velgen en banden De set gebruiken Banden op spanning brengen WAARSCHUWINGEN Samengeperste lucht kan zich gedragen als een explosief of drijfmiddel. WAARSCHUWINGEN Controleer de bandwang voordat u het afdichtmiddel in de band pompt. Wanneer u scheuren, knobbels of dergelijke ziet, probeer dan niet de band op te pompen. Laat de set tijdens het gebruik nooit onbeheerd achter. Ga niet vlak naast de band staan wanneer de compressor in bedrijf is. Laat de compressor niet langer dan 10 minuten draaien.
Velgen en banden 1. A Label B Fles afdichtmiddel C Slang voor fles afdichtmiddel D Flessenhouder E Drukmeter F Stekker met kabel G Compressorschakelaar H Slangreparatieset I Drukregelventiel 2. Trek het label A waarop de maximaal toelaatbare snelheid van 80 km/u vermeld staat van de fles afdichtmiddel en maak het binnen het gezichtsveld van de bestuurder vast op het instrumentenpaneel. Het label mag niets belangrijks aan het oog onttrekken. 3.
Velgen en banden N.B.: Wanneer het afdichtmiddel in de band wordt gepompt, kan de druk toenemen tot 87 psi (6 bar) maar deze neem na ca. 30 seconden weer af. 18. Stop de auto na ongeveer drie kilometer. Controleer en corrigeer zo nodig de spanning van de beschadigde band. 19. Breng de set aan en lees de bandenspanning af van de drukmeter E. 20. Breng de band op de gespecificeerde bandenspanning. Zie Technische specificatie (bladzijde 190). 21.
Velgen en banden Lege flessen afdichtmiddel mogen samen met het huishoudelijk afval worden afgevoerd. Breng resten afdichtmiddel naar uw erkende dealer of voer ze af volgens de lokale richtlijnen. GEBRUIK VAN WINTERBANDEN WAARSCHUWING Bij het gebruik van winterbanden op uw auto, dient u ervoor te zorgen dat de correcte wielmoeren worden aangebracht. VERZORGING VAN BANDEN Als winterbanden worden gebruikt, hanteer dan de correcte bandenspanningen. Zie Technische specificatie (bladzijde 190).
Velgen en banden Auto's met stabiliteitsregeling wielomtrek verandert, wordt een lage bandenspanning aangeduid. Er wordt een waarschuwingsbericht weergegeven in het informatiedisplay en de waarschuwingslamp brandt. Zie Infoberichten (bladzijde 70). Wanneer de stabiliteitsregeling ingeschakeld is, kan de auto enkele ongebruikelijke rijeigenschappen vertonen. Om deze te reduceren, schakelt u de aandrijfregeling (traction control) uit. Zie Gebruik maken van stabiliteitsregeling (bladzijde 116).
Velgen en banden N.B.: Uw auto kan ongewone rijeigenschappen vertonen. EEN WIEL VERVANGEN Wielmoeren Voertuigkrik Na het overleggen van het certificaat met het referentienummer kunt u bij uw Ford dealer een vervangende dopsleutel en vervangende wielslotmoeren verkrijgen. WAARSCHUWINGEN De boordkrik waarmee uw auto wordt geleverd mag alleen worden gebruikt voor het wisselen van een wiel in noodsituaties.
Velgen en banden A Alleen voor gebruik in noodsituaties B Onderhoud A Kleine pijlvormige markeringen op de dorpels verwijzen naar de kriksteunpunten.
Velgen en banden Wieldop verwijderen Wielmoersleutel monteren WAARSCHUWING Het afneembare sleepoog heeft linkse schroefdraad. Draai het linksom in het draadgat. Zorg ervoor dat het sleepoog volledig wordt vastgezet. 1. Breng de wieldopverwijderaar aan. 2. Verwijder de wieldop. N.B.: Zorg dat de wieldopverwijderaar onder een rechte hoek ten opzichte van de wieldop wordt aangetrokken. Een wiel verwijderen WAARSCHUWINGEN Parkeer uw auto dusdanig dat u, noch het verkeer hinder ondervindt of gevaar loopt.
Velgen en banden WAARSCHUWINGEN Schakel de eerste versnelling of de achteruit in wanneer uw auto is uitgerust met een handgeschakelde versnellingsbak. Als de auto een automatische transmissie heeft, zet de keuzehendel dan in stand (P). Laat de inzittenden uitstappen. Blokkeer het diagonaal tegenoverliggende wiel met een geschikt blok hout of een wielkeg. Zorg dat de pijlen op banden voor één draairichting in de juiste draairichting wijzen wanneer de auto voorwaarts rijdt.
Velgen en banden N.B.: De wielmoeren voor lichtmetalen velgen en stalen spaakvelgen kunnen gedurende korte tijd worden gebruikt voor het vastzetten van de stalen velg van het reservewiel (maximaal twee weken). 4. Haal de wielmoeren in de aangegeven volgorde voorlopig aan. 5. Laat de auto zakken en verwijder de krik. 6. Haal de wielmoeren in de aangegeven volgorde volledig aan. Zie Technische specificatie (bladzijde 190). 7. Breng de wieldop aan met de bal van uw hand. N.B.
Velgen en banden Bandenspanningen (koude banden) Tot 80 km/u Normale belading Uitvoering Ruimtebesparend reservewiel wanneer dit van de aangebrachte wielen verschilt Bandenmaat 125/80 R15 Volle belading Voorzijde Achterzijde Voorzijde Achterzijde lbf/in² (bar) lbf/in² (bar) lbf/in² (bar) lbf/in² (bar) 61 (4,2) 61 (4,2) 61 (4,2) 61 (4,2) Tot 160 km/u Normale belading Uitvoering * Bandenmaat Volle belading Voorzijde Achterzijde Voorzijde Achterzijde lbf/in² (bar) lbf/in² (bar) lbf/i
Velgen en banden Snelheid continu hoger dan 160 km/u Normale belading Uitvoering Bandenmaat Volle belading Voorzijde Achterzijde Voorzijde Achterzijde lbf/in² (bar) lbf/in² (bar) lbf/in² (bar) lbf/in² (bar) 31 (2,1) 38 (2,6) 46 (3,2) Alle motoren 185/60 R15 * 35 (2,4) Alle motoren 195/60 R15 32 (2,2) 31 (2,1) 36 (2,5) 46 (3,2) Alle motoren 195/55 R16 32 (2,2) 32 (2,2) 36 (2,5) 41 (2,8) Alle motoren 205/45 R17 35 (2,4) 31 (2,1) 38 (2,6) 41 (2,8) 192 B-MAX (CB2) Vehicles
Inhouden en specificaties N.B.: Het ontwerp van het identificatieplaatje kan afwijken van het getoonde plaatje. VOERTUIGIDENTIFICATIEPLAATJE N.B.: De informatie op het identificatieplaatje is afhankelijk van de vereisten per land.
Inhouden en specificaties Het Voertuig Identificatie Nummer (chassisnummer) is rechtsvoor naast de voorstoel in de bodemplaat ingeslagen. Het is ook op de linkerzijde van het instrumentenpaneel vermeld.
Inhouden en specificaties Afmetingen trekhaak 195 B-MAX (CB2) Vehicles Built From: 25-06-2012, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Inhouden en specificaties Onderdeel Omschrijving van de maat Afmeting in mm (inches) A Bumper – achterzijde trekhaakkogel 3,1 (78) B Bevestigingspunt – hart trekhaakkogel 0,7 (18) C Hart wiel – hart trekhaakkogel D Hart trekhaakkogel – langsbalk E Afstand tussen langsbalken F Hart trekhaakkogel – hart 1e bevestigingspunt 16,5 (419) G Hart trekhaakkogel – hart 2e bevestigingspunt 26,3 (668) 33,3 (845) 20,3 (516) 40,6 (1032) 196 B-MAX (CB2) Vehicles Built From: 25-06-2012, Vehicles Bui
Audiosysteem ALGEMENE INFORMATIE Radiofrequenties en factoren voor een goede radio-ontvangst Factoren voor radio-ontvangst Afstand en sterkte Naarmate u verder van een FM station verwijderd bent, hoe zwakker het signaal wordt en hoe zwakker de ontvangst. Terrein Heuvels, bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels, snelwegviaducten, parkeergarages, dicht op elkaar staande bomen en onweersbuien kunnen de ontvangst verslechteren.
