FordGalaxy FordS-MAX Instructieboekje Feel the difference
De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor, specificaties, ontwerpen of onderdelen zonder voorafgaande kennisgeving of verplichtingen te wijzigen. Deze publicatie, of een deel daarvan, mag niet worden gereproduceerd of vertaald zonder onze toestemming. Fouten of omissies uitgesloten. © Ford Motor Company 2009 Alle rechten voorbehouden.
Inhoudsopgave Inleiding Motorstartblokkering Over deze handleiding..............................7 Overzicht van symbolen...........................7 Onderdelen en accessoires....................7 Werking.....................................................51 Gecodeerde sleutels...............................51 Immobilisatiesysteem inschakelen.......51 Immobilisatiesysteem uitschakelen......51 Kort overzicht Kort overzicht............................................
Inhoudsopgave Adaptief verlichtingssysteem, voor (AFS)......................................................65 Richtingaanwijzers..................................67 Interieurverlichting...................................67 Een koplamp verwijderen......................68 Gloeilampen vervangen.........................69 Gloeilampentabel....................................83 Handmatig verstelbare stoelen..........139 Elektrisch verstelbare stoelen.............140 Hoofdsteunen.................................
Inhoudsopgave Motor uitschakelen...............................163 Motorverwarming..................................163 Actieve schokdemperregeling Brandstof en tanken Werking...................................................184 Gebruik van de actieve schokdemperregeling .....................184 Veiligheidsmaatregelen........................165 Brandstofkwaliteit - Benzine................165 Brandstofkwaliteit - Flex Fuel (FF, ethanol)...............................................
Inhoudsopgave Overzicht motorruimte - 2,5 l Duratec (VI5).....................................................252 Overzicht motorruimte - 1,8 l Duratorq-TDCi (Lynx) diesel ...........253 Overzicht motorruimte - 2,0 l Duratorq-TDCi (DW) diesel .............254 Overzicht motorruimte - 2,2 l Duratorq-TDCi (DW) diesel .............256 Oliepeilstaaf - 2,0 l Duratec-HE (MI4)/2,3 l Duratec-HE (MI4)............................257 Oliepeilstaaf - 2,0 l EcoBoost SCTi (MI4).............................................
Inhoudsopgave Gebruik van winterbanden..................277 Gebruik van sneeuwkettingen............277 Bandenspanningcontrolesysteem.....278 Technische specificatie........................279 Introductie navigatie Rijveiligheid ............................................325 Navigatiesysteem Introductie .............................................326 Voertuigidentificatie Bijlagen Voertuigidentificatieplaatje..................282 Voertuigidentificatienummer (VIN).....282 Typegoedkeuringen............
6
Inleiding OVER DEZE HANDLEIDING LET OP U riskeert beschadiging van uw auto wanneer u niet de instructies opvolgt waarop u door dit waarschuwingssymbool wordt geattendeerd. Hartelijk dank voor het kiezen van een Ford. Wij raden u aan de tijd te nemen om uw auto goed te leren kennen door dit instructieboekje zorgvuldig te lezen. Hoe meer u van uw auto afweet, des te beter kunt u ermee omgaan en dat komt de veiligheid en het rijplezier ten goede.
Inleiding Originele Ford Onderdelen voldoen aan de strenge veiligheidseisen en hoge eisen ten aanzien van pasvorm, afwerking en betrouwbaarheid. Eenvoudig gezegd: zij staan in voor de laagst mogelijke reparatiekosten, inclusief onderdelen en arbeidsloon. Het is nu eenvoudiger te bewijzen dat werkelijk Originele Ford Onderdelen zijn gebruikt. Het Ford logo is duidelijk op de volgende onderdelen zichtbaar wanneer Originele Ford Onderdelen zijn gebruikt.
Inleiding Buitenspiegel E94717 E94716 Verlichting Ruit • • • • • • Achterruit Glazen dak Zijruiten Voorruit 9 Achterlichtunits Koplampen
Inleiding E94718 10
Kort overzicht KORT OVERZICHT Overzicht instrumentenpaneel - stuur links A B C D E W V U F T G S E74123 11 H R I Q J K P L M O N
Kort overzicht Overzicht instrumentenpaneel - stuur rechts M I J P K L H N O Q W C V D U E T F S G B A R E75798 A Lichtschakelaars. Zie Verlichtingsbediening (bladzijde 62). B Luchtroosters. Zie Ventilatieroosters (bladzijde 124). C Richtingaanwijzers. Zie Richtingaanwijzers (bladzijde 67). Toetsen van telefoon. Zie Bedieningselementen telefoon (bladzijde 291). Toetsen van spraakbediening. Zie Spraakgestuurd regelsysteem gebruiken (bladzijde 297).
Kort overzicht F Toetsen van het informatiedisplay. Zie Infodisplays (bladzijde 100). G Ruitenwisserschakelaar. Zie Voorruitwissers (bladzijde 57). H Audio- of navigatiesysteem. Zie afzonderlijke handleiding. I Schakelaar elektronische stabiliteitsregeling (ESP). Zie Gebruik maken van stabiliteitsregeling (bladzijde 179). J Schakelaar parkeerhulp. Zie Gebruik maken van de parkeerhulp (bladzijde 185). K Schakelaar waarschuwingsknipperlichten. Zie Waarschuwingsknipperlichten (bladzijde 65).
Kort overzicht Elektrische kinderveiligheidssloten Auto ontgrendelen E78278 Trek een portierkruk uit om alle portieren en de kofferdeksel/ achterklep te ontgrendelen en het alarmsysteem uit te schakelen. E124779 Auto vergrendelen Zie Kindersloten (bladzijde 29). Sleutelloze toegang E87384 E78276 Voor het passief vergrendelen en ontgrendelen is een geldige passive key nodig die zich in de omgeving van een van de drie externe detectiezones bevindt.
Kort overzicht E87435 3 Zie Sleutelloze toegang (bladzijde 47). E95179 Zie Stuurwiel afstellen (bladzijde 55). Stuurwiel instellen Automatisch wissen WAARSCHUWING Stel nooit het stuurwiel in als de auto in beweging is.
Kort overzicht A A B E70316 E75188 A Hoge gevoeligheid B Lage gevoeligheid Zet het contact af en zet binnen drie seconden de ruitenwisserhendel in de stand A. Laat de hendel los wanneer de ruitenwissers in de onderhoudsstand staan. Zie Automatisch in- en uitschakelende ruitenwissers (bladzijde 57). Zie Ruitenwisserbladen vervangen (bladzijde 60).
Kort overzicht Richtingaanwijzers Achteruitkijkspiegel kantelen Afhankelijk van de ingestelde spiegelstand, zal de betreffende buitenspiegel kantelen wanneer u de achteruit inschakelt, zodat u de trottoirband kunt zien. Wanneer u deze voorziening voor de eerste keer gebuikt, kantelen de spiegels in een standaard ingestelde stand. U kunt de hoek waarmeer de spiegels kantelen instellen. E70727 Zie Elektrisch verstelbare buitenspiegels (bladzijde 87). N.B.
Kort overzicht Informatiedisplays Luchtroosters achterin C E70499 Navigeer met de pijltoetsen door de menu's en druk op OK om een keuze te maken. Zie Infodisplays (bladzijde 100). A B E73131 A Luchtstroom uit onderste luchtrooster B Luchtstroom uit bovenste luchtrooster C Bovenste luchtrooster Selecteer stand B om de achterste zijruiten te ontdooien of te ontwasemen.
Kort overzicht Handbediende klimaatregeling Automatische klimaatregeling Interieur snel verwarmen E70304 Zie Automatische klimaatregeling (bladzijde 128). E71377 Stationair toerental na het starten Interieur snel afkoelen Wanneer de motor koud is, kan het stationaire toerental direct na het aanslaan hoger zijn. Zie De motor starten (bladzijde 158). Keyless starten E71381 Voorruit ontdooien en ontwasemen E85766 Druk de startknop in. Zie Sleutelloos starten (bladzijde 158).
Kort overzicht Roetfilter (DPF) dieselmotor Breng het vulpistool tot en met de eerste nok op het vulpistool in. Laat het rusten op de afdekking van de vulbuis. WAARSCHUWING Laat de motor niet stationair draaien of parkeer de wagen niet op droge bladeren, droog gras of ander brandbaar materiaal. Het DPF-regeneratieproces werkt met bijzonder hoge uitlaatgastemperaturen en na het afzetten van de motor en tijdens en na DPF-regeneratie blijft de uitlaat een aanzienlijke hoeveelheid hitte uitstralen.
Kort overzicht Elektrische parkeerrem (EPB) Bij sommige auto's moet de kraag omhoog worden gebracht tijdens inschakelen van de achteruit. EPB inschakelen Zie Handgeschakelde versnellingsbak (bladzijde 171). Automatische transmissie N.B.: Trap het rempedaal niet in wanneer de sleutel uit het contactslot wordt verwijderd. Standen van transmissiehendel WAARSCHUWING Druk het rempedaal in voordat u de keuzehendel verplaatst en houd het ingedrukt tot u wegrijdt. E70528 EPB handmatig uitschakelen S N.B.
Kort overzicht Zie Elektronische parkeerrem (EPB) (bladzijde 175). Zie Achteruitkijkcamera (bladzijde 187). Snelheidsbegrenzer Achteruitkijkcamera Met behulp van dit systeem kunt u een snelheid instellen waarop het voertuig wordt begrensd. WAARSCHUWING De camera is niet bedoeld om de bestuurder te ontheffen van zijn plicht om tijdens het rijden voorzichtig en oplettend te zijn. Zie Snelheidsbegrenzer (bladzijde 199).
Veiligheidsuitrusting voor kinderen N.B.: De wettelijke voorschriften t.a.v. het gebruik van kinderzitjes zijn per land verschillend. KINDERZITJES Alleen kinderzitjes die volgens ECE-R44.03 (of later) gecertificeerd zijn, zijn getest en goedgekeurd voor gebruik in uw auto. Een aantal zijn leverbaar via uw dealer.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Kinderveiligheidszitje WAARSCHUWINGEN Laat kinderen met een lichaamsgewicht van meer dan 15 kilogram maar met een lengte van minder dan 150 centimeter in een kinderzitje of op een zitverhoger plaatsnemen. LET OP Wanneer u een kinderzitje op een achterbank gebruikt, zorg dan dat het kinderzitje stevig tegen de stoel rust. De hoofdsteun moet wellicht worden opgetild of verwijderd. Zie Hoofdsteunen (bladzijde 142).
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Zitverhoger (groep 3) PLAATSING VAN KINDERZITJES WAARSCHUWINGEN Wanneer u een kinderzitje op de tweede zitrij met een steun gebruikt, let er dan op dat de steun stevig op het paneel van de opbergruimte onder de vloer steunt. Zorg ervoor dat u het schuimrubber vulstuk correct binnen het opbergvak aanbrengt en dat u de steun correct monteert.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Gewichtsgroepen Zitplaatsen 0 0+ I II Tot 10 kg Tot 13 kg 9 - 18 kg III 15 - 25 kg 22 - 36 kg Kinderveiligheids- Zitverhoger of kussen zitje Babyzitje Derde zitrij Galaxy U U U U U Derde zitrij S-MAX L, UF L, UF UF UF UF X Niet geschikt voor kinderen van deze gewichtsgroep. U Geschikt voor universele kinderzitjes die zijn goedgekeurd voor deze gewichtsgroep. U¹ Geschikt voor universele kinderzitjes die zijn goedgekeurd voor deze gewichtsgroep.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen * Als omschreven in ECE-R16. N.B.: Wanneer u een ISOFIX kinderzitje aanschaft, let er dan op dat dit geschikt is voor de gewichtsgroep van uw kind en dat de ISOFIX maatklasse geschikt is voor de plaats waar het zitje wordt aangebracht.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen Verankeringspunten bovenste gordel ISOFIX VERANKERINGSPUNTEN WAARSCHUWING Gebruik bij toepassing van het ISOFIX systeem een voorziening dat voorkomt dat de veiligheidsgordel kan draaien. Wij raden het gebruik van een veiligheidsgordel aan de bovenzijde of een steun aan. N.B.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen E75531 3. Druk het kinderzitje stevig naar achteren zodat de onderste ISOFIX verankeringspunten goed aangrijpen. 4. Bevestig de veiligheidsgordel volgens de instructies van de fabrikant van het kinderzitje. E78298 Linkerzijde Draai linksom om te vergrendelen en rechtsom om te ontgrendelen. Rechterzijde KINDERSLOTEN Draai rechtsom om te vergrendelen en linksom om te ontgrendelen.
Veiligheidsuitrusting voor kinderen E124779 30
Bescherming van inzittenden N.B.: Het opblazen van een airbag gaat gepaard met een luide knal en u ziet een onschadelijke, poederachtige stofwolk. Dit is normaal. WERKING Airbags WAARSCHUWINGEN Wijzig de voorzijde van de wagen op geen enkele wijze. Dit zou nadelige gevolgen voor het ontvouwen van de airbags kunnen hebben. N.B.: Reinig de panelen van de airbags met een vochtige doek. Airbags voor de bestuurder en passagier, voorin Oorspronkelijke tekst volgens ECE R94.
Bescherming van inzittenden De knieairbag voor de bestuurder treedt in werking bij zware frontale aanrijdingen of bij aanrijdingen binnen een hoek van maximaal 30 graden van links of van rechts. De airbag wordt in enkele milliseconden opgeblazen en stroomt weer leeg zodra hij in contact komt met het lichaam van de inzittende, waardoor hij een kussen vormt tussen de knieën van de bestuurder en de stuurkolom.
Bescherming van inzittenden Veiligheidsgordels Status na aanrijding WAARSCHUWINGEN Draag een veiligheidsgordel en houd voldoende afstand tussen uzelf en het stuurwiel. Alleen wanneer u de veiligheidsgordel op de juiste wijze draagt, kan deze u op uw plaats houden, waardoor de airbag zijn maximale bescherming kan bieden. Zie De juiste zitpositie innemen (bladzijde 139). Veiligheidsgordels die zijn belast ten gevolge van een aanrijding moeten worden vervangen en de verankeringen worden gecontroleerd.
Bescherming van inzittenden Veiligheidsgordel op tweede zitrij 1 2 3 E74125 E74127 Het oprolmechanisme van de veiligheidsgordel van de middelste achterstoel bevindt zich in het dak. Trek de veiligheidsgordel gelijkmatig uit. De veiligheidsgordel kan blokkeren wanneer deze te snel wordt uitgetrokken of wanneer de wagen op een helling staat. Veiligheidsgordel vastmaken: 1. Trek de veiligheidsgordel gelijkmatig uit.
Bescherming van inzittenden Trek om de hoogte in te stellen de D-vormige ring uit en schuif het bevestigingspunt omhoog. Trek de D-vormige ring uit om het bevestigingspunt te laten zakken, houd de ontgrendelknop ingedrukt en schuif het bevestigingspunt naar beneden. N.B.: Door het stelmechanisme iets in te drukken terwijl u de knop indrukt komt het verstelmechanisme makkelijker los.
Bescherming van inzittenden GEBRUIK VAN VEILIGHEIDSGORDELS TIJDENS ZWANGERSCHAP E71313 Schakelaar voor airbag aan passagierszijde monteren E68587 WAARSCHUWING WAARSCHUWING Breng de veiligheidsgordel voor uw eigen veiligheid, maar ook voor dat van uw ongeboren kind op correcte wijze aan. Draag niet alleen de heupgordel of de schoudergordel.
Bescherming van inzittenden Airbag aan passagierszijde uitschakelen A B E71312 A Uitgeschakeld B Ingeschakeld Zet de schakelaar in stand A. Controleer bij het aanzetten van het contact, of de controlelamp airbag aan passagierszijde uitgeschakeld gaat branden. Airbag aan passagierszijde inschakelen WAARSCHUWING Zorg ervoor dat de airbag aan de passagierszijde is ingeschakeld wanneer zich geen kinderzitje op de passagiersstoel voorin bevindt. Zet de schakelaar in stand B.
Sleutels en afstandsbediening 4. Steek de sleutel weer in het contactslot, draai de sleutel naar stand II en draai de sleutel vervolgens naar 0. Verwijder de sleutel en test de afstandsbediening om te bevestigen dat de programmering met succes is uitgevoerd.
Sleutels en afstandsbediening Afstandsbediening met inklapbaar sleutelblad 1 3 E74385 3. Draai de schroevendraaier in de afgebeelde richting om de twee huishelften van de afstandsbediening van elkaar te scheiden. E74383 1. Steek een schroevendraaier zover mogelijk in de sleuf aan de zijkant van de afstandsbediening. Druk de schroevendraaier in de richting van het sleutelblad en verwijder dit. 4 E126280 LET OP Raak de batterijcontacten of de printplaat niet met de schroevendraaier aan. 2 E74384 4.
Sleutels en afstandsbediening Afstandsbediening zonder inklapbaar sleutelblad 3 Type 1 1 E126281 LET OP Raak de batterijcontacten of de printplaat niet met de schroevendraaier aan. E126152 1. Steek een schroevendraaier in de uitsparing aan de achterzijde van de sleutel en verwijder het sleutelblad. 3. Maak de batterij voorzichtig met de schroevendraaier los. 4. Breng een nieuwe batterij (3V CR 2032) aan met de + naar boven gekeerd. 5. Zet de twee huishelften van de afstandsbediening op elkaar vast.
Sleutels en afstandsbediening Type 3 2. Verwijder de sleutelbaard. 2 1 3 E105064 3. Draai de platte schroevendraaier in de afgebeelde richting om de twee huishelften van de afstandsbediening van elkaar te scheiden. 1 E87964 1. Houd de drukknoppen in de randen ingedrukt om de afdekking te ontgrendelen. Verwijder voorzichtig de kapje. 2. Verwijder de sleutelbaard. LET OP Raak de batterijcontacten of de printplaat niet met de schroevendraaier aan. 4.
Sleutels en afstandsbediening 4 E119190 4. Steek de schroevendraaier voorzichtig in de afgebeelde positie om de afstandsbediening te openen. 5 E125860 LET OP Raak de batterijcontacten of de printplaat niet met de schroevendraaier aan. 5. Maak de batterij voorzichtig met de schroevendraaier los. 6. Breng een nieuwe batterij (3V CR 2032) aan met de + naar beneden gekeerd. 7. Zet de twee huishelften van de afstandsbediening op elkaar vast. 8. Breng het sleutelblad aan.
Sloten Dubbele vergrendeling is een voorziening tegen diefstal die voorkomt dat personen de portieren van binnenuit kunnen ontgrendelen. Alleen wanneer alle portieren zijn gesloten kunnen deze dubbel worden vergrendeld. VERGRENDELEN EN ONTGRENDELEN Centrale vergrendeling Alleen wanneer alle portieren zijn gesloten kunnen deze centraal worden vergrendeld. Bevestiging van het vergrendelen en ontgrendelen N.B.: Het bestuurdersportier kan met de sleutel worden ontgrendeld.
