FORD FIESTA Instructieboekje
De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de continue productontwikkeling behouden we ons het recht voor om specificaties, ontwerp en uitrusting op ieder moment zonder aankondiging of verplichting te wijzigen. Niets uit deze uitgave mag in enigerlei vorm en door enig middel gereproduceerd, verzonden of in een oproepsysteem opgeslagen of in een andere taal vertaald worden zonder onze schriftelijke toestemming. Fouten of omissies uitgesloten.
Inhoudsopgave Inleiding MyKey™ Over deze handleiding ....................................7 Overzicht van symbolen.................................7 Aanbeveling nieuwe onderdelen................9 Uitrusting mobiele communicatie ...........10 Gegevensopslag..............................................10 Werking..............................................................36 MyKey aanmaken...........................................37 MyKey programmeren..................................
Inhoudsopgave Uitschakelvertraging koplampen ............55 Dagrijlicht..........................................................56 Voorste mistlampen.....................................56 Mistachterlichten...........................................56 Koplamphoogte afstellen...........................56 Richtingaanwijzers.........................................57 Interieurverlichting........................................58 Stoelen De juiste zitpositie innemen......................96 Hoofdsteunen.......
Inhoudsopgave Brandstofverbruik.........................................118 Technische specificatie..............................120 Bagageafdekkingen......................................141 Aanhangers trekken Versnellingsbak/transmissie Trekken van een aanhanger.....................142 Trekken van een aanhanger - 1,6L EcoBoost™.................................................143 Trekhaak .........................................................143 Sleeppunten............................................
Inhoudsopgave Overzicht motorruimte - 1.5L Duratorq-TDCi...........................................168 Overzicht motorruimte - 1,6 l Duratorq-TDCi (DV) diesel ..................169 Oliepeilstaaf - 1,0 l EcoBoost™..............170 Oliepeilstaaf - 1,25 l Duratec-16V (Sigma)........................................................170 Oliepeilstaaf - 1,4 l Duratec-16V (Sigma)........................................................170 Oliepeilstaaf - 1,6 l Duratec-16V Ti-VCT (Sigma)...............................
Inhoudsopgave Licentieovereenkomst eindgebruiker............................................
6 Fiesta (CCN) Vehicles Built From: 07-01-2013, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Inleiding In dit handboek kan de locatie van een component worden gekwalificeerd als linkerzijde of rechterzijde. De zijde wordt bepaald wanneer met het gezicht naar voren in de stoel wordt gezeten. OVER DEZE HANDLEIDING Hartelijk dank voor het kiezen van een Ford. We adviseren u, enige tijd te nemen om met uw auto kennis te maken door deze handleiding te lezen. Hoe meer u van uw auto afweet, des te beter kunt u ermee omgaan en dat komt de veiligheid en het rijplezier ten goede.
Inleiding Roken, vlammen en vonken vermijden Koelvloeistoftemperatuur Accu Motorolie Accuzuur Explosief gas Remvloeistof - niet op petroleumbasis Ventilatorwaarschuwing Remsysteem Veiligheidsgordel vastmaken Interieurfilter Frontairbag Brandstofvuldop controleren Mistlampen voor Kinderslot ver-/ontgrendelen Brandstofpomp resetten Onderste verankering kinderzitje Zekeringenbox Bovenste verankering kinderzitje Waarschuwingsknipperlichten Snelheidsregeling Achterruitverwarming Niet openen
Inleiding Verlichtingsschakelaar AANBEVELING NIEUWE ONDERDELEN Waarschuwing lage bandenspanning Uw auto is volgens de hoogste normen gebouwd met gebruik van hoogwaardige onderdelen. We raden het gebruik van originele Ford en Motorcraft onderdelen aan wanneer er gepland onderhoud of reparaties aan uw auto moeten worden uitgevoerd. U kunt originele Ford en Motorcraft onderdelen duidelijk herkennen aan de Ford, FoMoCo of Motorcraft logo's of markeringen op de onderdelen of hun verpakking.
Inleiding Garantie op vervangingsonderdelen WAARSCHUWING Afleiding tijdens het rijden kan leiden tot verlies van de controle over de auto, aanrijdingen en letsel. We adviseren zeer voorzichtig te werk te gaan bij het gebruik van apparatuur die uw aandacht van de weg kunnen afleiden. Uw hoofdverantwoordelijkheid is de veilige bediening van uw auto. We raden het gebruik van handheld-apparaten tijdens het rijden af en adviseren waar mogelijk het gebruik van spraakgestuurde systemen.
Inleiding • • Reacties van de auto onder bepaalde rij-omstandigheden (bijvoorbeeld activeren van een airbag, activeren van de stabiliteitsregeling). Omgevingscondities (bijvoorbeeld temperatuur). Deze gegevens zijn alleen technisch en helpen bij het identificeren en corrigeren van fouten en optimaliseren van voertuigfuncties. Bewegingsprofielen die afgelegde routes aangeven kunnen niet met behulp van deze gegevens worden aangemaakt.
In één oogopslag Overzicht voorzijde exterieur A Zie Vergrendelen en ontgrendelen (bladzijde 40). Zie Sleutelloze toegang (bladzijde 43). B Zie Ruitenwisserbladen vervangen (bladzijde 174). C Zie Onderhoud (bladzijde 161). D Zie Sleeppunten (bladzijde 146). E Zie Gloeilampen vervangen (bladzijde 181). F Bandenspanning Zie Technische specificatie (bladzijde 205). G Zie Een wiel vervangen (bladzijde 200).
In één oogopslag Overzicht interieur A Zie Versnellingsbak/transmissie (bladzijde 121). B Zie Vergrendelen en ontgrendelen (bladzijde 40). C Zie Elektrisch bedienbare ruiten (bladzijde 59). Zie Buitenspiegels (bladzijde 61). D Zie Hoofdsteunen (bladzijde 96). E Zie Veiligheidsgordels vastmaken (bladzijde 26). F Zie Achterbank (bladzijde 100). G Zie Handmatig verstelbare stoelen (bladzijde 97).
In één oogopslag H Zie Parkeerrem (bladzijde 127). I Zie De motorkap openen en sluiten (bladzijde 162).
In één oogopslag Stuur rechts A Luchtroosters. Zie Ventilatieroosters (bladzijde 88). B Richtingaanwijzers. Zie Richtingaanwijzers (bladzijde 57). Grootlicht. Zie Verlichtingsbediening (bladzijde 54). C Instrumentengroep. Zie Meters (bladzijde 64). Zie Waarschuwings- en indicatielampen (bladzijde 68). D Startknop. Zie Motor starten en stoppen (bladzijde 106). E Ruitenwisserschakelaar. Zie Ruitenwissers en ruitensproeiers (bladzijde 51). F Informatie- en entertainmentdisplay.
In één oogopslag K Bedieningselementen klimaatregeling. Zie Klimaatregeling (bladzijde 88). K Schakelaar achterruitverwarming. Zie Klimaatregeling (bladzijde 88). K Schakelaar voorruitverwarming. Zie Klimaatregeling (bladzijde 88). L Schakelaar parkeerhulp. Zie Parkeerhulp (bladzijde 131). M Schakelaars stoelverwarming; Zie Verwarmde stoelen (bladzijde 101). N Start/stop-schakelaar. Zie Auto-Start-Stop (bladzijde 112). O Contactslot. Zie Contactslot (bladzijde 106).
In één oogopslag Overzicht achterzijde exterieur A Zie Gloeilampen vervangen (bladzijde 181). B Zie Ruitenwisserbladen vervangen (bladzijde 174). C Zie Gloeilampen vervangen (bladzijde 181). D Zie Eerstehulpset (bladzijde 150). Zie Gevarendriehoek (bladzijde 150). Zie Set tijdelijke mobiliteit (bladzijde 194). Reservewiel, krik en wielmoersleutel. Zie Een wiel vervangen (bladzijde 200). Sleepoog. Zie Sleeppunten (bladzijde 146). E Zie Sleeppunten (bladzijde 146).
In één oogopslag G Zie Een wiel vervangen (bladzijde 200). H Zie Tanken (bladzijde 117).
Veiligheidsuitrusting voor kinderen KINDERZITJES AANBRENGEN WAARSCHUWINGEN Lees de instructies van de fabrikant en volg deze op wanneer u een kinderzitje aanbrengt. Verander op geen enkele wijze het kinderzitje. Neem tijdens het rijden geen kinderen op schoot. Laat kinderen niet zonder toezicht in uw auto achter. Is uw auto bij een aanrijding betrokken geweest, laat dan het kinderzitje door een erkende dealer controleren. N.B.: De wettelijke voorschriften t.a.v.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Zitverhogers Babyzitje WAARSCHUWINGEN Bevestig een kinderzitje of een zitverhoger nooit alleen met de heupgordel. Bevestig een kinderzitje of een zitverhoger niet met een veiligheidsgordel die niet gespannen is of gedraaid zit. Leg de schoudergordel niet onder de arm of achter de rug van het kind langs. Gebruik geen kussens, boeken of handdoeken om het kind hoger te laten zitten.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen ISOFIX verankeringspunten Zitverhoger (groep 2) WAARSCHUWING Gebruik bij toepassing van het ISOFIX systeem een voorziening die voorkomt dat de veiligheidsgordel kan draaien. Wij raden het gebruik van een veiligheidsgordel aan de bovenzijde of met een voet aan. N.B.: Wanneer u een ISOFIX kinderzitje aanschaft, let er dan op dat dit geschikt is voor de gewichtsgroep van uw kind en dat de ISOFIX maatklasse geschikt is voor de plaats waar het zitje wordt aangebracht.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Verankeringspunten aan de bovenzijde 2. Druk het kinderzitje stevig naar achteren zodat de onderste ISOFIX verankeringspunten goed aangrijpen. 3. Bevestig de veiligheidsgordel volgens de instructies van de fabrikant van het kinderzitje. Kinderzitje met verankeringspunten aan de bovenzijde bevestigen WAARSCHUWINGEN Bevestig de veiligheidsgordel aan de bovenzijde aan geen ander punt dan aan het verankeringspunt dat hiervoor is bestemd.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen WAARSCHUWINGEN Het kinderzitje moet stevig tegen de stoel aan rusten. Het mag de hoofdsteun niet raken. Verwijder de hoofdsteun indien nodig. Zie Hoofdsteunen (bladzijde 96). WAARSCHUWINGEN U moet de hoofdsteun weer aanbrengen nadat het kinderzitje is verwijderd. Zie Hoofdsteunen (bladzijde 96).
Veiligheidsuitrusting voor kinderen ISOFIX-kinderzitjes Gewichtsgroepen Stoelposities Voorstoel Maatklasse Middelste zitplaats achterbank 1 Naar achteren gericht Naar voren gericht Tot 13 kg 9 - 18 kg Niet uitgerust met ISOFIX Stoeltype Achterste zitplaats opzij, ISOFIX 0+ Maatklasse E Stoeltype IL Maatklasse 1 B, B1 1 2 IL, IUF 3 Niet uitgerust met ISOFIX Stoeltype IL Geschikt voor bepaalde ISOFIX kinderzitjes van de categorie semi-universeel.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen KINDERSLOTEN WAARSCHUWING De achterportieren kunnen niet van binnenuit worden ontgrendeld indien het kinderslot is ingeschakeld. Linkerzijde Draai linksom om te vergrendelen en rechtsom om te ontgrendelen. Rechterzijde Draai rechtsom om te vergrendelen en linksom om te ontgrendelen.
Veiligheidsgordels VEILIGHEIDSGORDELS VASTMAKEN WAARSCHUWINGEN Steek de slottong in het gordelslot tot een zachte klik hoorbaar is. U hebt de veiligheidsgordel niet correct bevestigd wanneer u geen klik hoort. Zorg dat de veiligheidsgordel correct wordt opgeborgen en niet buiten de auto hangt tijdens sluiten van het portier. Trek de veiligheidsgordel gelijkmatig uit. Deze kan blokkeren wanneer u hem te snel uittrekt of wanneer de auto op een helling staat.
Veiligheidsgordels Zwangere vrouwen moeten altijd een veiligheidsgordel dragen. Het heupgedeelte van een gecombineerde heup- en schoudergordel moet laag rond de heupen onder de buik worden geplaatst en zo strak mogelijk worden gedragen zonder comfortverlies. De schoudergordel moet rond het midden van de schouder en het midden van de borst worden geplaatst. Voor het afstellen van de hoogte van de schoudergordel drukt u op de knop en schuift u de hoogteverstelling naar boven of beneden.
Aanvullend veiligheidssysteem WERKING WAARSCHUWINGEN Doorboor de stoel niet met scherpe voorwerpen. Dit zou nadelige gevolgen voor het ontvouwen van de airbags kunnen hebben en de airbags kunnen beschadigen. Wanneer deze waarschuwing niet wordt opgevolgd, kan dit ernstig letsel of de dood tot gevolg hebben. WAARSCHUWINGEN Extreem gevaar! Gebruik een naar achteren gericht kinderveiligheidszitje nooit op een stoel die beschermd wordt door een ervoor aangebrachte actieve airbag.
Aanvullend veiligheidssysteem komt met het lichaam van de inzittenden, waardoor de voorwaartse beweging wordt opgevangen. Bij lichte frontale aanrijdingen, het over de kop slaan van de auto of bij aanrijdingen van achteren of opzij wordt de airbag niet geactiveerd. PASSAGIERSAIRBAG De airbag treedt in werking bij zware frontale aanrijdingen of bij aanrijdingen binnen een hoek van maximaal 30 graden van links of van rechts.
Aanvullend veiligheidssysteem De passagiersairbag inschakelen KNIE-AIRBAG BESTUURDER WAARSCHUWING (INDIEN AANWEZIG) U moet de airbag inschakelen wanneer er geen kinderzitje op de voorstoel wordt gebruikt. WAARSCHUWING Probeer niet het paneel van de airbag te openen. Zet de schakelaar in stand B. De airbag treedt in werking bij zware frontale aanrijdingen of bij aanrijdingen binnen een hoek van maximaal 30 graden van links of van rechts.
Aanvullend veiligheidssysteem De airbag wordt geactiveerd bij zware zijdelingse aanrijdingen. De airbag wordt tevens geactiveerd tijdens zware frontale aanrijdingen. De gordijnairbag wordt niet geactiveerd bij lichte zijdelingse en frontale aanrijdingen, aanrijdingen van achteren of over de kop slaan van de auto.
Sleutels en afstandsbediening ALGEMENE INFORMATIE OVER RADIOFREQUENTIES AFSTANDSBEDIENING U kunt maximaal acht afstandsbedieningen voor uw auto programmeren. Dit geldt tevens voor afstandsbedieningen die bij de auto zijn geleverd. De afstandsbediening moet zich tijdens de programmeerprocedure in de auto bevinden. Sluit alle portieren en klik de veiligheidsgordels voor vast om te voorkomen dat er akoestische waarschuwingssignalen tijdens het programmeren hoorbaar zijn. N.B.
Sleutels en afstandsbediening Ontgrendelfunctie opnieuw programmeren 1. N.B.: Wanneer u de ontgrendeltoets indrukt worden alle portieren ontgrendeld of worden alleen het bestuurdersportier en de achterklep ontgrendeld. Door opnieuw op de ontgrendeltoets te drukken worden alle portieren ontgrendeld. Steek een schroevendraaier zover mogelijk in de sleuf aan de zijkant van de afstandsbediening. Druk de schroevendraaier in de richting van het sleutelblad en verwijder dit.
Sleutels en afstandsbediening N.B.: Raak de batterijcontacten of de printplaat niet met de schroevendraaier aan. 3. Draai de schroevendraaier in de afgebeelde richting om een begin te maken de twee huishelften van de afstandsbediening van elkaar te scheiden. 4. Verwijder de batterij voorzichtig met de schroevendraaier. 5. Breng een nieuwe batterij (3V CR 2032) aan met de + naar beneden gekeerd. 6. Zet de twee huishelften van de afstandsbediening op elkaar vast. 7. Breng het sleutelblad aan.
Sleutels en afstandsbediening N.B.: Raak de batterijcontacten of de printplaat niet met de schroevendraaier aan. 5. Verwijder de batterij voorzichtig met de schroevendraaier. 6. Breng een nieuwe batterij (3V CR 2032) aan met de + naar beneden gekeerd. 7. Zet de twee huishelften van de afstandsbediening op elkaar vast. 8. Breng het sleutelblad aan. EEN VERLOREN SLEUTEL OF AFSTANDSBEDIENING VERVANGEN Vervangende of extra sleutels of afstandsbedieningen kunnen bij een erkende dealer gekocht worden.
MyKey™ (indien aanwezig) Standaardinstellingen WERKING De volgende instellingen kunnen niet gewijzigd worden: • Waarschuwing veiligheidsgordel. Deze functie kan niet worden uitgeschakeld. Wanneer deze functie geactiveerd wordt, wordt de geluidsweergave van het audiosysteem onderbroken. • Waarschuwing laag brandstofpeil. Er worden waarschuwingen in het display weergegeven, gevolgd door een akoestisch signaal, wanneer het brandstofpeil laag is.
MyKey™ (indien aanwezig) • • Uitvoeringen met keyless startsysteem Het maximale volume van audiosysteem is 45%. Er wordt een bericht in het display weergegeven wanneer u probeert het beperkte volume te overschrijden. De automatische volumeregeling wordt uitgeschakeld. Instelling Altijd aan. Wanneer deze instelling geselecteerd wordt, kunt u de functie Noodhulpassistentie of Niet storen niet uitschakelen. 1. Schakel het contact in met behulp van een admin-sleutel. 2.
MyKey™ (indien aanwezig) MyKey-afstand MYKEY PROGRAMMEREN Registreert de afstand wanneer bestuurders een MyKey gebruiken. De enige manier om de totale afgelegde afstand te verwijderen is via een admin-sleutel om uw MyKey te wissen. Als de afgelegde afstand niet wordt geregistreerd zoals verwacht, dan gebruikt de beoogde gebruiker de MyKey niet of werd deze onlangs gewist door een admin-sleutel en werd de MyKey daarna opnieuw aangemaakt. Optionele Instellingen 1. 2. 3. 4. 5.
MyKey™ (indien aanwezig) STORINGSDIAGNOSE MYKEY Alle auto's Storing Mogelijke oorzaken Ik kan geen MyKey maken. De sleutel die werd gebruikt om de auto te starten is geen admin-sleutel. De sleutel die werd gebruikt om de auto te starten is de enige sleutel. Er moet op zijn minst één admin-sleutel zijn. Ik kan de configureerbare instellingen niet programmeren. De sleutel die werd gebruikt om de auto te starten is geen admin-sleutel. Er zijn geen MyKeys voor uw auto geprogrammeerd.
Sloten Ontgrendelfunctie opnieuw programmeren VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN U kunt de ontgrendelfunctie zodanig herprogrammeren met behulp van de afstandsbediening dat alleen het bestuurdersportier wordt ontgrendeld. Daarmee is twee-fase ontgrendeling ingeschakeld. Zie Afstandsbediening (bladzijde 32). Afstandsbediening De afstandsbediening kan altijd worden gebruikt wanneer niet met de auto wordt gereden. Portieren ontgrendelen Portieren vergrendelen N.B.