Audiosysteem • • De MP3- en WMA-map vertegenwoordigt een mapstructuur die bestaat uit één mapniveau. De cd-speler nummert elke MP3- en WMA-track op de cd (aangeduid met de bestandsextensie .mp3 of. WMA) en alle mappen met MP3- en WMA-bestanden, van F001 (map) T001 (track) tot F253 T255. Cd's samenstellen met één mapniveau maakt het navigeren door de cd-bestanden eenvoudiger. In nummermodus wordt de structuur weergegeven en afgespeeld door het systeem alsof het slechts één niveau diep was (alle .
Audiosysteem A Uitwerpen: Druk op de toets om een CD uit te werpen. B Cursorpijlen: Druk op een toets om door de schermopties te scrollen. C CD sleuf: Hier plaatst u een CD. D OK: Druk op de toets om de schermselecties te bevestigen. E INFO: Druk op de toets voor toegang tot radio-, CD-, USB- en IPod-informatie. F TA: Druk op de toets om verkeersberichten in of uit te schakelen; annuleert berichten tijdens een actief bericht.
Audiosysteem K MENU: Druk op de toets voor toegang tot verschillende audiosysteemfuncties. L SOUND: Druk op de toets om de geluidsinstellingen (bass, treble, middle, balance en fade) aan te passen. M AUX: Druk op de toets voor toegang tot de AUX en SYNC functies; deze annuleert ook het navigeren in het menu of de lijst. N RADIO: Druk op de toets om verschillende radiofrequentiebanden te kiezen; deze annuleert ook het navigeren in het menu of de lijst.
Audiosysteem Traffic Information Control 4. Druk op OK om naar een radiostation te blijven luisteren. Veel radiostations die op de FM-band uitzenden hebben een TP-code die aanduidt dat deze verkeersberichten uitzenden. Voorkeuzezenders Met deze voorziening kunt u uw favoriete radiostations opslaan, zodat u later hierop direct kunt afstemmen door de juiste golfband te selecteren en de betreffende voorkeuzetoets in te drukken.
Audiosysteem Volume verkeersberichten News Broadcasts Verkeersberichten onderbreken de normale geluidsweergave met een voorgeprogrammeerd volume dat gewoonlijk hoger is dan het gebruikelijke luistervolume. Sommige audio-eenheden onderbreken de normale ontvangst voor nieuwsberichten van radiostations op de FM-band, of RDS- of EON-geschakelde stations. Instellen van het voorgeprogrammeerde volume: Tijdens nieuwsuitzendigen zal het display aangeven dat er een binnenkomend nieuwsbericht is.
Audiosysteem Wanneer een radiostation wordt gevonden wordt de weergave van het geluid hervat; wanneer er geen radiostation wordt gevonden, stemt het systeemautomatisch af op de oorspronkelijke frequentie. 1. Druk op de MENU toets. 2. Selecteer AUDIO of AUDIO-SETTINGS. 3. Scroll naar RDS REGIONAL en schakel in of uit met de toets OK. 4. Druk op de toets MENU om te terug te keren. Indien geselecteerd, wordt AF op het display weergegeven. 1. Druk op de MENU toets. 2. Selecteer AUDIO of AUDIO-SETTINGS. 3.
Audiosysteem A Uitwerpen: Druk op de toets om een CD uit te werpen. B Cursorpijlen: Druk op een toets om door de schermopties te scrollen. C CD sleuf: Hier plaatst u een CD. D OK: Druk op de toets om de schermselecties te bevestigen. E INFO: Druk op de toets voor toegang tot radio-, CD-, USB- en IPod-informatie. F TA: Druk op de toets om verkeersberichten in of uit te schakelen; annuleert berichten tijdens een actief bericht.
Audiosysteem J Functietoets 3: Druk op de toets om verschillende functies van het audiosysteem te selecteren, afhankelijk van in welke modus (bijv. radio of CD) u zich bevindt. K Opwaarts zoeken: Druk op de toets om naar de volgende zender op de radiofrequentieband of het volgende nummer op een CD te gaan. L Aan/uit- en volumeknop: Druk op de knop om het audiosysteem in of uit te schakelen. Draai de knop om het volume aan te passen.
Audiosysteem Golfbandtoets Druk op de RADIO toets om een keuze uit de beschikbare golfbanden te maken. De keuzetoets kan gebruikt worden om weer over te schakelen naar de radio nadat u naar een andere bron geluisterd hebt. Of druk op de linker pijltjestoets om de beschikbare frequentiebanden weer te geven. Scroll naar de gewenste golfband en druk op OK. Station Tuning Control DAB service linking N.B.: Het systeem wordt niet automatisch ingeschakeld telkens wanneer u het contact inschakelt. A N.B.
Audiosysteem 2. Druk op de linker en rechter pijltjestoetsen om de frequentieband in kleine stappen omlaag of omhoog af te zoeken of houd de toets ingedrukt om snel te zoeken tot u een radiostation vindt waarnaar u wilt luisteren. 3. Druk op OK om naar een radiostation te blijven luisteren. N.B.
Audiosysteem Automatic Volume Control Indien een radiostation wordt gekozen of met behulp van de voorkeuzetoetsen wordt opgeroepen dat geen verkeersberichten uitzendt, dan blijft het toestel op dat radiostation afgestemd tenzij TA of TRAFFIC uitgeschakeld en vervolgens weer ingeschakeld wordt. Indien van toepassing, past de automatische volumeregeling het geluidsvolume aan, om geluiden van de motor en het wegdek te compenseren. 1. N.B.
Audiosysteem Als bij uw radio AF is ingeschakeld en u rijdt vanuit het ene ontvangstgebied naar een ander, zoekt deze functie naar een krachtiger radiosignaal en stemt daarop af wanneer het wordt gevonden. een aantal kleinere regionale netwerken, die bijvoorbeeld in grotere plaatsen of steden zijn gevestigd. Wanneer het netwerk niet in regionale zenders wordt opgesplitst, zendt het complete netwerk hetzelfde programma uit.
Audiosysteem N.B.: Boven de unit is een ingebouwde multifunctionele display aangebracht. Hierop wordt belangrijke informatie weergegeven over de bediening van het systeem. Daarnaast bevinden zich rondom het display diverse pictogrammen die oplichten wanneer een functie actief is (bijvoorbeeld CD, Radio of Aux.) AUDIO-INSTALLATIE - AUTO'S MET: AM/FM/CD/ NAVIGATIESYSTEEM WAARSCHUWING Afleiding tijdens het rijden kan leiden tot verlies van de controle over de auto, aanrijdingen en letsel.
Audiosysteem A Uitwerpen: Druk op de toets om een CD uit te werpen. B Cursorpijlen: Druk op een toets om door de schermopties te scrollen. C CD sleuf: Hier plaatst u een CD. D OK: Druk op de toets om de schermselecties te bevestigen. E INFO: Druk op de toets voor toegang tot radio-, CD-, USB-, IPod- en navigatie-informatie. Als Navigatie is geselecteerd, worden door op deze toets te drukken gegevens weergegeven van de huidige locatie of rit.