Sloten Portieren met de sleutel vergrendelen en ontgrendelen Portieren en achterklep vergrendelen en ontgrendelen met de afstandsbediening B B A A A B C E87379 A Ontgrendelen B Vergrendelen C Achterklep ontgrendelen Portieren en achterklep dubbel vergrendelen met de afstandsbediening Druk toets B tweemaal binnen drie seconden in.
Sloten Passagiersportieren voor en achter Achterklep openen met de afstandsbediening Druk toets C op de afstandsbediening tweemaal binnen drie seconden in. Achterklep sluiten E71960 Aan de binnenzijde van de kofferdeksel/ achterklep bevindt zich een greep die het sluiten vereenvoudigt. E98653 Automatisch opnieuw vergrendelen Druk om de passagiersportieren voor en achter afzonderlijk te vergrendelen op toets en sluit het portier bij het verlaten van de auto.
Sloten N.B.: Het integraal sluiten werkt alleen als het geheugen voor elke ruit afzonderlijk correct is ingesteld. Zie Elektrisch bedienbare ruiten (bladzijde 85). Integraal openen E71956 Druk om alle ruiten te sluiten op de vergrendel toets en houd deze minstens drie seconden ingedrukt. Druk nogmaals op een toets om het sluiten te onderbreken. Tijdens het integraal sluiten is de antiklemfunctie geactiveerd.
Sloten N.B.: Het integraal sluiten kan worden geactiveerd met behulp van de toets op de kruk op het bestuurdersportier. Integraal openen en sluiten kan ook worden geactiveerd met de toetsen op de passive key. Druk om alle ruiten te sluiten op de vergrendeltoets en houd deze minstens twee seconden ingedrukt. Tijdens het integraal sluiten is de antiklemfunctie geactiveerd.
Sloten kofferdeksel/ achterklep N.B.: Als de passive key zich in de bagageruimte bevindt, kan de kofferdeksel/ achterklep niet worden gesloten en komt deze weer omhoog. N.B.: Indien zich een tweede geldige passive key binnen het detectiegebied van de kofferdeksel/ achterklep bevindt, kan de bagageruimte niet worden afgesloten. E87435 Auto ontgrendelen WAARSCHUWING N.B.: Indien de auto langer dan vijf dagen niet wordt ontgrendeld, schakelt het systeem over op een energiebesparende modus.
Sloten Een lang lichtsignaal van de richtingaanwijzers geeft aan dat alle portieren, de bagageruimte en de tankvulklep zijn ontgrendeld en dat de alarminstallatie is uitgeschakeld. Bij het aanzetten van het contact of wanneer de motor met een geldige sleutel wordt gestart worden alle passive keys worden geactiveerd.
Sloten Type 2 2 1 E87964 1 1. Verwijder voorzichtig de kapje. 2. Verwijder de sleutelbaard en steek hem in het slot.
Motorstartblokkering Wanneer het bericht Immobiliser active op het informatiedisplay verschijnt, is uw sleutel niet herkend. Neem de sleutel uit het slot en probeer het nogmaals. WERKING Het immobilisatiesysteem is een diefstalbeveiligingssysteem dat voorkomt dat iemand de motor van uw auto met een onjuist gecodeerde sleutel kan starten. Wanneer u de motor met een correct gecodeerde sleutel niet kunt starten, duidt dit op een storing.
Alarm Sirene met afzonderlijke accu WERKING De sirene met afzonderlijke accu is een extra alarmsysteem dat de sirene inschakelt wanneer het alarm wordt geactiveerd. Deze wordt direct ingeschakeld bij het afsluiten van de wagen. De sirene heeft zijn eigen accu en wordt ingeschakeld zodra iemand de accukabels of de accu van de sirene zelf loskoppelt. Alarminstallatie Uw wagen kan zijn uitgerust met één van de volgende alarminstallaties: • • • • Perimeter alarminstallatie.
Alarm • • Vragen bij het verlaten van de wagen Bij wagens met een sirene met afzonderlijke accu, wanneer iemand de accukabels of de accu van de sirene zelf loskoppelt. Wanneer de hellingssensoren een verandering in de hellingshoek van de wagen registreren. U kunt het informatiedisplay zodanig instellen, dat telkens wordt gevraagd welk beveiligingsniveau u wilt instellen.
Alarm ALARM UITSCHAKELEN Alarm Uitvoeringen zonder keyless entry systeem Voll. alarm Gereduceerd Vragen Perimeter alarminstallatie Schakel de alarminstallatie en het alarmsignaal uit door de portieren met de sleutel te ontgrendelen, zet het contact met een correct gecodeerde sleutel aan of ontgrendel de portieren of de achterklep met de afstandsbediening. Categorie 1 alarm E74509 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Stuurwiel STUURWIEL AFSTELLEN WAARSCHUWING Duw de ontgrendelingshendel helemaal op zijn plaats wanneer u deze weer in de oude stand zet. WAARSCHUWING Verstel nooit het stuurwiel als de auto in beweging is. AUDIOBEDIENING N.B.: Controleer of u in de juiste positie zit. Zie De juiste zitpositie innemen (bladzijde 139).
Stuurwiel Zoekfunctie Druk op de seek toets om: • af te stemmen op het volgende radiostation op een hogere of lagere frequentie • het volgende of vorige nummer op de CD af te spelen • de cassetteband snel voor- of achterwaarts te laten spoelen.
Ruitenwissers en ruitensproeiers VOORRUITWISSERS AUTOMATISCH IN- EN UITSCHAKELENDE RUITENWISSERS D C LET OP Schakel de automatische wisfunctie niet bij droog weer in. De regensensor is bijzonder gevoelig en de ruitenwissers kunnen in werking treden indien de voorruit met vuil, mist of vliegen in aanraking komt. B Vervang de ruitenwisserbladen zodra deze strepen water en vuil op de voorruit achterlaten.
Ruitenwissers en ruitensproeiers N.B.: Wanneer het contact aanstaat worden de ruitensproeiermonden verwarmd. A B C E70315 A Hoge gevoeligheid B Aan C Lage gevoeligheid E70776 VOORRUITSPROEIERS AFSTELLEN Wanneer u de automatische wisfunctie inschakelt, maken de ruitenwissers pas een wisbeweging nadat water op de voorruit is geregistreerd. De regensensor meet daarna continu de hoeveelheid water op de voorruit en zal de snelheid van de ruitenwissers automatisch instellen.
Ruitenwissers en ruitensproeiers Trek de hendel volledig naar het stuurwiel toe en houd hem in deze stand om de ruitensproeiers in te schakelen. ACHTERRUITWISSERS EN SPROEIERS Wissen met intervallen KOPLAMPSPROEIERS Bij ingeschakelde koplampen werken de koplampsproeiers in combinatie met de voorruitsproeiers. N.B.: Om ervoor te zorgen de het ruitensproeierreservoir te snel leegraakt, werken de koplampsproeiers niet telkens wanneer de voorruitsproeiers in werking worden gesteld.
Ruitenwissers en ruitensproeiers RUITENWISSERBLADEN VERVANGEN Voorruitwisserbladen LET OP Zet om de ruitenwisserbladen te vervangen de voorruitwissers in de onderhoudsstand. A U kunt de onderhoudsstand in de winter gebruiken om de ruitenwisserbladen eenvoudiger te kunnen bereiken om deze vrij te maken van sneeuw en ijs.
Ruitenwissers en ruitensproeiers Achterruitwisserbladen 2 5 1 4 E93783 E93785 6 3 E93786 E93784 Aanbrengen geschiedt in omgekeerde volgorde van verwijderen. TECHNISCHE SPECIFICATIE Lengte van de ruitenwisserbladen van de voorruit Afmeting in mm (inches) Nr.
Verlichting Een zijde VERLICHTINGSBEDIENING A Standen van de lichtschakelaar A B C B E75505 E70718 A Rechterzijde B Linkerzijde Grootlicht en dimlicht A Uit B Stads- en achterlichten C Koplampen Parkeerlichten LET OP Door langdurig gebruik van de parkeerlichten wordt de accu ontladen. E70725 Zet het contact af. Trek de hendel geheel naar het stuurwiel toe om te wisselen tussen grootlicht en dimlicht. Beide zijden Zet de lichtschakelaar in stand B.
Verlichting Home safe verlichting VOORSTE MISTLAMPEN Schakel de verlichting uit en trek de richtingaanwijzer naar het stuurwiel toe om de koplampen in te schakelen. Er klinkt kort een signaal. Bij een geopende deur gaan de koplampen automatisch na drie minuten uit, of 30 seconden nadat de laatste deur is gesloten. Wanneer alle deuren zijn gesloten en een deur wordt binnen de 30 seconden vertragingstijd weer geopend, start de tijdschakeling van drie minuten opnieuw.
Verlichting KOPLAMPEN AFSTELLEN AUTO'S MET ADAPTIEVE VERLICHTING, VOOR/XENON KOPLAMPEN Ga naar uw dealer voor het instellen van de koplampen voor rechts- of linksrijdend verkeer. A KOPLAMPHOOGTE AFSTELLEN B E70722 N.B.: Uitvoeringen met Xenon koplampen zijn uitgerust met automatische regeling van de koplamplichtbundels. A Hoge stand van de koplamplichtbundels B Lage stand van de koplamplichtbundels U kunt de hoogte van de koplamplichtbundels aanpassen aan de belading van de wagen.
Verlichting WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN E71943 Positie van onderdeel: Zie Kort overzicht (bladzijde 11). N.B.: Afhankelijk van de verkeerswetgeving van het land waarin uw wagen oorspronkelijk is gebouwd, knipperen de waarschuwingsknipperlichten wanneer u krachtig remt. ADAPTIEF VERLICHTINGSSYSTEEM, VOOR (AFS) A A B B E72897 A zonder AFS B met AFS Het systeem werkt niet bij stilstaande wagen, wanneer de verlichting overdag of de achteruitversnelling is ingeschakeld.
Verlichting Bij storingen in het systeem verschijnt een bericht op het informatiedisplay. Zie Infoberichten (bladzijde 113). De koplampen worden in een vaste centrale stand of die van het dimlicht gesteld. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren. Bochtverlichting A A B B E72898 A Lichtbundel van koplamp B Lichtbundel van bochtverlichting Bij het nemen van een bocht verlicht de bochtverlichting de binnenzijde van de bocht.
Verlichting Wanneer u de schakelaar in stand B zet, gaat de interieurverlichting branden wanneer u een portier of het kofferdeksel / de achterklep ontgrendelt of opent. Wanneer u bij afgezet contact een portier open laat staan, gaat de interieurverlichting enige tijd later automatisch uit om te voorkomen dat de accu leegraakt. Zet het contact even aan om de verlichting weer in te schakelen. RICHTINGAANWIJZERS De interieurverlichting gaat ook branden wanneer u het contact afzet.
Verlichting Verlichting make-up spiegels LED-lamp bestuurderszijde A A B B E72900 E124991 A Aan/uit-schakelaar afzonderlijke lamp B Aan/uit-schakelaar alle lampen A Off (uit) B Aan Wanneer u het contact afzet, gaat de verlichting van de make-up spiegels korte tijd later automatisch uit om te voorkomen dat de accu leegraakt. Zet het contact korte tijd aan om de verlichting weer in te schakelen. U kunt alle lampen bedienen m.b.v. schakelaar B. N.B.
Verlichting N.B.: Wanneer de koplamp wordt gemonteerd, let er dan op dat het onderste bevestigingspunt van de koplamp goed op zijn plaats komt te zitten. N.B.: Bij het monteren van de koplamp moet de voorste schroef in de koplamprand zitten alvorens u deze aanbrengt. N.B.: Zet bij het aanbrengen van de koplamp eerst de schroef aan de voorzijde vast en daarna de schroef aan de achterzijde. E72257 GLOEILAMPENVERVANGEN N.B.
Verlichting Koplampen, grootlicht A B C D LET OP Raak het glas van de gloeilamp niet aan. 1. Verwijder de koplamp. Zie Een koplamp verwijderen (bladzijde 68). E72258 A Richtingaanwijzer B Koplampen, grootlicht C Koplampen, dimlicht D Bochtverlichting 2 Richtingaanwijzer 1. Verwijder de koplamp. Zie Een koplamp verwijderen (bladzijde 68). 3 E72261 2. Trek de multistekker los. 3. Maak de klem los en verwijder de gloeilamp.
Verlichting 3 2 E72260 2. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. 3. Verwijder de gloeilamp. E126170 Zijknipperlicht Bochtverlichting 1. Verwijder de koplamp. Zie Een koplamp verwijderen (bladzijde 68). 3 2 E72263 1. E72262 2. Trek de multistekker los. 3. Maak de klem los en verwijder de gloeilamp. Dagverlichting N.B.: Deze items kunnen niet worden gerepareerd; raadpleeg a.u.b. uw dealer wanneer deze defect raken. 71 Verwijder voorzichtig het zijknipperlicht.
Verlichting 3 2 E72291 2. Verwijder de lamphouder. 3. Verwijder de gloeilamp. E72265 2. Verwijder de lamp. 3. Verwijder de gloeilamp. Instapverlichting N.B.: Draai het spiegelglas zover mogelijk naar binnen. Mistlamp en stadslicht (S-MAX) - Auto's geproduceerd t/m: 0702-2010 1 E72266 E72264 1. 1. Steek een schroevendraaier in de spleet tussen het spiegelhuis en het spiegelglas maak de metalen klem los. 72 Verwijder de rand.
Verlichting 8. Verwijder de gloeilamp van het stadslicht. Mistlamp en stadslicht (S-MAX) - Auto's geproduceerd vanaf: 08-02-2010 1. Verwijder de koplamp voor toegang tot de mistlamp. Zie Een koplamp verwijderen (bladzijde 68). 6 5 E72268 4 2. Maak met een schroevendraaier de klem los van de bovenrand van de lamp. 3. Verwijder de lamp. 3 2 8 E126440 7 2. Trek de multistekker los. N.B.: De gloeilamp van de mistlamp kan niet uit de lamphouder worden verwijderd. 6 3.
Verlichting Mistlamp en stadslicht (Galaxy) - Auto's geproduceerd t/m: 0702-2010 6. Verwijder de gloeilamp van het stadslicht. Mistlamp en stadslicht (Galaxy) - Auto's geproduceerd vanaf: 08-02-2010 4 4 2 2 3 3 1 E72267 1 1. Verwijder de schroeven. 2. Verwijder de lamp. 3. Trek de stekker van de mistlamp los. E126538 1. Verwijder de schroef. 2. Verwijder de lamp. 3. Trek de stekker van de mistlamp los. N.B.: De gloeilamp van de mistlamp kan niet uit de lamphouder worden verwijderd. N.B.
Verlichting 5. Draai de lamphouder van het stadslicht linksom en verwijder hem. 6. Verwijder de gloeilamp van het stadslicht. Achterlichtunits (S-MAX) Richtingaanwijzer, achterlicht en remlicht - Auto's geproduceerd t/m: 07-02-2010 E74079 3. Verwijder de lamp. 4. Trek de multistekker los. E74078 1. Verwijder de bekledingspanelen. E74080 5. Verwijder de schroef. 6. Verwijder de lamphouder. 7. Druk voorzichtig de gloeilamp in de lamphouder en draai de gloeilamp linksom. Verwijder de gloeilamp. E72270 2.
Verlichting E74076 2. Verwijder de vleugelmoeren. 3. Verwijder de lamp. 4. Trek de multistekker los. E126274 Achteruitrijlicht, achterlicht en mistlamp - Auto's geproduceerd t/m: 07-02-2010 E74077 5. Verwijder de schroef. 6. Verwijder de lamphouder. 7. Druk voorzichtig de gloeilamp in de lamphouder en draai de gloeilamp linksom. Verwijder de gloeilamp. E72271 1. Verwijder het bekledingspaneel.
Verlichting Achteruitrijlicht, achterlicht en mistlamp - Auto's geproduceerd vanaf: 08-02-2010 E126303 5. Verwijder de schroeven. 6. Verwijder de lamphouder. 7. Druk voorzichtig de gloeilamp in de lamphouder en draai de gloeilamp linksom. Verwijder de gloeilamp. E72271 1. Verwijder het bekledingspaneel. Achterlicht (Galaxy) Richtingaanwijzer en rem-/achterlicht E74076 2. Verwijder de vleugelmoeren. 3. Verwijder de lamp. 4. Trek de multistekker los. E75380 1. 77 Verwijder het bekledingspaneel.
Verlichting E72793 N.B.: Sommige auto's zijn uitgerust met LED-achterlichten. Deze items kunnen niet worden gerepareerd; raadpleeg a.u.b. uw dealer wanneer deze defect raken. E72791 2. Verwijder de vleugelmoeren. 5. Verwijder de schroef. 6. Verwijder de lamphouder. 7. Druk voorzichtig de gloeilamp in de lamphouder en draai de gloeilamp linksom. Verwijder de gloeilamp. Achteruitrijlicht, achterlicht en mistlamp - Auto's geproduceerd t/m: 07-02-2010 E72792 3. Verwijder de lamp. 4.
Verlichting 8. Druk voorzichtig de gloeilamp in de lamphouder en draai de gloeilamp linksom. Verwijder de gloeilamp. Achteruitrijlicht, achterlicht en mistlamp - Auto's geproduceerd vanaf: 08-02-2010 E72795 2. Verwijder de vleugelmoeren. 3. Verwijder de lamp. 4. Trek de multistekker los. E72794 1. Verwijder het bekledingspaneel. E72797 5. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. E72795 2. Verwijder de vleugelmoeren. 3. Verwijder de lamp. 4. Trek de multistekker los. E72798 6.
Verlichting 2. Maak de veerklemmen los. E72790 E126393 3. Verwijder de lamp. 4. Verwijder de gloeilamp. 5. Verwijder de schroef. 6. Verwijder de lamphouder. 7. Druk voorzichtig de gloeilamp in de lamphouder en draai de gloeilamp linksom. Verwijder de gloeilamp. Derde remlicht (Galaxy) Derde remlicht (S-MAX) E75457 1. Verwijder het bekledingspaneel. E75459 1. Verwijder het bekledingspaneel. E75458 2. Maak de veerklemmen los.
Verlichting E72790 3. Verwijder de lamp. 4. Verwijder de gloeilamp. Kentekenplaatverlichting E125092 Uitvoeringen zonder interieursensoren 2 3 1 3 E72789 2 1. Maak voorzichtig de klemveer los. 2. Verwijder de lamp. 3. Draai de lamp linksom en verwijder deze. Interieurverlichting E72788 Auto's met LED-lampen 1. Werk voorzichtig de lamp los. 2. Verwijder het lampglas. 3. Verwijder de gloeilamp. N.B.: De LED verlichting kan niet worden gerepareerd, raadpleeg bij defecten uw dealer.
Verlichting Uitvoeringen met interieursensoren Uitvoeringen met interieursensoren 3 1 2 2 2 E72787 E72786 1. Werk voorzichtig de lamp los. 2. Verwijder het lampglas. 3. Verwijder de gloeilamp. 1. Werk de lamp voorzichtig los. 2. Draai de lamphouder linksom en verwijder deze. Leeslampen Uitvoeringen zonder interieursensoren 3 3 E73939 3 3. Verwijder de gloeilamp. 2 E72796 1. Werk voorzichtig de lamp los. 2. Verwijder het lampglas. 3. Verwijder de gloeilamp.