Sloten Portieren met portierhendels van binnenuit ontgrendelen. Druk de toets tweemaal binnen drie seconden in. U kunt afzonderlijke portieren ontgrendelen door aan de betreffende interieurportierhendel te trekken. Door aan de interieurportierhendel aan bestuurderszijde te trekken, worden alle portieren ontgrendeld. Automatisch opnieuw vergrendelen De portieren worden automatisch opnieuw vergrendeld wanneer u niet binnen 45 seconden na het ontgrendelen met de afstandsbediening een portier opent.
Sloten Achterklep openen en sluiten N.B.: Als de portieren met deze methode ontgrendeld zijn, dan moeten de portieren afzonderlijk vergrendeld worden tot de centrale vergrendeling is gerepareerd. Achterklep openen N.B.: Als de centrale vergrendeling niet werkt, dan kunnen de portieren afzonderlijk met de sleutel in de afgebeelde positie worden vergrendeld. HANDMATIG BEDIENDE ACHTERKLEP WAARSCHUWINGEN Het is zeer gevaarlijk om in of buiten de bagageruimte van uw auto mee te rijden.
Sloten Passieve sleutel SLEUTELLOZE TOEGANG Uw auto kan met de passieve sleutel vergrendeld en ontgrendeld worden. U kunt de passieve sleutel als een afstandsbedieninge gebruiken. Zie Vergrendelen en ontgrendelen (bladzijde 40). Algemeen WAARSCHUWING Het systeem werkt misschien niet wanneer de sleutel zich dicht bij metalen voorwerpen of elektronische apparaten, zoals mobiele telefoons, bevindt. Auto vergrendelen Het systeem werkt in de volgende gevallen niet: • De auto-accu is leeg.
Sloten Achterklep Alleen bestuurdersportier ontgrendelen N.B.: Als de passieve sleutel zich bij gesloten portierenin de auto bevindt, kan de achterklep niet worden gesloten en komt deze weer omhoog. Indien de ongrendelfunctie opnieuw is geprogrammeerd zodat alleen het bestuurdersportier en de achterklep worden ontgrendeld. Zie Afstandsbediening (bladzijde 32). Let op het volgende: N.B.
Sloten Portieren met de sleutelbaard vergrendelen en ontgrendelen 1. Verwijder voorzichtig het kapje. 2. Verwijder de sleutelbaard en steek hem in het slot. N.B.: Alleen de handgreep van het bestuurdersportier beschikt over een slotcilinder.
Beveiliging Het systeem voorkomt starten van de motor met behulp van een incorrect gecodeerde sleutel. Indien u de motor niet met een correct gecodeerde sleutel kunt starten, en het bericht Immobiliser malfunction Service now (Storing in startblokkering, bezoek uw dealer) in de display wordt weergegeven, wijst dit op een storing. Laat uw auto onmiddellijk door een erkende dealer controleren.
Beveiliging Volledige en gereduceerde beveiliging De sensors zijn een afschrikmiddel voor indringers doordat ze elke beweging in uw auto met behulp van sensors registreren. Volledige beveiliging Sirene met afzonderlijke accu Volledige beveiliging is de standaard instelling. De sirene met afzonderlijke accu is een extra alarmsysteem dat de sirene inschakelt wanneer het alarm wordt geactiveerd. Wanneer u uw auto vergrendelt, wordt het systeem ingeschakeld.
Beveiliging Perimeteralarm Volledige of gereduceerde beveiliging selecteren Schakel de alarminstallatie en het alarmsignaal uit door de portieren te ontgrendelen en schakel het contact in, of ontgrendel de portieren met de afstandsbediening. N.B.: Door Gereduceerd te selecteren wordt het alarmsysteem niet permanent in de gereduceerde beveiligingsmodus gezet. Het systeem wordt slechts één contactcyclus in de gereduceerde modus geschakeld.
Stuurwiel STUURWIEL AFSTELLEN WAARSCHUWING Verstel nooit het stuurwiel als uw auto in beweging is. N.B.: Controleer of u in de juiste positie zit. Zie De juiste zitpositie innemen (bladzijde 96). 3. Vergrendel het stuurkolom. AUDIOBEDIENING(INDIENAANWEZIG) Selecteer de gewenste bron op de audio-unit. U kunt de volgende functies bedienen met behulp van de regeling: 1. Ontgrendel de stuurkolom. 2. Zet het stuurwiel in de gewenste stand.
Stuurwiel C Volume lager D Neerwaarts zoeken, vorige of gesprek aannemen SNELHEIDSREGELING (CRUISE CONTROL) (INDIEN AANWEZIG) Zoeken, volgende of vorige Druk de seek toets in om: • op het volgende of vorige radiostation af te stemmen • het volgende of vorige nummer af te spelen Houd de seek toets ingedrukt om: • af te stemmen op het volgende radiostation op een hogere of lagere frequentie • door een nummer te zoeken Zie Snelheidsregeling (Cruise Control) (bladzijde 136).
Ruitenwissers en ruitensproeiers Intervalwissen VOORRUITWISSERS N.B.: Laat de voorruit volledig ontdooien voordat u de ruitenwissers inschakelt. N.B.: Controleer of de ruitenwissers zijn uitgeschakeld voordat u een wasstraat inrijdt. N.B.: Breng nieuwe ruitenwisserbladen aan zodra ze stroken water en strepen op de voorruit beginnen achter te laten. N.B.: Schakel de ruitenwissers niet in bij een droge voorruit.
Ruitenwissers en ruitensproeiers N.B.: Indien u de automatische verlichting in combinatie met de automatische wisfunctie inschakelt, wordt het dimlicht automatisch ingeschakeld wanneer de regensensor de continue wisfunctie van de ruitenwissers activeert. De ruitenwissers worden ingeschakeld zodra water op de voorruit wordt ontdekt. De regensensor meet voortdurend de hoeveelheid water op de voorruit en stelt de wissnelheid van de ruitenwissers automatisch af.
Ruitenwissers en ruitensproeiers Druk op de knop om de sproeiers te bedienen. Na het loslaten van de knop blijven de ruitenwissers nog kortstondig in werking. ACHTERRUITWISSERS EN SPROEIERS Intervalwissen Trek de hendel naar u toe om de ruitensproeiers te bedienen. Deze werken maximaal 10 seconden. Na het loslaten van de hendel blijft de ruitenwisser nog kortstondig in werking. Trek de hendel naar u toe.
Verlichting ALGEMENE INFORMATIE VERLICHTINGSBEDIENING Condensvorming in lampen Standen van de lichtschakelaar Lampen van de buitenverlichting hebben ontluchtingsopeningen ten behoeve van normale wijzigingen in de luchtdruk Condensvorming kan een natuurlijke bijkomstigheid van deze constructie zijn. Wanneer vochtige lucht via de ontluchtingsopeningen in de lampeenheid binnendringt, bestaat de mogelijkheid dat condensvorming optreedt wanneer de temperatuur laag is.
Verlichting Grootlicht N.B.: Onder slechte weersomstandigheden kan het nodig zijn uw koplampen handmatig in te schakelen. N.B.: Wanneer u de automatische verlichting hebt ingeschakeld, kunt u alleen het grootlicht inschakelen wanneer de functie de koplampen heeft ingeschakeld. N.B.: Indien u de automatische verlichting in combinatie met de automatische wisfunctie inschakelt, wordt het dimlicht automatisch ingeschakeld wanneer de regensensor de continue wisfunctie van de ruitenwissers activeert.
Verlichting DAGRIJLICHT (INDIEN AANWEZIG) MISTACHTERLICHTEN WAARSCHUWING Schakel in situaties met weinig daglicht of tijdens slechte weersomstandigheden altijd uw koplampen in. Het systeem activeert de achterlichten niet en biedt tijdens deze omstandigheden wellicht onvoldoende verlichting. Niet inschakelen van uw koplampen onder deze omstandigheden kan een aanrijding tot gevolg hebben. WAARSCHUWINGEN Gebruik de mistachterlichten alleen wanneer het zicht minder dan 50 meter bedraagt.
Verlichting A Hoge stand van de koplamplichtbundels B Lage stand van de koplamplichtbundels U kunt de hoogte van de koplamplichtbundels aanpassen aan de belading van uw auto. Aanbevolen schakelaarposities koplampafstelling Belading Gewicht in bagage1 Schakelaarstand Voorstoelen Stoelen, tweede zitrij ruimte 1-2 - - 0 1-2 3 - 2 1-2 3 Max. 2,5 1-2 - Max. 3.5 1 - Max. 4 ** * Zie Voertuigidentificatieplaatje (bladzijde 209).
Verlichting Leeslampen INTERIEURVERLICHTING Instapverlichting A Uit B Portiercontact C Aan Wanneer u het contact uitschakelt, gaan de leeslampen korte tijd later automatisch uit om te voorkomen dat de accu leegraakt. Zet het contact kort aan om het weer in te schakelen. Wanneer u de schakelaar in stand B zet, gaat de instapverlichting branden wanneer u een portier of de achterklep ontgrendelt of opent.
Ruiten en spiegels Ruiten volledig sluiten met één druk op de knop (indien aanwezig) ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN (INDIEN AANWEZIG) Til de schakelaar volledig op en laat deze weer los. Druk de schakelaar opnieuw in of trek deze omhoog om de ruit te stoppen. WAARSCHUWINGEN Laat kinderen niet zonder toezicht in uw auto achter en laat hen niet met de elektrische ruitbediening spelen. Ze kunnen zich ernstig verwonden.
Ruiten en spiegels Ga als volgt te werk om deze beveiligingsvoorziening te omzeilen wanneer weerstand voelbaar is, bijv. in de winter: 8. Reset de procedure en herhaal deze indien de ruit niet automatisch sluit. 1. Sluit de ruit twee maal totdat deze het weerstandspunt bereikt en laat de ruit openen. 2. Sluit de ruit een derde maal tot het weerstandspunt. De inklembeveiliging is nu uitgeschakeld en u kunt de ruit nu handmatig sluiten.
Ruiten en spiegels 2. Houd de ontgrendelknop van de afstandsbediening minimaal 3 seconden ingedrukt. Auto's met sleutelloze toegang Druk op de vergrendel- of ontgrendelknop om de openingsfunctie te stoppen. Integraal sluiten Auto's zonder sleutelloze toegang WAARSCHUWING Wees voorzichtig bij het gebruiken van de functie voor integraal sluiten. Druk in een noodgeval onmiddellijk op de vergrendel- of ontgrendelknop om te stoppen.
Ruiten en spiegels Handmatig in- en uitklappen N.B.: U kunt de spiegels alleen in- of uitklappen wanneer de spiegelschakelaar in de stand B uit staat. De elektrisch inklapbare spiegels werken alleen bij ingeschakeld contact. A Spiegel aan linkerzijde B Uit C Spiegel aan rechterzijde N.B.: U kunt de spiegels nog enkele minuten lang bedienen (spiegel kantelen en in- of uitklappen) nadat u het contact hebt uitgeschakeld. Als u een portier opent, kunt u de spiegels niet meer bedienen.
Ruiten en spiegels BINNENSPIEGEL WAARSCHUWING Verstel de spiegel nooit tijdens het rijden. N.B.: Reinig de behuizing of het spiegelglas niet met agressieve schuurmiddelen, brandstof of andere petroleum- of ammoniakhoudende reinigingsmiddelen. U kunt de binnenspiegel naar wens afstellen. Sommige spiegels hebben een tweede scharnierpunt. Hiermee kunt u de spiegelkop op en neer en heen en weer bewegen. Trek de nok onder de spiegel naar u toe om 's nachts verblinding via de spiegel tegen te gaan.
Instrumentenpaneel METERS A Toerenteller B Informatiedisplay en koelvloeistoftemperatuurmeter C Snelheidsmeter D Brandstofmeter E Terugsteltoets dagteller Brandstofmeter Motorkoelvloeistoftemperatuurmeter Schakel het contact in. De brandstofmeter geeft aan hoe veel brandstof er ongeveer in de brandstoftank resteert. De brandstofmeter kan licht afwijken wanneer uw auto op een helling rijdt.
Instrumentenpaneel WAARSCHUWINGS- EN INDICATIELAMPEN WAARSCHUWING Rijden met uw auto terwijl de waarschuwingslamp is ingeschakeld, is gevaarlijk. Een aanzienlijke vermindering van de remprestaties kan dan optreden. Het duurt langer voordat u de auto tot stilstand hebt gebracht. Laat uw auto onmiddellijk door een erkende dealer controleren. Over langere afstanden rijden terwijl de parkeerrem ingeschakeld is, kan het uitvallen van de remmen en persoonlijk letsel veroorzaken.
Instrumentenpaneel Waarschuwingslamp motorkoelvloeistoftemperatuur Alle voertuigen Indien een van deze lampjes bij draaiende motor gaat branden, dan wijst dit op een storing. De motor blijft draaien maar levert wellicht minder vermogen. Wanneer deze tijdens het rijden knippert, minder dan onmiddellijk snelheid. Blijft de lamp knipperen, vermijd dan snel optrekken en krachtig afremmen. Laat uw auto onmiddellijk door een erkende dealer controleren.
Instrumentenpaneel Waarschuwingslamp Vorst Informatiecontrolelampje De controlelamp gaat branden wanneer een nieuw bericht is opgeslagen in de informatiedisplay. Zie Infoberichten (bladzijde 77). WAARSCHUWING Ook wanneer de temperatuur tot boven 4°C stijgt, is dit nog geen garantie dat de weg vrij is van gevaren die door plotselinge weersveranderingen kunnen ontstaan. Waarschuwingslamp laag brandstofpeil Gaat branden wanneer de buitentemperatuur 4°C of lager is.
Instrumentenpaneel Controlelamp stabiliteitsregeling Waarschuwingslamp antiblokkeerremsysteem De lamp knippert tijdens het rijden wanneer het systeem werkt. Indien dit lampje na het inschakelen van het contact niet brandt of indien het tijdens het rijden continu brandt, wijst dit op een storing. Bij storingen wordt het systeem uitgeschakeld. Laat uw auto zo snel mogelijk door een erkende dealer controleren. Brandt deze lamp tijdens het rijden, dan wijst dit op een storing.
Instrumentenpaneel Richtingaanwijzer Waarschuwingslampje motorolie Deze lamp gaat branden wanneer de linker of rechter richtingaanwijzer of de alarmknipperlichten wordt ingeschakeld. Blijven de controlelampjes ingeschakeld of gaan deze sneller knipperen, controleer dan op een doorgebrande gloeilamp. Zie Gloeilampen vervangen (bladzijde 181). Hervat uw reis niet wanneer het controlelampje gaat branden terwijl het peil correct is. Laat uw auto onmiddellijk door een erkende dealer controleren.
Instrumentenpaneel Controlelampje grootlicht Als beide lampen samen gaan branden, breng de auto dan zo snel mogelijk tot stilstand wanneer dit veilig kan. Doet u dit niet, dan kan dit leiden tot verminderd vermogen en afslaan van de motor. Zet de auto van contact en probeer de motor te starten. Laat de auto onmiddellijk door een erkende dealer controleren als de motor kan worden gestart. Als de motor niet kan worden gestart, laat dan de auto controleren alvorens verder te rijden.
Instrumentenpaneel Schakelindicatielampje Waarschuwing veiligheidsgordel De controlelamp brandt om aan te geven dat schakelen naar een hogere versnelling zuiniger is en zorgt voor een lagere CO2-uitstoot. De controlelamp brandt niet tijdens perioden van hoge acceleraties, remmen of intrappen van het koppelingspedaal. WAARSCHUWINGEN De waarschuwing veiligheidsgordel blijft in de standby-modus wanneer de voorste veiligheidsgordels zijn vastgemaakt.
Infodisplays Bedieningstoetsen informatiedisplay ALGEMENE INFORMATIE WAARSCHUWING Afleiding tijdens het rijden kan leiden tot verlies van de controle over de auto, ongelukken en letsel. We adviseren zeer voorzichtig te werk te gaan bij het gebruik van apparatuur of functies die uw aandacht van de weg kunnen afleiden. Uw hoofdverantwoordelijkheid is de veilige bediening van uw auto.
Infodisplays SYNC-Telefoon Nummer kiezen Opnieuw kiezen Telefoonboek Oproeplijsten Snelkeuze SMS BT-apparaten Tel.instellingen Menu Ford EcoMode SYNC-Instelling. Bluetooth aan Standaard inst. Volledige reset Install. in SYNC Systeeminfo. Spraakinstell. SYNC-Applicaties Navigatie Routeopties Kaartweergave Hulpfuncties Pers.
Infodisplays Menu DSP-instelling DSP-equalizer Verkeer Nieuwsbericht Alt. frequentie RDS regionaal DAB-servicelink Bluetooth Auto Tractiecontrole ESC Active City Stop Bandenspanningcontr. Hill start assist Parkeerslot Alarmsysteem Rain sensor El. inklapb. spiegel Richtingaanwijzer Sfeerverlichting Signaaltonen Klok Automat.
Infodisplays Menu Taal Dimmen MyKey maak MyKey Tractiecontrole ESC Active City Stop Snelh.beperking Snelh.waarsch. Volumebegrenz. Informatie wist alle MyKeys MyKey actief Informatie System Check TRIPCOMPUTER Indien van toepassing worden eerst alle actieve waarschuwingen weergegeven. Het menu System Check kan afwijken op basis van uitrustingsopties en actuele voertuigstatus. Druk op de pijltoetsen omhoog of omlaag om door de lijst te scrollen. KLOK Druk op de toets om door de schermen te scrollen.
Infodisplays Dagteller Gemiddelde snelheid Registreert de gereden afstand van de afzonderlijke ritten. Geeft de berekende gemiddelde snelheid aan vanaf het moment dat de functie op nul werd teruggesteld. Kilometerteller Resterende afstand tot tank leeg is Registreert de totale afstand die met uw auto gereden is. Geeft bij benadering de afstand aan die nog met uw auto kan worden afgelegd tot de tank leeg is.
Infodisplays Druk op de toets OK om te bevestigen en om enkele berichten van de informatiedisplay te verwijderen. Andere berichten worden na korte tijd automatisch verwijderd. INFOBERICHTEN N.B.: Niet alle berichten worden weergegeven of zijn beschikbaar, afhankelijk van de opties waarmee de auto is uitgerust. Afhankelijk van het type instrumentenpaneel kunnen bepaalde berichten worden afgekort of ingekort. Bepaalde berichten moeten worden bevestigd voordat toegang tot de menu's wordt verkregen.
Infodisplays Alarm Bericht Berichtenindicator Te verrichten handeling Alarm afgegaan Check voertuig Oranje Zie Beveiliging (bladzijde 46). Interieurbeveiliging gedeactiveerd Oranje Zie Beveiliging (bladzijde 46). Alarmsysteem Storing Onderhoud zsm - Laat uw auto zo snel mogelijk door een erkende dealer controleren. Deuren open Bericht Berichtenindicator Te verrichten handeling Portier bestuurder open Rood Auto is in beweging. Stop de auto zo snel dit veilig kan en sluit het portier.