Audiosysteem I Functietoets 4: Druk op de toets om verschillende functies van het audiosysteem te selecteren, afhankelijk van in welke modus (bijv. radio of CD) u zich bevindt. J Functietoets 3: Druk op de toets om verschillende functies van het audiosysteem te selecteren, afhankelijk van in welke modus (bijv. radio of CD) u zich bevindt. K Opwaarts zoeken: Druk op de toets om naar de volgende zender op de radiofrequentieband of het volgende nummer op een CD te gaan.
Audiosysteem Handmatig afstemmen 1. Druk op functietoets 2. 2. Druk op de linker en rechter pijltjestoetsen om de frequentieband in kleine stappen omlaag of omhoog af te zoeken of houd de toets ingedrukt om snel te zoeken tot u een radiostation vindt waarnaar u wilt luisteren. 3. Druk op OK om naar een radiostation te blijven luisteren. Scan-afstemming SCAN laat u elk gevonden radiostation enkele seconden horen. A 1. Druk op functietoets 3. 2.
Audiosysteem N.B.: Wanneer u naar een ander deel van het land rijdt, wordt de informatie van radiostations die op een andere frequentie uitzenden en onder een voorkeuzetoets zijn opgeslagen, automatisch geactualiseerd met de correcte frequentie en stationsnaam voor dat gebied.
Audiosysteem Automatic Volume Control Als bij uw radio AF is ingeschakeld en u rijdt vanuit het ene ontvangstgebied naar een ander, zoekt deze functie naar een krachtiger radiosignaal en stemt daarop af wanneer het wordt gevonden. Indien van toepassing, past de automatische volumeregeling het geluidsvolume aan, om geluiden van de motor en het wegdek te compenseren. 1. 2. 3. Onder bepaalde omstandigheden kan door het afstemmen op alternatieve frequenties de normale ontvangst tijdelijk worden onderbroken.
Audiosysteem een aantal kleinere regionale netwerken, die bijvoorbeeld in grotere plaatsen of steden zijn gevestigd. Wanneer het netwerk niet in regionale zenders wordt opgesplitst, zendt het complete netwerk hetzelfde programma uit. AUDIO-INSTALLATIE - AUTO'S MET: SONY AM/FM/CD WAARSCHUWING Afleiding tijdens het rijden kan leiden tot verlies van de controle over de auto, aanrijdingen en letsel.
Audiosysteem A Aan, uit: Druk op de knop om het audiosysteem in of uit te schakelen. B DISPLAY: Druk op de toets om de display in de standby-modus te zetten. C Numeriek toetsenbord: Druk op de toets om een eerder opgeslagen radiostation op te vragen. Om een favoriet radiostation op te slaan, houdt u de toets ingedrukt tot het geluid terugkeert. In cd-modus drukt u op een cijfer om een nummer te kiezen. In telefoonmodus gebruikt u de knoppen om een telefoonnummer te vormen.
Audiosysteem J Opwaarts zoeken: Druk op de toets om naar de volgende zender op de radiofrequentieband of het volgende nummer op een CD te gaan (in de CD-modus). In de telefoonmodus kan de toets gebruikt worden om een oproep te beëindigen. Een inkomende oproep kan hiermee geweigerd worden. K MUTE: Druk op de toets om het geluid uit te schakelen. Druk nogmaals op de toets om het geluid weer in te schakelen.
Audiosysteem Golfbandtoets Druk op de RADIO toets om een keuze uit de beschikbare golfbanden te maken. De keuzetoets kan gebruikt worden om weer over te schakelen naar de radio nadat u naar een andere bron geluisterd hebt. Of druk op de linker pijltjestoets om de beschikbare frequentiebanden weer te geven. Scroll naar de gewenste golfband en druk op OK. Station-afstemtoetsen DAB-service koppelen N.B.: Het systeem wordt niet automatisch ingeschakeld telkens wanneer u het contact inschakelt. A N.B.
Audiosysteem 2. Druk op de linker en rechter pijltjestoetsen om de frequentieband in kleine stappen omlaag of omhoog af te zoeken of houd de toets ingedrukt om snel te zoeken tot u een radiostation vindt waarnaar u wilt luisteren. 3. Druk op OK om naar een radiostation te blijven luisteren. N.B.
Audiosysteem Wanneer verkeersberichten worden uitgezonden, wordt de normale weergave van de radio of CD-speler automatisch onderbroken en verschijnt TA - Traffic mededeling op de display. N.B.: Indien u op een ander tijdstip op TA of TRAFFIC drukt, worden alle berichten uitgeschakeld.
Audiosysteem 3. Scrol naar de gewenste functie voor digitale signaalverwerking. 4. Druk op de toets OK. 5. Druk op de pijltjestoetsen omhoog/omlaag om de gewenste instelling te selecteren. 6. Druk op de OK toets om uw keuze te bevestigen. 7. Druk op de toets MENU om te terug te keren. Onder bepaalde omstandigheden kan door het afstemmen op alternatieve frequenties de normale ontvangst tijdelijk worden onderbroken.
Audiosysteem Regionale modus AAN: Dit voorkomt het willekeurig schakelen naar andere regionale netwerken, die niet hetzelfde programma uitzenden. AUDIO-INSTALLATIE - AUTO'S MET: NAVIGATIESYSTEEM / SONY AM/FM/CD Regionale modus UIT: Hiermee kan een groter gebied worden ontvangen wanneer naburige regionale netwerken hetzelfde programma uitzenden, maar kan leiden tot willekeurig overschakelen wanneer dit niet het geval is.
Audiosysteem A Aan, uit: Druk op de knop om het audiosysteem in of uit te schakelen. B NAV: Druk op de toets voor toegang tot het navigatiesysteem. C Numeriek toetsenbord: Druk op de toets om een eerder opgeslagen radiostation op te vragen. Om een favoriet radiostation op te slaan, houdt u de toets ingedrukt tot het geluid terugkeert. In cd-modus drukt u op een cijfer om een nummer te kiezen. In telefoonmodus gebruikt u de knoppen om een telefoonnummer te vormen. D CD sleuf: Hier plaatst u een CD.
Audiosysteem J Opwaarts zoeken: Druk op de toets om naar de volgende zender op de radiofrequentieband of het volgende nummer op een CD te gaan (in de CD-modus). In de telefoonmodus kan de toets gebruikt worden om een oproep te beëindigen. Een inkomende oproep kan hiermee geweigerd worden. K HOME: Druk op de toets voor toegang tot het adresmenu, om naar uw thuisadres te gaan of uw thuisadres te wijzigen.
Audiosysteem Golfbandtoets Druk op de RADIO toets om een keuze uit de beschikbare golfbanden te maken. De keuzetoets kan gebruikt worden om weer over te schakelen naar de radio nadat u naar een andere bron geluisterd hebt. Of druk op de linker pijltjestoets om de beschikbare frequentiebanden weer te geven. Scroll naar de gewenste golfband en druk op OK. Station-afstemtoetsen DAB-service koppelen N.B.: Het systeem wordt niet automatisch ingeschakeld telkens wanneer u het contact inschakelt. A N.B.
Audiosysteem 2. Druk op de linker en rechter pijltjestoetsen om de frequentieband in kleine stappen omlaag of omhoog af te zoeken of houd de toets ingedrukt om snel te zoeken tot u een radiostation vindt waarnaar u wilt luisteren. 3. Druk op OK om naar een radiostation te blijven luisteren. N.B.
Audiosysteem Wanneer verkeersberichten worden uitgezonden, wordt de normale weergave van de radio of CD-speler automatisch onderbroken en verschijnt TA - Traffic mededeling op de display. N.B.: Indien u op een ander tijdstip op TA of TRAFFIC drukt, worden alle berichten uitgeschakeld.
