Operation Manual

Controlelamp koplampen
De controlelamp gaat branden
wanneer u het dimlicht van de
koplamp, de zijlichten of de
achterlichten inschakelt.
Controlelamp laadstroom
Wanneer deze lamp tijdens het
rijden brandt, duidt dit op een
storing. Schakel alle onnodige
stroomverbruikers uit. Laat het systeem
onmiddellijk door een goed opgeleide
monteur controleren.
Controlelamp laag
brandstofniveau
Wanneer deze lamp brandt, ga
dan zo spoedig mogelijk tanken.
Controlelamp grootlicht
De controlelamp gaat branden
wanneer u het grootlicht
inschakelt. De lamp knippert
wanneer u een lichtsignaal geeft.
Berichtenindicator
De controlelamp gaat branden
wanneer een nieuw bericht is
opgeslagen in de
informatiedisplay. Zie Infoberichten
(bladzijde 73).
Controlelamp stuurbekrachtiging
Deze lamp gaan branden
wanneer zich een storing in het
stuurbekrachtigingssysteem
voordoet. De auto blijft bestuurbaar, maar
hiervoor is meer kracht vereist. Laat het
systeem zo snel mogelijk door een goed
opgeleide monteur controleren.
Controlelamp mistachterlicht
De controlelamp gaat branden
wanneer u de mistachterlichten
inschakelt.
Herinneringssysteem
veiligheidsgordel
Zie Waarschuwingssignaal
veiligheidsgordel (bladzijde
29).
Controlelamp schakeling
De controlelamp brandt om aan
te geven dat schakelen naar een
hogere versnelling zuiniger is en
zorgt voor een lagere CO2-uitstoot. De
controlelamp brandt niet tijdens perioden
van hoge acceleraties, remmen of
intrappen van het koppelingspedaal.
Controlelamp Elektronisch
Stabiliteits Programma (ESP)
Wanneer het systeem tijdens het
rijden wordt geactiveerd,
knippert de lamp. Als na het
aanzetten van het contact de lamp niet
brandt of continu tijdens het rijden brandt,
duidt dit op een storing. Bij storingen
schakelt het systeem uit. Laat het systeem
zo snel mogelijk door een goed opgeleide
monteur controleren.
Wanneer u het ESP uitschakelt, gaat de
controlelamp branden. De lamp gaat uit
wanneer u het systeem weer inschakelt of
wanneer u het contact afzet.
65
Instrumentenpaneel