Infodisplays Bericht Berichtenindicator Te verrichten handeling Portier passagier open Oranje Auto is niet in beweging. Sluiten. Zijportier achter passagier open Oranje Auto is niet in beweging. Sluiten. Bagageruimte open Oranje Auto is niet in beweging. Sluiten. Motorkap open Oranje Auto is niet in beweging. Sluiten. Zie De motorkap openen en sluiten (bladzijde 162).
Infodisplays Sleutelloze toegang Bericht Berichtenindicator Te verrichten handeling Sleutel niet herkend Oranje Zie Sleutelloze toegang (bladzijde 43). Sleutel buiten auto Oranje Zie Sleutelloze toegang (bladzijde 43). Sleutel - batterij bijna leeg Vervang batterij Oranje Zie Afstandsbediening (bladzijde 32). Contact uit Druk op POWER Oranje Zie Sleutelloos starten (bladzijde 106). Rem indrukken om te starten - Zie Sleutelloos starten (bladzijde 106).
Infodisplays Onderhoud Berichtenindicator Te verrichten handeling Remvloeistof laag peil Service nu Rood Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 173). Remsysteem Storing Veilig stoppen Rood Laat uw auto zo snel mogelijk door een erkende dealer controleren. Motorolie druk laag Veilig stoppen Rood Zie Motorolie controleren (bladzijde 171). Bericht Motor Storing Service nu Oranje Laat uw auto zo snel mogelijk door een erkende dealer controleren. Regen-licht-sens.
Infodisplays Berichtenindicator Te verrichten handeling MyKey Snelheidsbegrenz. tot XX km/h - Wordt weergeven bij het starten van uw auto en wanneer MyKey wordt gebruikt en de MyKey snelheidsbegrenzing ingeschakeld is. MyKey Controleer snelheid Veilig rijden - Wordt weergegeven wanneer MyKey actief is. MyKey Voertuig dichtbij maximumsnelheid - Wordt weergegeven wanneer een MyKey wordt gebruikte en de MyKey snelheidsbegrenzing wordt bereikt.
Infodisplays Stabiliteitsregeling Berichtenindicator Te verrichten handeling Tractiecontrole uit Oranje Zie Gebruik maken van stabiliteitsregeling (bladzijde 129). Sport mode Oranje Zie Gebruik maken van stabiliteitsregeling (bladzijde 129). Electronische stabiliteitscontrole uit Oranje Zie Gebruik maken van stabiliteitsregeling (bladzijde 129). ABS Storing Onderhoud nu Oranje Laat uw auto zo snel mogelijk door een erkende dealer controleren. ESP Storing Volg.
Infodisplays Berichtenindicator Te verrichten handeling Koppeling indrukken om te starten - Zie Motor starten en stoppen (bladzijde 106). Rem en koppeling indrukken om te starten - Zie Motor starten en stoppen (bladzijde 106). Tijdoverschrijding motorstart - Zie Motor starten en stoppen (bladzijde 106). Berichtenindicator Te verrichten handeling Rood Schakel het contact uit voordat u uit de auto stapt als het systeem de motor uitgeschakeld heeft. Zie Auto-Start-Stop (bladzijde 112).
Infodisplays Stuurinrichting Bericht Berichtenindicator Te verrichten handeling Stuurbekrachtiging Storing Service nu Rood Laat uw auto zo snel mogelijk door een erkende dealer controleren. Stuurslot Storing Veilig stoppen Rood Stop uw auto op een veilige plek. Laat uw auto zo snel mogelijk door een erkende dealer controleren. Oranje De auto blijft bestuurbaar, maar u zult meer kracht moeten uitoefenen om het stuurwiel te draaien. Laat uw auto zo snel mogelijk door een erkende dealer controleren.
Infodisplays Transmissie Bericht Transmissie Storing Service nu Berichtenindicator Te verrichten handeling Rood Laat uw auto door een erkende dealer controleren. Transmissie oververhit Veilig stoppen Rood De transmissie raakt oververhit en moet afkoelen. Breng de auto tot stilstand zodra dit veilig kan. Zet de keuzehendel van de transmissie in stand N of P en schakel de parkeerrem in. Schakel het contact uit tot de transmissie is afgekoeld en het bericht uit de display is verdwenen.
Infodisplays Berichtenindicator Te verrichten handeling Rem indrukken om keuzehendel te ontgrendelen - Zie Automatische transmissie (bladzijde 123). Zie Motor starten en stoppen (bladzijde 106). Keuzehendel ontgrendeld - Zie Automatische transmissie (bladzijde 123). Zie Motor starten en stoppen (bladzijde 106). Versnelling niet in parkeerstand - Zie Automatische transmissie (bladzijde 123). Zie Motor starten en stoppen (bladzijde 106).
Klimaatregeling Het interieur verwarmen WERKING Laat de lucht naar de beenruimten stromen. Laat, bij koud of vochtig weer, een geringe hoeveelheid lucht naar de voorruit en de portierruiten stromen. Buitenlucht Zorg dat de luchtinlaat voor de voorruit niet geblokkeerd is (bijv. met sneeuw of bladeren), zodat het klimaatregelsysteem goed kan werken. Het interieur afkoelen Laat de lucht naar het hoofdniveau stromen.
Klimaatregeling HANDMATIGE KLIMAATREGELING A Aanjagersnelheid: Regelt de hoeveelheid lucht die in de auto circuleert. Draai deze knop om de gewenste snelheid te selecteren of de aanjager uit te schakelen. Als u de aanjager uitschakelt, kan de voorruit beslaan. B Luchtrecirculatie: Druk op de toets om te kiezen tussen toevoer van buitenlucht en gerecirculeerde lucht. Wanneer u luchtrecirculatie selecteert, gaat het lampje in de toets branden en wordt de lucht in het passagierscompartiment gerecirculeerd.
Klimaatregeling AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING A Aanjagersnelheid: Regelt de hoeveelheid lucht die in de auto circuleert. Draai de knop voor de gewenste aanjagersnelheid. De instelling wordt op het display weergegeven. B Dashboard: Druk op de toets om de lucht via de luchtroosters in het dashboard te verdelen. C Voorruit: Druk op de toets om de lucht via de luchtroosters bij de voorruit te verdelen. U kunt deze instelling ook gebruiken om de voorruit te ontwasemen of van een dun laagje ijs te ontdoen.
Klimaatregeling H Luchtrecirculatie: Druk op de toets om te kiezen tussen toevoer van buitenlucht en gerecirculeerde lucht. De lucht in het passagierscompartiment wordt gerecirculeerd. Hierdoor kan het koelen van het interieur minder lang duren en kunnen ongewenste geuren van buiten verminderd worden. I Off knop: Druk op de knop om het systeem uit te schakelen. J Achterruitverwarming: Druk op de toets om de achterruit te ontwasemen of van een dun laagje ijs te ontdoen.
Klimaatregeling Handbediende klimaatregeling N.B.: Wanneer AUTO geselecteerd is bij een lage omgevingstemperatuur, wordt de luchtstroom naar de voorruit en zijruiten geleid zolang de motor nog koud is. N.B.: Om het beslaan van de voorruit tijdens vochtig weer te voorkomen, moet de luchtverdeling worden ingesteld op lucht via de luchtroosters bij de voorruit. Verhoog zo nodig de temperatuur en de aanjagersnelheid om het vrijmaken van de voorruit te verbeteren. N.B.
Klimaatregeling Aanbevolen instellingen voor verwarmen Auto's met handbediende klimaatregeling Auto's met automatische klimaatregeling 1 Stel de aanjagersnelheid op de tweede stand in. Druk op de toets AUTO. 2 Stel de temperatuurregeling op de gewenste stand in. Stel de temperatuurregeling op de gewenste stand in. 3 Stel de luchtverdeling op de stand voor de luchtroosters in de beenruimte en bij de voorruit in.
Klimaatregeling Auto staat langere tijd stil bij extreem hoge omgevingstemperatuur Auto's met handbediende klimaatregeling Auto's met automatische klimaatregeling 1 Schakel de parkeerrem in. Schakel de parkeerrem in. 2 Zet de keuzehendel van de transmissie in stand P of neutraal. Zet de keuzehendel van de transmissie in stand P of neutraal. 3 Stel de temperatuurregeling op de stand Druk op de toets AUTO. MAX A/C in.
Klimaatregeling Verwarmde voorruit Verwarmde achterruit Verwarmde buitenspiegels In de elektrisch bedienbare buitenspiegels is een verwarmingselement gemonteerd dat het spiegelglas ontdooit of ontwasemt. Wanneer u de achterruitverwarming inschakelt, worden deze elementen automatisch ingeschakeld.
Stoelen Er wordt aangeraden de volgende richtlijnen in acht te nemen: • Ga rechtop zitten met de onderzijde van uw rug zover mogelijk naar achteren. • Kantel de rugleuning van de stoel niet meer dan 30 graden achterover. • Stel de hoofdsteun zodanig in, dat de bovenzijde gelijkligt met de bovenzijde van uw hoofd. Stel de hoofdsteun zover mogelijk naar voren in. Zorg hierbij ervoor dat u comfortabel zit. • Houd voldoende afstand tussen uzelf en het stuurwiel.
Stoelen De hoofdsteunen verwijderen Hoofdsteun midden achterbank Hoofdsteun voor Druk de borgknoppen in en verwijder de hoofdsteun. HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN - 3-DEURS 1. Druk de vergrendelknop in en houd deze ingedrukt. 2. Maak de bevestigingsklem m.b.v. een geschikt werktuig los. WAARSCHUWINGEN Verstel de bestuurdersstoel niet tijdens het rijden. Dit kan ertoe leiden dat u de controle over uw auto verliest, met ernstig persoonlijk letsel of de dood als gevolg.
Stoelen De stoel naar achteren en naar voren bewegen WAARSCHUWING Beweeg de stoel naar voren en naar achteren nadat u de hendel hebt losgelaten om te controleren of de stoel goed is vergrendeld. Een stoel die niet volledig in zijn vergrendeling grijpt, kan zich verplaatsen wanneer uw auto rijdt. Dit kan ertoe leiden dat u de controle over uw auto verliest, met ernstig persoonlijk letsel of de dood als gevolg. 1. Trek aan de vergrendelhendel om de rugleuning te ontgrendelen. N.B.
Stoelen Hoogte van de bestuurdersstoel verstellen 1. Duw tegen de rugleuning om de gekantelde stoel naar de eindaanslag (geheugenpositie) of de gewenste zitpositie te schuiven. 2. Zet de rugleuning rechtop. Kantelhoek afstellen Lendensteun afstellen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN WAARSCHUWING Verstel de bestuurdersstoel niet tijdens het rijden. Dit kan ertoe leiden dat u de controle over uw auto verliest, met ernstig persoonlijk letsel of de dood als gevolg.
Stoelen De stoel naar achteren en naar voren bewegen Hoogte van de bestuurdersstoel verstellen WAARSCHUWING Beweeg de stoel naar voren en naar achteren nadat u de hendel hebt losgelaten om te controleren of de stoel goed is vergrendeld. Een stoel die niet volledig in zijn vergrendeling grijpt, kan zich verplaatsen wanneer uw auto rijdt. Dit kan ertoe leiden dat u de controle over uw auto verliest, met ernstig persoonlijk letsel of de dood als gevolg.
Stoelen VERWARMDE STOELEN WAARSCHUWING Mensen die geen pijn op hun huid kunnen voelen als gevolg van hoge leeftijd, chronische ziekte, diabetes, ruggengraatletsel, medicatie, alcoholgebruik, uitputting of andere fysieke omstandigheden moeten voorzichtig omgaan met de stoelverwarming. De stoelverwarming kan zelfs bij lage temperatuur verbrandingen veroorzaken, met name indien ze gedurende langere tijd gebruikt wordt. Plaats niets op de stoel dat warmte-isolerend is, zoals een deken of een kussen.
Stoelen Druk eenmaal op de gewenste toets voor maximale verwarming. Twee lampjes gaan branden in de schakelaar. Druk opnieuw op de toets voor een lagere verwarmingstemperatuur. Een lampje gaat branden in de schakelaar. Druk de schakelaar opnieuw in om de verwarming volledig uit te schakelen. De stoelverwarming werkt alleen met ingeschakeld contact. De stoelverwarming blijft ingeschakeld totdat de stoelverwarming dan wel het contact wordt uitgeschakeld.
Extra voedingsaansluitingen Voedingspunt met 12 Volt gelijkstroom Voorkomen dat de accu leegraakt: • Gebruik het voedingspunt niet langer dan nodig wanneer de motor niet draait. • Laat apparaten 's nachts niet aangesloten of wanneer de auto een langere periode staat geparkeerd. WAARSCHUWING Sluit geen extra elektrische accessoires aan op de aansluitbus van de sigarettenaansteker.
Extra voedingsaansluitingen Druk het verwarmingselement in om de aansteker te laten gloeien. Hij springt automatisch in de oorspronkelijke stand terug.
Opbergvakken BEKERHOUDERS WAARSCHUWING Plaats tijdens het rijden geen hete dranken in de bekerhouders.
Motor starten en stoppen ALGEMENE INFORMATIE CONTACTSLOT WAARSCHUWINGEN Door langdurig stationair draaien met hoge motortoerentallen kan tot zeer hoge temperaturen in de motor en het uitlaatsysteem leiden, waardoor het risico op brand of andere schade ontstaat. Laat de motor niet stationair draaien en parkeer of rij de auto niet op droog gras of ander droog materiaal. Het emissiesysteem warmt de motorruimte en het uitlaatsysteem op, waardoor het risico op brand ontstaat.
Motor starten en stoppen N.B.: Het contact wordt automatisch uitgeschakeld wanneer u de auto onbeheerd achterlaat. Dit is om te voorkomen dat de voertuigaccu leegraakt. 1. Zet de keuzehendel in stand "P" of "N". 2. Druk het rempedaal volledig in. 3. Druk de toets kortstondig in. N.B.: Om het contact aan te zetten en de motor te starten moet zich een geldige sleutel in de auto bevinden. Een dieselmotor starten N.B.: De startmotor kan pas worden ingeschakeld wanneer de controlelamp gloeibougies is gedoofd.
Motor starten en stoppen Handgeschakelde versnellingsbak 2. Beweeg de keuzehendel van de transmissie naar de stand N en gebruik de remmen om de auto veilig te stoppen. 3. Beweeg nadat de auto is gestopt de keuzehendel naar stand P of N en zet de auto van contact. N.B.: Door tijdens het starten het koppelingspedaal op te laten komen, wordt de startmotor uitgeschakeld maar blijft het contact aan. In het display wordt een bericht weergegeven.
Motor starten en stoppen Stuur ontgrendelen Als de motor na drie startpogingen nog niet is aangeslagen, wacht dan 10 seconden en ga te werk zoals is beschreven onder Verzopen motor. Zet het contact aan om het stuurwiel te ontgrendelen. N.B.: U moet het stuurwiel misschien een beetje draaien om het te ontgrendelen. Levert het starten bij temperaturen lager dan -25 °C problemen op, druk het gaspedaal dan tot het middenpunt van de pedaalslag in en probeer het opnieuw.
Motor starten en stoppen Motor slaat niet aan Auto's met automatische transmissie Auto's met handgeschakelde versnellingsbak N.B.: Druk het gaspedaal niet in. N.B.: Door tijdens het starten het rempedaal op te laten komen, wordt de startmotor uitgeschakeld maar blijft het contact aan. Als de motor niet start wanneer het koppelingspedaal volledig is ingetrapt en de contactsleutel naar stand III is gedraaid. 1. Zet de keuzehendel van de transmissie in stand P of N. 2. Druk het rempedaal volledig in. 3.
Motor starten en stoppen Regeneratie U dient af en toe ritten te maken onder de volgende omstandigheden ter ondersteuning van de regeneratieprocedure: • Rijd minimaal 20 minuten met de auto onder gunstige omstandigheden (hoge snelheden tijdens normaal rijden) op een hoofdweg of snelweg. Deze rit kan korte stoppen bevatten die geen invloed hebben op de regeneratieprocedure. • Voorkom langdurig stationair draaien en neem altijd snelheidslimieten en het type wegdek in acht. • Schakel het contact niet uit.
Unieke rijeigenschappen N.B.: De start/stop-indicatielamp brandt groen wanneer de motor wordt uitgeschakeld. Zie Waarschuwings- en indicatielampen (bladzijde 65). AUTO-START-STOP N.B.: Voor auto's met start/stop-schakelaar verschillen de accuvereisten. De accu moet worden vervangen door een accu met exact dezelfde specificatie als de originele. Het systeem verlaagt het brandstofverbruik en de CO2-emissies door de motor uit te schakelen wanneer de auto stationair draait, bijvoorbeeld bij verkeerslichten.
Unieke rijeigenschappen • • • Weinig vacuüm in remsysteem. Als een snelheid van 5 km/u niet is overschreden. De veiligheidsgordel van de bestuurdersstoel is niet vastgemaakt. Motor opnieuw starten N.B.: De keuzehendel van de transmissie moet in neutraal staan. Druk het koppelingspedaal in. Het systeem kan de motor onder bepaalde omstandigheden weer starten, bijvoorbeeld: • Een lage accuspanning. • Om het interieurklimaat te behouden.
Brandstof en tanken • VEILIGHEIDSMAATREGELEN WAARSCHUWINGEN Tank de brandstoftank niet te vol. De druk in een overvolle tank kan lekkage veroorzaken en leiden tot het naar buiten spuiten van brandstof en brand. Het brandstofsysteem kan onder druk staan. Als u een sissend geluid hoort bij de tankklep (Easy Fuel-systeem zonder tankdop), tank dan niet voordat het geluid gestopt is. Anders kan er brandstof naar buiten spuiten, wat tot ernstig letsel kan leiden.
Brandstof en tanken veroorzaken. Bij gevoelige personen kan dit leiden tot ernstig letsel of ziekte. Als er brandstof op de huid terecht komt, was deze dan grondig met water en zeep. Neem direct contact op met een arts als u bijwerkingen ondervindt. BRANDSTOFKWALITEIT DIESEL WAARSCHUWINGEN Meng de diesel niet met olie, benzine of andere vloeistoffen. Deze kunnen een chemische reactie veroorzaken. BRANDSTOFKWALITEIT BENZINE Voeg geen kerosine, paraffine of benzine aan de diesel toe.
Brandstof en tanken • • Het contact moet na het tanken wellicht enkele malen van OFF naar ON worden gedraaid, zodat het brandstofsysteem de brandstof van de tank naar de motor kan pompen. Tijdens het starten kan de starttijd enkele seconden langer duren dan normaal. Bij een sleutelloos ontstekingssysteem kan de motor gewoon worden gestart. De starttijd duurt langer dan normaal. Normaal gesproken is het tanken van 4,6 liter brandstof genoeg om de motor te starten.