Audiosysteem 3. Scrol naar de gewenste functie voor digitale signaalverwerking. 4. Druk op de toets OK. 5. Druk op de pijltjestoetsen omhoog/omlaag om de gewenste instelling te selecteren. 6. Druk op de OK toets om uw keuze te bevestigen. 7. Druk op de toets MENU om te terug te keren. Onder bepaalde omstandigheden kan door het afstemmen op alternatieve frequenties de normale ontvangst tijdelijk worden onderbroken.
Audiosysteem Regionale modus AAN: Dit voorkomt het willekeurig schakelen naar andere regionale netwerken, die niet hetzelfde programma uitzenden. De volgende formats worden ondersteund: • DAB • DAB+ • DMB-audio (digitale uitzending van multimedia). Regionale modus UIT: Hiermee kan een groter gebied worden ontvangen wanneer naburige regionale netwerken hetzelfde programma uitzenden, maar kan leiden tot willekeurig overschakelen wanneer dit niet het geval is.
Audiosysteem Automatisch afstemmen 1. Na het opslaan kunt u op elk moment op een vooraf ingestelde toets drukken om een favoriete radiostation te kiezen. Druk op een zoektoets. Het systeem stopt bij het eerste radiostation die het vindt in de gekozen richting. N.B.: Radiostations die zijn opgeslagen op de vooraf ingestelde toetsen zijn wellicht niet steeds beschikbaar wanneer u het dekkingsgebied verlaat. Het systeem wordt gedempt wanneer dit gebeurt.
Audiosysteem Druk tijdens radio-ontvangst eenmaal op de toets CD om het afspelen van de CD te starten. 2. Selecteer HERHALEN. Hiermee kan de functie in- of uitgeschakeld worden. Het nummer wordt na afloop herhaald. Het afspelen start direct zodra een CD is geladen. Nummerselectie Wanneer een MP3- of WMA-CD wordt afgespeeld , bestaan de opties uit HERHALEN van het nummer of herhalen van alle nummers in de map.
Audiosysteem ISO 9660 Format Bestandsformaten Dit is de meest algemene internationale standaard voor het logische format van bestanden en mappen op een CD-ROM. Bij andere formats dan ISO 9660 niveau 1 en niveau 2, is het mogelijk dat namen van mappen of bestanden niet correct worden weergegeven. Er zijn een aantal specificatieniveaus. In niveau 1 moeten de bestandsnamen in de 8.3 format (niet meer dan acht tekens per naam, niet meer dan drie tekens in de extensie .MP3 en .
Audiosysteem Afspeelvolgorde MP3- en WMA-bestanden • De volgorde waarin de mappen en bestanden worden afgespeeld, is als weergegeven. N.B.: Een map die geen MP3- of WMA-bestand bevat, wordt overgeslagen. • Om een gewenste afspeelvolgorde voor de map of bestandsnaam te specificeren: Voer de volgorde op nummer (bijv. 01, 02, etc.) in en sla de inhoud vervolgens op een CD op. De volgorde verschilt afhankelijk van de software die voor het schrijven werd gebruikt.
Audiosysteem 3. Druk op OK om een gemarkeerd nummer te selecteren. N.B.: De CD wordt niet uitgeworpen. Het afspelen van de CD wordt gepauzeerd op de plaats waar de weergave van de radio werd hervat. Opties weergave MP3 en WMA Druk opnieuw op de CD toets om het afspelen van de CD te hervatten. Wanneer een MP3- of WMA-CD wordt afgespeeld, kan bepaalde informatie die gecodeerd in elke opname is opgenomen, worden weergegeven.
Audiosysteem Shuffle en willekeurig afspelen U kunt MP3-bestanden op CD-ROM's, CD-R's en CD-RW's afspelen. De CD moet voldoen aan ISO 9660 niveau 1 of niveau 2 format, of Joliet of Romeo in het gedecomprimeerde format. U kunt ook een CD gebruiken die in multi session is opgenomen. Door het willekeurig afspelen van nummers, ook wel bekend als “shuffle”, worden alle opnames op de CD in willekeurige volgorde afgespeeld. Druk op functietoets 2. N.B.
Audiosysteem Gemengde cd: In dit formaat worden gegevens opgeslagen als nummer 1 en wordt audio (gegevens van audio-cd) opgeslagen als nummer 2. • • Bestandsformaten Bij andere formaten dan ISO 9660 niveau 1 en niveau 2, is het mogelijk dat de namen van mappen of bestanden niet correct worden weergegeven. Afspeelvolgorde MP3- en WMA-bestanden Neem in acht dat bij de naamgeving het bestandsformaat .MP3 of . WMA aan de bestandsnaam wordt toegevoegd.
Audiosysteem ID3 tag versie 2 2. Navigeer door de mapstructuur met de pijltoetsen om een andere map of ander nummer (bestand) te kiezen. 3. Druk op OK om een gemarkeerd nummer te selecteren. Het volgende treedt op wanneer een MP3of WMA-bestand met een tag wordt afgespeeld: • • • Wanneer een deel van een tag (aan het begin van het nummer) wordt overgeslagen, wordt geen geluid weergegeven. De tijd voor het overslaan is afhankelijk van de capaciteit van de tag.
Audiosysteem CD afspelen beëindigen Met de extra ingangsaansluiting kunt u uw draagbare audiospeler aansluiten en de muziek hierop via de luidsprekers van uw auto afspelen. U kunt elke draagbare audiospeler gebruiken die ontworpen is voor gebruik met een hoofdtelefoon. Uw audioverlengkabel moet over een mannelijke stekker van 1/8 inch (3,5 mm) aan elke uiteinde beschikken. Druk op RADIO om terug te keren naar de radio-ontvangst op alle eenheden. N.B.: De cd wordt niet uitgeworpen.
Audiosysteem STORINGEN VERHELPEN AUDIO-INSTALLATIE Display audio-unit Rectificatie CONTROLEER CD Algemeen bericht voor storingen tijdens het afspelen van een CD, zoals 'cannot read the CD' (kan CD niet lezen), 'data-CD inserted' (data-CD aangebracht), enz. Controleer of de CD is aangebracht met de juiste zijde naar boven gekeerd. Reinig de CD of reinig deze opnieuw of vervang de CD door een exemplaar met voor u bekende muziek. Neem contact op met uw dealer wanneer de storing blijft bestaan.
Navigatie Druk op de betreffende toets op het front in om toegang te krijgen tot de systeemfuncties. Hierdoor komt u in de geselecteerde modus. N.B.: De SD-kaartgleuf is veerbelast. Voor het verwijderen van de SD-kaart drukt u de kaart in en laat u deze weer los. Probeer niet de kaart te verwijderen zonder deze eerst in te drukken. Hierdoor kan er schade ontstaan. Zie de desbetreffende procedure van de audioeenheid voor instructies over de bediening van de audioeenheid en de beschikbare navigatiefuncties.
Navigatie Verkeersveiligheid 2. Selecteer Reisdoel invoeren. 3. Begin bovenaan, selecteer het land gevolgd door de postcode of de stad en de straat, samen met het huisnummer of kruispunt. 4. Voer de adresgegevens in met de pijltjestoetsen. 5. Nadat u voldoende gegevens hebt ingevoerd, selecteert u Start routegeleiding of drukt u op functietoets één om de route te berekenen. N.B.: Na de eerste invoer blijft het geselecteerde land de standaardoptie tot u dit handmatig verandert.
Navigatie Navigatie Actieve routegel. * Route Routelijst Omleiding Gedeelte vrijgev. Bestemming invoeren * Land Stad/PC Straat Stadsdeel Start routegeleiding TA * Verkeer TMC op route Alle TMC Omleiding Routelijst Gedeelte vrijgev. Start routegeleiding * Eigen adres Adres wijzigen * Laatste best. Favorieten Favorieten (a-z) * Nabije spec. best. * Spec. bestemm. Nabij best. Langs snelweg Spec. best.
