Operation Manual

Instrumenten
8
Controlelamp niet goed gesloten
portieren
Deze lamp brandt als één van de portie-
ren of de bagageruimte niet goed is ge-
sloten.
Controlelamp richtingaanwijzers
Een plotselinge toename van de knip-
perfrequentie waarschuwt voor een de-
fecte gloeilamp.
Controlelamp grootlicht
Deze controlelamp brandt wanneer het
grootlicht is ingeschakeld of een licht-
signaal wordt gegeven.
Traction Control System (TCS)/
Controlelamp Elektronisch
Stabiliteits Programma (ESP)
Controlelamp BTCS/ TCS
Controlelamp ESP
Het symbool in de controlelamp is af-
hankelijk van het type systeem waar-
mee de auto is uitgerust.
Bij het aanzetten van het contact
(stand II), brandt deze controlelamp
kort ter bevestiging dat het systeem
operationeel is.
Tijdens het rijden knippert de lamp
wanneer het systeem is geactiveerd
(geldt niet voor BTCS).
Wanneer na het aanzetten van het con-
tact de lamp niet gaat branden of con-
tinu tijdens het rijden brandt, duidt dit
op een storing. Tijdens storingen wordt
het systeem uitgeschakeld. Laat het
systeem door een deskundige controle-
ren.