Verlichting Verlichting make up spiegel Bagageruimtelamp en achterkleplamp E72785 1. Werk de lamp voorzichtig los. 2. Verwijder de gloeilamp. E72784 1. Werk de lamp voorzichtig los. 2. Verwijder de gloeilamp.
Verlichting Gloeilamp Specificatie Vermogen (watt) Achterlicht (Galaxy) W5W 5 Mistachterlicht P21W 21 Achteruitrijlamp P21W 21 Derde remlicht W16W 16 Kentekenplaatverlichting C5W 5 Interieurverlichting Buislamp 10 Leeslamp BA 9s 5 Verlichting make-up spiegel W5W 5 Verlichting bagagecompartiment W5W 5 84
Ruiten en spiegels Schakelaar op het bestuurdersportier ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN WAARSCHUWING Schakel de elektrisch bedienbare ruiten niet in tenzij deze vrij zijn van obstructies. N.B.: Wanneer de ruiten gedurende korte tijd vaak worden bediend kan het systeem een bepaalde tijd buiten werking treden om schade door oververhitting te voorkomen. N.B.: U kunt de ruiten nog enkele minuten na het afzetten van het contact bedienen. Zodra een portier wordt geopend wordt het mechanisme uitgeschakeld.
Ruiten en spiegels Ruiten automatisch openen en sluiten Het lampje in de schakelaar gaat branden en de lampjes in de schakelaars van de achterste ruiten gaan uit wanneer de blokkering is ingeschakeld. Druk de schakelaar tot de tweede aanslag in of til hem tot de tweede aanslag op en laat hem los. Druk de schakelaar opnieuw in of trek hem opnieuw omhoog om de beweging te stoppen.
Ruiten en spiegels Geheugen van de elektrisch bedienbare ruiten opnieuw instellen BUITENSPIEGELS WAARSCHUWING Vergis u niet in de afstand van voorwerpen die u in deze groothoekspiegel ziet. Voorwerpen die u in deze spiegels ziet, zien er kleiner uit en lijken verder weg te zijn dan in werkelijkheid het geval is. WAARSCHUWING De antiklemfunctie wordt buiten werking gesteld tot het geheugen opnieuw is ingesteld.
Ruiten en spiegels Richtingen waarin de spiegel kan worden gekanteld Handmatig inklappen en uitklappen De elektrisch inklapbare spiegels werken bij aangezet contact. N.B.: U kunt de spiegels nog gedurende enkele minuten na het afzetten van het contact bedienen (kantelen en inklappen). Zodra een portier wordt geopend wordt het mechanisme uitgeschakeld. E70847 De elektrisch bedienbare buitenspiegels zijn voorzien van een verwarmingselement dat het spiegelglas ontdooit en ontwasemt.
Ruiten en spiegels N.B.: U kunt deze voorziening uitschakelen door de schakelaar in stand B te zetten. AUTOMATISCH DIMMENDE SPIEGEL De buitenspiegel keert in de oorspronkelijke stand terug: • Wanneer de rijsnelheid hoger is dan 10 km/h (6 mph). • Ongeveer 10 seconden nadat de achteruit niet langer is ingeschakeld. • Als de schakelaar in stand B wordt teruggezet. E71028 Wanneer u deze voorziening voor het eerst gebruikt, kantelt de spiegel in een in de fabriek ingestelde stand.
Ruiten en spiegels 2 2 E95383 E95385 Sluiten N.B.: Zorg ervoor dat de hendel goed wordt vergrendeld. Elektrisch bedienbare achterste zijruiten Zet het contact aan om de elektrisch bedienbare achterste zijruiten te openen of te sluiten.
Ruiten en spiegels MONITOR DODE HOEK A Informatiesysteem dode hoek (BLIS) WAARSCHUWINGEN Het systeem is niet ontworpen om contact met andere auto's of voorwerpen te voorkomen. Het systeem dient alleen als een waarschuwing om te helpen bij het registreren van auto's in blinde hoeken. Het systeem registreert geen voorwerpen, voetgangers of fietsers.
Ruiten en spiegels Systeemregistratie en waarschuwingen Situaties waarin het naderingsalarm niet werkt Het systeem activeert de waarschuwing voor auto's die de blinde hoek binnenrijden vanaf de achterzijde of de zijkant. Voor auto's die worden ingehaald of auto's die de blinde hoek vanaf de voorzijde binnenrijden wordt de waarschuwing alleen geactiveerd wanneer de auto een korte periode in de blinde hoek blijft rijden.
Ruiten en spiegels Valse waarschuwing trekhaak Er worden geen meldingen ontvangen nadat het systeem is uitgeschakeld. De BLIS-controlelamp gaat branden. Zie Waarschuwings- en indicatielampen (bladzijde 96). LET OP Auto's met een trekhaakmodule die niet door ons is goedgekeurd kunnen wellicht niet correct worden geregistreerd. Schakel het systeem uit om valse waarschuwingen te voorkomen. Zie Infodisplays (bladzijde 100). Registratiefouten N.B.: De waarschuwingsindicator in de spiegel brandt niet.
Instrumenten METERS Type 1 en 2 A B C E72984 A Toerenteller B Koelvloeistoftemperatuurmeter C Brandstofmeter D Snelheidsmeter 94 D
Instrumenten Type 3 A B E D C E87713 A Toerenteller B Snelheidsmeter C Koelvloeistoftemperatuurmeter D Brandstofmeter E Informatiecentrum. Zie Infodisplays (bladzijde 100). Wanneer de naald in de richting van 120 °C beweegt, is de motor oververhit. Zet de motor af, zet het contact af en stel de oorzaakzodra de motor is afgekoeld vast. Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 258). Koelvloeistoftemperatuurmeter Geeft de temperatuur van de koelvloeistof aan.
Instrumenten Indicator dodehoekmonitor WAARSCHUWINGS- EN INDICATIELAMPEN Deze brandt wanneer deze functie wordt gedeactiveerd of in combinatie met een bericht. Zie Monitor dode hoek (bladzijde 91). Zie Infoberichten (bladzijde 113). Nadat het contact is aangezet branden de volgende waarschuwings- en controlelampen kort ter bevestiging dat het systeem operationeel is. • ABS • Airbag • Dodehoekmonitor • Remsysteem • Motor • Elektrische parkeerrem (EPB) • Vorst • Contact • Oliedruk (alle behalve 2.
Instrumenten Richtingaanwijzers Controlelamp mistlampen, vóór Knippert bij ingeschakelde richtingaanwijzers. Een plotselinge toename van de knipperfrequentie duidt op een defecte gloeilamp. Zie Gloeilampen vervangen (bladzijde 69). Brandt wanneer u de voorste mistlampen aanzet. Controlelamp 'Vorst' WAARSCHUWING Ook wanneer de temperatuur tot boven 4 ºC stijgt, is dit nog geen garantie dat de weg vrij is van gevaren die door plotselinge weersveranderingen kunnen ontstaan.
Instrumenten Controlelamp grootlicht Controlelamp schakeling Brandt wanneer u het grootlicht aanzet. Het knippert wanneer u een lichtsignaal geeft. De controlelamp brandt om aan te geven dat schakelen naar een hogere versnelling zuiniger is en zorgt voor een lagere CO2-uitstoot. De controlelamp brandt niet tijdens perioden van hoge acceleraties, remmen of intrappen van het koppelingspedaal. Berichtenindicator Brandt wanneer een nieuw bericht in het informatiedisplay is opgeslagen.
Instrumenten E70499 1. 2. 3. 4. 5. Druk op de rechter pijltoets op het stuurwiel om het hoofdmenu binnen te gaan. Selecteer Setup met de op en neer pijltoetsen en druk op de rechter pijltoets. Selecteer Chimes en druk op de rechter pijltoets. Selecteer de gong en druk op de OK toets om de gong in en uit te schakelen. Druk op de linker pijltoets om het menu te verlaten. Houd de linker pijltoets ingedrukt om terug te keren naar de weergave van het hoofdmenu.
Infodisplays Druk op de op en neer pijltjestoetsen: ALGEMENE INFORMATIE • WAARSCHUWING • Bedien de toetsen van het informatiedisplay niet tijdens het rijden. om door de displays van de boordcomputer te scrollen om door de opties van een menu te scrollen en deze te selecteren. Druk op de rechter pijltjestoets: • N.B.: Het informatiedisplay blijft nadat u het contact hebt afgezet gedurende enkele minuten aan.
Infodisplays Functie Type 1 Type 2 Type 3 Standkachel instellen - X X Bediening navigatiesysteem - - X Bediening CD-speler - - X Bediening CD-wisselaar - - X Bediening radio - - X Bediening telefoon - - X Bediening auxiliary aansluiting - - X Druk op de op en neer pijltjestoetsen op het stuurwiel om door de displays van de boordcomputer te scrollen. Zie Tripcomputer (bladzijde 109). Type 1 E80604 Menustructuur Reset afst. Informatie Klok Gereden afstand Gem.Verbruik Gem.
Infodisplays Type 2 Druk op de op en neer pijltjestoetsen op het stuurwiel om door de displays van de boordcomputer te scrollen. Zie Tripcomputer (bladzijde 109). 09:00 Gem.
Infodisplays Menustructuur ESP BLIS Reset afst. Gereden afstand Gem.Verbruik Gem.Snelheid Alle Informatie Berichten Band.spann. Klok Klok instellen 24-uursmodus 12-uursmodus Scherm Instellingen Configureren Talen Meeteenheid A B E125689 103 Help-scherm Radioinfo Telefooninfo NAV-info Altijd uit Bij aanw.
Infodisplays A B Geluiden WeinigBrndst Alg. Info. Alg. waarsch. Uitstaplicht Forw Alert Laag Normaal Hoog Uit Hellingstart Uit Automatisch Handmatig Band.spann. Alarm Hulpverwarm. Controleer Onbeladen Beladen Voll.
Infodisplays Type 3 CD-speler CD-wisselaar Radio Telefoon E88048 Boordcomputer Scroll met de toetsen door de menudisplays. Instellingen Lijst met componenten De geselecteerde icoon geeft het menu weer dat in gebruik is.
Infodisplays Menustructuur ESP BLIS Navigatie Bestemmingen Bestemmingen Bestemmingen CD Map / Tracks CD-wisselaar CD 1 CD 2 CD 3 CD 4 CD 5 CD 6 Map / Tracks Map / Tracks Map / Tracks Map / Tracks Map / Tracks Map / Tracks Radio Lijst zenders FM 1 / FM FM 2 FM 3 FM - AST MW / AM LW / AM-AST Zenders Zenders Zenders Zenders Zenders Zenders Zenders Telefoon Nummers Telefoonboek Nummerherhaling Ontvang. oproep. Nummers Nummers Gebelde numm. Status verbinding A E125690 Naar huis Favor.Gebruik.
Infodisplays A Tripcomputer Afst. tot leeg Gem.Verbruik Gem. snelheid Act.elem.terugstell. Dagteller terugstellen Berichten Band.spann. Informatie Instellingen Klok instellen 24-uursmodus 12-uursmodus Klok Scherm Instellingen Kleurthema's Configureren Help-scherm NAV-info Altijd uit Bij aanw.
Infodisplays C Geluiden WeinigBrndst Alg. Info. Alg. waarsch. Uitstaplicht Forw Alert Laag Normaal Hoog Uit Hellingstart Uit Automatisch Handmatig Band.spann. Alarm Hulpverwarm. E87756 108 Controleer Onbeladen Beladen Voll.
Infodisplays A B Parkeerverw. Tijd 1 Instellen Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag Tijd 2 Instellen Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag Eenmalig Nu actief E88067 Aux-ingang Gemiddeld brandstofverbruik TRIPCOMPUTER Kilometerteller Geeft het gemiddelde brandstofverbruik aan vanaf het moment dat de functie op nul werd teruggesteld. De kilometerteller geeft het totale aantal gereden kilometers weer.
Infodisplays Type 1 en 2 Boordcomputer terugstellen met behulp van het hoofdmenu Een bepaald display terugstellen: 10:20 1. Gem.Verbruik l 6,3 100km A 123456 km B 234,2 km C Druk op de rechter pijltjestoets op het stuurwiel om het hoofdmenu binnen te gaan. 2. Selecteer Reset teller met de op en neer pijltjestoetsen en druk op de rechter pijltjestoets. 3. Selecteer de functie die moet worden teruggesteld. 4. Druk op de rechter pijltjestoets om de functie te selecteren. 5.
Infodisplays 1. Selecteer Boordcomputer met de op en neer pijltjestoetsen en druk op de rechter pijltjestoets. 2. Selecteer de functie die moet worden teruggesteld. 3. Houd de OK toets ingedrukt. 6. Druk op de linker pijltjestoets om het menu te verlaten. Houd de linker pijltjestoets ingedrukt om naar het scherm van de boordcomputer terug te keren. Type 3 1. PERSOONLIJKE INSTELLINGEN 2. Selecteer Setup met de op en neer pijltjestoetsen en druk op de rechter pijltjestoets. 3.
Infodisplays Type 1 en 2 1. Engels, Duits, Italiaans, Frans, Spaans, Turks, Russisch, Nederlands, Pools, Zweeds en Portugees. Druk op de rechter pijltjestoets op het stuurwiel om het hoofdmenu binnen te gaan. Type 1 en 2 2. Selecteer Setup met de op en neer pijltjestoetsen en druk op de rechter pijltjestoets. 3. Selecteer Display en druk op de rechter pijltjestoets. 4. Selecteer Configure en druk op de rechter pijltjestoets. 5. Selecteer Nav Info en druk op de rechter pijltjestoets. 6.
Infodisplays Metrische of Engelse eenheden kiezen: INFOBERICHTEN Type 1 en 2 1. Druk op de rechter pijltjestoets op het stuurwiel om het hoofdmenu binnen te gaan. 2. Selecteer Setup met de op en neer pijltjestoetsen en druk op de rechter pijltjestoets. 3. Selecteer Display en druk op de rechter pijltjestoets. 4. Selecteer Measure Unit en druk op de rechter pijltjestoets. 5. Selecteer de gewenste instelling en druk op de OK toets om de instelling te bevestigen. 6.
Infodisplays Actuele berichten bekijken Type 3 Type 1 en 2 1. 1. Druk op de rechter pijltoets op het stuurwiel om het hoofdmenu binnen te gaan. Druk op de rechter pijltoets op het stuurwiel om het hoofdmenu binnen te gaan. 2. Selecteer Settings met de op en neer pijltoetsen en druk op de rechter pijltoets. 3. Selecteer Information met de op en neer pijltoetsen en druk op de rechter pijltoets. 4. Selecteer Messages en druk op de rechter pijltoets. 5.
Infodisplays Alarmsignaal Bericht Alarm triggered Alarm system service reqd. Waarschuwingslamp bericht oranje - Te verrichten handeling Zie Alarm (bladzijde 52). Laat het systeem onmiddellijk door een goed opgeleide monteur controleren. Accu en laadsysteem Bericht Waarschuwingslamp bericht Te verrichten handeling Overvoltage: Stop safely! rood Breng de auto tot stilstand zodra dit veilig kan en zet het contact uit.
Infodisplays Bericht Waarschuwingslamp bericht BLIS - inactieve volgwagen aangesloten oranje Te verrichten handeling Zie Monitor dode hoek (bladzijde 91). Elektrisch bediend kinderslot Bericht Storing kinderslot Waarschuwingslamp bericht oranje Te verrichten handeling Laat het systeem zo snel mogelijk door een goed opgeleide en vakkundige monteur controleren. Klimaatregeling Bericht Aux.
Infodisplays Bericht Waarschuwingslamp bericht Te verrichten handeling Cruise control active - Zie Snelheidsregeling (cruise control) (bladzijde 190). Cruise control standby - Zie Snelheidsregeling (cruise control) (bladzijde 190). Niet goed gesloten portier(en) Bericht Waarschuwingslamp bericht Te verrichten handeling Driver door open rood Auto is in beweging. Stop de auto zo snel en veilig mogelijk en sluit de kofferbak. Driver side rear door open rood Auto is in beweging.
Infodisplays Hill launch assist (HLA) Bericht Waarschuwingslamp bericht Te verrichten handeling Hill Launch not available oranje Laat het systeem onmiddellijk door een goed opgeleide monteur controleren. Gebruik a.u.b. de parkeerrem! oranje Zie Regeling voor bergop rijden (bladzijde 181). Hill Launch Assist active - Zie Regeling voor bergop rijden (bladzijde 181). Hill Launch Assist off - Zie Regeling voor bergop rijden (bladzijde 181).
Infodisplays Bericht Trailer turnl.: Bulb fault Waarschuwingslamp bericht Te verrichten handeling - Een of beide gloeilampen van de richtingaanwijzers van uw aanhanger is of zijn defect. Controleer de gloeilampen van de richtingaanwijzers van uw aanhanger. Waarschuwingslamp bericht Te verrichten handeling Onderhoud Bericht Laat het systeem zo snel mogelijk door een goed opgeleide en vakkundige monteur controleren.
Infodisplays Handrem Bericht Waarschuwingslamp bericht Park brake applied rood Zie Parkeerrem (bladzijde 174). Park brake applied oranje Zie Parkeerrem (bladzijde 174). Te verrichten handeling Elektrische parkeerrem (EPB) Bericht Waarschuwingslamp bericht Te verrichten handeling Park brake malfunction rood Laat het systeem zo snel mogelijk door een goed opgeleide en vakkundige monteur controleren. Release park brake rood Zie Elektronische parkeerrem (EPB) (bladzijde 175).
Infodisplays Stabiliteitsregeling (ESP) Bericht Waarschuwingslamp bericht Te verrichten handeling ESP malfunction - Laat het systeem zo snel mogelijk door een goed opgeleide en vakkundige monteur controleren. ESP off - Zie Gebruik maken van stabiliteitsregeling (bladzijde 179). Waarschuwingslamp bericht Te verrichten handeling Transmissie Bericht Storing in transmissie Transmission overtemperatur rood oranje Laat het systeem onmiddellijk door een goed opgeleide monteur controleren.
Infodisplays Bericht Check ..... tyre Waarschuwingslamp bericht Te verrichten handeling oranje De aangeduide band heeft een aanzienlijk te lage spanning. Controleer de band en breng de spanning op de aanbevolen waarde. Zie Technische specificatie (bladzijde 279). U hebt een reservewiel voor tijdelijk gebruik gemonteerd. Monteer zo spoedig mogelijk een wiel met normale afmetingen, de voorgeschreven bandenspanning en een sensor.
Infodisplays Spraakbesturing Bericht Waarschuwingslamp bericht Te verrichten handeling Voice control Please speak - Zie Spraaksturing (bladzijde 297). Voice control Not recognised - Zie Spraaksturing (bladzijde 297). Voice control Not allowed - Zie Spraaksturing (bladzijde 297).