Navigatie Navigatie Positie opslaan * Route * Routeopties Eco Snel Kort Altijd vragen Rijstijl: Rustig Normaal Snel Eco instellingen Aanhanger Dakkoffer Dynamisch Snelweg Tunnel Veer/autotrein Tolwegen Seizoenswegen Vignet Speciale functies * GPS-informatie Systeeminfo. Positie invoeren Demo-modus * Raadpleeg de desbetreffende tabel voor een beschrijving van deze menu-items.
Navigatie Eco Dynamisch Gebruikt de meest zuinige route. Wanneer deze functie is ingeschakeld en het toestel ontvangt een geldig traffic message channel signaal, wordt de route automatisch herzien en wordt rekening gehouden met verkeersongevallen en files. N.B.: Uw rijstijl zal hier invloed op hebben. Snel Gebruikt de snelste route. Kort N.B.: Deze functie kan vertraging en oponthoud tijdens het rijden voorkomen. Gebruikt de kortste afstand.
Navigatie Vignet Informatie Wanneer dit is uitgeschakeld zal het systeem tolwegen vermijden en uw routeafstand en -tijden automatisch bijwerken. Druk op de toets Informatie voor details over uw huidige positie of reis. Als u tijdens actieve routegeleiding op deze knop drukt, wordt de laatste instructie voor navigatie herhaald. Uw navigatievoorkeuren instellen Selecteer instellingen waarmee het systeem rekening dient te houden bij het plannen van uw route.
Navigatie Na het selecteren van Kunt u Een demonstratiemodus selecteren waarin het systeem een tocht zal simuleren terwijl de auto stilstaat. U kunt de startpositie van de auto handmatig selecteren. Druk op de MENU toets, kies de navigatieoptie en kies een van de volgende opties. Na het selecteren van Kunt u Routeopties Uw routeopties instellen. Kaartweergave De kaartweergave aanpassen voor uw tocht (bijvoorbeeld pijlen op kaart, aankomsttijden en kaartinhoud).
Navigatie Navigatie en audio mengen De schaalverdeling kan worden ingesteld van 0,05 tot 500 mijl of van 50 m tot 500 km, met een automatische instelling bovenaan. De automatische instelling verandert de schaalverdeling van de kaart voortdurend op basis van de rijsnelheid en het soort weg waarop wordt gereden. Met deze functie kunt u de verhouding van het volume tussen de audioeenheid en het spraakniveau van de navigatie afstellen. Zie Algemene informatie (bladzijde 66).
Navigatie Zodra u via een geactiveerde route rijdt, worden via het scherm en d.m.v. gesproken tekst aanwijzingen gegeven. Naar welke audiobron u ook wilt luisteren, primair wordt iedere afslag en de informatie over de afstand op het scherm weergegeven in de vorm van een grafische inzet. U hoeft het toestel niet op het hoofdnavigatiesysteem te laten staan wanneer u langs een route navigeert. Druk op de MAP toets op elk moment om terug te keren naar het hoofdnavigatiescherm.
SYNC™ ALGEMENE INFORMATIE SYNC is een communicatiesysteem voor auto's dat werkt met uw van Bluetooth voorziene mobiele telefoon en draagbare mediaspeler.
SYNC™ Veiligheidsinformatie andere gegevens bevatten over uw telefoonboek, tekstberichten (gelezen en ongelezen) en de oproepgeschiedenis. De gegevens bevatten tevens de oproepgeschiedenis terwijl uw mobiele telefoon niet op het systeem aangesloten was. Als u verbinding maakt met een mediaspeler creëert en bewaart het systeem een index van ondersteunde mediabestanden. Het systeem slaat ook een kort ontwikkelingslog van ca. 10 minuten op van alle recente systeemactiviteit.
SYNC™ Wacht alvorens een spraakcommando te geven tot de systeemmededeling is geweest gevolgd door een enkele pieptoon. Spraakcommando's die eerder uitgesproken worden, zullen niet geregistreerd worden in het systeem. SPRAAKHERKENNING GEBRUIKEN Dit systeem helpt u bij de bediening van veel functies m.b.v. spraakcommando's. Hierdoor kunt u uw handen aan het stuurwiel houden en uw aandacht houden op wat er in uw omgeving gebeurt. Spreek natuurlijk, zonder lange pauzes tussen de woorden.
SYNC™ Systeeminteractie en -feedback Een hogere mate van interactie is de standaardinstelling om u te helpen bij het leren van het gebruik van het systeem. U kunt deze instellingen op elk willekeurig moment wijzigen. Het systeem geeft feedback aan de hand van akoestische tonen, propmts, vragen en gesproken bevestigingen, afhankelijk van de situatie en het gekozen interactieniveau. U kunt het spraakherkenningssysteem zodanig aanpassen dat dit meer of minder instructies en feedback geeft.
SYNC™ Dezelfde logica geldt voor media-inhoud. Zeg bijvoorbeeld "één" na de toon om Jan Jansen af te spelen. Zeg "twee" na de toon om Jan Jansen af te spelen. Zeg "drie" na de toon om de vrouw van Jan Jansen af te spelen. U zegt Het systeem zal "Media kandidatenlijst uit" Maakt de meest waarschijnlijke keuze uit de media-optielijst. Het systeem kan u af en toe vragen stellen. "Media kandidatenlijst aan" Uw gesproken commando voor mediaopties verduidelijken.
SYNC™ 1. Zorg dat de Bluetooth-functie op uw mobiele telefoon ingeschakeld is voordat het zoeken wordt gestart. Raadpleeg zo nodig de handleiding van het apparaat. 2. Druk op de toets PHONE. Als de display van de audio-unit aangeeft dat geen telefoons zijn gekoppeld, selecteer dan de optie Toevoegen. 3. Wanneer een bericht voor het beginnen met koppelen in de display van de audio-unit wordt weergegeven, zoek dan naar SYNC op uw mobiele telefoon om de koppelingsprocedure te starten. 4.
SYNC™ "Telefoon" " op GSM bellen" 1 2 "Telefoonboek " 1 " op ander nummer bellen" "Ontvangen oproepen" "Gemiste oproepen" "Gekozen" "Telefoonboek thuis" 2 2 "Telefoonboek op kantoor" 2 2 "Telefoonboek op het werk" 2 "Verbindingen" 2 "Telefoonboek op GSM" "Telefoonboek op ander 2 nummer" 2 - 1,3 "Kiezen" 1 2 Bij deze commando's hoeft u niet eerst "Phone" te zeggen.
SYNC™ "Dial" "Asterisk" (*) "Alles wissen" (verwijdert alle ingevoerde tekens) "Wissen" (verwijdert een teken) "Plus" "Sterretje" N.B.: Om de kiesmodus te verlaten, houdt u de toets Phone ingedrukt en drukt u op een willekeurige toets op op de audio-unit.
SYNC™ Telefoonopties tijdens een actief gesprek Om het gesprek te beëindigen, drukt u op de toets End call (Einde) op het stuurwiel of selecteert u de optie End call (Einde) in de display van de audio-unit en drukt u op OK. Tijdens een actief gesprek heeft u extra menufuncties tot uw beschikking, zoals een gesprek in de wacht zetten, gesprekken samenvoegen, etc.
SYNC™ Na het selecteren van Kunt u 2. Verkrijg toegang tot het gewenste contact via het systeem of gebruik spraakcommando's om de tweede oproep te plaatsen. Indien het tweede gesprek actief is, selecteert u de optie Meer. 3. Navigeer naar de optie om gesprekken samen te voegen en druk op de toets OK. Telefoonboek Toegang tot de contacten in uw telefoonboek verkrijgen. 1. Selecteer de optie voor meer. 2. Navigeer naar de optie voor telefoonboek en druk op de toets OK. 3.