Brandstof en tanken KATALYSATOR WAARSCHUWINGEN Wanneer u een hogedrukspuit gebruikt om uw auto te wassen, spuit dan kort op de brandstofvulklep vanaf een afstand van niet minder dan 200 millimeter. WAARSCHUWING Laat de motor niet stationair draaien of parkeer de wagen niet op droge bladeren, droog gras of ander brandbaar materiaal. Tijdens het gebruik van de motor en na het afzetten van de motor straalt het uitlaatsysteem veel warmte uit. Dit kan brandgevaar opleveren.
Brandstof en tanken 4. Bedien het vulpistool binnen de getoonde gebieden. N.B.: Na het plaatsen van een vulpistool met de correcte afmeting wordt een veerbelaste blokkering geopend. Hierdoor wordt voorkomen dat onjuiste brandstof wordt getankt. 2. Breng het vulpistool tot en met de eerste nok op het vulpistool A in. Laat het rusten op de afdekking van de vulbuis. 5. Til het vulpistool licht op om het te verwijderen. BRANDSTOFVERBRUIK N.B.
Brandstof en tanken De CO2 waarden en de brandstofverbruikcijfers zijn afgeleid van laboratoriumtests volgens Richtlijn (EEC) 715/2007 en aanvullingen daarop. Deze richtlijnen worden door alle automobielfabrikanten aangehouden. De resultaten zijn het meest nauwkeurig wanneer de vulmethode consistent is. Brandstofverbruik berekenen Meet het brandstofverbruik niet gedurende de eerste 1500 km (dit is de inloopperiode van uw motor). Een nauwkeuriger meting wordt bereikt na 3000 - 5000 km.
Brandstof en tanken TECHNISCHE SPECIFICATIE Brandstofverbruikscijfers Stadsverkeer Buitenweg Gecombineerd CO2-emissie l/100 km (mpg) l/100 km (mpg) l/100 km (mpg) g/km 1.0L EcoBoost met StartStop 5,3 (53,3) 3,7 (76,3) 4,3 (65,7) 99 1.0L EcoBoost zonder StartStop 5,9 (47,9) 3,7 (76,3) 4,5 (62,8) 105 1.25L Duratec-16V - Fase V 6,9 (40,9) 4,2 (67,3) 5,2 (54,3) 120 1.4L Duratec -16V 7,6 (37,2) 4,5 (62,8) 5,7 (49,6) 130 1.6L Duratec -16V 8,4 (33,6) 4,5 (62,8) 5,9 (47,9) 138 1.
Versnellingsbak/transmissie HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK De achteruit inschakelen Schakel de achteruit niet in wanneer de auto in beweging is. Dit kan inwendige schade aan de versnellingsbak veroorzaken. Auto's met handgeschakelde versnellingsbak beschikken over een startmotorblokkering om starten van de motor te voorkomen (tenzij het koppelingspedaal volledig wordt ingetrapt).
Versnellingsbak/transmissie Aanbevolen schakelsnelheden N.B.: Zet de keuzehendel van de transmissie niet in de eerste versnelling wanneer sneller dan 24 km/u wordt gereden. Hierdoor zal de koppeling beschadigd raken. Er wordt aanbevolen te schakelen volgens de onderstaande instructie om het meest gunstige brandstofverbruik te verkrijgen.
Versnellingsbak/transmissie AUTOMATISCHE TRANSMISSIE WAARSCHUWINGEN Zorg dat de parkeerrem altijd volledig ingeschakeld is en zorg dat de keuzehendel van de transmissie in stand P staat. Schakel het contact uit en verwijder de sleutel als u de auto verlaat.
Versnellingsbak/transmissie Sportmodus en handmatig schakelen R (Reverse) WAARSCHUWINGEN Zet de keuzehendel van de transmissie alleen in stand R (achteruit) wanneer de auto stilstaat en de motor stationair draait. Sportmodus N.B.: In de modus Sport werkt de transmissie normaal, maar worden versnellingen sneller en bij hogere motortoerentallen gekozen. Zorg altijd dat de auto volledig stil staat voordat de keuzehendel uit stand R (achteruit) wordt gehaald. N.B.
Versnellingsbak/transmissie 2. Laat het rempedaal opkomen en druk het gaspedaal in. WAARSCHUWINGEN Als de parkeerrem volledig is gelost, maar de remwaarschuwingslamp blijft branden, dan werken de remmen wellicht niet correct. Neem contact op met een erkende dealer. Stoppen 1. Laat het gaspedaal opkomen en druk het rempedaal in. 2. Schakel de parkeerrem in. 3. Zet de keuzehendel van de transmissie in stand N of P.
Versnellingsbak/transmissie 4. Druk het rempedaal in. Draai de hendel m.b.v. een geschikte gereedschap naar voren terwijl u de keuzehendel vanuit de parkeerstand in de neutraalstand trekt. N.B.: Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende dealer als deze procedure wordt toegepast. om weg te rijden. Zo wordt voorkomen dat de auto op een helling kan terugrollen.
Remmen ALGEMENE INFORMATIE TIPS VOOR RIJDEN MET ABS N.B.: Wanneer het systeem in werking is, pulseert het rempedaal en legt wellicht een langere weg af. Blijf het rempedaal indrukken. Er is tevens wellicht een geluid hoorbaar vanaf het systeem. Dat is normaal. WAARSCHUWING Het systeem is niet bedoeld om de bestuurder te ontheffen van zijn plicht om tijdens het rijden voorzichtig en oplettend te zijn.
Remmen N.B.: Als de auto wordt geparkeerd op een helling en naar beneden wijst, selecteer dan de achteruitversnelling en draai het stuur richting de stoeprand. Alle auto's N.B.: Druk de ontgrendelknop tijdens het aantrekken niet in. De handrem inschakelen: 1. Druk het rempedaal krachtig in. 2. Trek de handremhendel volledig omhoog. De handrem lossen: 1. Druk het rempedaal stevig in. 2. Trek de hendel enigszins omhoog 3. Druk op de ontgrendelknop en druk de hendel naar beneden.
Stabiliteitsregeling (indien aanwezig) Het systeem zorgt ook voor een betere tractieregeling door het motorkoppel te verlagen wanneer de wielen bij het accelereren beginnen door te draaien. Het verbetert de mogelijkheden om op gladde of losse oppervlakken te kunnen optrekken en het verbetert het comfort door wielspin in haarspeldbochten te beperken.
Stabiliteitsregeling (indien aanwezig) N.B.: Het systeem wordt automatisch ingeschakeld wanneer u het contact inschakelt. N.B.: Het systeem kan tevens worden uiten ingeschakeld met behulp van de informatiedisplay. Zie Infodisplays (bladzijde 72). Sportmodus inschakelen Druk op de schakelaar. De controlelamp gaat branden en er wordt een bericht weergegeven in de informatiedisplay. Druk nogmaals op de schakelaar om het systeem in de normale modus te zetten. N.B.
Parkeerhulp N.B.: Houd de sensoren vrij van vuil, ijs en sneeuw. Reinig de sensoren niet met scherpe voorwerpen. WERKING WAARSCHUWINGEN Het systeem is niet bedoeld om de bestuurder te ontheffen van zijn plicht om tijdens het rijden voorzichtig en oplettend te zijn. N.B.: Het systeem kan valse alarmen geven als het een signaal detecteert dat gebruik maakt van dezelfde frequentie als de sensoren of als uw auto helemaal volgeladen is.
Parkeerhulp (indien aanwezig) N.B.: Sommige accessoires kunnen de prestaties beperken of verkeerde activering veroorzaken. Bijvoorbeeld grote trekhaken, fietsendragers of rekken voor surfplanken. N.B.: De sensoren van het parkeerhulpsysteem moeten schoon en vrij van sneeuw en ijs worden gehouden om slechte prestaties of verkeerde activering te voorkomen. Reinig de sensors niet met scherpe voorwerpen. N.B.
Parkeerhulp Sensorsysteem voor en achter De volgende geluidssignalen zijn te horen wanneer grote voorwerpen zich binnen het dekkingsgebied van elke bumper bevinden: • U hoort een hoge toon uit de voorste luidsprekers van het audiosysteem wanneer grote voorwerpen zich binnen het dekkingsgebied van de sensor op de voorbumper van uw auto bevinden. Als de auto dichter bij een groot voorwerp rijdt, wordt het geluidssignaal sneller herhaald.
Parkeerhulp (indien aanwezig) Achteruitkijkcamera inschakelen Zet de keuzehendel van de transmissie uit R (achteruit), D (vooruit), L (laag) of rijd weg van grote voorwerpen of druk op de parkeerhulpknop om het systeem uit te schakelen. Voor de plaats van het item: Zie In één oogopslag (bladzijde 12). Als er een storing aanwezig is in het systeem, verschijnt een waarschuwingsbericht op het informatiepaneel en kunt u het systeem niet inschakelen.
Parkeerhulp (indien aanwezig) N.B.: De groene lijn wordt verlengd van 0,9 meter tot een afstand van 3,2 meter. N.B.: Wanneer er met een aanhanger achteruit wordt gereden, dan worden de lijnen niet op het scherm getoond. De camera geeft de rijrichting van uw auto weer, en niet die van de aanhanger. Achteruitkijkcamera uitschakelen N.B.: Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld wanneer de rijsnelheid ca. 12 km/u is. Druk op functietoets 4. Voor locatie: Zie Audiosysteem (bladzijde 213).
Snelheidsregeling (Cruise Control) (indien aanwezig) WERKING WAARSCHUWING Het systeem is niet bedoeld om de bestuurder te ontheffen van zijn plicht om tijdens het rijden voorzichtig en oplettend te zijn. Met de snelheidsregeling (cruise control) kunt u met behulp van de schakelaars op het stuurwiel de rijsnelheid instellen. U kunt cruise control gebruiken bij snelheden hoger dan ongeveer 30 km/u. De bediening van de cruise control bevindt zich in het stuurwiel.
Snelheidsregeling (Cruise Control) (indien aanwezig) Ingestelde snelheid annuleren Druk op de CAN toets en laat deze los, of druk het rempedaal in. De ingestelde snelheid wordt niet gewist. Ingestelde snelheid hervatten Druk op de RES toets en laat deze los. Cruise control uitschakelen N.B.: U wist de ingestelde snelheid indien u het systeem uitschakelt. Druk op de OFF toets en laat deze los, of schakel het contact uit.
Rijhulpmiddelen ACTIVE CITY STOP WAARSCHUWINGEN Indien uw auto is uitgerust met een niet door ons goedgekeurde voorruit, dan is het mogelijk dat het systeem niet naar behoren werkt. Algemene informatie WAARSCHUWINGEN Het systeem is niet bedoeld om de bestuurder te ontheffen van zijn plicht om tijdens het rijden voorzichtig en oplettend te zijn. Als de motor stopt nadat het systeem is ingeschakeld, dan worden de waarschuwingsknipperlichten geactiveerd.
Rijhulpmiddelen Active City Stop gebruiken U moet harder dan 50 km/u in een rechte lijn met de auto rijden om de procedure te voltooien. Dit kan enkele minuten duren. Het systeem uit- en inschakelen N.B.: Het systeem wordt automatisch ingeschakeld wanneer u het contact inschakelt. Informatie lasersensor In bepaalde situaties is het raadzaam om het systeem uit te schakelen, bijvoorbeeld: • Bij rijden in het terrein wanneer voorwerpen de voorruit kunnen afdekken.
Transport ALGEMENE INFORMATIE OPBERGRUIMTE ONDER VLOER ACHTERIN (INDIEN AANWEZIG) WAARSCHUWINGEN Gebruik bevestigingsriemen die voldoen aan een norm, bijv. DIN. Afstelbare laadvloer Zorg ervoor dat alle losse voorwerpen goed zijn vastgezet. Plaats bagage en ander voorwerpen zo laag mogelijk en zo ver mogelijk naar voren in de bagageruimte of de laadruimte. Rijd niet met geopende achterklep of achterdeur. Uitlaatgassen kunnen de auto worden binnengezogen.
Transport BAGAGEAFDEKKINGEN WAARSCHUWING Leg geen voorwerpen op de afdekking van de bagageruimte.
Aanhangers trekken • TREKKEN VAN EEN AANHANGER WAARSCHUWINGEN Rijd niet harder dan 100 km/u. Dit kan leiden tot verlies van controle over de auto, ernstige of dodelijke verwondingen. De bandenspanningen moeten worden vermeerderd met 3 psi (0,2 bar) boven de specificatie. Overschrijd de maximumdruk op de zijkant van de band niet. Dit kan ernstige verwondingen veroorzaken. Zie Velgen en banden (bladzijde 194).
Aanhangers trekken Het bruto treingewicht op het identificatieplaatje van de auto is van toepassing op hellingen tot 12% en hoogtes tot 3281 foot (1000 m) wanneer een aanhanger wordt getrokken. In berggebieden worden de motorprestaties kleiner omwille van de lage luchtdichtheid op hogere hoogtes. In hogere regio's boven 3281 foot (1000 m) moet het opgegeven maximaal toegestane bruto treingewicht met 10% worden verminderd voor elke extra 3281 foot (1000 m).
Aanhangers trekken 3. Houd de trekhaakkogel vast. Trek de draaiknop naar buiten en draai hem rechtsom totdat hij klikt. N.B.: Het rode merkteken op kartelwiel moet tegenover het groene merkteken op de trekhaakkogel staan. N.B.: Het groene merkteken op kartelwiel moet tegenover het groene merkteken op de trekhaakkogel staan. 4. Laat de kartelwiel los. De trekhaakkogel is nu ontgrendeld. 2. Draai de sleutel linksom en verwijder de sleutel om de trekhaakkogel te vergrendelen. 3.
Aanhangers trekken Trekhaakkogel verwijderen Verwijder de trekhaakkogel. Breng de stekker in de houder aan (1). Onderhoud WAARSCHUWING N.B.: Koppel de aanhanger af. Verwijder voordat u uw auto met een hogedrukreiniger reinigt de afneembare trekhaakkogel en sluit de opening met de dop af. 1. Verwijder de beschermkap. Schuif de kap op de sleutel. Breng de sleutel aan en draai hem linksom. 2. Houd de trekhaakkogel vast. Trek de draaiknop naar buiten en draai hem rechtsom totdat hij klikt. 3.
Aanhangers trekken SLEEPPUNTEN Het recuperatiehaak bevindt zich onder de ruimte voor het reservewiel. Bevestigingspunt voor De recuperatiehaak dient zich te allen tijde in uw auto te bevinden. WAARSCHUWING Bevestigingspunt achter De recuperatiehaak is voorzien van linkse schroefdraad. Draai het linksom in het draadgat. Zorg dat het sleepoog volledig wordt aangehaald. Gebeurt dit niet, dan kan de recuperatiehaak losschieten. Verwijder het afdekplaatje. 1. Druk op het afdekplaatje. 2.
Aanhangers trekken AUTO OP VIER WIELEN SLEPEN WAARSCHUWINGEN Bij een mechanisch defect aan de transmissie moeten de aangedreven wielen worden opgehesen zodat deze vrij zijn van het wegdek. Alle voertuigen WAARSCHUWINGEN U dient het contact in te schakelen wanneer uw auto wordt gesleept. Sleep uw auto niet als de omgevingstemperatuur lager is dan 0 °C. De rem- en stuurbekrachtiging werken niet, tenzij de motor draait.
Tips voor het rijden INRIJDEN WAARSCHUWINGEN De motor kan beschadigd raken als water het luchtfilter binnendringt. Banden WAARSCHUWING IN noodsituaties kan de auto met maximumsnelheid van 10 km/u door water met een maximale diepte van 200 mm rijden. U moet extra voorzichtig zijn tijdens rijden door stromend water. Nieuwe banden hebben een inlooptijd van ongeveer 500 kilometer. Gedurende deze periode kan de auto een andere rijkarakteristiek vertonen.
Tips voor het rijden WAARSCHUWINGEN Vloermatten die niet goed passen kunnen ervoor zorgen dat het gaspedaal vast komt te zitten terwijl het ingedrukt is. Hierdoor kunt u de controle over de auto verliezen. Maak de vloermatten steeds correct vast aan de bevestigingen, zodat ze goed op hun plaats blijven liggen en de werking van de pedalen niet hinderen. Plaats geen vloermatten die niet zijn bevestigd of andere vloerbedekking op de vloer.
Wat te doen bij pech WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN WAARSCHUWINGEN Verbind alleen accu's met dezelfde nominale spanning met elkaar. Gebruik altijd hulpstartkabels met geïsoleerde klemmen en een voldoende dikke kern. De knop voor alarmknipperlichten is aangebracht op het instrumentenpaneel. Gebruik de knop wanneer uw auto een veiligheidsgevaar is voor andere weggebruikers. N.B.: Koppel de accu niet los van het elektrische systeem van uw auto.
Wat te doen bij pech 2. Schakel het contact van beide auto's uit en schakel alle stroomverbruikers uit. 3. Verbind de pluspool (+) van auto B met de pluspool (+) van auto A (kabel C). WAARSCHUWING Schakel de koplampen tijdens het loskoppelen van de hulpstartkabels niet in. Door de spanningspiek kunnen de gloeilampen doorbranden. Koppel de kabels in omgekeerde volgorde los. 4. Verbind de minpool (-) van auto B met de massaverbinding van auto A (kabel D).
Zekeringen Zekeringenkast in passagierscompartiment PLAATSEN ZEKERINGENHOUDERS De zekeringenkast bevindt zich achter het handschoenenkastje. Open het handschoenenkastje en maak het leeg. Druk de zijwanden naar binnen en laat het handschoenenkastje naar beneden kantelen.