Klimaatregeling Algemene informatie over de klimaatregeling in het interieur WERKING Buitenlucht Sluit alle ruiten. Houd de luchtinlaten voor de voorruit vrij van belemmeringen (sneeuw, bladeren, enz.) zodat het klimaatregelsysteem effectief kan werken. Het interieur verwarmen Laat de lucht naar de beenruimten stromen. Laat, bij koud of vochtig weer, een geringe hoeveelheid lucht naar de voorruit en de portierruiten stromen.
Klimaatregeling Luchtroosters derde zitrij Luchtroosters tweede zitrij C E73132 HANDMATIGE KLIMAATREGELING A B Luchtverdeelknop A B E C D E71379 E73131 A F Luchtstroom uit onderste luchtrooster B Luchtstroom uit bovenste luchtrooster C Bovenste luchtrooster Gebruik de bovenste luchtroosters om de zijruiten te ontdooien of te ontwasemen.
Klimaatregeling Ventilatie De luchtverdeelknop kan in elke gewenste stand tussen de symbolen worden gezet. Aanjager A E71378 Stel de regelknoppen van de luchtstroom, de aanjager en luchtroosters naar wens in. Airconditioning Airconditioning in- en uitschakelen E75470 A Uit Wanneer u de aanjager uitschakelt, wordt ook de airconditioning uitgeschakeld. Wanneer u de aanjager weer inschakelt, schakelt de airconditioning automatisch in. N.B.: Wanneer u de aanjager uitschakelt kan de voorruit beslaan.
Klimaatregeling Interieur snel afkoelen Wanneer u de luchtverdeelknop in een andere stand dan stand A zet, blijft de A/C ingeschakeld. U kunt de airconditioning en luchtrecirculatie in- en uitschakelen terwijl de luchtverdeelknop in de stand A staat. Schakel zo nodig de ruitverwarming in. Zie Verwarmde ruiten en spiegels (bladzijde 132). N.B.: Zet, om de achterste zijruiten te ontdooien of te ontwasemen de luchtroosters bij de tweede zitrij in de ontdooi- en ontwasemstand.
Klimaatregeling AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING Twee zones E80737 Drie zones E70302 128
Klimaatregeling Uw wagen heeft een systeem met twee of drie zones. Wanneer het systeem in de mono modus staat, worden alle temperatuurzones gekoppeld aan de zone aan bestuurderszijde. Wanneer u de mono modus uitschakelt, kunt u met het twee zone systeem verschillende temperaturen instellen voor de bestuurder en passagier. Bij wagens met een systeem met drie zones, kunt u een derde temperatuur voor de achterpassagiers instellen. U kunt de temperatuur tussen 16 ºC en 28 ºC met stappen van 0,5 ºC instellen.
Klimaatregeling Voorruit ontdooien en ontwasemen Druk op de MONO toets. MONO verschijnt op het display en de temperatuur aan passagierszijde wordt aangepast aan de temperatuur aan bestuurderszijde. Aanjager Wanneer u voorruit ontdooien en ontwasemen kiest schakelen A, B en C automatisch uit en wordt de airconditioning ingeschakeld. Buitenlucht stroomt nu het interieur in. U kunt de recirculatiestand niet selecteren.
Klimaatregeling N.B.: In de auto modus wordt bij hoge binnen- en buitentemperaturen voor een maximale koeling van het interieur automatisch de recirculatiestand ingeschakeld. Wanneer de ingestelde temperatuur eenmaal is bereikt, selecteert het systeem automatisch toevoer van buitenlucht. Druk op de toets A om het systeem in en uit te schakelen. Airconditioning achterin (automatische klimaatregeling met drie zones) N.B.: Dit is alleen een koelingssysteem.
Klimaatregeling Druk nogmaals op de toets om terug te keren naar de instellingen voorin. Wanneer enkele seconden geen toets wordt ingedrukt, keert het systeem automatisch terug naar de instellingen voorin. De aanjagerinstelling wordt op het display getoond. Wanneer het systeem in de airconditioning modus achter zit, drukt u op de AUTO toets om terug te gaan naar de auto modus. In de auto modus wordt het aanjagertoerental automatisch geregeld. AUTO verschijnt op het display. Temperatuur achterin N.B.
Klimaatregeling Voorruitverwarming • • E72506 • Achterruitverwarming Het interieur wordt voorverwarmd. De ruiten blijven bij vorst vrij van ijs en condensatie wordt voorkomen. De koude start wordt vermeden waardoor de motor eerder op bedrijfstemperatuur is. N.B.: De standverwarming werkt alleen wanneer er zich minimaal 7,5 liter brandstof in de tank bevindt en de buitentemperatuur lager is dan 15 °C. De standverwarming werkt niet wanneer de accu slecht geladen is.
Klimaatregeling N.B.: U moet de tijden minimaal 70 minuten ten opzichte van de tijd die u wilt instellen vooruit programmeren. • N.B.: U moet de tijd en de datum correct invoeren. Zie Klok (bladzijde 151). Verwarmingstijden programmeren: • • Met de functies Program 1 en Program 2 kunt u twee verwarmingscycli per dag programmeren. Deze tijden blijven in het geheugen opgeslagen en de verwarming schakelt elke dag van de week op deze tijden in.
Klimaatregeling De functie One-Time programmeren 5. Selecteer, om de tijd in te stellen waarop de auto moet zijn verwarmd, de tijd aan de bovenzijde van het display en druk op de rechter pijltjestoets. 6. Druk op de OK toets en de uren knipperen. Voer met behulp van de op en neer pijltjestoetsen de individuele instellingen in en ga met de linker en rechter pijltjestoetsen naar de volgende of de vorige instelling. 7.
Klimaatregeling Feedback tijdens starten en uitschakelen N.B.: Bij langere bedrijfsbereiken ontvangt de afstandsbediening mogelijk niet altijd een bevestiging van een succesvol commando van de afstandsbediening. De LED op de afstandsbediening licht groen op gedurende ongeveer twee seconden. Dit geeft aan dat het signaal is ontvangen door de auto en dat de verwarming is ingeschakel. Starten Houd de afstandsbediening met de antenne naar boven gericht en druk minimaal 2 seconden op de toets ON.
Klimaatregeling N.B.: De programmeerprocedure kan zo vaak als nodig is worden herhaald. De oudste geprogrammeerde afstandsbediening wordt iedere keer gewist. 1 2 1. 2. E114361 1. Steek een schroevendraaier of een ander geschikt gereedschap in de opening aan de achterzijde van de afstandsbediening en schroef de batterij-afdekking los. 3. 4. LET OP Raak de batterijcontacten of de printplaat niet met de schroevendraaier aan. 5. Breng de batterij aan in de nieuwe afstandsbediening.
Klimaatregeling E70499 1. Druk op de rechter pijltjestoets op het stuurwiel om het hoofdmenu binnen te gaan. 2. Selecteer Setup met de op en neer pijltjestoetsen en druk op de rechter pijltjestoets. 3. Selecteer Aux. Heater en druk nogmaals op de OK toets om de verwarming in of uit te schakelen. Wanneer de verwarming is ingeschakeld verschijnt in het vak ernaast een kruis. 4. Druk op de linker pijltjestoets om het menu te verlaten.
Stoelen • DE JUISTE ZITPOSITIE INNEMEN • • • voldoende afstand houdt tussen uzelf en het stuurwiel. minimaal 250 mm (10 inch) tussen uw borstbeen en de kap van de airbag aanhoudt. het stuurwiel met licht gebogen armen vasthoudt. uw benen licht buigt zodat u de pedalen volledig kunt indrukken. de schoudergordel over het midden van uw schouder en de heupgordel strak over uw heupen legt. Zorg ervoor dat uw zitpositie comfortabel is en dat u de volledige controle over de auto hebt.
Stoelen Hellingshoek van de rugleuning verstellen WAARSCHUWING Beweeg te stoel naar voren en naar achteren nadat u de hendel hebt losgelaten om te controleren of de stoel goed is vergrendeld.
Stoelen In acht richtingen elektrisch verstelbare stoel 2 2 1 3 1 4 3 4 8 5 7 6 5 8 7 E70734 141 6
Stoelen HOOFDSTEUNEN ACHTERBANK Hoofdsteun instellen Stoelen, tweede zitrij Stoelen naar voren en achteren schuiven WAARSCHUWINGEN Trek de achterste hoofdsteun omhoog wanneer iemand achterin plaatsneemt. WAARSCHUWING Schuif de stoel naar voren en naar achteren nadat u de hendel omhoog hebt getrokken om er zeker van te zijn dat de stoel weer goed is vergrendeld.
Stoelen Rugleuning instellen E72704 E72645 1. Trek, om de hellingshoek van de rugleuning in te stellen, de hendel aan de buitenzijde of aan de lus bij de stoel in het midden en beweeg de rugleuning in de gewenste stand. 2. Trek, om de rugleuning omhoog te bewegen, de hendel omhoog en druk de zitting met uw lichaamsgewicht naar voren. Stand voor makkelijk instappen (alleen wagens met een derde zitrij) N.B.
Stoelen 3. Klap de rugleuning ophoog tot deze wordt vergrendeld. 4. Trek de hendel onder de voorzijde van de stoel omhoog om de stoel verder naar achteren te schuiven. 1. 2. 3. Rugleuningen neerklappen WAARSCHUWING 4. Wanneer u de rugleuningen neerklapt, let er dan op dat uw vingers niet tussen de rugleuning en het stoelframe komen. 5. 6. Laat de hoofdsteunen zakken. Zie Hoofdsteunen (bladzijde 142). Schuif de stoelen zover mogelijk naar achteren.
Stoelen Stoelen plat neerklappen WAARSCHUWING Wanneer u de rugleuningen neerklapt, let er dan op dat uw vingers niet tussen de rugleuning en het stoelframe komen. 1 E72647 Rugleuning instellen (Galaxy) 1 E72707 A 3 B E75381 1. Trek, om de rugleuning in te stellen, de lus naar boven en leun naar achteren tegen de rugleuning tot deze zich in de gewenste stand bevindt. 2. Trek, om de rugleuning weer omhoog te brengen, de lus uit en laat de rugleuning omhoogkomen.
Stoelen 1. 2. 3. 4. 5. Trek de lus aan de achterzijde van de zitting uit en klap de zitting naar voren tot deze plat op de vloer (1) ligt. Pak de greep (A) en trek de lus (B) bij de onderzijde van de rugleuning naar boven en achteren (2). Klap de rugleuning met behulp van de greep (3) plat tegen de vloer. Pak, om de stoel weer in de normale stand te brengen, de greep vast en trek de rugleuning omhoog en vervolgens naar achteren. Klap de zitting terug.
Stoelen N.B.: Wanneer alleen de stoelen van de derde zitrij plat worden neergeklapt, klap dan de vloerbedekking naar voren zodat de onderzijde van de stoelen op de tweede zitrij worden bedekt. De kleinere delen aan de voorzijde moeten verticaal tegen de rugleuningen van de stoelen van de tweede zitrij staan. VERWARMDE STOELEN E71224 LET OP N.B.: Bij het afzetten van het contact worden de instellingen in het geheugen opgeslagen.
Stoelen E70602 N.B.: Wanneer het contact wordt afgezet, worden de instellingen in het geheugen opgeslagen. N.B.: Wanneer de stoel wordt geventileerd, is het mogelijk dat de verwarming automatisch wordt ingeschakeld. Dit om te voorkomen dat de luchtstroom oncomfortabel koud wordt. N.B.: Voor het ventileren van de stoelen wordt gebruik gemaakt van de lucht in het passagierscompartiment. Het koelende effect is daarom afhankelijk van de temperatuur in het interieur.
Gemaksfuncties N.B.: Wanneer de schakelaar gedurende korte tijd vaak worden bediend kan het systeem een bepaalde tijd buiten werking treden om schade door oververhitting te voorkomen. ZONNESCHERMEN Zijruiten A A N.B.: Het zonnescherm kan alleen worden bediend wanneer de auto op contact staat. E74809 Trek het zonnescherm omhoog en bevestig het aan de haken (A). Dak (Galaxy) E125025 Het zonnescherm wordt bediend via een schakelaar tussen de zonnekleppen.
Gemaksfuncties Zonnescherm automatisch openen en sluiten Volg de volgende procedure voor opnieuw leren als het scherm niet correct opent of sluit: 1. Druk tweemaal op schakelaar B tot de eerste aanslag en laat deze binnen twee seconden los. 2. Druk tweemaal op schakelaar A tot de eerste aanslag en laat deze binnen twee seconden los. 3. Houd schakelaar B ingedrukt tot de eerste aanslag en tot het scherm volledig is geopend. 4.
Gemaksfuncties KLOK N.B.: Sommige navigatiesystemen stellen met behulp van GPS signalen automatisch tijd en de datum van de klok in. N.B.: Zie Algemene informatie (bladzijde 100). E72972 1. Selecteer in het hoofdmenu de klokfunctie. 2. Kies de gewenste optie. 3. Druk op OK. Druk het verwarmingselement in om de aansteker te laten gloeien. Hij springt automatisch in de oorspronkelijke stand terug. 4. Gebruik de pijlen (rechts/links, omhoog/omlaag) om de waarde te selecteren en te veranderen. 5.
Gemaksfuncties Galaxy Open de asbak om deze te verwijderen, druk hem tegen de veerdruk in en verwijder hem. EXTRA VOEDINGSAANSLUITINGEN LET OP Wanneer u het aansluitpunt gebruikt terwijl de motor niet draait, wordt hierdoor de accu ontladen. E72977 N.B.: U kunt het elektrisch aansluitpunt bij afgezet contact gebruiken. BEKERHOUDERS N.B.: U kunt het elektrische aansluitpunt gebruiken voor 12 volt accessoires met een maximum vermogen van 15 ampère.
Gemaksfuncties Opbergvakken voorin DASHBOARDKASTJE Gekoeld handschoenenkastje N.B.: U kunt het handschoenenkastje koelen met behulp van de lucht uit de airconditioning. E72978 E70885 OPBERGRUIMTES WAARSCHUWING Rijd niet met openstaande kleppen van de opbergvakken. Doe voordat u wegrijdt de klep dicht. E73704 LET OP Bewaar geen voor warmte gevoelige voorwerpen en vloeistoffen in enig opbergvak.
Gemaksfuncties Opbergvak onder de stoel Opbergvak achterin 1 2 E72981 E72982 Opbergvakken tegen het dak Opbergvak onder de vloer WAARSCHUWING WAARSCHUWING Plaats geen zware voorwerpen in de opbergvakken tegen het dak. Wanneer u een kinderzitje op de tweede zitrij met een steun gebruikt, let er dan op dat de steun stevig op het paneel van de opbergruimte onder de vloer steunt. Zorg ervoor dat u het schuimrubber vulstuk correct binnen het opbergvak aanbrengt en dat u de steun correct monteert.
Gemaksfuncties Auto's met Premium audiosysteem LET OP Probeer het linker paneel niet te openen. WEGENKAARTOPBERGVAKKEN E72630 GLASHOUDER E74686 RUGLEUNINGTAFELTJES WAARSCHUWING E75193 Gebruik de tafeltjes niet tijdens het rijden. Controleer voordat u wegrijdt of de tafeltjes in de onderste stand zijn vergrendeld.
Gemaksfuncties Actieve instelling A 1. Zet het contact aan. 2. Stel de stoel en de buitenspiegels in de gewenste stand. 3. Druk op de gewenste insteltoets B en houd deze ingedrukt tot ter bevestiging een gongsignaal klinkt. Een opgeslagen stoelstand oproepen B N.B.: Druk, om de stoel tijdens het innemen van de stand te stoppen, een willekeurige insteltoets, een geheugentoets of een spiegelschakelaar in. De stoel stopt ook met bewegen zodra de auto gaat rijden.
Gemaksfuncties KINDER OBSERVATIESPIEGEL USB-POORT E75192 E104423 CD-WISSELAAR Zie Verbinding (bladzijde 316). Deze bevindt zich onder de voorste passagiersstoel. VLOERMATTEN WAARSCHUWING AANSLUITING AUXILIARY INGANG (AUX IN) Wanneer de vloermatten worden gebruikt, zorg dan dat de vloermatten correct worden vastgemaakt met de correcte bevestigingselementen, zodat de matten geen invleod hebben op de bediening van de pedalen. E71969 Zie de afzonderlijke audiohandleiding.
De motor starten N.B.: Laat, om te voorkomen dat de accu leegraakt, de contactsleutel niet te lang in deze stand staan. ALGEMENE INFORMATIE Algemene opmerkingen over het starten II Het contact staat aan. Alle elektrische circuits zijn ingeschakeld. Waarschuwings- en controlelampen branden. Dit is de stand waarin de sleutel moet staan tijdens het rijden. U moet deze stand ook kiezen wanneer de auto wordt gesleept.
De motor starten Contact aan Volg de volgende procedure wanneer de motor niet kan worden gestart. Druk eenmaal de startknop in. Alle elektrische circuits zijn operationeel, de waarschuwings- en controlelampen branden. Type 1 Motor starten bij uitvoeringen met automatische transmissie N.B.: Door tijdens het starten het rempedaal op te laten komen, wordt de startmotor uitgeschakeld maar blijft het contact aan. 1. Controleer of de transmissie in stand P of N staat. 2. Druk het rempedaal volledig in. 3.
De motor starten Uitvoeringen met keyless startsysteem N.B.: Het stuurslot wordt niet geactiveerd bij ingeschakeld contact of wanneer met de auto wordt gereden. Uw auto is uitgerust met een elektronisch bediend stuurslot. Deze werkt automatisch. Het stuurslot wordt na een korte periode geactiveerd nadat de auto is geparkeerd en de passieve sleutel zich buiten de auto bevindt. E85767 Stuurslot deactiveren 2. Steek de sleutel in het sleutelhouder. 3.
De motor starten Auto's met handgeschakelde versnellingsbak 4. Start de motor. Alle modelvarianten N.B.: Druk het gaspedaal niet in. 1. Druk het koppelingspedaal volledig in. 2. Start de motor. Slaat de motor niet aan, herhaal dan de startprocedure zoals beschreven onder Koude of warme motor. Uitvoeringen met automatische transmissie Stationair toerental na het starten N.B.: Raak het gaspedaal niet aan.
De motor starten Indien de buitentemperatuur lager dan -10°C blijft, is het raadzaam ongelode benzine met een octaangetal van 95 bij te tanken indien de tank niet geheel gevuld is. Ongeveer 10 liter benzine brengt de verhouding bio-ethanol E85 in een ¾ gevulde tank van 85% naar 70% terug, waardoor de koude-starteigenschappen aanzienlijk worden verbeterd.
De motor starten Regeneratie • • WAARSCHUWING Laat de motor niet stationair draaien of parkeer de auto niet op droge bladeren, droog gras of ander brandbaar materiaal. Het DPF-regeneratieproces werkt met bijzonder hoge uitlaatgastemperaturen en na het afzetten van de motor en tijdens en na DPF-regeneratie blijft de uitlaat een aanzienlijke hoeveelheid hitte uitstralen. Hierdoor ontstaat het gevaar van brand. Zet de auto niet van contact.
De motor starten E97918 Sluit de motorverwarming 2 tot 3 uur aan, voordat u de motor start.