SYNC™ Na het selecteren van Kunt u 1. Druk op de toets OK om te bevestigen en in te voeren. U kunt de opties onderaan het scherm gebruiken om snel toegang tot een alfabetische categorie te verkrijgen. U kunt ook de lettes op het toetsenbord gebruiken om snel naar een bepaalde letter in de lijst te gaan. 2. Scrol door de contacten in uw telefoonboek. 3. Druk nogmaals op OK wanneer de gewenste selectie in de display van de audio-unit wordt weergegeven. 4.
SYNC™ Een tekstbericht ontvangen Uw tekstberichten versturen, downloaden en verwijderen N.B.: Uw mobiele telefoon moet het downloaden van tekstberichten met behulp van Bluetooth ondersteunen om tekstberichten te kunnen ontvangen. 1. Druk op de toets PHONE. 2. Selecteer de optie voor tekstberichten en druk op de toets OK. N.B.: Per tekstbericht is slechts één ontvanger toegestaan. Er wordt een lijst met beschikbare tekstberichten weergegeven.
SYNC™ Toegang tot uw telefooninstellingen 2. Selecteer de bevestigingsoptie wanneer de contactpersoon wordt weergegeven en druk nogmaals op de toets OK om te bevestigen wanneer het systeem u vraagt of u een bericht wilt versturen. Ieder tekstbericht wordt verstuurd met een vooraf gedefinieerde handtekening. N.B.
SYNC™ Na het selecteren van Kunt u Contacten toevoegen: Druk op de toets OK om meer contacten van uw telefoonboek toe te voegen. "Push" de gewenste contacten van uw mobiele telefoon. Zie de handleiding van uw apparaat voor informatie over de "push" van contacten. Delete (wissen): Druk op de toets OK om het huidige telefoonboek en de oproeplijsten te verwijderen. Als een bericht verschijnt waarin wordt gevraagd om te wissen, selecteer dan de optie voor bevestigen.
SYNC™ Na het selecteren van Kunt u 2. Wanneer een bericht voor het beginnen met koppelen in de display van de audio-unit wordt weergegeven, zoek dan naar SYNC op uw mobiele telefoon. Raadpleeg zo nodig de handleiding van het apparaat. 3. Voer indien gevraagd in de display van uw mobiele telefoon de PIN van zes tekens, verstrekt door het systeem, in de display van de audio-unit in. In de display wordt aangeduid wanneer de koppeling met succes is voltooid. 4.
SYNC™ Na het selecteren van Kunt u Selecteer deze optie om verbinding te maken met de geselecteerde, eerder gekoppelde mobiele telefoon. Ontkp. De geselecteerde mobiele telefoon ontkoppelen. Selecteer deze optie en bevestig als hierom wordt gevraagd. Nadat een mobiele telefoon ontkoppeld is, kan hiermee weer verbinding worden gemaakt zonder de volledige koppelingsprocedure opnieuw te hoeven uitvoeren. 2. Selecteer de optie SYNC-instellingen en druk op de toets OK. Systeeminstellingen 1.
SYNC™ Na het selecteren van Kunt u Systeeminfo. Het versienummer en serienummer van het systeem weergeven. Druk op de toets OK om te selecteren. Spraakinstell. Het submenu voor spraakinstellingen bevat verschillende opties. Zie Spraakherkenning gebruiken (bladzijde 252). USB doorzoeken De actuele menustructuur van het verbonden USB-apparaat doorzoeken. Druk op de toets OK en gebruik de pijlen omhoog en omlaag om door de mappen en bestanden te scrollen.
SYNC™ N.B.: Wanneer u deze functie in- of uitschakelt, is die instelling van toepassing op alle gekoppelde gsm's. Als u deze functie hebt uitgeschakeld en een eerder gekoppelde telefoon verbinding maakt wanneer u het contact aanzet, wordt een spraakbericht afgespeeld, een bericht of pictogram weergegeven op het scherm of beide. Uit met een gesproken herinnering zorgt voor een herinnering in de display en een gesproken herinnering wanneer uw gsm wordt aangesloten en het contact wordt ingeschakeld.
SYNC™ In het geval van een aanrijding Tijdens een oproep: • Emergency Assistance maakt gebruik van informatie van het GPS van de auto of het gsm-netwerk (indien beschikbaar) om de meest geschikte taal te selecteren. Het waarschuwt ook de medewerker van de noodhulpdienst dat er een botsing is geweest en geeft het introductiebericht. Dit bericht kan ook de GPS-coördinaten van uw auto omvatten.
SYNC™ N.B.: Het is mogelijk dat de noodhulpdiensten de gps-coördinaten niet ontvangen; in dit geval is handenvrije communicatie met een medewerker van de noodhulpdienst beschikbaar. Privacy notice Emergency Assistance Wanneer u Emergency Assistance inschakelt, kan aan de noodhulpdiensten worden meegedeeld dat uw auto betrokken is geweest bij een botsing met activering van een airbag of uitschakeling van de brandstofpomp.
SYNC™ 2. Druk op de spraaktoets en zeg "USB" wanneer dit gevraagd wordt. 3. U kunt nu muziek afspelen door een van de betreffende spraakcommando's te geven. Zie de spraakcommando's voor media. Verbinden met behulp van het systeemmenu • • • • • • • 1. Wat speelt er nu? Sluit het apparaat op de USB-poort van de auto aan. 2. Druk op de toets AUX tot een initialiseerbericht in het display verschijnt. 3.
SYNC™ "USB" "Shuffle uit" 1,2 "Afspeellijst afspelen" "Vorige map" "Shuffle aan" "Vorig nummer" "Soortgelijke muziek" 3 "Wat speelt er nu?" 1 "Lied afspelen" 1 is een dynamische lijst, wat betekent dat het de naam van allerlei gegevens kan zijn, zoals de gewenste groep, artiest of het gewenste nummer. 2 Spraakcommando's die niet beschikbaar zijn tot indexeren is voltooid. 3 Spraakcommando's die alleen beschikbaar zijn in mapmodus.
SYNC™ "Bluetooth Audio" "Verbindingen" "Pauze" "Afspelen" "Volgend nummer" "Vorig nummer" 1. Druk op AUX om USB-weergave te selecteren en vervolgens op Opties om het menu Media te openen. 2. Scrol om te navigeren door: Functies mediamenu Met het mediamenu kunt u kiezen hoe uw muziek wordt afgespeeld (zoals op artiest, genre, shuffle of herhalen) en kunt u soortgelijke muziek zoeken of de index van uw USB-apparaten resetten.
SYNC™ Toegang tot de USB-bibliotheek 2. Druk op AUX om USB-weergave te selecteren en vervolgens op Zoeken. Met dit menu kunt u uw mediabestanden kiezen en afspelen op artiest, album, genre, afspeellijst en nummer of zelfs bladeren door wat op uw USB-apparaat staat. 1. Als er geen mediabestanden beschikbaar zijn, dan wordt dit op de display aangeduid.
SYNC™ U kiest U kunt 2. Blader om geïndexeerde mediabestanden op uw flashstations te bekijken en druk op OK. Reset Sync USB Voert een reset van de USB-index uit. Nadat de nieuwe indexering is voltooid, kunt u kiezen wat u wilt afspelen uit de USB-bibliotheek met nummers. * U kunt de toetsen onder aan het audiodisplay gebruiken om snel naar een bepaalde alfabetische categorie te gaan. U kunt ook de lettes op het numerieke toetsenbord gebruiken om snel naar een bepaalde letter in de lijst te gaan.
