Operation Manual

Uitvoeringen met
stabiliteitsregeling (ESP)
Uitvoeringen met stabiliteitsregeling (ESP)
kunnen een wat ongebruikelijke
rijkarakteristiek vertonen, hetgeen kan
worden voorkomen door het systeem uit
te schakelen. Zie Gebruik maken van
stabiliteitsregeling (bladzijde 156).
BANDENSPANNINGCON-
TROLESYSTEEM
WAARSCHUWINGEN
Het systeem ontheft u niet van de
verantwoording om regelmatig de
bandenspanning te controleren.
Het systeem waarschuwt u alleen
voor een lage bandenspanning. Het
pompt de banden niet op.
Rijd niet met een aanzienlijk te lage
bandenspanning. Hierdoor kunnen
de banden oververhit raken en
worden beschadigd. Een te lage
bandenspanning verhoogt het
brandstofverbruik, verkort de levensduur
van de banden en heeft een nadelige
invloed op de rijeigenschappen.
LET OP
Buig of beschadig de ventielen niet
wanneer u de banden oppompt.
Laat banden door goed opgeleide
monteurs monteren.
Het detectiesysteem
bandenspanningsverlies waarschuwt
ingeval van een luchtdrukwijziging in een
van de banden. Dit vindt plaats via de
ABS-sensoren die de rollende omtrek van
de wielen registreren. Wanneer de
rollende omtrek verandert, dan geeft dit
een lage spanning aan in een band. Er
wordt een waarschuwingsbericht
weergegeven in de informatiedisplay en
de berichtencontrolelamp gaat branden.
Zie Infoberichten (bladzijde 97).
Naast een te lage bandenspanning of een
beschadigde band kunnen de volgende
situaties van invloed zijn op de rollende
omtrek:
Ongelijke belading.
Gebruik van een aanhanger of een
heuvel op en af rijden.
Gebruik van sneeuwkettingen.
Rijden op zachte ondergrond zoals
sneeuw of modder.
N.B.:
Het systeem functioneert naar
behoren, maar de detectietijd kan wellicht
toenemen.
Wanneer een waarschuwingsbericht voor
een lage bandenspanning op het
informatiedisplay wordt weergegeven,
controleer dan de bandenspanning zo
spoedig mogelijk en breng deze op de
voorgeschreven waarde. Zie
Technische specificatie (bladzijde
223).
Wanneer dit regelmatig voorkomt, laat
dan zo snel mogelijk de oorzaak
vaststellen en verhelp de storing.
Systeem resetten
N.B.:
Reset het systeem niet wanneer
met de auto wordt gereden.
N.B.:
Het systeem moet worden gereset
na een afstelling van de bandenspanning
of een bandenwissel.
222
Velgen en banden