Brandstof en tanken VEILIGHEIDSMAATREGELEN WAARSCHUWINGEN Vervang het brandstofsysteem of componenten ervan niet door onderdelen die niet specifiek zijn ontworpen voor gebruik van E85. WAARSCHUWINGEN Stop met tanken nadat het vulpistool voor de tweede keer is afgeslagen. Alle brandstof die u dan nog toevoegt vult de expansieruimte in de brandstoftank, hetgeen er toe kan leiden dat de brandstof overstroomt. Het morsen van brandstof kan gevaarlijk zijn voor andere weggebruikers.
Brandstof en tanken KATALYSATOR BRANDSTOFKWALITEIT DIESEL WAARSCHUWING WAARSCHUWING Laat de motor niet stationair draaien of parkeer de wagen niet op droge bladeren, droog gras of ander brandbaar materiaal. Tijdens het gebruik van de motor en na het afzetten van de motor straalt het uitlaatsysteem veel warmte uit. Hierdoor ontstaat het gevaar van brand. Meng de dieselolie niet met olie, benzine of andere vloeistoffen. Deze kunnen een chemische reactie veroorzaken.
Brandstof en tanken LET OP Wanneer u een hogedrukspuit gebruikt om uw wagen te wassen, spuit dan kort op de tankklep vanaf een afstand van niet minder dan 20 centimeter (8 inch). N.B.: Met het centraal vergrendelingssysteem wordt ook de klep van de brandstofvulopening vergrendeld en ontgrendeld. Zie Vergrendelen en ontgrendelen (bladzijde 43). E119080 Breng het vulpistool tot en met de eerste nok op het vulpistool in. Laat het rusten op de afdekking van de vulbuis.
Brandstof en tanken TANKEN BRANDSTOFVERBRUIK De CO2 waarden en de brandstofverbruikcijfers zijn afgeleid van laboratoriumtests volgens EEC richtlijn 80/1268/EEC en aanvullingen daarop. Deze richtlijnen worden door alle automobielfabrikanten aangehouden. LET OP Probeer niet de motor te starten wanneer u de tank met de onjuiste brandstofsoort hebt gevuld. Hierdoor kan de motor worden beschadigd. Laat het systeem onmiddellijk door een geschoolde monteur controleren.
Brandstof en tanken Stadsverkeer Buitenweg Gecombineerd CO2emissie l/100 km (mpg) l/100 km (mpg) l/100 km (mpg) g/km 2.0L EcoBoost SCTi 11,0 (25,7) 6,4 (44,1) 8,1 (34,9) 189 2.3L Duratec-HE (118 kW/161 pk), 6-traps automatische transmissie 13,7 (20,6) 7,4 (38,2) 9,7 (29,1) 232 2.5L Duratec, Durashift handgeschakelde 6versnellingsbak 13,3 (21,2) 7,1 (39,8) 9,4 (30,1) 224 1.8L Duratorq-TDCi 7,9 (35,8) 5,2 (54,3) 6,2 (45,6) 164 2.
Brandstof en tanken Stadsverkeer Buitenweg Gecombineerd CO2emissie l/100 km (mpg) l/100 km (mpg) l/100 km (mpg) g/km 2.0L Duratec-HE fase V (107 kW/145 pk) 11,3 (25,0) 6,4 (44,1) 8,2 (34,5) 189 2.0L EcoBoost SCTi 11,0 (25,7) 6,4 (44,1) 8,1 (34,9) 189 2.3L Duratec-HE (118 kW/161 pk), 6-traps automatische transmissie 13,8 (20,5) 7,5 (37,7) 9,8 (28,8) 235 1.8L Duratorq-TDCi (92 kW/125 pk), Durashift handgeschakelde 6versnellingsbak 8,0 (35,3) 5,3 (53,3) 6,3 (44,8) 166 1.
Versnellingsbak/transmissie HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK AUTOMATISCHE TRANSMISSIE Keuzehendelstanden LET OP S Schakel de achteruit niet in wanneer de wagen in beweging is. Dit kan inwendige schade aan de versnellingsbak veroorzaken. E80836 E99067 P Parkeerstand Bij sommige auto's moet de kraag omhoog worden gebracht tijdens inschakelen van de achteruit.
Versnellingsbak/transmissie Parkeerstand Sportmodus en handmatig schakelen WAARSCHUWINGEN Schakel de parkeerstand alleen bij stilstaande auto in. 1 Trek voordat u de wagen verlaat de handrem aan en schakel de parkeerstand in. Controleer of de keuzehendel is vergrendeld. S N.B.: Een akoestisch waarschuwingssignaal klinkt wanneer u het bestuurdersportier opent en de parkeerstand niet hebt ingeschakeld.
Versnellingsbak/transmissie Tips voor het rijden met een automatische transmissie 3 Wegrijden 1. Zet de handrem los. 2. Laat het rempedaal opkomen en druk het gaspedaal in. 4 Stoppen 2 1 1. Laat het gaspedaal opkomen en druk het rempedaal in. 2. Schakel de parkeerrem in. Kickdown Druk het gaspedaal volledig in terwijl het keuzehendel in de rijstand staat om voor optimale prestaties de eerstvolgende lagere versnelling in te schakelen. Laat het gaspedaal opkomen wanneer kickdown niet langer is gewenst.
Remmen WERKING PARKEERREM Schijfremmen Handrem aantrekken Natte remschijven hebben een lagere wrijvingscoëfficiënt. Druk na het verlaten van een wasstraat het rempedaal even voorzichtig in om de waterfilm op de remschijven te laten verdampen. ABS WAARSCHUWING ABS is niet bedoeld om de bestuurder te ontheffen van zijn plicht om tijdens het rijden voorzichtig en oplettend te zijn.
Remmen Op een helling parkeren N.B.: Wanneer de EPB wordt geactiveerd en uitgeschakeld kunt u diverse geluiden waarnemen. Dit is normaal en geen reden tot ongerustheid. Wanneer u op een helling moet parkeren met de voorzijde van de wagen hellingopwaarts, schakel dan de eerste versnelling in en draai dan de voorwielen van de trottoirband af. Wanneer u op een helling moet parkeren met de voorzijde van de wagen hellingafwaarts, schakel dan de achteruit in en draai dan de voorwielen naar de trottoirband toe.
Remmen Automatische inschakeling van de EPB WAARSCHUWING De EPB wordt niet automatisch ingeschakeld bij auto's met een sleutelloos start- of toegangssysteem. U moet de EPB activeren met de EPB-schakelaar. Wanneer u het contact af zet, blijft de instrumentengroep enkele minuten ingeschakeld. E70529 De EPB schakelt automatisch in wanneer u tijdens deze periode de sleutel uit het contactslot neemt. Houd de schakelaar ingedrukt terwijl u het contact afzet of wanneer u de sleutel uit het contactslot neemt.
Remmen N.B.: De EPB maakt het wegrijden op een helling eenvoudiger en voorkomt dat de auto in een ongewenste richting wegrolt. De remmen worden automatisch gelost zodra de koppeling in aangrijping is en de motor voldoende vermogen heeft opgebouwd om weg te rijden. Zo wordt voorkomen dat de auto op een helling kan terugrollen.
Remmen Optrekken met een aanhanger (uitvoeringen met handgeschakelde versnellingsbak) Afhankelijk van de hellingshoek en het gewicht van de aanhanger, kunnen de auto en de aanhanger iets naar achteren rollen wanneer u op een helling optrekt. Om dit voorkomen, schakelt u DAR uit en zet u de EPB als volgt handmatig los: 1. Trek de schakelaar omhoog en houd hem in deze stand. 2. Trek zoals gebruikelijk op en druk de schakelaar in wanneer u merkt dat de motor voldoende vermogen heeft om weg te rijden.
Stabiliteitsregeling Het systeem zorgt ook voor een betere tractieregeling door het motorkoppel te verlagen wanneer de wielen bij het accelereren beginnen door te spinnen. Het verbetert de mogelijkheden om op gladde of losse oppervlakken te kunnen optrekken en het verbetert het comfort door wielspin in haarspeldbochten te beperken. WERKING Elektronisch Stabiliteits Programma (ESP) WAARSCHUWING ESP houdt niet in dat u niet langer voorzichtig en aandachtig hoeft te rijden.
Stabiliteitsregeling Druk de schakelaar opnieuw in om het systeem in te schakelen. Telkens wanneer u het contact aan zet wordt het systeem automatisch ingeschakeld. U kunt het systeem in- en uitschakelen via het informatiedisplaymenu. Zie Infodisplays (bladzijde 100).
Regeling voor bergop rijden WERKING Het systeem maakt het eenvoudiger op te trekken wanneer de wagen op een helling staat zonder dat het noodzakelijk is gebruik te maken van de parkeerrem. Wanneer het systeem actief is, blijft de wagen nadat u het rempedaal hebt losgelaten twee tot drie seconden op de helling stilstaan. Gedurende deze tijd heeft u de tijd om uw voet van het rempedaal te halen, het gaspedaal in te drukken en op te trekken.
Regeling voor bergop rijden • 4. Selecteer de gewenste instelling en druk op de OK toets om de instelling te bevestigen. Wanneer Off is geselecteerd, is de HLA uitgeschakeld en kan deze niet automatisch of handmatig worden geactiveerd. 5. Druk op de linker pijltjestoets om het menu te verlaten. Houd de linker pijltjestoets ingedrukt om naar het scherm van de boordcomputer terug te keren. • HLA in de automatische modus activeren: 1. Druk het rempedaal in om de wagen volledig tot stilstand te brengen.
Regeling voor bergop rijden WAARSCHUWING Wanneer de HLA actief is en het systeem een storing waarneemt, wordt de HLA gedeactiveerd en verschijnt het bericht Please use park brake! gevolgd door Hill Launch A .not available op het display. U kunt veilig met de wagen rijden en de storing kan bij de volgende onderhoudsbeurt worden verholpen. Het bericht Hill Launch A.
Actieve schokdemperregeling De instelling kan tijdens het rijden worden veranderd. WERKING Het actieve schokdempsysteem zorgt voor een betere wendbaarheid, verhoogd comfort en een hogere stabiliteit door continu de karakteristiek van de schokdempers aan te passen aan het wegdek en de rijomstandigheden. Dit systeem in combinatie met ABS heeft het voordeel dat de remweg op slechte wegen korter wordt. Storing in het systeem Het actieve schokdempersysteem schakelt bij storingen automatisch uit.
Parkeerhulp N.B.: Houd de sensoren vrij van vuil, ijs en sneeuw. Reinig de sensoren niet met scherpe voorwerpen. WERKING WAARSCHUWING N.B.: Wanneer de parkeerhulp een signaal registreert dat op dezelfde frequentie wordt uitgezonden als de sensoren gebruiken, of wanneer de auto maximaal is beladen, kan een vals signaal worden gegeven. Ondanks de parkeerhulp bent u verplicht voorzichtig en aandachtig te rijden.
Parkeerhulp Manoeuvreren met de parkeerhulp E72902 N.B.: Wanneer een hoge, harde waarschuwingstoon drie seconden lang klinkt en het lampje in de schakelaar knippert, duidt dit op een storing. Het systeem wordt uitgeschakeld. Laat het systeem door goed opgeleide monteurs controleren. U hoort een onderbroken signaal wanneer de afstand tussen de achterbumper en een obstakel ongeveer 150 cm bedraagt, 80 cm tussen een obstakel en de voorbumper of 50 cm aan de zijkanten.
Achteruitkijkcamera WERKING WAARSCHUWINGEN Plaats geen voorwerpen voor de camera. De camera is een visueel hulpmiddel bij achteruitrijden. WAARSCHUWING De camera is aangebracht op de achterklep (bij de handgreep). De camera is niet bedoeld om de bestuurder te ontheffen van zijn plicht om tijdens het rijden voorzichtig en oplettend te zijn. S-MAX LET OP Wanneer u een hogedrukspuit gebruikt om uw wagen te wassen, spuit dan kort op de camera vanaf een afstand van niet minder dan 20 centimeter.
Achteruitkijkcamera Achteruitkijkcamera activeren D E D LET OP Het kan voorkomen dat de camera voorwerpen die zich te dicht bij de auto bevinden niet kan registreren. Schakel de achteruitversnelling in met ingeschakeld audiosysteem en contact. De afbeelding wordt op het scherm weergegeven. C C B B A A De camera werkt wellicht niet correct onder de volgende omstandigheden: • Donkere gebieden. • Fel licht. • Als de buitentemperatuur snel toe- of afneemt.
Achteruitkijkcamera D Anber - 2 meter A Toont de middenlijn van de geprojecteerde route van de auto N.B.: Bij achteruitrijden met een aanhanger geven de lijnen op het scherm de autorichting aan en niet de richting van de aanhanger. Achteruitkijkcamera deactiveren N.B.: Schakel een vooruitversnelling in. De display blijft een korte periode aan alvorens deze wordt uitgeschakeld. Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld wanneer de voertuigsnelheid ongeveer 15 km/u is.
Snelheidsregeling (cruise control) Snelheid instellen WERKING Met cruise control (automatische snelheidsregeling) kunt u met behulp van de schakelaars op het stuurwiel de rijsnelheid instellen. Cruise control werkt vanaf snelheden van 30 km/h. GEBRUIK MAKEN VAN SNELHEIDSREGELING (CRUISE CONTROL) E70615 WAARSCHUWING Druk op de SET+ of de SET- schakelaar om de snelheid in het geheugen op te slaan en met de actuele snelheid te blijven rijden. De cruise control-controlelamp brandt.
Snelheidsregeling (cruise control) Cruise control uitschakelen Cruise control uitschakelen E70614 E70613 Druk het rempedaal of de CAN schakelaar in. Het systeem regelt niet langer de rijsnelheid. De controlelamp van het cruise control gaat uit maar de laatst ingestelde rijsnelheid blijft in het geheugen opgeslagen. Druk op de OFF schakelaar. De eerder door u ingestelde snelheid blijft niet in het geheugen opgeslagen. De controlelamp van het cruise control gaat uit.
Adaptieve snelheidsregeling (ACC) Het adaptive cruise control systeem is gebaseerd op het gebruik van een radarsensor, die een stralenbundel direct vóór de auto projecteert. Binnen het bereik van het systeem zien deze stralenbundel alle auto's vóór u. WERKING Adaptive cruise control is ontwikkeld om u te helpen de afstand tot de auto voor u gelijk te houden of een rijsnelheid in te stellen wanneer er zich geen langzamer rijdend verkeer voor u bevindt.
Adaptieve snelheidsregeling (ACC) Onverwachte reacties Automatisch remmen met ACC Adaptive cruise control remt automatisch voor u, om de ingestelde afstand tussen uw auto en uw voorligger te handhaven. Het remvermogen is beperkt tot ongeveer 30% van de totale remcapaciteit zodat de wagen soepel en comfortabel blijft rijden. Wanneer sterker dan dit moet worden afgeremd, en u grijpt zelf niet in, klinkt er een alarmsignaal en verschijnt er een waarschuwingssymbool in de instrumentengroep.
Adaptieve snelheidsregeling (ACC) Auto's zonder snelheidsbegrenzer A E D ACC afstand vergroten E ACC afstand verkleinen ACC inschakelen Druk op de schakelaar A. Het systeem zit nu in de stand-by modus en op het informatiedisplay verschijnt Standby. B Snelheid instellen D C E124908 A ACC aan B ACC annuleren C ACC uit D ACC afstand vergroten E ACC afstand verkleinen E70615 N.B.: Het systeem moet in de stand-by modus zitten.
Adaptieve snelheidsregeling (ACC) N.B.: Wanneer het systeem niet op deze wijzigingen reageert, kan de reden zijn dat de ingestelde afstand tot uw voorligger voorkomt dat de rijsnelheid kan toenemen. Afstand tot uw voorligger instellen E82312 dit is de volgmodus en het systeem versnelt of vertraagt zo nodig om de ingestelde afstand tot de voorligger te handhaven. Druk op schakelaar E om de afstand te laten afnemen of op schakelaar D om de afstand te laten toenemen.
Adaptieve snelheidsregeling (ACC) ACC uitschakelen Automatisch uitschakelen Trap het rempedaal in of druk op schakelaar B. Het systeem keert dan in de stand-by modus, maar de ingestelde snelheid en afstand worden in het geheugen opgeslagen. De ACC controlelamp dooft. Het systeem is afhankelijk van diverse andere veiligheidssystemen, zoals ABS en ESP. Wanneer een van deze systemen niet goed werkt of reageert op een noodsituatie wordt het systeem automatisch uitgeschakeld. N.B.
Adaptieve snelheidsregeling (ACC) FUNCTIE VOORGANGERWAARSCHUWING (FORWARD ALERT) WAARSCHUWINGEN Rijd nooit op een zodanige manier dat het systeem wordt geactiveerd. Het systeem is uitsluitend bedoeld om in noodsituaties te assisteren. Het systeem helpt u door u te waarschuwen voor een aanrijding en de zwaarte van een ongeval met een voorligger te reduceren.
Adaptieve snelheidsregeling (ACC) N.B.: U kunt het systeem al dan niet samen met de ingeschakelde ACC gebruiken. Forward alert in- en uitschakelen Zie Algemene informatie (bladzijde 100). Gevoeligheid voor de waarschuwingen instellen U kunt de gevoeligheid van het waarschuwingssysteem instellen met de knoppen op het stuurwiel. Zie Algemene informatie (bladzijde 100). Deze regelt hoe snel de visuele en akoestische waarschuwing wordt geactiveerd.
Snelheidsbegrenzer Snelheidslimiet instellen WERKING Gebruik de cruise control schakelaars om de instelling van de maximumsnelheid te wijzigen. WAARSCHUWING Wanneer u een heuvel afrijdt, kan de snelheid hoger worden dan de ingestelde snelheid. Het systeem bedient de remmen niet, maar geeft een waarschuwing af. Via het systeem kan een snelheid worden ingesteld waar de auto vervolgens op wordt begrensd.
Snelheidsbegrenzer De snelheidslimiet doelbewust overschrijden Trap het gaspedaal stevig in (bijna volledige pedaalslag), waarna de snelheidslimiet tijdelijk wordt gedeactiveerd. Het systeem wordt opnieuw geactiveerd nadat de voertuigsnelheid onder de ingestelde snelheid is gedaald. Systeemwaarschuwingen Als de ingestelde limiet per ongeluk wordt overschreden, dan knippert de ingestelde snelheid in de informatiedisplay en wordt een hoorbare waarschuwing afgegeven.
Transport ALGEMENE INFORMATIE LET OP Gebruik geen schurende materialen voor het reinigen van de binnenzijde van de achterruiten. WAARSCHUWINGEN Gebruik bevestigingsriemen die voldoen aan een norm, bijv. DIN. Breng geen stickers of labels aan op de binnenzijde van de achterruiten. Zorg ervoor dat alle losse voorwerpen goed zijn vastgezet. Plaats bagage en ander voorwerpen zo laag mogelijk en zo ver mogelijk naar voren in de bagageruimte of de laadruimte. Rijd niet met geopende achterklep of achterdeur.