SYNC™ Problemen met gsm's Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing U moet uw gsm en de functie telefoonboek automatisch downloaden inschakelen op SYNC. Het systeem zegt "Telefoonboek gedownload" maar mijn Beperkte mogelijkheden SYNC-telefoonvan uw gsm. boek is leeg of er ontbreken contactpersonen. Dit is een gsm-afhankelijke functie. Probeer de contacten in uw telefoonboek over te brengen naar SYNC door de optie voor toevoegen te gebruiken.
SYNC™ Problemen met gsm's Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing Uw gsm moet het downloaden van sms'en met behulp van Bluetooth ondersteunen om sms'en te kunnen ontvangen. Dit is een gsm-afhankelijke functie. Audio-sms'en werken niet op mijn gsm. Dit is een beperking van de gsm. Ga naar het menu tekstberichten van SYNC om te zien of uw gsm de functie ondersteunt. Druk op de toets PHONE, scrol en selecteer daarna de optie voor tekstberichten en druk vervolgens op OK.
SYNC™ Problemen met USB en media Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing Het apparaat is niet aangesloten. SYNC herkent de muziek op mijn apparaat niet. Uw muziekbestanden bevatten mogelijk niet de Zorg dat de nummers over alle informatiejuiste informatie over details beschikken. artiest, titel, album of genre. Het bestand kan corrupt Probeer het beschadigde bestand te zijn. vervangen door een nieuwe versie.
SYNC™ Problemen met spraakcommando's Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing U gebruikt mogelijk onjuiste spraakcommando's. SYNC begrijpt de naam van een nummer of artiest niet. Controleer de spraakcommando's voor uw media aan het begin van het betreffende mediahoofdstuk. U zegt de naam wellicht niet exact zoals het systeem deze heeft opgeslagen. Zeg het nummer of de artiest exact zoals het systeem deze heeft opgeslagen.
SYNC™ Problemen met spraakcommando's Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing Contactpersonen staan Als de contactpersonen in hoofdletters misschien in uw telefoon- staan, moet u ze spellen. Voor JAKE dient boek in hoofdletters. u "Call J-A-K-E" te zeggen. SYNC past de phonetische uitspraakregels van de geselecteerde taal op de contactnamen in de gsm toe. Het SYNC spraakbesturingssysteem heeft problemen met het herkennen van buitenlandse namen die zijn opgeslagen op mijn gsm.
SYNC™ Problemen met spraakcommando's Probleem Het systeem genereert gesproken aanwijzingen en de uitspraak van sommige woorden is mogelijk niet correct voor mijn taal. Met mijn vorig bedieningssysteem voor Bluetooth kon ik de radio, cd en het klimaatregelsysteem bedienen. Waarom kan ik deze systemen niet met SYNC bedienen? Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing SYNC maakt gebruik van synthetisch gegenereerde spraak in plaats van vooraf opgenomen menselijke spraak.
SYNC™ Algemeen Probleem De geselecteerde taal voor het instrumentenpaneel en het display voor informatie en entertainment komt niet overeen met de SYNC-taal (telefoon, USB, Bluetooth audio, spraakbesturing en gesproken aanwijzingen). Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing SYNC ondersteunt slechts vier talen in een afzonderlijke module voor tekstweergave, spraakbesturing en gesproken aanwijzingen.
Bijlagen ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT WAARSCHUWINGEN Monteer geen zender/ontvangers, microfoons, luidsprekers en dergelijke in het ontvouwbereik van de airbags. WAARSCHUWINGEN Uw auto is getest en gecertificeerd volgens de wetgeving betreffende elektromagnetische comptabiliteit (72/245/EEC, UN ECE Regeling 10 of andere geldende lokale vereisten). U dient ervoor te zorgen dat apparatuur die u heeft gemonteerd voldoet aan de betreffende lokale wetgeving.
Bijlagen Frequentieband MHz Maximum uitgangsvermogen in watt (piek RMS) Antenneplaatsen 1 – 30 50 W 3. 4 30 – 54 50 W 1. 2. 3 68 – 87,5 50 W 1. 2. 3 142 – 176 50 W 1. 2. 3 380 – 512 50 W 1. 2. 3 806 – 940 10 W 1. 2. 3 1200 – 1400 10 W 1. 2. 3 1710 – 1885 10 W 1. 2. 3 1885 – 2025 10 W 1. 2. 3 N.B.: Controleer na het aanbrengen van een RF-zender of deze niet de overige elektrische uitrusting in de auto stoort, zowel in de standby- als in de zendmodus.
Bijlagen • documentatie ("MS SOFTWARE"), worden beschermd door internationale intellectuele eigendomsrechten en verdragen. De MS SOFTWARE wordt in licentie gegeven, niet verkocht. Alle rechten voorbehouden. De MS SOFTWARE kan gekoppeld worden aan en/of communiceren met, of kan later met upgrades worden bijgewerkt om gekoppeld te worden aan en/of te communiceren met door FORD MOTOR COMPANY verstrekte aanvullende software en/of systemen.
Bijlagen • U mag u de SOFTWARE gebruiken zoals geïnstalleerd op het APPARAAT en anderszins gekoppeld aan door of via FORD MOTOR COMPANY of haar leveranciers van software van derden en service verstrekte systemen en/of service. • Beschrijving van andere rechten en beperkingen • • • Spraakherkenning: Indien de SOFTWARE spraakherkenningscomponenten omvat, dient u er rekening mee te houden dat spraakherkenning een inherent statistisch proces is en dat herkenningsfouten inherent aan het proces zijn.
Bijlagen • WMDRM-software beschermd kan worden, kunnen eigenaren van inhoud Microsoft vragen het vermogen van de SOFTWARE om WMDRM te gebruiken voor het afspelen of kopiëren van beschermde inhoud in te trekken. Deze actie heeft geen invloed op onbeschermde inhoud. Wanneer uw APPARAAT licenties voor beveiligde inhoud downloadt, gaat u ermee akkoord dat Microsoft een intrekkingslijst aan de licenties kan toevoegen.
Bijlagen Als MS, Microsoft Corporation, hun partners en/of hun aangewezen agent Aanvullende componenten beschikbaar stellen, en er geen andere EULA-voorwaarden verstrekt worden, dan gelden de voorwaarden van deze EULA, behalve dat MS, Microsoft Corporation of partener die de Aanvullende component(en) verstrekt de licentiegever van de Aanvullende component(en) is.
Bijlagen APPARAAT installeren als vervangende kopie voor de bestaande SOFTWARE, en mag u deze gebruiken in overeenstemming met deze EULA, inclusief eventuele aanvullende EULA termen die bij de upgrade SOFTWARE zijn gevoegd. EXPORTBEPERKINGEN: U erkent dat de SOFTWARE onderworpen is aan de exportwetgeving van de Verenigde Staten en de Europese Unie.
Bijlagen BETREKKING TOT HET GEBRUIK VAN OF PRESTATIES VAN DE SOFTWARE. DEZE BEPERKING GELDT ZELFS ALS ENIGE REMEDIE NIET AAN ZIJN EERSTE DOEL VOLDOET. IN GEEN GEVAL ZIJN MS, MICROSOFT CORPORATION EN/OF HUN PARTNERS AANSPRAKELIJK VOOR EEN BEDRAG VAN MEER DAN TWEEEHONDERDVIJFTIG US DOLLAR (U.S. $250.00).
Bijlagen Algemene bediening Afleidingsgevaar: Voor bepaalde navigatiefuncties zijn handmatige (niet-verbale) instellingen vereist. Een dergelijke instelling uitvoeren of gegevens invoeren tijdens het rijden, kan uw aandacht aanzienlijk afleiden en tot een ongeval of andere ernstige gevolgen leiden. Stop de auto op een veilige en legale wijze voordat u probeert deze bewerkingen uit te voeren.