Zekeringen SPECIFICATIE-OVERZICHT ZEKERINGEN Zekeringkast motorruimte Zekering Vermogen zekering 1 40 A Module antiblokkeersysteem 1 30 A Module antiblokkeersysteem, elektronisch stabiliteitsprogramma Beveiligde circuits 2 60 A Hoog toerental ventilator koelsysteem 3 40 A Ventilator koelsysteem 3 30 A Laag toerental ventilator koelsysteem 4 30 A Verwarmingsaanjager 153 Fiesta (CCN) Vehicles Built From: 07-01-2013, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Zekeringen Zekering Vermogen zekering 5 60 A Voeding zekeringenkast passagiersruimte (accu) 6 30 A Carrosserieregelmodule 7 60 A Voeding zekeringenkast passagiersruimte (ontsteking) 8 50 A Automatische transmissie 9 60 A Verwarmde voorruit 10 - Wordt niet gebruikt 11 30 A Startmotorrelais 12 10 A Relais grootlicht links Beveiligde circuits 13 10 A Relais grootlicht rechts 14 10 A Waterpomp 15 10 A Bobines 16 15 A Computer motorregeling, koelventilateur hoog en laag toe
Zekeringen Zekering Vermogen zekering 29 10 A 30 - Wordt niet gebruikt 31 - Wordt niet gebruikt Beveiligde circuits Koppeling van compressor airconditioning 32 20 A Claxon, accuspaarvoorziening, module sleutelloze toegang 33 20 A Achterruitverwarming 34 20 A Brandstofpomprelais, verwarming dieselbrandstof 35 15 A Categorie 1 alarmsysteem 36 7,5A Regeling automatische transmissie 37 25 A Voorportiermodule linkerzijde 38 25 A Voorportiermodule rechterzijde 39 25 A Achterpor
Zekeringen Relais Geschakelde circuits R11 Brandstofpomp, verwarming dieselbrandstof R12 Achteruitrijlamp R13 Verwarmingsaanjager Zekeringenkast in passagierscompartiment 156 Fiesta (CCN) Vehicles Built From: 07-01-2013, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Zekeringen Zekering Vermogen zekering Beveiligde circuits 7,5 A Contactslot, automatische wisfunctie, verwarmde voorruit, interieurverlichting, binnenspiegel 1 2 10 A Remlichten 3 7,5 A Achteruitrijlamp 4 7,5 A Koplampafstelling 5 20 A Ruitenwissers 6 15 A Achterruitwisser 7 15 A Sproeierpomp 8 - 9 15 A Verwarmde passagiersstoel 10 15 A Verwarmde bestuurdersstoel Wordt niet gebruikt 11 - 12 10 A Wordt niet gebruikt Airbagmodule 13 10 A Ontsteking, elektrische stuurbe
Zekeringen Zekering Vermogen zekering 21 15 A een audiosysteem 22 7,5 A Instrumentenpaneel 23 7,5 A Multifunctioneel display, klok, interieurscanner, verwarmingsroosters, airconditioningspaneel 24 10 A SYNC, Bluetooth 25 - 26 30 A Voorruitverwarming, linkerzijde 27 30 A Verwarmde voorruit rechterzijde 28 30 A Hogekwaliteitsvoeding (auto's met Start-Stop) 29 20 A Elektrisch aansluitpunt achterin 30 20 A Aansteker, extra voedingspunt voor 31 - Wordt niet gebruikt 32 - Wordt
Zekeringen Zekering Vermogen zekering Beveiligde circuits 42 7,5 A Achteruitkijkcamera 43 10 A Active City Stop 44 7,5 A Controlelamp deactivering passagiersairbag 45 - Wordt niet gebruikt 46 - Wordt niet gebruikt 47 - Wordt niet gebruikt 48 - Wordt niet gebruikt 49 - Wordt niet gebruikt Relais Geschakelde circuits R1 Ontsteking R2 Aansteker, extra voedingspunt voor R3 Wordt niet gebruikt R4 Active City Stop R5 Wordt niet gebruikt R6 Sleutelloze toegang (accessoire)
Zekeringen EEN ZEKERING VERVANGEN WAARSCHUWINGEN Wijzig de elektrische installatie van de wagen op geen enkele wijze. Laat reparaties aan de elektrische installatie en het vervangen van relais en hoge stroomsterkte-zekeringen uitvoeren door een erkende dealer. Zet het contact af en schakel alle elektrische onderdelen uit voordat u probeert een zekering te vervangen. Vervang een zekering altijd door een zekering met de gespecificeerde stroomsterkte.
Onderhoud Controle tijdens tanken ALGEMENE INFORMATIE • Wanneer u uw auto regelmatig laat onderhouden zal dit de betrouwbaarheid en de inruilwaarde ten goede komen. Er staat een groot netwerk van Ford erkende reparateurs ter beschikking die u met hun professionele expertise ter zijde kunnen staan. De erkende reparateurs zijn het best gekwalificeerd om het onderhoud aan uw auto snel en vakkundig uit te voeren met behulp van een groot aantal speciale gereedschappen.
Onderhoud 2. Verplaats de vergrendelnok naar links. DE MOTORKAP OPENEN EN SLUITEN Motorkap openen 3. Open de motorkap en ondersteun deze met de motorkapsteun. Motorkap sluiten 1. 1. Verwijder de motorkapsteun van de vergrendelnok en zet deze na gebruik weer correct vast. 2. Laat de motorkap zakken en vanaf een hoogte van 20-30 cm dichtvallen. N.B.: Zorg dat de motorkap goed wordt gesloten. Trek aan de ontgrendelhendel.
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1,0 L ECOBOOST™ * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 172). B Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur rechts) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 173). C Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 171). D Accu: Zie 12 volt accu vervangen (bladzijde 174). E Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur links) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 173).
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1,25 L DURATEC-16V (SIGMA) * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 172). B Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur rechts) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 173). C Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 171). D Accu: Zie 12 volt accu vervangen (bladzijde 174).
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1,4 L DURATEC-16V (SIGMA) * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 172). B Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur rechts) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 173). C Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 171). D Accu: Zie 12 volt accu vervangen (bladzijde 174).
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1,6 L DURATEC-16V TI-VCT (SIGMA) * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 172). B Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur rechts) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 173). C Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 171). D Accu: Zie 12 volt accu vervangen (bladzijde 174).
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1,6L ECOBOOST™ * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 172). B Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur rechts) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 173). C Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 171). D Motoroliepeilstaaf : Zie Motorolie controleren (bladzijde 171). E Accu: Zie 12 volt accu vervangen (bladzijde 174).
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1.5L DURATORQ-TDCI * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 172). B Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur rechts) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 173). C Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 171). D Accu: Zie 12 volt accu vervangen (bladzijde 174).
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1,6 L DURATORQ-TDCI (DV) DIESEL * A Expansiereservoir : Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 172). B Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur rechts) : Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 173). C Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 171). D Accu: Zie 12 volt accu vervangen (bladzijde 174).
Onderhoud OLIEPEILSTAAF - 1,0 L ECOBOOST™ OLIEPEILSTAAF - 1,4 L DURATEC-16V (SIGMA) A Minimum A Minimum B Maximum B Maximum OLIEPEILSTAAF - 1,6 L DURATEC-16V TI-VCT (SIGMA) OLIEPEILSTAAF - 1,25 L DURATEC-16V (SIGMA) A Minimum A Minimum B Maximum B Maximum 170 Fiesta (CCN) Vehicles Built From: 07-01-2013, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Onderhoud OLIEPEILSTAAF - 1,6L ECOBOOST™ A Minimum B Maximum OLIEPEILSTAAF - 1,6 L DURATORQ-TDCI (DV) DIESEL Minimum B Maximum Minimum B Maximum MOTOROLIE CONTROLEREN 1. De auto moet op een vlakke ondergrond staan. 2. Zet de motor af en wacht 10 minuten, zodat de olie in het oliecarter kan lopen. 3. Verwijder de oliepeilstaaf en veeg deze met een schone, niet pluizende doek schoon. Breng de oliepeilstaaf weer aan en verwijder hem opnieuw om het oliepeil te controleren. OLIEPEILSTAAF - 1.
Onderhoud Olie bijvullen Wanneer het peil bij het MIN merkteken staat, vul dan direct koelvloeistof bij. WAARSCHUWINGEN Vul alleen olie bij wanneer de motor koud is. Wacht wanneer de motor heet is tien minuten om de motor te laten afkoelen. Het niet opvolgen van dit voorschrift kan tot ernstig letsel leiden. Koelvloeistof bijvullen WAARSCHUWINGEN Vul alleen koelvloeistof bij wanneer de motor koud is. Wacht wanneer de motor heet is tien minuten om de motor te laten afkoelen.
Onderhoud CONTROLE VLOEISTOFPEIL KOPPELING EN REMSYSTEEM WAARSCHUWINGEN Gebruik geen andere vloeistof dan de aanbevolen remvloeistof, aangezien dit de efficiëntie van het remsysteem kan beperken. Het gebruik van de verkeerde vloeistof kan ertoe leiden dat u de controle over uw auto verliest, met ernstig persoonlijk letsel of de dood als gevolg. Gebruik alleen remvloeistof uit een afgesloten reservoir.
Onderhoud 12 VOLT ACCU VERVANGEN RUITENWISSERBLADEN VERVANGEN WAARSCHUWING Wisserbladen voorruit Voor auto's met start/stop-schakelaar verschillen de accuvereisten. De accu moet worden vervangen door een accu van exact dezelfde specificatie. Wisserbladen voorruit vervangen De accu is aangebracht in de motorruimte. Zie Onderhoud (bladzijde 161). N.B.: De inklembeveiliging voor de elektrisch bediende ruiten moet worden gereset. Zie Elektrisch bedienbare ruiten (bladzijde 59). 1. Druk de borgknop in. 2.
Onderhoud 3. Maak het ruitenwisserblad los van de wisserarm. 4. Verwijder het wisserblad. 5. Breng de eerder verwijderde onderdelen in omgekeerde volgorde aan. N.B.: Zorg ervoor dat het ruitenwisserblad goed op zijn plaats komt te zitten. 3. Trek de multistekker los. 4. Verwijder de koplamp. N.B.: Wanneer de koplamp wordt gemonteerd, let er dan op dat de stekker correct wordt aangesloten. EEN KOPLAMP VERWIJDEREN GLOEILAMPEN VERVANGEN 3-DEURS 1. N.B.
Onderhoud A Dimlicht koplamp B Grootlicht en stadslicht C Richtingaanwijzer 2. Verwijder het afdekplaatje. 3. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. N.B.: Raak het glas van de gloeilamp niet aan. Dimlicht koplamp 1. Verwijder de koplamp. Zie Een koplamp verwijderen (bladzijde 175). Stadslicht 1. Verwijder de koplamp. Zie Een koplamp verwijderen (bladzijde 175). 2. Verwijder het afdekplaatje. 3. Trek de multistekker los. 4. Maak de klem los en verwijder de gloeilamp. N.B.
Onderhoud Zijknipperlicht Richtingaanwijzer 1. Verwijder de koplamp. Zie Een koplamp verwijderen (bladzijde 175). 2. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 3. Druk voorzichtig de gloeilamp in de lamphouder en draai de gloeilamp linksom. Verwijder de gloeilamp. 1. Druk de zijkant van het paneel in om de klemmen los te maken. 2. Verwijder het afdekplaatje. Dagrijlicht 3. Verwijder de lamphouder. Verwijder de gloeilamp. N.B.: Deze items kunnen niet worden gerepareerd; raadpleeg a.u.b.
Onderhoud Mistlampen, voor 1. Verwijder de bevestigingsklemmen om de lamp toegankelijk te maken. 5. Trek de multistekker los. 6. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. Achterlampen N.B.: De gloeilamp van de mistlamp kan niet uit de lamphouder worden verwijderd. 2. Verwijder de afdekking m.b.v. een geschikt werktuig. 3. Verwijder de schroeven. 4. Verwijder de lamp. 1. 178 Fiesta (CCN) Vehicles Built From: 07-01-2013, Vehicles Built Up To: 31-12-2013 Verwijder de schroeven.
Onderhoud 4. Verwijder de vleugelmoer. 5. Trek de multistekker los. 6. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 2. Til de afdichting van de bagageruimte op. 3. Verwijder de vloerbedekking. 7. Druk voorzichtig de gloeilamp in de lamphouder en draai de gloeilamp linksom. Verwijder de gloeilamp. A. Knipperlicht B. Achterlicht en remlicht C.
Onderhoud Centraal derde remlicht N.B.: Deze items kunnen niet worden gerepareerd; raadpleeg a.u.b. een erkende dealer wanneer deze defect raken. Kentekenplaatverlichting 2. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 3. Verwijder de gloeilamp. Leeslampen N.B.: Verwijder de lamplens niet. 1. Maak voorzichtig de klemveer los. 2. Verwijder de lamp. 3. Verwijder de gloeilamp. Interieurverlichting N.B.: Verwijder de lamplens niet. 1. 1.
Onderhoud 2. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 3. Verwijder de gloeilamp. N.B.: De volgende instructies beschrijven hoe de gloeilampen moeten worden verwijderd. Breng de nieuwe gloeilampen in omgekeerde volgorde van verwijderen aan, tenzij anders is voorgeschreven. Verlichting bagageruimte, beenruimte en achterklep Koplamp A Dimlicht koplamp B Grootlicht en stadslicht C Richtingaanwijzer N.B.: Verwijder de kappen om de gloeilampen te kunnen bereiken. 1. Wrik voorzichtig de lamp los.
Onderhoud 4. Maak de klem los en verwijder de gloeilamp. N.B.: Raak het glas van de gloeilamp niet aan. Grootlicht koplamp 1. Verwijder de koplamp. Zie Een koplamp verwijderen (bladzijde 175). 2. Verwijder het afdekplaatje. 3. Verwijder de lamphouder. 4. Verwijder de gloeilamp. Richtingaanwijzer 1. Verwijder de koplamp. Zie Een koplamp verwijderen (bladzijde 175). 2. Verwijder het afdekplaatje. 3. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. N.B.: Raak het glas van de gloeilamp niet aan. Stadslicht 1.
Onderhoud Dagrijlicht 3. Verwijder de lamphouder. Verwijder de gloeilamp. N.B.: Dit item kan niet worden gerepareerd; raadpleeg een erkende dealer wanneer dit item defect raakt. Naderingslichten Zijknipperlicht N.B.: Dit item kan niet worden gerepareerd; raadpleeg een erkende dealer wanneer dit item defect raakt. 1. Druk de zijkant van het paneel in om de klemmen los te maken. 2. Verwijder het afdekplaatje.
Onderhoud Mistlampen, voor 1. Verwijder de bevestigingsklemmen om de lamp toegankelijk te maken. 5. Trek de multistekker los. 6. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. Achterlampen N.B.: De gloeilamp van de mistlamp kan niet uit de lamphouder worden verwijderd. 2. Verwijder de afdekking m.b.v. een geschikt werktuig. 3. Verwijder de schroeven. 4. Verwijder de lamp. 1. 184 Fiesta (CCN) Vehicles Built From: 07-01-2013, Vehicles Built Up To: 31-12-2013 Verwijder de schroeven.
Onderhoud 4. Verwijder de vleugelmoer. 5. Trek de multistekker los. 6. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 2. Til de afdichting van de bagageruimte op. 3. Verwijder de vloerbedekking. 7. Druk voorzichtig de gloeilamp in de lamphouder en draai de gloeilamp linksom. Verwijder de gloeilamp. A. Richtingaanwijzer B. Achterlicht en remlicht C.
Onderhoud Centraal derde remlicht N.B.: Dit item kan niet worden gerepareerd; raadpleeg een erkende dealer wanneer dit item defect raakt. Kentekenplaatverlichting 2. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 3. Verwijder de gloeilamp. Leeslampen N.B.: Verwijder de lamplens niet. 1. Maak voorzichtig de klemveer los. 2. Verwijder de lamp. 3. Verwijder de gloeilamp. Interieurverlichting N.B.: Verwijder de lamplens niet. 1. 1.
Onderhoud Verlichting bagageruimte, beenruimte en achterklep 2. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 3. Verwijder de gloeilamp. 1. Wrik voorzichtig de lamp los. 2. Verwijder de gloeilamp.
Onderhoud Lampje Specificaties Vermogen (watt) Interieurverlichting W6W 6 Leeslamp W5W 5 Bagageruimteverlichting W5W 5 N.B.: Sommige auto's zijn uitgerust met LED-lampen. Deze items kunnen niet worden gerepareerd; raadpleeg a.u.b. uw dealer wanneer deze defect raken. TECHNISCHE SPECIFICATIE Vloeistoffen N.B.: Gebruik vloeistoffen die voldoen aan de gedefinieerde specificaties of vereisten. Gebruik van andere vloeistoffen kan schade veroorzaken die niet onder de voertuiggarantie valt.
Onderhoud Uitvoering Item Inhoud in gallons (liters) Alle Sproeiersysteem voor de voorruit en de achterruit 0,6 (2,5) Alle Motorkoelsysteem 1,3 (5,8) Alle Brandstoftank 1.0L EcoBoost Smeersysteem van de motor - inclusief oliefilter 0,9 (4,1) 1.0L EcoBoost Smeersysteem van de motor - exclusief oliefilter 0,9 (4,0) 1,25L Duratec-16V Smeersysteem van de motor - inclusief oliefilter 0,9 (4,1) 1,25L Duratec-16V Smeersysteem van de motor - exclusief oliefilter 0,8 (3,8) 1.
Onderhoud Uitvoering Item Inhoud in gallons (liters) 1.6L EcoBoost Smeersysteem van de motor - inclusief oliefilter 0,9 (4,1) 1.6L EcoBoost Smeersysteem van de motor - exclusief oliefilter 0,8 (3,8) 1,5L Duratorq-TDCi Smeersysteem van de motor - inclusief oliefilter 0,9 (3,9) 1,5L Duratorq-TDCi Smeersysteem van de motor - exclusief oliefilter 0,8 (3,5) 1.6L DuraTorq-TDCi Smeersysteem van de motor - inclusief oliefilter 0,9 (3,9) 1.
Verzorging van de auto REINIGEN VAN BUITENZIJDE AUTO Achterruit reinigen WAARSCHUWINGEN Wanneer de auto tijdens het wassen in een autowasserette in de was wordt gezet, verwijder dan de was van de voorruit. Gebruik geen scherpe voorwerpen, schurende reinigingsmiddelen of chemische oplossingen op de binnenzijde van de achterruit te reinigen. WAARSCHUWING Gebruik een schone, niet pluizende doek of een vochtige zeem om de binnenzijde van de achterruit te reinigen.
Verzorging van de auto Wij raden u aan de lak één- of tweemaal per jaar in de was te zetten. N.B.: Breng geen stickers of labels aan op de binnenzijde van de achterruiten. REINIGEN VAN BINNENZIJDE AUTO KLEINE LAKSCHADE REPAREREN N.B.: Mors niet met luchtverfrissers en handzeep op bekledingsoppervlakken van het interieur. Wrijf gemorste vloeistof onmiddellijk weg. Schade wordt mogelijk niet door uw garantie vergoed.
Verzorging van de auto N.B.: Bij gebruik van sommige automatische wasstraten kan de afwerking van de velgranden en wieldeksels beschadigd raken. Lichtmetalen velgen en wieldeksels zijn voorzien van een blanke laklaag. Om de goede staat van de velgen en wieldeksels te behouden wordt het volgende aangeraden: • Wekelijks reinigen met behulp van de aanbevolen wielen- en bandenreiniger. • Een spons gebruiken om zware afzettingen (vuil en remmenstof) te verwijderen.
Velgen en banden ALGEMENE INFORMATIE Algemene informatie In de bestuurdersportieropening bevindt zich een tabel met de bandenspanning. WAARSCHUWINGEN Afhankelijk van het type en de omvang van de beschadiging kunnen sommige banden slechts gedeeltelijk of soms geheel niet worden gedicht. Een te lage bandenspanning kan het weggedrag van de auto beïnvloeden, waardoor u de macht over het stuur kunt verliezen. Controleer bij koude banden de bandenspanning bij een temperatuur waarin u gaat rijden. N.B.
Velgen en banden De set gebruiken Banden op spanning brengen WAARSCHUWINGEN Samengeperste lucht kan zich gedragen als een explosief of drijfmiddel. WAARSCHUWINGEN Controleer de bandwang voordat u het afdichtmiddel in de band pompt. Wanneer u scheuren, knobbels of dergelijke ziet, probeer dan niet de band op te pompen. Laat de set tijdens het gebruik nooit onbeheerd achter. Ga niet vlak naast de band staan wanneer de compressor in bedrijf is. Laat de compressor niet langer dan 10 minuten draaien.