Transport BAGAGEVERANKERINGSPUNTEN Galaxy A B A B C A B C E75393 202
Transport S-MAX C A A B C A B B E75394 B1 Uitvoeringen zonder stoelen op de derde zitrij. Trek de vloerbedekking omhoog om de verankeringspunten te kunnen bereiken. B2 Uitvoeringen met stoelen op de derde zitrij.
Transport SCHUIFBARE LAADVLOER WAARSCHUWING Schuif de laadvloer niet naar achteren wanneer de wagen met de voorzijde naar boven op een helling van 15 graden of meer staat. LET OP Het maximum toelaatbare gewicht op de schuifbare laadvloer bedraagt 200 kg. E74811 Het maximum toelaatbare gewicht op het uiteinde van de schuifbare laadvloer bij volledig uitgetrokken laadvloer (buiten de bagageruimte uitgetrokken) bedraagt 120 kg.
Transport 3. Druk de vloer naar voren tot deze aan de voorzijde (2) tegen de aanslag komt. 4. Maak de steun los van de klem op de onderzijde van de vloer. 5. Breng het uiteinde aan in de vierkante houder in de rail aan de linkerzijde (3). 6. Til het bagage-afdekpaneel aan de lus omhoog. 2 1 Laadvloer in de normale stand terugbrengen: 1. Houd de vloer met een hand vast en maak de steun aan de andere zijde los. 2. Breng de steun weer in de klem aan. 3. Laat de vloer zakken. 4.
Transport S-MAX A Uitvoeringen zonder stoelen op de derde zitrij B A B A B E75395 BAGAGENETTEN Bagagenet - type 1 E75891 WAARSCHUWING Wanneer het bagagenet is aangebracht, ga dan niet op de stoelen erachter zitten. LET OP Houd een afstand van minimaal een centimeter aan tussen het bagagenet en de stoelen ervoor.
Transport Net aanbrengen 1 2 C C E75892 E75893 C Ontgrendeltoets 4 3 E75894 207
Transport 1. 2. 3. 4. 5. 6. Klap de rugleuningen neer. Zie Achterbank (bladzijde 142). Wanneer het bagagenet is opgevouwen, druk dan op de ontgrendeltoets C op de scharnieren van de bovenste en onderste stang 1 en vouw het uit Druk de uiteinden van de bovenste stang naar elkaar toe en steek deze in de houders tegen het dak A of B. Zorg ervoor dat de rand voor veiligheidsgordel van de middelste stoel zich aan de rechterzijde van de wagen bevindt.
Transport N.B.: In het onderste net van de S-MAX zit drie opbergvakken. Plaats het net zodanig dat de opbergvakken naar achteren zijn gekeerd. Druk beide uiteinden van de houder naar binnen om de hoes te verwijderen of aan te brengen. DAKREKKEN EN BAGAGEDRAGERS BAGAGEAFDEKKINGEN WAARSCHUWING Imperiaal Leg geen voorwerpen op het bagageafdekpaneel. WAARSCHUWINGEN Wanneer u een imperiaal gebruikt, kan het brandstofverbruik van uw auto hoger zijn en kan de rijkarakteristiek anders zijn.
Transport BEVESTIGINGSPUNTEN VOOR LADING Ladingsteunen monteren E75002 E74997 Rugleuning WAARSCHUWINGEN Klap de leuning niet omhoog wanneer een ladingsteun is aangebracht. Overschrijd niet het maximum toelaatbare laadgewicht van 60 kg voor twee ladingsteunen en 30 kg voor één ladingsteun. Controleer of de ladingsteunen goed vastzitten en zet de bevestigingen als volgt vast: • • • voordat u vertrekt na 50 kilometer (30 mijl) te hebben gereden met intervallen van 1.000 kilometer (600 mijl).
Transport Vloer van bagageruimte (uitvoeringen met vijf stoelen) Uitschuifbare laadvloer E75003 E74999 211
Transport Verankeringspunten monteren E75001 De ladingsteun monteren WAARSCHUWINGEN Monteer de ladingsteun met het langste deel naar de achterzijde van de wagen gekeerd. Wanneer u hem omgekeerd monteert, houd het de box bij een eventuele aanrijding niet op zijn plaats. E75000 Monteer de ladingsteun niet op een rugleuning van de tweede zitrij. Hij kan op deze plaats niet correct worden gemonteerd. Overschrijd niet de maximum toelaatbare belasting van 20 kg.
Transport 3 3 2 1 E76378 1. Draai de box om. 2. Breng de ladingsteun aan. 3. Zet de ladingsteun met vier schroeven vast. E76380 5. Breng de ladingsteun op de neergeklapte rugleuning aan zodat de bouten door de twee gaten in het langste deel van de ladingsteun steken. 6. Zet de ladingsteun met de twee vleugelmoeren vast. 7. Het verwijderen geschiedt in omgekeerde volgorde. E76379 HONDENREK 4. Schuif de bouten in de bevestiging voor de ladingsteun.
Transport Hondenrek aanbrengen U kunt het hondenrek op de volgende plaatsen aanbrengen: A B D C A A B E75896 C Stang voor het aanbrengen van het hondenrek achter de voorstoelen D Stang voor het aanbrengen van het hondenrek achter de stoelen op de tweede zitrij B E75891 A Achter de voorstoelen B Achter de stoelen op de tweede zitrij 1 E75897 214
Transport 1. 2. 2 3. 4. 5. 6. E75892 7. Klap de rugleuningen neer. Zie Achterbank (bladzijde 142). Bevestig de stang (C of D) aan de bevestigingspunten voor de bagage 1. Zie Bagageverankeringspunten (bladzijde 202). Zet de bouten niet vast. Druk de uiteinden van de stang op het rek naar elkaar toe en breng de stang in de houders tegen het dak (A of B) aan. Zorg ervoor dat de klep voor veiligheidsgordel van de middelste stoel zich aan de rechterzijde van de wagen bevindt.
Transport 4 5 6 E75899 1. Draai de draaiknop los en verwijder deze 4. 2. Klap de klap open 5. 3. Zet de klap met de draaiknop vast 6. 4. Steek de veiligheidsgordel door de opening.
Aanhangers trekken Steile hellingen TREKKEN VAN EEN AANHANGER WAARSCHUWING Houd er rekening mee dat de oplooprem van een aanhanger niet door het ABS wordt geregeld. WAARSCHUWINGEN Rijd niet harder dan 100 km/h (62 mph). De bandenspanningen achter moeten worden vermeerderd met 0,2 bar (3 psi) boven de specificatie. Zie Technische specificatie (bladzijde 279). Schakel terug voordat u een steile afdaling bereikt.
Aanhangers trekken Trekhaakkogel aanbrengen Een 13 pins stekkerdoos en het bevestigingspunt voor de trekhaakkogel bevinden zich onder de achterbumper. Draai de stekkerdoos 90 graden tot hij in zijn eindstand wordt vergrendeld. Trekhaakkogel ontgrendelen 1 3 1 2 E71329 1. Verwijder de beschermkap (1). Steek de sleutel in het slot en draai hem rechtsom om hem te ontgrendelen (2). 2. Houd de trekhaakkogel vast. Trek het kartelwiel naar buiten en draai het rechtsom tot het klikt (3). 3.
Aanhangers trekken Rijden met een aanhanger Trekhaakkogel verwijderen A 3 B E71331 2 WAARSCHUWING Wanneer aan één van de onderstaande voorwaarden niet kan worden voldaan, gebruik dan de trekhaak niet en laat deze door een goed opgeleide monteur controleren. 1 E71332 Controleer voordat u gaat rijden of de trekhaakkogel goed is vergrendeld. Controleer of: • • • • 1. Koppel de aanhanger af. 2. Verwijder de beschermkap. Schuif de kap op de sleutel. Steek de sleutel in het slot en ontgrendel deze (1). 3.
Aanhangers trekken Rijden zonder aanhanger AFNEEMBARE TREKHAAKKOGEL LET OP Beweeg de trekhaakkogel alleen met uw hand. Gebruik nooit uw voet of gereedschap omdat dan het mechanisme kan worden beschadigd. 1 A E94771 1. Verwijder de trekhaakkogel. 2. Steek de stekker in de houder (1). WAARSCHUWING Ontgrendel de trekhaakkogel nooit terwijl een aanhanger is aangekoppeld.
Aanhangers trekken Een 13-pins stekkerdoos B bevindt zich naast de trekhaakkogel onder de achterbumper C. LET OP Voordat de trekhaakkogel in de opslagstand wordt gebracht moet altijd eerst de aanhanger worden losgekoppeld of fietssteunen e.d. eerst worden losgemaakt en verwijderd. Maak bevestigingen voor stabilisatiesystemen los. Verwijder de stekker voor de voeding van de aanhanger en de adapter uit de stekkerdoos. Doet u dit niet, dan kan de bumper worden beschadigd. D E76040 N.B.
Aanhangers trekken 3. Laat het kartelwiel los. De trekhaakkogel is niet vergrendeld. Dit wordt aangeduid door een waarschuwingssignaal en het kartelwiel steekt ongeveer vijf millimeter uit het huis. 4. Draai de trekhaakkogel met de hand vanuit de middelste stand tot tegen de aanslag in de opslagstand. De trekhaakkogel wordt automatisch in de eindstand vergrendeld. Het vergrendelingsproces is duidelijk hoorbaar wanneer er niet teveel achtergrondgeluid is.
Aanhangers trekken 4. Draai de trekhaakkogel met de hand vanuit de middelste stand tot tegen de aanslag in de werkstand. De trekhaakkogel wordt automatisch in de eindstand vergrendeld. De vergrendelingsprocedure is duidelijk hoorbaar wanneer er niet teveel achtergrondgeluid is. Wanneer het vergrendelingsproces is voltooid, stopt het waarschuwingssignaal en het kartelwiel keert in zijn oorspronkelijke stand terug. 5. Draai de sleutel linksom en verwijder deze. Breng de sleutel in de opslagstand aan.
Tips voor het rijden INRIJDEN DOOR WATER RIJDEN Banden Door water rijden WAARSCHUWING LET OP Rijd alleen door water in noodgevallen en niet als normaal wordt gereden. Nieuwe banden hebben een inlooptijd van ongeveer 500 kilometer (300 mijl). Gedurende deze periode kan de auto een andere rijkarakteristiek vertonen. De motor kan beschadigd raken als water het luchtfilter binnendringt.
Nooduitrusting EERSTEHULPSET E73238 In de opbergruimte onder de vloer bevindt zich een ruimte om een EHBO doos op te bergen. Zie Opbergruimtes (bladzijde 153). GEVARENDRIEHOEK E73239 In de opbergruimte onder de vloer bevindt zich een ruimte om een gevarendriehoek op te bergen. Zie Opbergruimtes (bladzijde 153).
Zekeringen PLAATSEN ZEKERINGENHOUDERS Zekeringenkast in het motorcompartiment E72590 2. Draai de knop 90 graden en maak de zekeringenkast los van de steun. 3. Laat de zekeringenkast zakken en trek deze naar u toe. Auto's geproduceerd t/m: 07-02-2010 E72588 Centrale zekeringenkast Alle modelvarianten E72622 4. Verwijder het deksel zodat u bij de zekeringen kunt (uitvoeringen met een gekoeld handschoenenkastje). E72589 1. Draai de schroeven los. Alle modelvarianten 5.
Zekeringen Zekeringenkast achterin EENZEKERINGVERVANGEN WAARSCHUWINGEN Wijzig de elektrische installatie van de wagen op geen enkele wijze. Laat reparaties aan de elektrische installatie en het vervangen van relais en zekeringen voor hoge stroomsterktes door een goed opgeleide monteur uitvoeren. Zet het contact af en schakel alle stroomverbruikers uit voordat u een zekering aanraakt of probeert te vervangen. E72591 LET OP Maak de klemmen los en verwijder het deksel.
Zekeringen SPECIFICATIE-OVERZICHT ZEKERINGEN - AUTO’S GEPRODUCEERD TOT: 07-02-2010 Zekeringenkast in de motorcompartiment E75525 Zekering Ampère Kleur F1 10 rood F2 5 geelbruin Beveiligde circuits Regeleenheid transmissie Regeleenheid voorgloeien (dieselmotoren) 228
Zekeringen Zekering Ampère Kleur F3 70 F3 80 F4 60 geel Gloeibougies F5 60 geel Koelventilateur F6 10 rood HEGO-sensor (motorregeling), CMS-sensor, lambda-sensor 1 bruin 1 doorzichtig Beveiligde circuits Koelventilateur - dubbele ventilateur (2.
Zekeringen Zekering Ampère Kleur F19 60 geel Voeding C zekeringenkast achterin F20 60 geel Voeding D zekeringenkast achterin F21 – – F22 30 F23 25 1 F24 30 groen Koplampsproeiers F25 30 groen Kleppen van ABS F26 40 oranje Pomp van ABS F27 30 groen Standverwarming F28 40 oranje Verwarmingsaanjager F29 – – Niet in gebruik Niet in gebruik groen doorzichtig Beveiligde circuits Niet in gebruik Ruitenwissermodule Verwarmde achterruit F30 – – F31 15 blauw F32 5
Zekeringen 1 Zekering Ampère Kleur Beveiligde circuits F43 5 geelbruin Hoogteregeling koplamplichtbundels, adaptieve koplampen (AFS) F44 - - F45 15 blauw Niet in gebruik Achterruitwisser Vervang een doorgeslagen zekering door een exemplaar met hetzelfde vermogen.
Zekeringen Zekering Ampère Kleur Beveiligde circuits F3 7,5 bruin Voeding ABS, gierhoeksensor (ESP), elektrische parkeerrem (EPB), gaspedaal F4 7,5 bruin Elektronische voeding, elektronische zekering F5 - - F6 15 blauw Audio-installatie (inclusief spraakbesturing) Stuurwielmodule F7 7,5 bruin F8 5 geelbruin F9 15 blauw F10 - - F11 7,5 bruin Niet in gebruik Instrumentengroep Grootlicht Niet in gebruik Achteruitrijlichten F12 – – Niet in gebruik F13 15 blauw Mistlamp
Zekeringen Zekering Ampère Kleur Beveiligde circuits F26 5 geelbruin Sirene alarmsysteem met accu, OBD II (diagnose boordcomputer) F27 5 geelbruin Stuurkolomunit, module klimaatregeling F28 5 geelbruin Remlichtschakelaar Zekeringenkast achterin E75526 233
Zekeringen Zekering Ampère Kleur Beveiligde circuits FA1 25 Portiermodule (linksvoor) (ruit op/neer, doorzichtig centrale vergrendeling, inklapbare spiegel, spiegelverwarming) FA2 25 Portiermodule (rechtsvoor) (ruit op/neer, doorzichtig centrale vergrendeling, inklapbare spiegel, spiegelverwarming) FA3 25 doorzichtig Portiermodule (linksachter) (ruit op/neer) FA4 25 doorzichtig Portiermodule (rechtsachter) (ruit op/neer) FA5 10 rood FA6 15 blauw FA7 5 geelbruin Relaisspoelen FA8
Zekeringen Zekering Ampère Kleur Beveiligde circuits FB12 – – FC1 7,5 bruin Elektrisch bedienbare achterste zijruiten FC2 30 groen Elektrische parkeerrem (EPB) FC3 30 groen Elektrische parkeerrem (EPB) FC4 10 rood Airconditioning, achterin FC5 7,5 bruin CD wisselaar, entertainment systeem passagiers achterin FC6 20 geel Aanjager airconditioning, achterin FC7 5 geelbruin Niet in gebruik Module stoelgeheugen FC8 – – Niet in gebruik FC9 – – Niet in gebruik FC10 – –
Zekeringen SPECIFICATIE-OVERZICHT ZEKERINGEN - AUTO'S GEPRODUCEERD VANAF: 08-02-2010 Zekeringenkast in het motorcompartiment E75525 Zekering Ampère Kleur Beveiligde circuits F1 10 rood Transmissieregelmodule (AWF21) F1 15 blauw Transmissieregelmodule (MPS6) 236
Zekeringen Zekering Ampère Kleur Beveiligde circuits F2 5 bruin Regeleenheid voorgloeien (dieselmotoren) F2 5 bruin Gloeibougie extra verwarming, bewaken (DW10c) F3 70 1 bruin Koelventilateur - dubbele ventilateur (2.
Zekeringen Zekering Ampère Kleur Beveiligde circuits F12 5 bruin Relaisspoelen (DW10c) F12 10 rood Relais aircokoppeling (AC) (2.2L DuratorqTDCi) F12 15 blauw Bobines (2.0L EcoBoost SCTi) F13 15 blauw Relais airconditioning F14 15 blauw Dieselfilterverwarming, brandstofdoseereenheid (2.
Zekeringen 1 Zekering Ampère Kleur Beveiligde circuits F33 5 bruin Module lichtschakelaar, spoelen zekeringenkast in motorcompartiment F34 40 oranje Voorruitverwarming (linkerzijde) F35 40 oranje Voorruitverwarming (rechterzijde) F36 5 bruin ABS F37 10 rood Verwarmde voorruitsproeiers F38 5 bruin Adaptieve snelheidsregeling (ACC) F39 15 blauw Adaptieve koplampen (AFS) F40 – – Wordt niet gebruikt F41 20 geel Instrumentenpaneel F42 10 rood Regeleenheid motor, regel
Zekeringen Centrale zekeringenkast E124888 Zekering Ampère Kleur F1 7,5 bruin Stuurwielmodule Beveiligde circuits F2 5 bruin Instrumentengroep F3 10 rood Interieurverlichting F4 5 bruin Immobilisatiesysteem F5 7,5 bruin Adaptieve snelheidsregeling (ACC) 240
Zekeringen Zekering Ampère Kleur Beveiligde circuits F6 5 bruin Regensensor F7 15 blauw Aansteker F8 10 rood Voeding brandstofvulklep ontgrendelen F9 15 blauw Ruitensproeiers, achter F10 15 blauw Ruitensproeiers, voor F11 10 rood Voeding bagageruimte ontgrendelen F12 10 rood Voeding brandstofvulklep vergrendelen F13 20 geel Brandstofopvoerpomp F13 7,5 bruin Brandstofpomp (2.