Bijlagen Noodhulpdiensten: Vertrouw niet op navigatiefuncties in het systeem om noodhulpdiensten te lokaliseren. Vraag de lokale autoriteiten of een telefonist(e) van de noodhulpdienst voor deze locaties. Niet alle noodhulpdiensten zoals politiebureaus, brandweerkazernes, ziekenhuizen en klinieken zijn opgenomen in de database van de kaart voor dergelijke navigatiefuncties.
Bijlagen TeleNav-software (alleem in objectcodevorm) te gebruiken voor toegang tot en gebruik van de TeleNav-software. Deze licentie wordt beëindigd bij eventuele beëindiging of afloop van deze Overeenkomst. U gaat ermee akkoord dat u de TeleNav-software alleen gebruikt voor uw persoonlijke zakelijke of recreatieve doeleinden, en niet om commerciële navigatiediensten aan derden te bieden.
Bijlagen MAAR NIET BEPERKT TOT, DE IMPLICIETE GARANTIES VAN VERKOOPBAARHEID, GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL EN NIET-INBREUK OP RECHTEN VAN DERDEN MET BETREKKING TOT DE TELENAV-SOFTWARE. Bepaalde rechtsgebieden staan de disclaimer van bepaalde garanties niet toe, dus deze beperking is mogelijk niet op u van toepassing. VOOR DE TELENAV-SOFTWARE.
Bijlagen 7. Toewijzing door implicatie, statuut, aansporing, estoppel of anderszins, en TeleNav en haar leveranciers en licentiegevers behouden hierbij alle andere betreffende rechten dan de licenties expliciet verleend in deze Overeenkomst.
Bijlagen 8,6 installeren, kopiëren, gebruiken, verkopen of overdragen. Als u de voorwaarden van deze overeenkomst wenst te verwerpen, en de Gegevens niet geïnstalleerd, gekopieerd of gebruikt hebt, dient u binnen dertig (30) dagen na aankoop contact op te nemen met de verkoper of NAVTEQ North America, LLC ("NT") voor een terugbetaling van uw aankoopprijs. Ga naar visit www.navteq.com o mcontact op te nemen met NT.
Bijlagen Licentiebeperkingen op gebruik: U gaat ermee akkoord dat uw licentie voor het gebruik van deze Gegevens is beperkt tot en geconditioneerd voor persoonlijk gebruik en niet-commerciële doeleinden, en niet voor servicebureau, timesharing of andere soortgelijke doeleinden.
Bijlagen VOOR EEN BEPAALD DOEL OF NIET-INBREUK AF. Sommige staten, gebieden en landen staan bepaalde garantieuitsluitingen niet toe, dus in dat opzicht kan de bovenstaande uitsluiting mogelijk niet voor u gelden. wetten, regels en voorschriften beheerd door het Office of Foreign Assets Control van de Verenigde Staten. Department of Commerce en Bureau of Industry and Security van de Verenigde Staten. Department of Commerce.
Bijlagen Eindgebruikers overheid: Als de Gegevens worden verworven door of namens de overheid van de Verenigde Staten, of een andere entiteit die rechten zoekt of toepast die vergelijkbaar zijn met die gewoonlijk opgeëist worden door de overheid van de Verenigde Staten, zijn deze gegevens een "commerciële term" zoals deze term is gedefinieerd in 48 C.F.R. ("FAR") 2.
Bijlagen en titelinformatie ("Gracenote Gegevens"), van online servers ("Gracenote Servers"), en andere functies vervullen. U mag Gracenote Gegevens uitsluiten gebruiken met behulp van de beoogde Eindgebruikerfuncties van dit apparaat. beding is Gracenote aansprakelijk voor betalingen aan u voor informatie die u verstrekt, met inbegrip van auteursrechtelijk beschermd materiaal of muziekbestandinformatie.
Bijlagen TOEKOMST KAN VERSTREKKEN EN IS VRIJ OM HAAR ONLINE DIENSTEN OP ELK MOMENT TE STOPPEN. GRACENOTE WIJST ALLE GARANTIES AF, EXPLICIET OF IMPLICIET, MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT, IMPLICIETE GARANTIES VAN VERKOOPBAARHEID, GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL, TITEL EN NIET-INBREUK. GRACENOTE KAN OOK DE RESULTATEN VERKREGEN DOOR HET GEBRUIK VAN DE GRACENOTE SOFTWARE OF EEN GRACENOTE SERVER GARANDEREN.
Index 1 Afstandsbediening........................................28 Afstandsbediening met inklapbare sleutelbaard......................................................29 Afstandsbediening zonder inklapbare sleutelbaard......................................................30 Batterij van afstandsbediening vervangen...........................................................29 Een nieuwe afstandsbediening programmeren.................................................28 Ontgrendelfunctie opnieuw programmeren..
Index Audio-installatie - Auto's met: AM/FM/ CD/Navigatiesysteem .............................210 Audio-installatie - Auto's met: Sony AM/ FM/CD............................................................216 Alternative Frequencies....................................215 Automatic Volume Control.............................215 Autostore...............................................................214 Golfbandtoets......................................................213 News Broadcasts....................
Index Bandenspanningcontrolesysteem........185 CD-speler - Auto's met: AM/FM/ CD....................................................................231 Systeem resetten...............................................185 Banden CD afspelen...........................................................231 CD afspelen beëindigen..................................235 MP3- en WMA-bestanden afspelen...........232 Nummerselectie.................................................232 Nummers op CD zoeken................
Index E Gebruik maken van stabiliteitsregeling......................................116 ....................................................................................116 Een benzinemotor starten..........................97 Gebruik van sneeuwkettingen.................184 Koude of warme motor......................................97 Motor slaat niet aan............................................98 Motortoerental na het starten.........................97 Verzopen motor...............................
Index Hoofdsteunen.................................................86 Kleine lakschade repareren......................178 Klimaatregeling...............................................78 ....................................................................................86 De hoofdsteunen afstellen..............................86 De hoofdsteun verwijderen..............................87 Werking....................................................................78 Klok....................................
Index MyKey aanmaken...........................................33 Overzicht motorruimte - 1,4 l Duratec-16V (Sigma)/1,6 l Duratec-16V Ti-VCT (Sigma).........................................160 Overzicht motorruimte - 1.5L Duratorq-TDCi/1,6 l Duratorq-TDCi (DV) diesel ...................................................161 Overzicht motorruimte...............................159 Overzicht van symbolen.................................5 Uitvoeringen met keyless startsysteem.....................................
Index Reinigen van binnenzijde auto.................178 Sleutelloze toegang......................................39 Achterruiten..........................................................178 Instrumentenpaneelschermen, LCD-schermen en radioschermen..........178 Veiligheidsgordels...............................................178 Algemene informatie..........................................39 Auto ontgrendelen..............................................40 Auto vergrendelen................................
Index Storingsdiagnose MyKey.............................35 Tips voor de klimaatregeling in het interieur...........................................................82 Alle auto's...............................................................35 Auto's met drukknop om te starten..............35 Aanbevolen instellingen voor koelen ..........84 Aanbevolen instellingen voor verwarmen.........................................................83 Algemene tips.......................................................
Index V Voorruitwissers................................................47 Intervalwissen........................................................47 Snelheidsafhankelijke ruitenwissers.............47 Veiligheidsgordels vastmaken...................23 Voorste mistlampen.....................................52 Voorzorgsmaatregelen voor koude weersomstandigheden...........................135 Gebruik van veiligheidsgordels tijdens zwangerschap..................................................
Index Wat te doen bij pech ...................................137 Wielmoeren Zie: Een wiel vervangen...................................186 Zie: Een wiel vervangen...................................186 Winterbanden Zie: Gebruik van winterbanden.....................184 Z Zekeringen.......................................................139 Zij-airbags..........................................................
CG3573nlNLD