Velgen en banden 1. A Label B Fles afdichtmiddel C Slang voor fles afdichtmiddel D Flessenhouder E Drukmeter F Stekker met kabel G Compressorschakelaar H Slangreparatieset I Drukregelventiel 2. Trek het label A waarop de maximaal toelaatbare snelheid van 80 km/u vermeld staat van de fles afdichtmiddel en maak het binnen het gezichtsveld van de bestuurder vast op het instrumentenpaneel. Het label mag niets belangrijks aan het oog onttrekken. 3.
Velgen en banden N.B.: Wanneer het afdichtmiddel in de band wordt gepompt, kan de druk toenemen tot 87 psi (6 bar) maar deze neem na ca. 30 seconden weer af. 18. Stop de auto na ongeveer drie kilometer. Controleer en corrigeer zo nodig de spanning van de beschadigde band. 19. Breng de set aan en lees de bandenspanning af van de drukmeter E. 20. Breng de band op de gespecificeerde bandenspanning. Zie Technische specificatie (bladzijde 205). 21.
Velgen en banden Lege flessen afdichtmiddel mogen samen met het huishoudelijk afval worden afgevoerd. Breng resten afdichtmiddel naar uw erkende dealer of voer ze af volgens de lokale richtlijnen. GEBRUIK VAN WINTERBANDEN WAARSCHUWING Bij het gebruik van winterbanden op uw auto, dient u ervoor te zorgen dat de correcte wielmoeren worden aangebracht. VERZORGING VAN BANDEN Als winterbanden worden gebruikt, hanteer dan de correcte bandenspanningen. Zie Technische specificatie (bladzijde 205).
Velgen en banden Auto's met stabiliteitsregeling wielomtrek verandert, wordt een lage bandenspanning aangeduid. Er wordt een waarschuwingsbericht weergegeven in het informatiedisplay en de waarschuwingslamp brandt. Zie Infoberichten (bladzijde 77). Wanneer de stabiliteitsregeling ingeschakeld is, kan de auto enkele ongebruikelijke rijeigenschappen vertonen. Om deze te reduceren, schakelt u de aandrijfregeling (traction control) uit. Zie Gebruik maken van stabiliteitsregeling (bladzijde 129).
Velgen en banden N.B.: Uw auto kan ongewone rijeigenschappen vertonen. EEN WIEL VERVANGEN Wielmoeren Autokrik Na het overleggen van het certificaat met het referentienummer kunt u bij uw Ford dealer een vervangende dopsleutel en vervangende wielslotmoeren verkrijgen. WAARSCHUWINGEN De boordkrik waarmee uw auto wordt geleverd mag alleen worden gebruikt voor het wisselen van een wiel in noodsituaties.
Velgen en banden A Alleen voor gebruik in noodsituaties B Onderhoud Uitsparingen in dorpels duiden de kriksteunpunten aan.
Velgen en banden Steek het afneembare sleepoog in de wielmoersleutel. Wieldop verwijderen Auto's met zijskirts Wielmoersleutel monteren WAARSCHUWING Het afneembare sleepoog heeft linkse schroefdraad. Draai het linksom in het draadgat. Zorg ervoor dat het sleepoog tot de aanslag wordt aangehaald. 1. Breng de wieldopverwijderaar aan. 2. Verwijder de wieldop. N.B.: Zorg dat de wieldopverwijderaar onder een rechte hoek ten opzichte van de wieldop wordt aangetrokken.
Velgen en banden Een wiel verwijderen WAARSCHUWINGEN Leg lichtmetalen velgen niet op de grond, hierdoor wordt te lak beschadigd. WAARSCHUWINGEN Parkeer uw auto dusdanig dat u, noch het verkeer hinder ondervindt of gevaar loopt. N.B.: Het reservewiel bevindt zich onder de vloerbedekking in de bagageruimte. Een waarschuwingsdriehoek plaatsen. 1. Zorg dat de auto met de wielen in de rechtuitstand op een stevige, vlakke ondergrond staat. Breng de dopsleutel voor de wielslotmoer aan.
Velgen en banden Wiel aanbrengen N.B.: De wielmoeren voor lichtmetalen velgen en stalen spaakvelgen kunnen gedurende korte tijd worden gebruikt voor het vastzetten van de stalen velg van het reservewiel (maximaal twee weken). WAARSCHUWINGEN Zorg dat de pijlen op banden voor één draairichting in de juiste draairichting wijzen wanneer de auto voorwaarts rijdt.
Velgen en banden TECHNISCHE SPECIFICATIE Aanhaalmoment wielmoeren Wieltype Nm Alle 135 Nm Bandenspanningen (koude banden) Tot 80 km/u Lading van de auto Normaal Positie van de band Vol Voorzijde Achterzijde Voorzijde Achterzijde Uitvoering Bandenmaat bar bar bar bar Ruimtebesparend reservewiel wanneer dit van de aangebrachte wielen verschilt 175/65 R14-T 3,2 bar 3,2 bar 3,2 bar 3,2 bar Tot 160 km/u Lading van de auto Normaal Positie van de band Uitvoering Afmeting Alle benzinemot
Velgen en banden Lading van de auto Positie van de band Uitvoering Afmeting Alle benzinemotoren met automatische transmissie 195/50 R15 Alle dieselmotoren 195/50 R15 1.25L Duratec-16V en 1.4L Duratec-16V 195/55 R15 Alle motoren behalve 1.25L Duratec-16V en 1.4L Duratec-16V 195/55 R15 Alle motoren 195/60 R15 1.25L Duratec-16V en 1.4L Duratec-16V 195/45 R16 Alle benzinemotoren met automatische transmissie 195/45 R16 Alle dieselmotoren 195/45 R16 1.
Velgen en banden Lading van de auto Normaal Positie van de band * Uitvoering Afmeting Alle benzinemotoren met automatische transmissie 205/40 R17 Alle dieselmotoren 205/40 R17 Vol Voorzijde Achterzijde Voorzijde Achterzijde bar bar bar bar 2,4 bar 1,8 bar 2,6 bar 2,8 bar 2,4 bar 1,8 bar 2,6 bar 2,8 bar Gebruik sneeuwkettingen alleen op gespecificeerde banden.
Velgen en banden Lading van de auto Positie van de band Uitvoering Afmeting 1.25L Duratec-16V en 1.4L Duratec-16V 195/50 R16 Alle motoren behalve 1.25L Duratec-16V en 1.4L Duratec-16V 195/50 R16 Alle motoren behalve 1.6L EcoBoost 205/40 R17 1.
Inhouden en specificaties N.B.: Het ontwerp van het identificatieplaatje kan afwijken van het getoonde plaatje. VOERTUIGIDENTIFICATIEPLAATJE N.B.: De informatie op het identificatieplaatje is afhankelijk van de vereisten per land.
Inhouden en specificaties Het Voertuig Identificatie Nummer (chassisnummer) is rechtsvoor naast de voorstoel in de bodemplaat ingeslagen. Het is ook op de linkerzijde van het instrumentenpaneel vermeld. CHASSISNUMMER TECHNISCHE SPECIFICATIE Afmetingen van de auto Omschrijving van de maat mm Totale lengte 3.982 mm Totale breedte inclusief buitenspiegels 1.978 mm Totale hoogte - EC rijklaargewicht Minimum Maximum 1.443 mm 1.495 mm Wielbasis 2.
Inhouden en specificaties Afmetingen trekhaak Item Omschrijving van de maat mm A Bumper – achterzijde trekhaakkogel 124 mm B Bevestigingspunt – hart trekhaakkogel 7 mm C Hart wiel – hart trekhaakkogel 761 mm D Hart trekhaakkogel – langsbalk 512 mm 211 Fiesta (CCN) Vehicles Built From: 07-01-2013, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Inhouden en specificaties Item Omschrijving van de maat mm E Afstand tussen langsbalken 1.
Audiosysteem ALGEMENE INFORMATIE Radiofrequenties en factoren voor een goede radio-ontvangst Factoren voor radio-ontvangst Afstand en sterkte Naarmate u verder van een FM station verwijderd bent, hoe zwakker het signaal wordt en hoe zwakker de ontvangst. Terrein Heuvels, bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels, snelwegviaducten, parkeergarages, dicht op elkaar staande bomen en onweersbuien kunnen de ontvangst verslechteren.
Audiosysteem • • De MP3- en WMA-map vertegenwoordigt een mapstructuur die bestaat uit één mapniveau. De cd-speler nummert elke MP3- en WMA-track op de cd (aangeduid met de bestandsextensie .mp3 of. WMA) en alle mappen met MP3- en WMA-bestanden, van F001 (map) T001 (track) tot F253 T255. Cd's samenstellen met één mapniveau maakt het navigeren door de cd-bestanden eenvoudiger. In nummermodus wordt de structuur weergegeven en afgespeeld door het systeem alsof het slechts één niveau diep was (alle .
Audiosysteem A Uitwerpen: Druk op de toets om een CD uit te werpen. B Cursorpijlen: Druk op een toets om door de schermopties te scrollen. C CD sleuf: Hier plaatst u een CD. D OK: Druk op de toets om de schermselecties te bevestigen. E INFO: Druk op de toets voor toegang tot radio-, CD-, USB- en IPod-informatie. F TA: Druk op de toets om verkeersberichten in of uit te schakelen; annuleert berichten tijdens een actief bericht.
Audiosysteem K MENU: Druk op de toets voor toegang tot verschillende audiosysteemfuncties. L SOUND: Druk op de toets om de geluidsinstellingen (bass, treble, middle, balance en fade) aan te passen. M AUX: Druk op de toets voor toegang tot de AUX en SYNC functies; deze annuleert ook het navigeren in het menu of de lijst. N RADIO: Druk op de toets om verschillende radiofrequentiebanden te kiezen; deze annuleert ook het navigeren in het menu of de lijst.
Audiosysteem Traffic Information Control 4. Druk op OK om naar een radiostation te blijven luisteren. Veel radiostations die op de FM-band uitzenden hebben een TP-code die aanduidt dat deze verkeersberichten uitzenden. Voorkeuzezenders Met deze voorziening kunt u uw favoriete radiostations opslaan, zodat u later hierop direct kunt afstemmen door de juiste golfband te selecteren en de betreffende voorkeuzetoets in te drukken.
Audiosysteem Volume verkeersberichten News Broadcasts Verkeersberichten onderbreken de normale geluidsweergave met een voorgeprogrammeerd volume dat gewoonlijk hoger is dan het gebruikelijke luistervolume. Sommige audio-eenheden onderbreken de normale ontvangst voor nieuwsberichten van radiostations op de FM-band, of RDS- of EON-geschakelde stations. Instellen van het voorgeprogrammeerde volume: Tijdens nieuwsuitzendigen zal het display aangeven dat er een binnenkomend nieuwsbericht is.
Audiosysteem Wanneer een radiostation wordt gevonden wordt de weergave van het geluid hervat; wanneer er geen radiostation wordt gevonden, stemt het systeemautomatisch af op de oorspronkelijke frequentie. 1. Druk op de MENU toets. 2. Selecteer AUDIO of AUDIO-SETTINGS. 3. Scroll naar RDS REGIONAL en schakel in of uit met de toets OK. 4. Druk op de toets MENU om te terug te keren. Indien geselecteerd, wordt AF op het display weergegeven. 1. Druk op de MENU toets. 2. Selecteer AUDIO of AUDIO-SETTINGS. 3.
Audiosysteem A Uitwerpen: Druk op de toets om een CD uit te werpen. B Cursorpijlen: Druk op een toets om door de schermopties te scrollen. C CD sleuf: Hier plaatst u een CD. D OK: Druk op de toets om de schermselecties te bevestigen. E INFO: Druk op de toets voor toegang tot radio-, CD-, USB- en IPod-informatie. F TA: Druk op de toets om verkeersberichten in of uit te schakelen; annuleert berichten tijdens een actief bericht.
Audiosysteem J Functietoets 3: Druk op de toets om verschillende functies van het audiosysteem te selecteren, afhankelijk van in welke modus (bijv. radio of CD) u zich bevindt. K Opwaarts zoeken: Druk op de toets om naar de volgende zender op de radiofrequentieband of het volgende nummer op een CD te gaan. L Aan/uit- en volumeknop: Druk op de knop om het audiosysteem in of uit te schakelen. Draai de knop om het volume aan te passen.
Audiosysteem Golfbandtoets Druk op de RADIO toets om een keuze uit de beschikbare golfbanden te maken. De keuzetoets kan gebruikt worden om weer over te schakelen naar de radio nadat u naar een andere bron geluisterd hebt. Of druk op de linker pijltjestoets om de beschikbare frequentiebanden weer te geven. Scroll naar de gewenste golfband en druk op OK. Station Tuning Control DAB service linking N.B.: Het systeem wordt niet automatisch ingeschakeld telkens wanneer u het contact inschakelt. A N.B.
Audiosysteem 2. Druk op de linker en rechter pijltjestoetsen om de frequentieband in kleine stappen omlaag of omhoog af te zoeken of houd de toets ingedrukt om snel te zoeken tot u een radiostation vindt waarnaar u wilt luisteren. 3. Druk op OK om naar een radiostation te blijven luisteren. N.B.
Audiosysteem Automatic Volume Control Indien een radiostation wordt gekozen of met behulp van de voorkeuzetoetsen wordt opgeroepen dat geen verkeersberichten uitzendt, dan blijft het toestel op dat radiostation afgestemd tenzij TA of TRAFFIC uitgeschakeld en vervolgens weer ingeschakeld wordt. Indien van toepassing, past de automatische volumeregeling het geluidsvolume aan, om geluiden van de motor en het wegdek te compenseren. 1. N.B.
Audiosysteem Als bij uw radio AF is ingeschakeld en u rijdt vanuit het ene ontvangstgebied naar een ander, zoekt deze functie naar een krachtiger radiosignaal en stemt daarop af wanneer het wordt gevonden. een aantal kleinere regionale netwerken, die bijvoorbeeld in grotere plaatsen of steden zijn gevestigd. Wanneer het netwerk niet in regionale zenders wordt opgesplitst, zendt het complete netwerk hetzelfde programma uit.
Audiosysteem N.B.: Boven de unit is een ingebouwde multifunctionele display aangebracht. Hierop wordt belangrijke informatie weergegeven over de bediening van het systeem. Daarnaast bevinden zich rondom het display diverse pictogrammen die oplichten wanneer een functie actief is (bijvoorbeeld CD, Radio of Aux.) AUDIO-INSTALLATIE - AUTO'S MET: AM/FM/CD/ NAVIGATIESYSTEEM WAARSCHUWING Afleiding tijdens het rijden kan leiden tot verlies van de controle over de auto, aanrijdingen en letsel.
Audiosysteem A Uitwerpen: Druk op de toets om een CD uit te werpen. B Cursorpijlen: Druk op een toets om door de schermopties te scrollen. C CD sleuf: Hier plaatst u een CD. D OK: Druk op de toets om de schermselecties te bevestigen. E INFO: Druk op de toets voor toegang tot radio-, CD-, USB-, IPod- en navigatie-informatie. Als Navigatie is geselecteerd, worden door op deze toets te drukken gegevens weergegeven van de huidige locatie of rit.
Audiosysteem I Functietoets 4: Druk op de toets om verschillende functies van het audiosysteem te selecteren, afhankelijk van in welke modus (bijv. radio of CD) u zich bevindt. J Functietoets 3: Druk op de toets om verschillende functies van het audiosysteem te selecteren, afhankelijk van in welke modus (bijv. radio of CD) u zich bevindt. K Opwaarts zoeken: Druk op de toets om naar de volgende zender op de radiofrequentieband of het volgende nummer op een CD te gaan.
Audiosysteem Handmatig afstemmen 1. Druk op functietoets 2. 2. Druk op de linker en rechter pijltjestoetsen om de frequentieband in kleine stappen omlaag of omhoog af te zoeken of houd de toets ingedrukt om snel te zoeken tot u een radiostation vindt waarnaar u wilt luisteren. 3. Druk op OK om naar een radiostation te blijven luisteren. Scan-afstemming SCAN laat u elk gevonden radiostation enkele seconden horen. A 1. Druk op functietoets 3. 2.
Audiosysteem N.B.: Wanneer u naar een ander deel van het land rijdt, wordt de informatie van radiostations die op een andere frequentie uitzenden en onder een voorkeuzetoets zijn opgeslagen, automatisch geactualiseerd met de correcte frequentie en stationsnaam voor dat gebied.
Audiosysteem Automatic Volume Control Als bij uw radio AF is ingeschakeld en u rijdt vanuit het ene ontvangstgebied naar een ander, zoekt deze functie naar een krachtiger radiosignaal en stemt daarop af wanneer het wordt gevonden. Indien van toepassing, past de automatische volumeregeling het geluidsvolume aan, om geluiden van de motor en het wegdek te compenseren. 1. 2. 3. Onder bepaalde omstandigheden kan door het afstemmen op alternatieve frequenties de normale ontvangst tijdelijk worden onderbroken.
Audiosysteem een aantal kleinere regionale netwerken, die bijvoorbeeld in grotere plaatsen of steden zijn gevestigd. Wanneer het netwerk niet in regionale zenders wordt opgesplitst, zendt het complete netwerk hetzelfde programma uit. AUDIO-INSTALLATIE WAARSCHUWING Afleiding tijdens het rijden kan leiden tot verlies van de controle over de auto, aanrijdingen en letsel. We adviseren zeer voorzichtig te werk te gaan bij het gebruik van apparatuur die uw aandacht van de weg kunnen afleiden.
Audiosysteem A Aan, uit: Druk op de knop om het audiosysteem in of uit te schakelen. B DISPLAY: Druk op de toets om de display in de standby-modus te zetten. C Numeriek toetsenbord: Druk op de toets om een eerder opgeslagen radiostation op te vragen. Om een favoriet radiostation op te slaan, houdt u de toets ingedrukt tot het geluid terugkeert. In cd-modus drukt u op een cijfer om een nummer te kiezen. In telefoonmodus gebruikt u de knoppen om een telefoonnummer te vormen.
Audiosysteem J Opwaarts zoeken: Druk op de toets om naar de volgende zender op de radiofrequentieband of het volgende nummer op een CD te gaan (in de CD-modus). In de telefoonmodus kan de toets gebruikt worden om een oproep te beëindigen. Een inkomende oproep kan hiermee geweigerd worden. K MUTE: Druk op de toets om het geluid uit te schakelen. Druk nogmaals op de toets om het geluid weer in te schakelen.
Audiosysteem Golfbandtoets Druk op de RADIO toets om een keuze uit de beschikbare golfbanden te maken. De keuzetoets kan gebruikt worden om weer over te schakelen naar de radio nadat u naar een andere bron geluisterd hebt. Of druk op de linker pijltjestoets om de beschikbare frequentiebanden weer te geven. Scroll naar de gewenste golfband en druk op OK. Station-afstemtoetsen DAB-service koppelen N.B.: Het systeem wordt niet automatisch ingeschakeld telkens wanneer u het contact inschakelt. A N.B.