Zekeringen Zekeringenkast achterin E75526 Zekering Ampère Kleur Beveiligde circuits FA1 25 Portiermodule (linksvoor) (ruit op/neer, transparant centrale vergrendeling, inklapbare spiegel, spiegelverwarming) FA2 25 Portiermodule (rechtsvoor) (ruit op/neer, transparant centrale vergrendeling, inklapbare spiegel, spiegelverwarming) 242
Zekeringen Zekering Ampère Kleur Beveiligde circuits FA3 25 transparant Portiermodule (linksachter) (ruit op/neer) FA4 25 transparant Portiermodule (rechtsachter) (ruit op/neer) FA5 10 rood FA6 15 blauw Vergrendelen achter (zonder portiermodules achter) Extra elektrische aansluiting FA7 5 bruin Relaisspoelen FA8 20 geel Module sleutelloos sluit- en startsysteem FA9 – – FA10 30 groen Wordt niet gebruikt Elektrisch verstelbare bestuurdersstoel FA11 20 geel FA12 – – Access
Zekeringen Zekering Ampère Kleur Beveiligde circuits FC5 7,5 bruin CD wisselaar, entertainment systeem passagiers achterin FC6 20 geel Aanjager airconditioning, achter FC7 5 bruin Module stoelgeheugen FC8 20 geel Module sleutelloos sluit- en startsysteem FC9 20 geel Versterker van geluidsinstallatie FC10 10 rood Sony audiophile FC11 – – Wordt niet gebruikt FC12 – – Wordt niet gebruikt 244
Bergen van de auto Sleepoog, voor SLEEPPUNTEN Locatie sleepoog E73241 Sleepoog, achter E73240 Het afneembare sleepoog bevindt zich in de opbergruimte onder de vloer achter de voorstoelen. Zie Opbergruimtes (bladzijde 153). A Het sleepoog moet altijd in de auto worden meegenomen. E73242 Sleepoog aanbrengen A LET OP Het afneembare sleepoog heeft linkse schroefdraad. Draai het linksom om het vast te zetten. Zorg ervoor dat het sleepoog volledig wordt vastgezet.
Bergen van de auto AUTO OP VIER WIELEN SLEPEN LET OP Bij een mechanisch defect aan de transmissie moeten de aangedreven wielen worden opgehesen zodat deze vrij zijn van het wegdek. Alle modelvarianten WAARSCHUWINGEN Zet het contact aan wanneer uw auto wordt gesleept. Bij afgezet contact treedt het stuurslot in werking en werken de richtingaanwijzers en de remlichten niet. Sleep uw wagen niet achterwaarts. Zet de versnellingsbak in neutraal wanneer uw auto wordt gesleept. Voertuigen met 2.
Onderhoud Dagelijkse controles ALGEMENE INFORMATIE • • • Wanneer u uw auto regelmatig laat onderhouden zal dit de betrouwbaarheid en de inruilwaarde ten goede komen. Er staat een groot netwerk van Ford Erkende Reparateurs ter beschikking die u met hun professionele expertise ter zijde kunnen staan. De speciaal opgeleide monteurs zijn het best gekwalificeerd om het onderhoud aan uw auto snel en vakkundig uit te voeren.
Onderhoud Trek de motorkap iets omhoog en beweeg de veiligheidshaak naar links. DE MOTORKAP OPENEN EN SLUITEN Motorkap openen E73698 E87786 Open de motorkap en ondersteun hem met de steunstang. Motorkap sluiten WAARSCHUWING Zorg dat de motorkap goed wordt gesloten. Laat de motorkap zakken en vanaf een hoogte van 20 – 30 cm dichtvallen.
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 2,0 L DURATEC-HE (MI4) B A J I H D C G E F E73231 A Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (auto's met stuur rechts). Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 259). B Motorolievuldop . Zie Motorolie controleren (bladzijde 258). C Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (auto's met stuur links). Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 259). D Accu. Zie Gebruik van startkabels (bladzijde 266).
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 2,0 L ECOBOOST SCTI (MI4) A J B H I D C E G F E124921 A Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (auto's met stuur rechts). Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 259). B Motorolievuldop . Zie Motorolie controleren (bladzijde 258). C Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (auto's met stuur links). Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 259). D Accu. Zie Gebruik van startkabels (bladzijde 266).
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 2,3 L DURATEC-HE (MI4) B A J I H D C G E F E81313 A Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (auto's met stuur rechts). Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 259). B Motorolievuldop . Zie Motorolie controleren (bladzijde 258). C Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (auto's met stuur links). Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 259). D Accu. Zie Gebruik van startkabels (bladzijde 266).
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 2,5 L DURATEC (VI5) B A J I H D C G E F E73232 A Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (auto's met stuur rechts). Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 259). B Motorolievuldop . Zie Motorolie controleren (bladzijde 258). C Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (auto's met stuur links). Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 259). D Accu. Zie Gebruik van startkabels (bladzijde 266).
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 1,8 L DURATORQ-TDCI (LYNX) DIESEL B A J I D C H G E F E73233 A Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (auto's met stuur rechts). Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 259). B Motorolievuldop . Zie Motorolie controleren (bladzijde 258). C Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (auto's met stuur links). Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 259). D Accu. Zie Gebruik van startkabels (bladzijde 266).
Onderhoud I Reservoir stuurbekrachtiging. Zie Stuurbekrachtigingsvloeistof controleren (bladzijde 260). J Expansiereservoir. Zie Motorkoelvloeistof controleren (bladzijde 258). 1 De vuldoppen en de motoroliepeilstaaf hebben een felle kleur voor een makkelijke herkenning.
Onderhoud A J B I D C H G E F E124913 A Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (auto's met stuur rechts). Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 259). B Motorolievuldop . Zie Motorolie controleren (bladzijde 258). C Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (auto's met stuur links). Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 259). D Accu. Zie Gebruik van startkabels (bladzijde 266).
Onderhoud OVERZICHT MOTORRUIMTE - 2,2 L DURATORQ-TDCI (DW) DIESEL B A J I H D C G E F E87715 A Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur rechts): Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 259). B Motorolievuldop : Zie Motorolie controleren (bladzijde 258). C Vloeistofreservoir remsysteem en koppeling (stuur links): Zie Controle vloeistofpeil koppeling en remsysteem (bladzijde 259). D Accu: Zie Accu van de auto (bladzijde 266).
Onderhoud OLIEPEILSTAAF - 2,0 L DURATEC-HE (MI4)/2,3 L DURATEC-HE (MI4) OLIEPEILSTAAF - 2,5 L DURATEC (VI5) A A B B E95542 E92036 A MIN B MAX MIN B MAX OLIEPEILSTAAF - 1,8 L DURATORQ-TDCI (LYNX) DIESEL OLIEPEILSTAAF - 2,0 L ECOBOOST SCTI (MI4) A A B B A E124917 A MIN B MAX E95527 257 A MIN B MAX
Onderhoud Verwijder de oliepeilstaaf en veeg deze met een schone, niet pluizende doek schoon. Breng de oliepeilstaaf weer aan en verwijder hem opnieuw om het oliepeil te controleren. OLIEPEILSTAAF - 2,0 L DURATORQ-TDCI (DW) DIESEL /2,2 L DURATORQTDCI (DW) DIESEL A Wanneer het peil bij het MIN merkteken staat, vul dan direct bij. B Bijvullen WAARSCHUWINGEN Vul alleen bij wanneer de motor koud is. Wacht wanneer de motor heet is tien minuten om de motor te laten afkoelen.
Onderhoud Draai de dop langzaam los. Laat de druk langzaam ontsnappen terwijl u de dop losdraait. LET OP Controleer of het peil tussen de MIN en MAX merktekens staat. LET OP N.B.: Koelvloeistof zet bij verwarming uit. Daardoor kan het koelvloeistofpeil enkele millimeters boven het MAX merkteken staan. Het oliepeil mag niet boven het MAX merkteken komen te staan. Vul bij met een mengsel van koelvloeistof en water (50/50) op basis van vloeistof die voldoet aan de Ford-specificatie.
Onderhoud Bijvullen STUURBEKRACHTIGINGSVLOEISTOF CONTROLEREN Verwijder de brandstofdop. LET OP Het oliepeil mag niet boven het MAX merkteken komen te staan. WAARSCHUWING Voorkom dat de vloeistof in contact komt met de huid of de ogen. Mocht dit toch gebeuren, spoel het betreffende lichaamsdeel dan direct met veel water schoon en neem contact op met uw huisarts. Vul vloeistof bij die voldoet aan de Ford specificatie. Zie Technische specificatie (bladzijde 261).
Onderhoud TECHNISCHE SPECIFICATIE Vloeistoffen Item Aanbevolen vloeistof * Specificatie Motorolie Castrol Engine Oil Stuurbekrachtigingsvloeistof Ford of Motorcraft Power Steering Fluid WSS-M2C204-A2 Koelvloeistof Motorcraft SuperPlus antivries WSS-M97B44-D Remvloeistof Ford of Motorcraft Super DOT 4 remvloeistof WSS-M2C913-C ESD-M6C57-A * U kunt tevens Ford Engine Oil motorolie of een andere motorolie gebruiken wanneer deze voldoet aan de specificatie WSS-M2C913-C.
Onderhoud Variant Nr. Inhoud in liter (gallons) 2.0L Duratec-HE Brandstoftank 70 (15,4) 2.0L EcoBoost SCTi Smeersysteem van de motor - inclusief oliefilter 5,4 (1,2) 2.0L EcoBoost SCTi Smeersysteem van de motor - exclusief oliefilter 5,1 (1,1) 2.0L EcoBoost SCTi Koelsysteem ca. 6,9 (1,5) 2.0L EcoBoost SCTi Brandstoftank 70 (15,4) 2.3L Duratec-HE Smeersysteem van de motor - inclusief oliefilter 4,3 (1,0) 2.3L Duratec-HE Smeersysteem van de motor - exclusief oliefilter 3,9 (0,9) 2.
Onderhoud Variant Nr. Inhoud in liter (gallons) 2.2L Duratorq-TDCi Smeersysteem van de motor - inclusief oliefilter 6,0 (1,3) 2.2L Duratorq-TDCi Smeersysteem van de motor - exclusief oliefilter 5,4 (1,2) 2.2L Duratorq-TDCi Koelsysteem 8,4 (1,9) 2.
Verzorging van de auto Achterruit reinigen REINIGEN VAN BUITENZIJDE AUTO LET OP Gebruik geen scherpe voorwerpen, schurende reinigingsmiddelen of chemische oplossingen op de binnenzijde van de achterruit te reinigen. WAARSCHUWING Wanneer de auto tijdens het wassen in een autowasserette in de was wordt gezet, verwijder dan de was van de voorruit. Gebruik een schone, niet pluizende doek of een vochtige zeem om de binnenzijde van de achterruit te reinigen.
Verzorging van de auto Lakbeschadigingen door steenslag of kleine krasjes moeten zo spoedig mogelijk worden hersteld. Uw Ford dealer heeft een grote keuze aan producten. Lees en volg nauwkeurig de instructies van de fabrikant op. REINIGEN VAN BINNENZIJDE AUTO Veiligheidsgordels WAARSCHUWINGEN Gebruik voor het reinigen geen schurende middelen of chemische oplosmiddelen. Let er op dat geen vocht in het oprolmechanisme komt. Reinig de veiligheidsgordels met een interieurreiniger of water met een zachte spons.
Accu van de auto 1. Plaats de auto's zodanig dat ze elkaar niet raken. 2. Zet het contact van beide wagens af en schakel alle stroomverbruikers uit. 3. Verbind de plus (+) pool van auto B met de plus (+) pool van auto A (kabel C). 4. Verbind de min (-) pool van auto B met de massa-aansluiting van auto A (kabel D). Zie Aansluitpunten van de accu (bladzijde 267). GEBRUIK VAN STARTKABELS LET OP Verbind alleen accu's met dezelfde nominale spanning met elkaar.
Accu van de auto AANSLUITPUNTEN VAN DE ACCU E114494 LET OP Sluit de kabel niet aan op de minpool (–) van de ontladen accu.
Velgen en banden Kriksteunpunten ALGEMENE INFORMATIE WAARSCHUWING LET OP Gebruik uitsluitend banden en velgen met de goedgekeurde maat. Het gebruik van andere maten kan schade aan de auto tot gevolg hebben en kan de typegoedkeuring ongeldig maken. U mag nooit iets tussen de krik en de grond of de krik en de auto plaatsen. LET OP Gebruik alleen de aangeduide kriksteunpunten.
Velgen en banden Uitvoeringen met zijskirts E90709 Steek de hefplaat door de opening aan de onderzijde van de skirt. A Een wiel verwijderen WAARSCHUWINGEN Parkeer uw auto zodanig dat u noch het verkeer hinder ondervinden of gevaar lopen. E90708 Zet een gevarendriehoek neer. Uitsparingen in de dorpels A duiden de kriksteunpunten aan. Zorg ervoor dat de auto met de wielen in de rechtuitstand op een stevige, vlakke ondergrond staat. Zet het contact af en schakel de parkeerrem in.
Velgen en banden 2. Breng de dopsleutel voor de slotmoer aan. 3. Draai de wielmoeren een slag los. 4. Krik de auto op tot de band vrij is van de grond. 5. Verwijder de wielmoeren en het wiel. WAARSCHUWINGEN Let erop dat de pijlen op richting gebonden banden in de draairichting wijzen wanneer de auto vooruit rijdt. Wanneer een reservewiel moet worden gemonteerd waarvan de pijlen tegengesteld aan de draairichting wijzen, laat dan de band zo spoedig mogelijk door een deskundige in de juiste richting monteren.
Velgen en banden 7. Druk de naafdop of het wieldeksel met de bal van uw hand vast. WAARSCHUWING Laat het aanhaalmoment van de wielmoeren en de bandenspanning zo spoedig mogelijk controleren. BANDENREPARATIESET Deze auto is niet uitgerust met een reservewiel, maar met een bandenreparatieset, die kan worden gebruikt voor het repareren van één lekke band. E71948 De bandenreparatieset bevindt zich in de bergruimte onder de vloer. Zie Opbergruimtes (bladzijde 153). 3.
Velgen en banden • Met de bandenreparatieset kunt u de meeste gaatjes dichten [tot een diameter van zes millimeter], waarna u tijdelijk verder kunt rijden. Let op het volgende bij het gebruik van de set: • • • • • • Rijd voorzichtig en maak geen plotselinge stuurbewegingen, vooral wanneer de auto zwaar is beladen of tijdens het rijden met een aanhanger.
Velgen en banden A WAARSCHUWINGEN Sla de bandwang gade. Wanneer u scheuren, knobbels en dergelijke ziet verschijnen, schakel dan de compressor uit en laat de lucht met de aflaatklep B ontsnappen. Rijd niet verder met deze band. K B J Het afdichtmiddel bevat natuurlijk latex. Voorkom contact met huid, ogen of kleding. Mocht dit toch gebeuren, spoel het betreffende lichaamsdeel dan direct met veel water schoon en neem contact op met uw huisarts.
Velgen en banden 1. J Flessendop K Fles afdichtmiddel Open het deksel van de bandenreparatieset. 2. Trek het label I waarop de maximaal toelaatbare snelheid van 80 km/h (50 mph) vermeld staat van het huis en maak het binnen het gezichtsveld van de bestuurder vast op het instrumentenpaneel. Het label mag niets belangrijks aan het oog onttrekken. 3. Haal de slang C en de stekker met kabel G uit de set. 4. Draai de oranje dop D en de flessendop J los. 5.
Velgen en banden 3. Wanneer de spanning 1,3 bar (19 psi) of hoger is, breng de band dan op de voorgeschreven spanning. Zie Technische specificatie (bladzijde 279). 4. Herhaal de procedure om de band weer op spanning te brengen. 5. Controleer de bandenspanning nogmaals met de drukmeter F. Wanneer de spanning te hoog is, laat dan de spanning afnemen met behulp van de aflaatklep B. 6.
Velgen en banden Run flat band • B A • • D C • minder onmiddellijk snelheid tot maximaal 80 km/h (50 mph) voorkom plotselinge of abrupte remen stuurmanoeuvres en wees vooral voorzichtig bij het nemen van bochten leg geen afstanden van meer dan 80 km (50 mijl) af nadat het defect is vastgesteld laat de defecte band zo spoedig mogelijk repareren.
Velgen en banden VERZORGING VAN BANDEN GEBRUIK VAN WINTERBANDEN LET OP Controleer of u de velgen met de winterbanden met het correcte type wielmoeren hebt bevestigd. Indien winterbanden zijn gemonteerd, controleer dan of de bandenspanning correct is. Zie Technische specificatie (bladzijde 279). E70415 Zorg voor een langere levensduur ervoor dat de banden van de voor- en achterwielen gelijkmatig slijten. Wij raden aan dat de voor- en achterwielen met regelmatige intervallen tussen 5.000 en 10.
Velgen en banden Uitvoeringen met stabiliteitsregeling (ESP) Het systeem bewaakt met behulp van sensoren die zich in de wielen bevinden en een ontvanger in de auto de bandenspanning. Wanneer het systeem registreert dat de bandenspanning te laag is, verschijnt een waarschuwingsbericht op het informatiedisplay. Zie Infoberichten (bladzijde 113).
Velgen en banden 4. Selecteer de gewenste instelling en druk op de OK toets om de instelling te bevestigen. 5. Druk op de linker pijltoets om het menu te verlaten. Houd de linker pijltoets ingedrukt om naar het scherm van de boordcomputer terug te keren. 1. 2. 3. Belading instellen N.B.: Instrumentenpanelen van type 3 hebben een iets andere menustructuur. Selecteer eerst Settings (instellingen) om toegang tot Setup (instelling) te krijgen. 4. 5.
Velgen en banden Normale belasting Uitvoering Bandenmaat Maximaal beladen Voor Achter Voor Achter bar (psi) bar (psi) bar (psi) bar (psi) 2,0 l Duratec-HE en 2,3 l Duratec-HE 235/45 R 18 2,2 (32) 2,2 (32) 2,6 (38) 3,1 (45) Alle behalve 2,0 l Duratec-HE en 2,3 l Duratec-HE 215/60 R 16 * 2,4 (35) 2,4 (35) 2,6 (38) 3,1 (45) Alle behalve 2,0 l Duratec-HE en 2,3 l Duratec-HE 225/50 R 17 2,4 (35) 2,2 (32) 2,6 (38) 3,1 (45) Alle behalve 2,0 l Duratec-HE en 2,3 l Duratec-HE 235/45 R 1
Velgen en banden Normale belasting Uitvoering Voor Achter Voor Achter bar (psi) bar (psi) bar (psi) bar (psi) 215/60 R 16 2,4 (35) 2,4 (35) 2,6 (38) 3,1 (45) 1,8 l Duratorq-TDCi 225/50 R 17 2,4 (35) 2,2 (32) 2,6 (38) 3,1 (45) 1,8 l Duratorq-TDCi 235/45 R 18 2,4 (35) 2,2 (32) 2,6 (38) 3,1 (45) 2.0L Duratorq-TDCi en 2.2L DuratorqTDCi 215/60 R 16 2,5 (36) 2,4 (35) 2,7 (39) 3,1 (45) 2.0L Duratorq-TDCi en 2.2L DuratorqTDCi 225/50 R 17 2,5 (36) 2,3 (33) 2,7 (39) 3,1 (45) 2.
Voertuigidentificatie VOERTUIGIDENTIFICATIEPLAATJE B A E VOERTUIGIDENTIFICATIENUMMER (VIN) D C E85610 E87496 A Voertuig Identificatie Nummer B Maximaal toelaatbare totaalgewicht C Maximaal toelaatbaar treingewicht D Maximum voorasbelasting E Maximum achterasbelasting Het Voertuig Identificatie Nummer (chassisnummer) is rechtsvoor naast de voorstoel in de bodemplaat ingeslagen. Het is ook op de linkerzijde van het instrumentenpaneel vermeld.
Technische specificaties TECHNISCHE SPECIFICATIE Afmetingen van de auto S-MAX D A C E B E75180 Nr.
