Operation Manual

Voor het passief vergrendelen en
ontgrendelen is een geldige passieve
sleutel nodig die zich in de omgeving van
een van de drie externe detectiezones
bevindt. Deze zones bevinden zich op
ongeveer anderhalve meter afstand van
de portierhandgrepen aan bestuurders-
en passagierszijde en het kofferdeksel/de
achterklep.
Passieve sleutel
De auto kan met de passieve sleutel
worden ontgrendeld en vergrendeld. De
passieve sleutel kan tevens als
afstandsbediening worden gebruikt. Zie
Vergrendelen en ontgrendelen
(bladzijde 39).
Auto vergrendelen
WAARSCHUWING
De auto wordt niet automatisch
vergrendeld. Als de
vergrendelfunctie niet is
geactiveerd, blijft de auto ontgrendeld.
N.B.:
Kom niet aan de portierhandgreep.
E87384
Raak een vergrendelsensor van de
voorportierhandgreep aan om de auto te
vergrendelen.
Activeren van centraal
vergrendelingssysteem en alarminstallatie:
Raak eenmaal een vergrendelsensor
van de voorportierhandgreep aan.
Activeren van dubbele vergrendeling en
alarminstallatie:
Raak een vergrendelsensor van de
voorportierhandgreep tweemaal
binnen drie seconden aan.
N.B.:
Er moet even worden gewacht
tussen iedere aanraking van de
portierhandgreep.
N.B.:
Eenmaal geactiveerd, blijft de auto
gedurende drie seconden vergrendeld.
Na de vertragingsperiode kunnen de
portieren weer worden ontgrendeld, op
voorwaarde dat de passieve sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt.
Twee korte knippersignalen van de
richtingaanwijzers geeft aan dat alle
portieren en het kofferdeksel/de
achterklep zijn vergrendeld en dat de
alarminstallatie is ingeschakeld.
Kofferdeksel/achterklep
N.B.:
Als de passieve sleutel zich bij
gesloten portieren in de auto bevindt, kan
het kofferdeksel/de achterklep niet
worden gesloten en komt deze weer
omhoog.
N.B.:
Indien zich een tweede geldige
passieve sleutel binnen het
detectiegebied van de achterzijde
bevindt, kan het kofferdeksel/de
achterklep niet worden afgesloten.
44
Sloten