Audiosysteem 2. Druk op de linker en rechter pijltjestoetsen om de frequentieband in kleine stappen omlaag of omhoog af te zoeken of houd de toets ingedrukt om snel te zoeken tot u een radiostation vindt waarnaar u wilt luisteren. 3. Druk op OK om naar een radiostation te blijven luisteren. N.B.
Audiosysteem Wanneer verkeersberichten worden uitgezonden, wordt de normale weergave van de radio of CD-speler automatisch onderbroken en verschijnt TA - Traffic mededeling op de display. N.B.: Indien u op een ander tijdstip op TA of TRAFFIC drukt, worden alle berichten uitgeschakeld.
Audiosysteem 3. Scrol naar de gewenste functie voor digitale signaalverwerking. 4. Druk op de toets OK. 5. Druk op de pijltjestoetsen omhoog/omlaag om de gewenste instelling te selecteren. 6. Druk op de OK toets om uw keuze te bevestigen. 7. Druk op de toets MENU om te terug te keren. Onder bepaalde omstandigheden kan door het afstemmen op alternatieve frequenties de normale ontvangst tijdelijk worden onderbroken.
Audiosysteem Regionale modus AAN: Dit voorkomt het willekeurig schakelen naar andere regionale netwerken, die niet hetzelfde programma uitzenden. AUDIO-INSTALLATIE - AUTO'S MET: NAVIGATIESYSTEEM / SONY AM/FM/CD Regionale modus UIT: Hiermee kan een groter gebied worden ontvangen wanneer naburige regionale netwerken hetzelfde programma uitzenden, maar kan leiden tot willekeurig overschakelen wanneer dit niet het geval is.
Audiosysteem A Aan, uit: Druk op de knop om het audiosysteem in of uit te schakelen. B NAV: Druk op de toets voor toegang tot het navigatiesysteem. C Numeriek toetsenbord: Druk op de toets om een eerder opgeslagen radiostation op te vragen. Om een favoriet radiostation op te slaan, houdt u de toets ingedrukt tot het geluid terugkeert. In cd-modus drukt u op een cijfer om een nummer te kiezen. In telefoonmodus gebruikt u de knoppen om een telefoonnummer te vormen. D CD sleuf: Hier plaatst u een CD.
Audiosysteem J Opwaarts zoeken: Druk op de toets om naar de volgende zender op de radiofrequentieband of het volgende nummer op een CD te gaan (in de CD-modus). In de telefoonmodus kan de toets gebruikt worden om een oproep te beëindigen. Een inkomende oproep kan hiermee geweigerd worden. K HOME: Druk op de toets voor toegang tot het adresmenu, om naar uw thuisadres te gaan of uw thuisadres te wijzigen.
Audiosysteem Golfbandtoets Druk op de RADIO toets om een keuze uit de beschikbare golfbanden te maken. De keuzetoets kan gebruikt worden om weer over te schakelen naar de radio nadat u naar een andere bron geluisterd hebt. Of druk op de linker pijltjestoets om de beschikbare frequentiebanden weer te geven. Scroll naar de gewenste golfband en druk op OK. Station-afstemtoetsen DAB-service koppelen N.B.: Het systeem wordt niet automatisch ingeschakeld telkens wanneer u het contact inschakelt. A N.B.
Audiosysteem 2. Druk op de linker en rechter pijltjestoetsen om de frequentieband in kleine stappen omlaag of omhoog af te zoeken of houd de toets ingedrukt om snel te zoeken tot u een radiostation vindt waarnaar u wilt luisteren. 3. Druk op OK om naar een radiostation te blijven luisteren. N.B.
Audiosysteem Wanneer verkeersberichten worden uitgezonden, wordt de normale weergave van de radio of CD-speler automatisch onderbroken en verschijnt TA - Traffic mededeling op de display. N.B.: Indien u op een ander tijdstip op TA of TRAFFIC drukt, worden alle berichten uitgeschakeld.
Audiosysteem 3. Scrol naar de gewenste functie voor digitale signaalverwerking. 4. Druk op de toets OK. 5. Druk op de pijltjestoetsen omhoog/omlaag om de gewenste instelling te selecteren. 6. Druk op de OK toets om uw keuze te bevestigen. 7. Druk op de toets MENU om te terug te keren. Onder bepaalde omstandigheden kan door het afstemmen op alternatieve frequenties de normale ontvangst tijdelijk worden onderbroken.
Audiosysteem Regionale modus AAN: Dit voorkomt het willekeurig schakelen naar andere regionale netwerken, die niet hetzelfde programma uitzenden. N.B.: Wanneer u van het ene ensemble naar het andere gaat, kan het even duren voor het systeem is gesynchroniseerd met het volgende ensemble. Het systeem wordt gedempt tijdens de synchronisatie.
Audiosysteem N.B.: Op het scherm worden alleen de radiostations in het huidige ensemble weergegeven. Service Linking Als u het dekkingsgebied van een DAB-radiostation verlaat, zal het systeem automatisch overschakelen naar het overeenkomstige FM-radiostation. Handmatig afstemmen 1. Druk op functietoets 2. 2. Druk op de pijltjestoets links of rechts om in kleine stappen omhoog of omlaag op de golfband te zoeken. Houd de toets ingedrukt om snel op de golfband te zoeken. 3.
Audiosysteem 5. Schakel de draagbare audiospeler in en pas het volume aan tot de helft van het maximale niveau. 6. Druk op AUX tot LINE of LINE IN in het display verschijnt. Als het goed is hoort u de muziek van het apparaat, zelfs als het volume laag is. 7. Pas het volume op uw draagbare audiospeler aan tot het volume het niveau van de FM-zender of de cd bereikt. Schakel hiervoor heen en weer tussen de AUX- en FM- of cd-bediening.
Audiosysteem STORINGEN VERHELPEN AUDIO-INSTALLATIE Display audio-unit Rectificatie CONTROLEER CD Algemeen bericht voor storingen tijdens het afspelen van een CD, zoals 'cannot read the CD' (kan CD niet lezen), 'data-CD inserted' (data-CD aangebracht), enz. Controleer of de CD is aangebracht met de juiste zijde naar boven gekeerd. Reinig de CD of reinig deze opnieuw of vervang de CD door een exemplaar met voor u bekende muziek. Neem contact op met uw dealer wanneer de storing blijft bestaan.
Navigatie Druk op de betreffende toets op het front in om toegang te krijgen tot de systeemfuncties. Hierdoor komt u in de geselecteerde modus. N.B.: De SD-kaartgleuf is veerbelast. Voor het verwijderen van de SD-kaart drukt u de kaart in en laat u deze weer los. Probeer niet de kaart te verwijderen zonder deze eerst in te drukken. Hierdoor kan er schade ontstaan. Zie de desbetreffende procedure van de audioeenheid voor instructies over de bediening van de audioeenheid en de beschikbare navigatiefuncties.
Navigatie Verkeersveiligheid 2. Selecteer Reisdoel invoeren. 3. Begin bovenaan, selecteer het land gevolgd door de postcode of de stad en de straat, samen met het huisnummer of kruispunt. 4. Voer de adresgegevens in met de pijltjestoetsen. 5. Nadat u voldoende gegevens hebt ingevoerd, selecteert u Start routegeleiding of drukt u op functietoets één om de route te berekenen. N.B.: Na de eerste invoer blijft het geselecteerde land de standaardoptie tot u dit handmatig verandert.
Navigatie Navigatie Actieve routegel. * Route Routelijst Omleiding Gedeelte vrijgev. Bestemming invoeren * Land Stad/PC Straat Stadsdeel Start routegeleiding TA * Verkeer TMC op route Alle TMC Omleiding Routelijst Gedeelte vrijgev. Start routegeleiding * Eigen adres Adres wijzigen * Laatste best. Favorieten Favorieten (a-z) * Spec. bestemm. Nabije spec. best. * Nabij best. Langs snelweg Spec. best.
Navigatie Navigatie Positie opslaan * Route * Routeopties Eco Snel Kort Altijd vragen Rijstijl: Rustig Normaal Snel Eco instellingen Aanhanger Dakkoffer Dynamisch Snelweg Tunnel Veer/autotrein Tolwegen Seizoenswegen Vignet * Speciale functies GPS-informatie Systeeminfo. Positie invoeren Demo-modus * Raadpleeg de desbetreffende tabel voor een beschrijving van deze menu-items.
Navigatie Eco Dynamisch Gebruikt de meest zuinige route. Wanneer deze functie is ingeschakeld en het toestel ontvangt een geldig traffic message channel signaal, wordt de route automatisch herzien en wordt rekening gehouden met verkeersongevallen en files. N.B.: Uw rijstijl zal hier invloed op hebben. Snel Gebruikt de snelste route. Kort N.B.: Deze functie kan vertraging en oponthoud tijdens het rijden voorkomen. Gebruikt de kortste afstand.
Navigatie Vignet Informatie Wanneer dit is uitgeschakeld zal het systeem tolwegen vermijden en uw routeafstand en -tijden automatisch bijwerken. Druk op de toets Informatie voor details over uw huidige positie of reis. Als u tijdens actieve routegeleiding op deze knop drukt, wordt de laatste instructie voor navigatie herhaald. Uw navigatievoorkeuren instellen Selecteer instellingen waarmee het systeem rekening dient te houden bij het plannen van uw route.
Navigatie Na het selecteren van Kunt u Een demonstratiemodus selecteren waarin het systeem een tocht zal simuleren terwijl de auto stilstaat. U kunt de startpositie van de auto handmatig selecteren. Druk op de MENU toets, kies de navigatieoptie en kies een van de volgende opties. Na het selecteren van Kunt u Routeopties Uw routeopties instellen. Kaartweergave De kaartweergave aanpassen voor uw tocht (bijvoorbeeld pijlen op kaart, aankomsttijden en kaartinhoud).
Navigatie Navigatie en audio mengen De schaalverdeling kan worden ingesteld van 0,05 tot 500 mijl of van 50 m tot 500 km, met een automatische instelling bovenaan. De automatische instelling verandert de schaalverdeling van de kaart voortdurend op basis van de rijsnelheid en het soort weg waarop wordt gereden. Met deze functie kunt u de verhouding van het volume tussen de audioeenheid en het spraakniveau van de navigatie afstellen. Zie Algemene informatie (bladzijde 72).
Navigatie Zodra u via een geactiveerde route rijdt, worden via het scherm en d.m.v. gesproken tekst aanwijzingen gegeven. Naar welke audiobron u ook wilt luisteren, primair wordt iedere afslag en de informatie over de afstand op het scherm weergegeven in de vorm van een grafische inzet. U hoeft het toestel niet op het hoofdnavigatiesysteem te laten staan wanneer u langs een route navigeert. Druk op de MAP toets op elk moment om terug te keren naar het hoofdnavigatiescherm.
SYNC™ ALGEMENE INFORMATIE SYNC is een communicatiesysteem voor auto's dat werkt met uw van Bluetooth voorziene mobiele telefoon en draagbare mediaspeler.
SYNC™ Veiligheidsinformatie andere gegevens bevatten over uw telefoonboek, tekstberichten (gelezen en ongelezen) en de oproepgeschiedenis. De gegevens bevatten tevens de oproepgeschiedenis terwijl uw mobiele telefoon niet op het systeem aangesloten was. Als u verbinding maakt met een mediaspeler creëert en bewaart het systeem een index van ondersteunde mediabestanden. Het systeem slaat ook een kort ontwikkelingslog van ca. 10 minuten op van alle recente systeemactiviteit.
SYNC™ Wacht alvorens een spraakcommando te geven tot de systeemmededeling is geweest gevolgd door een enkele pieptoon. Spraakcommando's die eerder uitgesproken worden, zullen niet geregistreerd worden in het systeem. SPRAAKHERKENNING GEBRUIKEN Dit systeem helpt u bij de bediening van veel functies m.b.v. spraakcommando's. Hierdoor kunt u uw handen aan het stuurwiel houden en uw aandacht houden op wat er in uw omgeving gebeurt. Spreek natuurlijk, zonder lange pauzes tussen de woorden.
SYNC™ Systeeminteractie en -feedback Een hogere mate van interactie is de standaardinstelling om u te helpen bij het leren van het gebruik van het systeem. U kunt deze instellingen op elk willekeurig moment wijzigen. Het systeem geeft feedback aan de hand van akoestische tonen, propmts, vragen en gesproken bevestigingen, afhankelijk van de situatie en het gekozen interactieniveau. U kunt het spraakherkenningssysteem zodanig aanpassen dat dit meer of minder instructies en feedback geeft.
SYNC™ Dezelfde logica geldt voor media-inhoud. Zeg bijvoorbeeld "één" na de toon om Jan Jansen af te spelen. Zeg "twee" na de toon om Jan Jansen af te spelen. Zeg "drie" na de toon om de vrouw van Jan Jansen af te spelen. U zegt Het systeem zal "Media kandidatenlijst uit" Maakt de meest waarschijnlijke keuze uit de media-optielijst. Het systeem kan u af en toe vragen stellen. "Media kandidatenlijst aan" Uw gesproken commando voor mediaopties verduidelijken.
SYNC™ 1. Zorg dat de Bluetooth-functie op uw mobiele telefoon ingeschakeld is voordat het zoeken wordt gestart. Raadpleeg zo nodig de handleiding van het apparaat. 2. Druk op de toets PHONE. Als de display van de audio-unit aangeeft dat geen telefoons zijn gekoppeld, selecteer dan de optie Toevoegen. 3. Wanneer een bericht voor het beginnen met koppelen in de display van de audio-unit wordt weergegeven, zoek dan naar SYNC op uw mobiele telefoon om de koppelingsprocedure te starten. 4.
SYNC™ "Telefoon" 1 " op GSM bellen" "Telefoonboek " 1 " op ander nummer bellen" "Ontvangen oproepen" "Gemiste oproepen" "Telefoonboek thuis" 2 2 2 "Telefoonboek op kantoor" 2 2 "Telefoonboek op het werk" 2 2 "Gekozen" "Verbindingen" 2 "Telefoonboek op GSM" "Telefoonboek op ander 2 2 nummer" "Kiezen" 1 - 1,3 Bij deze commando's hoeft u niet eerst "Phone" te zeggen.
SYNC™ "Dial" "Asterisk" (*) "Alles wissen" (verwijdert alle ingevoerde tekens) "Wissen" (verwijdert een teken) "Plus" "Sterretje" N.B.: Om de kiesmodus te verlaten, houdt u de toets Phone ingedrukt en drukt u op een willekeurige toets op op de audio-unit.
SYNC™ Telefoonopties tijdens een actief gesprek Om het gesprek te beëindigen, drukt u op de toets End call (Einde) op het stuurwiel of selecteert u de optie End call (Einde) in de display van de audio-unit en drukt u op OK. Tijdens een actief gesprek heeft u extra menufuncties tot uw beschikking, zoals een gesprek in de wacht zetten, gesprekken samenvoegen, etc.
SYNC™ Na het selecteren van Kunt u 2. Verkrijg toegang tot het gewenste contact via het systeem of gebruik spraakcommando's om de tweede oproep te plaatsen. Indien het tweede gesprek actief is, selecteert u de optie Meer. 3. Navigeer naar de optie om gesprekken samen te voegen en druk op de toets OK. Telefoonboek Toegang tot de contacten in uw telefoonboek verkrijgen. 1. Selecteer de optie voor meer. 2. Navigeer naar de optie voor telefoonboek en druk op de toets OK. 3.
SYNC™ Na het selecteren van Kunt u 1. Druk op de toets OK om te bevestigen en in te voeren. U kunt de opties onderaan het scherm gebruiken om snel toegang tot een alfabetische categorie te verkrijgen. U kunt ook de lettes op het toetsenbord gebruiken om snel naar een bepaalde letter in de lijst te gaan. 2. Scrol door de contacten in uw telefoonboek. 3. Druk nogmaals op OK wanneer de gewenste selectie in de display van de audio-unit wordt weergegeven. 4.
SYNC™ Een tekstbericht ontvangen Uw tekstberichten versturen, downloaden en verwijderen N.B.: Uw mobiele telefoon moet het downloaden van tekstberichten met behulp van Bluetooth ondersteunen om tekstberichten te kunnen ontvangen. 1. Druk op de toets PHONE. 2. Selecteer de optie voor tekstberichten en druk op de toets OK. N.B.: Per tekstbericht is slechts één ontvanger toegestaan. Er wordt een lijst met beschikbare tekstberichten weergegeven.
SYNC™ Toegang tot uw telefooninstellingen 2. Selecteer de bevestigingsoptie wanneer de contactpersoon wordt weergegeven en druk nogmaals op de toets OK om te bevestigen wanneer het systeem u vraagt of u een bericht wilt versturen. Ieder tekstbericht wordt verstuurd met een vooraf gedefinieerde handtekening. N.B.
SYNC™ Na het selecteren van Kunt u Contacten toevoegen: Druk op de toets OK om meer contacten van uw telefoonboek toe te voegen. "Push" de gewenste contacten van uw mobiele telefoon. Zie de handleiding van uw apparaat voor informatie over de "push" van contacten. Delete (wissen): Druk op de toets OK om het huidige telefoonboek en de oproeplijsten te verwijderen. Als een bericht verschijnt waarin wordt gevraagd om te wissen, selecteer dan de optie voor bevestigen.
SYNC™ Na het selecteren van Kunt u 2. Wanneer een bericht voor het beginnen met koppelen in de display van de audio-unit wordt weergegeven, zoek dan naar SYNC op uw mobiele telefoon. Raadpleeg zo nodig de handleiding van het apparaat. 3. Voer indien gevraagd in de display van uw mobiele telefoon de PIN van zes tekens, verstrekt door het systeem, in de display van de audio-unit in. In de display wordt aangeduid wanneer de koppeling met succes is voltooid. 4.
SYNC™ Na het selecteren van Kunt u Selecteer deze optie om verbinding te maken met de geselecteerde, eerder gekoppelde mobiele telefoon. Ontkp. De geselecteerde mobiele telefoon ontkoppelen. Selecteer deze optie en bevestig als hierom wordt gevraagd. Nadat een mobiele telefoon ontkoppeld is, kan hiermee weer verbinding worden gemaakt zonder de volledige koppelingsprocedure opnieuw te hoeven uitvoeren. 2. Selecteer de optie SYNC-instellingen en druk op de toets OK. Systeeminstellingen 1.
SYNC™ Na het selecteren van Kunt u Systeeminfo. Het versienummer en serienummer van het systeem weergeven. Druk op de toets OK om te selecteren. Spraakinstell. Het submenu voor spraakinstellingen bevat verschillende opties. Zie Spraakherkenning gebruiken (bladzijde 261). USB doorzoeken De actuele menustructuur van het verbonden USB-apparaat doorzoeken. Druk op de toets OK en gebruik de pijlen omhoog en omlaag om door de mappen en bestanden te scrollen.
SYNC™ N.B.: Wanneer u deze functie in- of uitschakelt, is die instelling van toepassing op alle gekoppelde gsm's. Als u deze functie hebt uitgeschakeld en een eerder gekoppelde telefoon verbinding maakt wanneer u het contact aanzet, wordt een spraakbericht afgespeeld, een bericht of pictogram weergegeven op het scherm of beide. Uit met een gesproken herinnering zorgt voor een herinnering in de display en een gesproken herinnering wanneer uw gsm wordt aangesloten en het contact wordt ingeschakeld.
SYNC™ In het geval van een aanrijding Tijdens een oproep: • Emergency Assistance maakt gebruik van informatie van het GPS van de auto of het gsm-netwerk (indien beschikbaar) om de meest geschikte taal te selecteren. Het waarschuwt ook de medewerker van de noodhulpdienst dat er een botsing is geweest en geeft het introductiebericht. Dit bericht kan ook de GPS-coördinaten van uw auto omvatten.
SYNC™ N.B.: Het is mogelijk dat de noodhulpdiensten de gps-coördinaten niet ontvangen; in dit geval is handenvrije communicatie met een medewerker van de noodhulpdienst beschikbaar. Privacy notice Emergency Assistance Wanneer u Emergency Assistance inschakelt, kan aan de noodhulpdiensten worden meegedeeld dat uw auto betrokken is geweest bij een botsing met activering van een airbag of uitschakeling van de brandstofpomp.
SYNC™ 2. Druk op de spraaktoets en zeg "USB" wanneer dit gevraagd wordt. 3. U kunt nu muziek afspelen door een van de betreffende spraakcommando's te geven. Zie de spraakcommando's voor media. Verbinden met behulp van het systeemmenu • • • • • • • 1. Wat speelt er nu? Sluit het apparaat op de USB-poort van de auto aan. 2. Druk op de toets AUX tot een initialiseerbericht in het display verschijnt. 3.
SYNC™ "USB" "Afspeellijst afspelen" "Shuffle uit" 1,2 "Vorige map" "Shuffle aan" "Vorig nummer" "Soortgelijke muziek" 3 "Wat speelt er nu?" 1 "Lied afspelen" 1 is een dynamische lijst, wat betekent dat het de naam van allerlei gegevens kan zijn, zoals de gewenste groep, artiest of het gewenste nummer. 2 Spraakcommando's die niet beschikbaar zijn tot indexeren is voltooid. 3 Spraakcommando's die alleen beschikbaar zijn in mapmodus.
SYNC™ "Bluetooth Audio" "Verbindingen" "Pauze" "Afspelen" "Volgend nummer" "Vorig nummer" 1. Druk op AUX om USB-weergave te selecteren en vervolgens op Opties om het menu Media te openen. 2. Scrol om te navigeren door: Functies mediamenu Met het mediamenu kunt u kiezen hoe uw muziek wordt afgespeeld (zoals op artiest, genre, shuffle of herhalen) en kunt u soortgelijke muziek zoeken of de index van uw USB-apparaten resetten.
SYNC™ Toegang tot de USB-bibliotheek 2. Druk op AUX om USB-weergave te selecteren en vervolgens op Zoeken. Met dit menu kunt u uw mediabestanden kiezen en afspelen op artiest, album, genre, afspeellijst en nummer of zelfs bladeren door wat op uw USB-apparaat staat. 1. Als er geen mediabestanden beschikbaar zijn, dan wordt dit op de display aangeduid.
SYNC™ U kiest U kunt 2. Blader om geïndexeerde mediabestanden op uw flashstations te bekijken en druk op OK. Reset Sync USB Voert een reset van de USB-index uit. Nadat de nieuwe indexering is voltooid, kunt u kiezen wat u wilt afspelen uit de USB-bibliotheek met nummers. * U kunt de toetsen onder aan het audiodisplay gebruiken om snel naar een bepaalde alfabetische categorie te gaan. U kunt ook de lettes op het numerieke toetsenbord gebruiken om snel naar een bepaalde letter in de lijst te gaan.
SYNC™ Problemen met gsm's Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing U moet uw gsm en de functie telefoonboek automatisch downloaden inschakelen op SYNC. Het systeem zegt "Telefoonboek gedownload" maar mijn Beperkte mogelijkheden SYNC-telefoonvan uw gsm. boek is leeg of er ontbreken contactpersonen. Dit is een gsm-afhankelijke functie. Probeer de contacten in uw telefoonboek over te brengen naar SYNC door de optie voor toevoegen te gebruiken.
SYNC™ Problemen met gsm's Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing Uw gsm moet het downloaden van sms'en met behulp van Bluetooth ondersteunen om sms'en te kunnen ontvangen. Dit is een gsm-afhankelijke functie. Audio-sms'en werken niet op mijn gsm. Dit is een beperking van de gsm. Ga naar het menu tekstberichten van SYNC om te zien of uw gsm de functie ondersteunt. Druk op de toets PHONE, scrol en selecteer daarna de optie voor tekstberichten en druk vervolgens op OK.
SYNC™ Problemen met USB en media Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing Het apparaat is niet aangesloten. SYNC herkent de muziek op mijn apparaat niet. Uw muziekbestanden bevatten mogelijk niet de Zorg dat de nummers over alle informatiejuiste informatie over details beschikken. artiest, titel, album of genre. Het bestand kan corrupt Probeer het beschadigde bestand te zijn. vervangen door een nieuwe versie.
SYNC™ Problemen met spraakcommando's Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing U gebruikt mogelijk onjuiste spraakcommando's. SYNC begrijpt de naam van een nummer of artiest niet. Controleer de spraakcommando's voor uw media aan het begin van het betreffende mediahoofdstuk. U zegt de naam wellicht niet exact zoals het systeem deze heeft opgeslagen. Zeg het nummer of de artiest exact zoals het systeem deze heeft opgeslagen.
SYNC™ Problemen met spraakcommando's Probleem Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing Contactpersonen staan Als de contactpersonen in hoofdletters misschien in uw telefoon- staan, moet u ze spellen. Voor JAKE dient boek in hoofdletters. u "Call J-A-K-E" te zeggen. SYNC past de phonetische uitspraakregels van de geselecteerde taal op de contactnamen in de gsm toe. Het SYNC spraakbesturingssysteem heeft problemen met het herkennen van buitenlandse namen die zijn opgeslagen op mijn gsm.
SYNC™ Problemen met spraakcommando's Probleem Het systeem genereert gesproken aanwijzingen en de uitspraak van sommige woorden is mogelijk niet correct voor mijn taal. Met mijn vorig bedieningssysteem voor Bluetooth kon ik de radio, cd en het klimaatregelsysteem bedienen. Waarom kan ik deze systemen niet met SYNC bedienen? Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing SYNC maakt gebruik van synthetisch gegenereerde spraak in plaats van vooraf opgenomen menselijke spraak.
SYNC™ Algemeen Probleem De geselecteerde taal voor het instrumentenpaneel en het display voor informatie en entertainment komt niet overeen met de SYNC-taal (telefoon, USB, Bluetooth audio, spraakbesturing en gesproken aanwijzingen). Mogelijke oorzaak Mogelijke oplossing SYNC ondersteunt slechts vier talen in een afzonderlijke module voor tekstweergave, spraakbesturing en gesproken aanwijzingen.
Bijlagen ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT WAARSCHUWINGEN Monteer geen zender/ontvangers, microfoons, luidsprekers en dergelijke in het ontvouwbereik van de airbags. WAARSCHUWINGEN Uw auto is getest en gecertificeerd volgens de wetgeving betreffende elektromagnetische comptabiliteit (72/245/EEC, UN ECE Regeling 10 of andere geldende lokale vereisten). U dient ervoor te zorgen dat apparatuur die u heeft gemonteerd voldoet aan de betreffende lokale wetgeving.
Bijlagen Frequentieband MHz Maximum uitgangsvermogen in watt (piek RMS) Antenneplaatsen 1 – 30 50 W 3. 4 30 – 54 50 W 1. 2. 3 68 – 87,5 50 W 1. 2. 3 142 – 176 50 W 1. 2. 3 380 – 512 50 W 1. 2. 3 806 – 940 10 W 1. 2. 3 1200 – 1400 10 W 1. 2. 3 1710 – 1885 10 W 1. 2. 3 1885 – 2025 10 W 1. 2. 3 N.B.: Controleer na het aanbrengen van een RF-zender of deze niet de overige elektrische uitrusting in de auto stoort, zowel in de standby- als in de zendmodus.
Bijlagen • documentatie ("MS SOFTWARE"), worden beschermd door internationale intellectuele eigendomsrechten en verdragen. De MS SOFTWARE wordt in licentie gegeven, niet verkocht. Alle rechten voorbehouden. De MS SOFTWARE kan gekoppeld worden aan en/of communiceren met, of kan later met upgrades worden bijgewerkt om gekoppeld te worden aan en/of te communiceren met door FORD MOTOR COMPANY verstrekte aanvullende software en/of systemen.
Bijlagen • U mag u de SOFTWARE gebruiken zoals geïnstalleerd op het APPARAAT en anderszins gekoppeld aan door of via FORD MOTOR COMPANY of haar leveranciers van software van derden en service verstrekte systemen en/of service. • Beschrijving van andere rechten en beperkingen • • • Spraakherkenning: Indien de SOFTWARE spraakherkenningscomponenten omvat, dient u er rekening mee te houden dat spraakherkenning een inherent statistisch proces is en dat herkenningsfouten inherent aan het proces zijn.
Bijlagen • WMDRM-software beschermd kan worden, kunnen eigenaren van inhoud Microsoft vragen het vermogen van de SOFTWARE om WMDRM te gebruiken voor het afspelen of kopiëren van beschermde inhoud in te trekken. Deze actie heeft geen invloed op onbeschermde inhoud. Wanneer uw APPARAAT licenties voor beveiligde inhoud downloadt, gaat u ermee akkoord dat Microsoft een intrekkingslijst aan de licenties kan toevoegen.
Bijlagen Als MS, Microsoft Corporation, hun partners en/of hun aangewezen agent Aanvullende componenten beschikbaar stellen, en er geen andere EULA-voorwaarden verstrekt worden, dan gelden de voorwaarden van deze EULA, behalve dat MS, Microsoft Corporation of partener die de Aanvullende component(en) verstrekt de licentiegever van de Aanvullende component(en) is.
Bijlagen APPARAAT installeren als vervangende kopie voor de bestaande SOFTWARE, en mag u deze gebruiken in overeenstemming met deze EULA, inclusief eventuele aanvullende EULA termen die bij de upgrade SOFTWARE zijn gevoegd. EXPORTBEPERKINGEN: U erkent dat de SOFTWARE onderworpen is aan de exportwetgeving van de Verenigde Staten en de Europese Unie.
Bijlagen BETREKKING TOT HET GEBRUIK VAN OF PRESTATIES VAN DE SOFTWARE. DEZE BEPERKING GELDT ZELFS ALS ENIGE REMEDIE NIET AAN ZIJN EERSTE DOEL VOLDOET. IN GEEN GEVAL ZIJN MS, MICROSOFT CORPORATION EN/OF HUN PARTNERS AANSPRAKELIJK VOOR EEN BEDRAG VAN MEER DAN TWEEEHONDERDVIJFTIG US DOLLAR (U.S. $250.00).
Bijlagen Algemene bediening Afleidingsgevaar: Voor bepaalde navigatiefuncties zijn handmatige (niet-verbale) instellingen vereist. Een dergelijke instelling uitvoeren of gegevens invoeren tijdens het rijden, kan uw aandacht aanzienlijk afleiden en tot een ongeval of andere ernstige gevolgen leiden. Stop de auto op een veilige en legale wijze voordat u probeert deze bewerkingen uit te voeren.
Bijlagen Noodhulpdiensten: Vertrouw niet op navigatiefuncties in het systeem om noodhulpdiensten te lokaliseren. Vraag de lokale autoriteiten of een telefonist(e) van de noodhulpdienst voor deze locaties. Niet alle noodhulpdiensten zoals politiebureaus, brandweerkazernes, ziekenhuizen en klinieken zijn opgenomen in de database van de kaart voor dergelijke navigatiefuncties.
Bijlagen TeleNav-software (alleem in objectcodevorm) te gebruiken voor toegang tot en gebruik van de TeleNav-software. Deze licentie wordt beëindigd bij eventuele beëindiging of afloop van deze Overeenkomst. U gaat ermee akkoord dat u de TeleNav-software alleen gebruikt voor uw persoonlijke zakelijke of recreatieve doeleinden, en niet om commerciële navigatiediensten aan derden te bieden.
Bijlagen MAAR NIET BEPERKT TOT, DE IMPLICIETE GARANTIES VAN VERKOOPBAARHEID, GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL EN NIET-INBREUK OP RECHTEN VAN DERDEN MET BETREKKING TOT DE TELENAV-SOFTWARE. Bepaalde rechtsgebieden staan de disclaimer van bepaalde garanties niet toe, dus deze beperking is mogelijk niet op u van toepassing. VOOR DE TELENAV-SOFTWARE.
Bijlagen 7. Toewijzing door implicatie, statuut, aansporing, estoppel of anderszins, en TeleNav en haar leveranciers en licentiegevers behouden hierbij alle andere betreffende rechten dan de licenties expliciet verleend in deze Overeenkomst.
Bijlagen 8,6 installeren, kopiëren, gebruiken, verkopen of overdragen. Als u de voorwaarden van deze overeenkomst wenst te verwerpen, en de Gegevens niet geïnstalleerd, gekopieerd of gebruikt hebt, dient u binnen dertig (30) dagen na aankoop contact op te nemen met de verkoper of NAVTEQ North America, LLC ("NT") voor een terugbetaling van uw aankoopprijs. Ga naar visit www.navteq.com o mcontact op te nemen met NT.
Bijlagen Licentiebeperkingen op gebruik: U gaat ermee akkoord dat uw licentie voor het gebruik van deze Gegevens is beperkt tot en geconditioneerd voor persoonlijk gebruik en niet-commerciële doeleinden, en niet voor servicebureau, timesharing of andere soortgelijke doeleinden.
Bijlagen VOOR EEN BEPAALD DOEL OF NIET-INBREUK AF. Sommige staten, gebieden en landen staan bepaalde garantieuitsluitingen niet toe, dus in dat opzicht kan de bovenstaande uitsluiting mogelijk niet voor u gelden. wetten, regels en voorschriften beheerd door het Office of Foreign Assets Control van de Verenigde Staten. Department of Commerce en Bureau of Industry and Security van de Verenigde Staten. Department of Commerce.
Bijlagen Eindgebruikers overheid: Als de Gegevens worden verworven door of namens de overheid van de Verenigde Staten, of een andere entiteit die rechten zoekt of toepast die vergelijkbaar zijn met die gewoonlijk opgeëist worden door de overheid van de Verenigde Staten, zijn deze gegevens een "commerciële term" zoals deze term is gedefinieerd in 48 C.F.R. ("FAR") 2.
Bijlagen en titelinformatie ("Gracenote Gegevens"), van online servers ("Gracenote Servers"), en andere functies vervullen. U mag Gracenote Gegevens uitsluiten gebruiken met behulp van de beoogde Eindgebruikerfuncties van dit apparaat. beding is Gracenote aansprakelijk voor betalingen aan u voor informatie die u verstrekt, met inbegrip van auteursrechtelijk beschermd materiaal of muziekbestandinformatie.
Bijlagen TOEKOMST KAN VERSTREKKEN EN IS VRIJ OM HAAR ONLINE DIENSTEN OP ELK MOMENT TE STOPPEN. GRACENOTE WIJST ALLE GARANTIES AF, EXPLICIET OF IMPLICIET, MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT, IMPLICIETE GARANTIES VAN VERKOOPBAARHEID, GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL, TITEL EN NIET-INBREUK. GRACENOTE KAN OOK DE RESULTATEN VERKREGEN DOOR HET GEBRUIK VAN DE GRACENOTE SOFTWARE OF EEN GRACENOTE SERVER GARANDEREN.
310 Fiesta (CCN) Vehicles Built From: 07-01-2013, Vehicles Built Up To: 31-12-2013
Index 1 Afstandsbediening.........................................32 Afstandsbediening met inklapbare sleutelbaard......................................................33 Afstandsbediening zonder inklapbare sleutelbaard......................................................34 Batterij van afstandsbediening vervangen...........................................................33 Een nieuwe afstandsbediening programmeren..................................................
Index Audio-installatie - Auto's met: AM/FM/ CD/Navigatiesysteem ............................226 Audio-installatie - Auto's met: Navigatiesysteem /Sony AM/FM/ CD...................................................................239 Alternative Frequencies....................................231 Automatic Volume Control.............................231 Autostore..............................................................230 Golfbandtoets.....................................................
Index Band oppompen bij een lek/gat De motorkap openen en sluiten.............162 Zie: Set tijdelijke mobiliteit.............................194 Motorkap openen...............................................162 Motorkap sluiten.................................................162 Bekerhouders.................................................105 Bestuurdersairbag.........................................28 Dieselroetfilter................................................110 ................................
Index Elektrische portiersloten Gloeilampen vervangen..............................181 Zie: Vergrendelen en ontgrendelen...............40 Achterlampen......................................................184 Centraal derde remlicht...................................186 Interieurverlichting.............................................186 Kentekenplaatverlichting................................186 Koplamp.................................................................181 Leeslampen........................
Index Hoofdairbags...................................................30 Hoofdsteunen.................................................96 Kinderzitjes aanbrengen...............................19 ISOFIX verankeringspunten...............................21 Kinderzitje met verankeringspunten aan de bovenzijde bevestigen...................................22 Kinderzitjes voor verschillende gewichtsgroepen..............................................19 Verankeringspunten aan de bovenzijde..........................
Index Motorolie controleren...................................171 Oliepeilstaaf - 1.5L Duratorq-TDCi..........171 Olie bijvullen..........................................................172 .....................................................................................171 Motorstartblokkering Onderhoud.......................................................161 Motor starten en stoppen ........................106 Zie: Passief antidiefstalsysteem ...................46 Algemene informatie.........
Index S Passief antidiefstalsysteem .....................46 Gecodeerde sleutels...........................................46 Immobilisatiesysteem inschakelen..............46 Immobilisatiesysteem uitschakelen.............46 Werking....................................................................46 Set tijdelijke mobiliteit................................194 Algemene informatie........................................194 Banden op spanning brengen.......................195 De set gebruiken...............
Index Stabiliteitsregeling.......................................129 Systeemstatus MyKey controleren.........38 Werking...................................................................129 Aantal admin-sleutels.......................................38 Aantal MyKeys......................................................38 MyKey-afstand......................................................38 Starten via starthulp...................................150 Motor starten..........................................
Index Tripcomputer....................................................75 Verwarmde ruiten en spiegels..................94 .....................................................................................75 Kilometerteller.......................................................76 Ruitverwarming....................................................94 Verwarmde buitenspiegels..............................95 U Verwarmde stoelen......................................
Index W Waarschuwings- en indicatielampen...........................................65 Controlelampje automatische snelheidsregeling............................................65 Controlelampje gloeibougie.............................67 Controlelampje grootlicht.................................67 Controlelampje koplampen.............................67 Controlelampje mistachterlicht......................67 Controlelampje mistlampen vóór.................66 Controlelamp stabiliteitsregeling..................
CG3582nlNLD