Technische specificaties Nr. C D E E Afmetingen Afmetingen in mm (inches) Totale hoogte bij EC rijklaargewicht 1 620 - 1 660 (63.8 - 65.
Technische specificaties Nr. Afmetingen Afmetingen in mm (inches) A Maximum lengte 4 819 (189,7) B Totale breedte inclusief buitenspiegels 2 154 (84,8) C Totale hoogte bij EC rijklaargewicht zonder dwarsprofielen dakrails 1 709 - 1 758 (67.3 - 69.2) C Totale hoogte bij EC rijklaargewicht met dwarsprofielen dakrails 1 770 - 1 811 (69.7 - 71.
Technische specificaties Afstanden trekhaak S-MAX A B C D E F G H E75182 Nr.
Technische specificaties Nr. Afmetingen Afmetingen in mm (inches) G Hart trekhaakkogel – hart 2e bevestigingspunt 424 (16,69) H Hart trekhaakkogel – hart 3e bevestigingspunt 636 (25,04) Galaxy A B C D E F G H E75181 Nr.
Technische specificaties Nr.
Telefoon ALGEMENE INFORMATIE SETUP BLUETOOTH Voordat u uw telefoon kunt gebruiken moet deze worden gekoppeld aan het telefoonsysteem in de auto. LET OP Door gebruik van het systeem bij uitgeschakelde motor wordt de accu ontladen. Telefoons bedienen Er kunnen maximaal zes Bluetooth apparaten aan het systeem in de auto worden gekoppeld. In dit hoofdstuk worden de functies en eigenschappen van het handsfree systeem voor de Bluetooth mobiele telefoon beschreven. N.B.
Telefoon 4. Selecteer Ford Audio. 5. Voer het op de voertuigdisplay weergegeven codenummer in met behulp van de toetsen van de telefoon. Wanneer geen codenummer wordt weergegeven op de display, voer dan het Bluetooth PIN nummer 0000 in met behulp van de toetsen van de telefoon. Voer nu het op het voertuigdisplay weergegeven Bluetooth PIN-nummer in. Telefoon E87990 Mobiel E87991 Thuis E87992 Kantoor E87993 N.B.: Als de audiounit wordt uitgeschakeld, wordt een telefoongesprek verbroken.
Telefoon Telefoons die in het systeem zijn opgeslagen zijn met behulp van de telefoonlijst op de audiounit toegankelijk. GEBRUIK MAKEN VAN DE TELEFOON - AUTO'S ZONDER NAVIGATIESYSTEEM N.B.: Er kunnen maximaal zes apparaten worden gekoppeld. Als er al zes Bluetooth apparaten zijn gekoppeld, moet er één worden ontkoppeld om een nieuw apparaat te kunnen koppelen. In dit hoofdstuk worden de telefoonfuncties van de audio-unit beschreven. BEDIENINGSELEMENTEN TELEFOON N.B.
Telefoon N.B.: Houd de zoektoets ingedrukt om naar de volgende letter van het alfabet te gaan. N.B.: Als u bij het kiezen van een telefoonnummer een onjuist cijfer intoetst, druk dan op de toets 'naar links zoeken' om het laatste cijfer te wissen. Wanneer de toets lang wordt ingedrukt, wordt de complete serie cijfers gewist. 5. Druk op de toets PHONE of de toets 'beantwoorden' om het geselecteerde telefoonnummer te bellen. Houd de 0 ingedrukt om een + in te toetsen. Een nummer kiezen m.b.v.
Telefoon N.B.: Indien de actieve telefoon niet over een lijst met eerder gekozen nummers beschikt, kan het laatst gekozen nummer opnieuw worden gekozen. Wanneer er tijdens een gesprek een inkomend gesprek binnenkomt, klinkt er een 'piep' en kunt u het actieve gesprek in de wachtstand plaatsen en het tweede inkomende gesprek beantwoorden. 3. Druk op de omhoog/omlaag-pijltjestoetsen om het gewenste telefoonnummer te selecteren. 4.
Telefoon Van actieve telefoon veranderen 2. Druk op de MENU toets op de audio-unit. 3. Selecteer de optie DEBOND op de audio-unit. 4. Rol met behulp van de zoektoetsen door de verschillende telefoons om de te ontkoppelen telefoon weer te geven. 5. Druk op de MENU toets om de telefoon te selecteren die moet worden ontkoppeld. N.B.: Voordat telefoons kunnen worden geactiveerd moeten ze bij het systeem worden aangemeld. Met behulp van de voorkeuzetoetsen N.B.
Telefoon Zelfs als uw telefoon met het navigatiesysteem is verbonden, kan deze nog steeds op normale wijze worden gebruikt. Een tweede oproep ontvangen Bellen Wanneer er tijdens een gesprek een tweede oproep binnenkomt, klinkt er een 'piep' en kunt u het actieve gesprek in de wachtstand plaatsen en de tweede oproep beantwoorden. N.B.: De functie tweede inkomend gesprek op uw telefoon moet zijn geactiveerd. Een nummer kiezen Telefoonnummers kunnen m.b.v. spraakbesturing worden gekozen.
Telefoon CD-navigatiesystemen Druk op de toets 'microfoon dempen'. Druk nogmaals op de toets om deze functie uit te schakelen. Van actieve telefoon veranderen N.B.: Voordat telefoons kunnen worden geactiveerd moeten ze bij het systeem worden aangemeld. N.B.: Nadat een telefoon aan het systeem is gekoppeld, wordt deze de actieve telefoon. 1. Druk op de toets PHONE op het apparaat. 2. Selecteer met behulp van de optie BT-INSTELLINGEN in het menu de actvieve telefoon in de lijst.
Spraaksturing Reactie van het systeem WERKING Wanneer u een gesproken commando geeft, antwoordt het systeem telkens met een piep wanneer het gereed is om door te gaan. LET OP Door gebruik van het systeem bij uitgeschakelde motor wordt de accu ontladen. Probeer geen nieuwe commando's te geven voordat u de piep hebt gehoord. Het spraakbesturingssysteem herhaalt elk gesproken commando.
Spraaksturing Short cuts Spraaklabel Er zijn een aantal gesproken woorden (short cuts) mogelijk, waarmee u enkele functies van de auto kunt regelen zonder het complete commandomenu te hoeven volgen. Dit zijn: Het spraaklabel kan de telefoon, de audio-installatie en het navigatiesysteem ondersteunen door gebruik te maken van de "STORE NAME" functie (naam opslaan). U kunt spraaklabels toewijzen aan items zoals favoriete radiozenders en persoonlijke telefooncontacten.
Spraaksturing "CD PLAYER" "SHUFFLE OFF" "REPEAT FOLDER" ** "REPEAT TRACK" "REPEAT OFF" * Kan als short cut worden gebruikt. ** Alleen beschikbaar als de CD audiogegevensbestanden bevat, zoals MP3 of WMA. Muzieknummer U kunt direct een muzieknummer op de CD kiezen. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "CD PLAYER" "CD PLAYER" 2 "TRACK" 3 "" "TRACK NUMBER PLEASE" * ** "TRACK " * Kan als short cut worden gebruikt. ** Getallen kunnen ook als max.
Spraaksturing CD-wisselaar Het onderstaande overzicht toont de beschikbare gesproken commando's. De volgende lijsten bieden aanvullende informatie over het complete commandomenu aan de hand van gekozen voorbeelden. Overzicht "CD CHANGER" "HELP" "PLAY" * "DISC" * "TRACK" "SHUFFLE ALL" "SHUFFLE CD" "SHUFFLE FOLDER" ** "SHUFFLE OFF" "REPEAT CD" "REPEAT FOLDER" ** "REPEAT TRACK" "REPEAT OFF" * Kan als short cut worden gebruikt.
Spraaksturing Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 3 "" "DISC " * Kan als short cut worden gebruikt. Muzieknummer U kunt direct een muzieknummer op de CD kiezen. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "CD CHANGER" "CD CHANGER" 2 "TRACK" 3 "" "TRACK NUMBER PLEASE" * ** "TRACK " * Kan als short cut worden gebruikt. ** Getallen kunnen ook als max. vier losse cijfers worden uitgesproken (bijv.
Spraaksturing "RADIO" "AM" "FM" "TUNE NAME" * "DELETE NAME" "DELETE DIRECTORY" "PLAY DIRECTORY" "STORE NAME" "PLAY" * Kan als short cut worden gebruikt. Afstemfrequentie Met deze functie kunt u met gesproken commando's afstemmen op radiostations. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "RADIO" "RADIO" 2 "AM" "AM FREQUENCY PLEASE" "FM" "FM FREQUENCY PLEASE" 3 "TUNE " * "" * De frequentie kan op verschillende manieren worden ingevoerd.
Spraaksturing Naam opslaan Wanneer u op een radiostation hebt afgestemd, kunt u deze met een naam in het bestand opslaan. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "RADIO" "RADIO" 2 "STORE NAME" "STORE NAME" "NAME PLEASE" 3 "" "REPEAT NAME PLEASE" 4 "" "STORING NAME" " STORED" Afstemmen op naam Met deze functie kunt u op een opgeslagen radiostation afstemmen.
Spraaksturing Bestand afspelen Met deze functie kunt u het systeem alle opgeslagen radiostations laten opnoemen. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "RADIO" "RADIO" 2 "PLAY DIRECTORY" "PLAY " Bestand wissen Met deze functie kunt u alle opgeslagen radiostations wissen.
Spraaksturing Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 2 "LINE IN" "LINE IN" Overzicht Externe apparaten - USB Het onderstaande overzicht toont de beschikbare gesproken commando's. De volgende lijsten bieden aanvullende informatie over het complete commandomenu aan de hand van gekozen voorbeelden. Deze gesproken commando's ondersteunen de functionaliteit van een extern USB-apparaat dat op de audiounit kan worden aangesloten.
Spraaksturing Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "EXTERNAL DEVICE" "EXTERNAL DEVICE" 2 "USB" "USB" 3 "PLAY" USB-muzieknummer U kunt direct een muzieknummer op het USB-apparaat kiezen. Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "EXTERNAL DEVICE" "EXTERNAL DEVICE" 2 "USB" "USB" 3 "TRACK" 4 "TRACK NUMBER PLEASE" "" "TRACK " * * Getallen kunnen ook als max. vier losse cijfers worden uitgesproken (bijv.
Spraaksturing "EXTERNAL DEVICE", "IPOD" "SHUFFLE PLAYLIST" "SHUFFLE OFF" "REPEAT TRACK" "REPEAT OFF" * Kan als short cut worden gebruikt. ** Aan door spraakbesturing geactiveerde afspeellijsten moeten specifieke bestandsnamen worden toegewezen. Zie Algemene informatie (bladzijde 316). iPod-muzieknummer U kunt direct een muzieknummer op de iPod kiezen in de lijst met alle titels.
Spraaksturing Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 4 "" "PLAYLIST " * Aan door spraakbesturing geactiveerde afspeellijsten moeten specifieke bestandsnamen worden toegewezen. Zie Algemene informatie (bladzijde 316). Overzicht COMMANDO’S TELEFOON Het onderstaande overzicht toont de beschikbare gesproken commando's. De volgende lijsten bieden aanvullende informatie over het complete commandomenu aan de hand van gekozen voorbeelden.
Spraaksturing Telefoonfuncties Nadat het spraaklabel is uitgesproken kunnen telefoonnummers worden gekozen. Nummer kiezen Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "TELEFOON" "TELEFOON" 2 "DIAL NUMBER" "NUMBER PLEASE" 3 "" " CONTINUE?" 4 "DIAL" "DIALLING" "CORRECTION" " CONTINUE?" * * Kan als short cut worden gebruikt. Naam kiezen Nadat het spraaklabel is uitgesproken kunnen telefoonnummers worden gekozen.
Spraaksturing Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "TELEFOON" "TELEFOON" 2 "REDIAL" "REDIAL" "CONFIRM YES OR NO" 3 "YES" "DIALLING" "NO" "COMMAND CANCELLED" * * Kan als short cut worden gebruikt. Naam mobiele telefoon Met deze functie kunt u met een spraaklabel toegang krijgen tot de in uw mobiele telefoon opgeslagen telefoonnummers.
Spraaksturing Een telefoonboek aanleggen Nieuwe spraaklabels kunnen worden opgeslagen met het commando "STORE NAME". Deze functie kan worden gebruikt voor het kiezen van een nummer door de naam in plaats van het complete telefoonnummer uit te spreken.
Spraaksturing Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "TELEFOON" "TELEFOON" 2 "PLAY DIRECTORY" "PLAY DIRECTORY" Bestand wissen Met deze functie kunt u alle ingevoerde gegevens in één keer wissen.
Spraaksturing Overzicht COMMANDO’S NAVIGATIESYSTEEM Het onderstaande overzicht toont de beschikbare gesproken commando's. De volgende lijsten bieden aanvullende informatie over het complete commandomenu aan de hand van gekozen voorbeelden. Raadpleeg de afzonderlijke handleiding van het navigatiesysteem voor meer informatie over de commandomenu's.
Spraaksturing Stappen 3 Gebruiker zegt Systeem antwoordt "MINIMUM" "FAN MINIMUM" "" "FAN " "MAXIMUM" "FAN MAXIMUM" * Kan als short cut worden gebruikt. Bij auto's met een Engelse taalmodule is de short cut "FAN" niet beschikbaar.
Spraaksturing Automatische functie Stappen Gebruiker zegt Systeem antwoordt 1 "CLIMATE" "CLIMATE" 2 "AUTO MODE" * "AUTO MODE" * Kan als short cut worden gebruikt. Kan worden uitgeschakeld door een andere temperatuur of een ander aanjagertoerental in te stellen.
Verbinding N.B.: Het kan voorkomen dat sommige USB-apparaten met een hoger stroomverbruik incompatibel zijn (bijvoorbeeld sommige grotere harde schijven). ALGEMENE INFORMATIE LET OP Ga voorzichtig te werk bij het omgaan met externe apparaten met blootliggende stekkers (zoals de USB-plug). Vervang altijd de beschermkap/beschermplaat (indien mogelijk). Er bestaat kans op elektrostatische ontlading, wat tot schade aan het apparaat kan leiden. N.B.
Verbinding Afspeellijsten moeten worden gemaakt in .m3u formaat. EXTERN APPARAAT AANSLUITEN Audiobestanden moeten worden gemaakt in .mp3 formaat. WAARSCHUWING Houd u aan het volgende: • 1000 items per map (bestanden, mappen en afspeellijsten) • 5000 mappen met USB-apparaat (inclusief afspeellijsten) • 8 submapniveau's. Zorg dat het externe apparaat stevig in de auto is bevestigd en dat bijbehorende aansluitingen de bedieningselementen voor het rijden niet blokkeren.
Verbinding USB-APPARAAT GEBRUIKEN EXTERN APPARAAT AANSLUITEN - AUTO'S MET BLUETOOTH Verschillende pictogrammen worden gebruikt voor het herkennen van verschillende audiobestanden, mappen enz. Bluetooth audio-apparaat aansluiten LET OP USB-apparaat is de actieve bron Omdat er verschillende standaarden bestaan, kunnen fabrikanten een groot aantal profielen in hun Bluetooth apparaten implementeren.
Verbinding Druk eenmaal op de pijltjestoets omhoog/omlaag of de OK toets om door de inhoud van het apparaat te bladeren. Druk op de pijltjestoets omhoog/omlaag of de OK toets om door de inhoud van het apparaat te bladeren. De display toont de nummerinformatie en de volgende andere belangrijke informatie: • Een verticale schuifbalk aan de rechterzijde van de display geeft de huidige positie van het mapoverzicht aan.
Verbinding De display toont de nummerinformatie en de volgende andere belangrijke informatie: • Een verticale schuifbalk aan de rechterzijde van de display geeft de huidige positie van het mapoverzicht aan. • ">" na een ingang geeft aan dat een niveau lager leesbaar is (bijvoorbeeld een map vernoemd naar een album met afzonderlijke albumnummers in de betreffende map). • "<" links van de display geeft aan dat een niveau hoger leesbaar is.
Verbinding De display toont de nummerinformatie en de volgende andere belangrijke informatie: • Een verticale schuifbalk aan de rechterzijde van de display geeft de huidige positie van het mapoverzicht aan. • ">" na een ingang geeft aan dat een niveau lager leesbaar is (bijvoorbeeld een map vernoemd naar een album met afzonderlijke albumnummers in de betreffende map). • "<" links van de display geeft aan dat een niveau hoger leesbaar is.
Verbinding Sony radio N.B.: Houd de pijltjestoets naar links ingedrukt als u naar het bovenste niveau van de inhoud van de iPod wilt navigeren. Bediening Selecteer de iPod als de audiobron door herhaaldelijk op de CD/AUX toets te drukken tot "iPod" in de display verschijnt. Bediening van de audio-installatie Druk op de pijltjestoets naar links en naar rechts om achteruit en vooruit door de nummers te gaan. De iPod-menulijst voor het bladeren door de inhoud is beschikbaar via de radiodisplay.
Verbinding De iPod-menulijst voor het bladeren door de inhoud is beschikbaar via de display. Bladeren door de inhoud is gebaseerd op hetzelfde principe als voor het gebruik van een stand-alone iPod (bijvoorbeeld zoeken op artiest, titel enz.). Druk eenmaal op de SELECT toets om door de inhoud van de iPod te bladeren. Draai aan de SELECT toets of druk deze in om door de inhoud van de iPod te bladeren. Druk op de MENU toets voor toegang tot het iPod-menu.
Verbinding De display toont de nummerinformatie en de volgende andere belangrijke informatie: • Een verticale schuifbalk aan de rechterzijde van de display geeft de huidige positie van het lijstoverzicht aan. • ">" na een ingang geeft aan dat een niveau omlaag leesbaar is (bijvoorbeeld alle albums van een bepaalde artiest). • "<" voor de lijst geeft aan dat een niveau hoger leesbaar is.
Introductie navigatie RIJVEILIGHEID WAARSCHUWINGEN Het systeem levert informatie waarmee u veilig en snel uw bestemming kunt bereiken. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder het systeem alleen bij stilstaande wagen programmeren. Het systeem biedt geen hulp met betrekking tot stopborden, verkeerslichten of wegwerkzaamheden en biedt evenmin andere belangrijke veiligheidsinformatie. Gebruik het systeem niet voordat u zich vertrouwd hebt gemaakt met de bediening ervan.
Navigatiesysteem Micro SD-kaart installeren INTRODUCTIE LET OP Door gebruik van het systeem bij uitgeschakelde motor wordt de accu ontladen. 1 N.B.: Aan het versturen en ontvangen van tekstberichten zijn kosten verbonden. N.B.: Raadpleeg de handleiding bij uw telefoon voor alle telefoonfuncties en de werking van de functies. 2 N.B.: Bewaar de activeringscode (afgedrukt op de gebruikershandleiding) op een veilige plaats. E114212 N.B.
Navigatiesysteem E114213 2. Schakel uw mobiele telefoon in en start de Ford Mobile Navigation. 3. Kies Selecteer navigatie. 4. Kies Adres. 5. Wijzig de route-opties indien nodig en start de routebegeleiding. 6. De bochtinformatie wordt weergegeven in de voertuigdisplay. De gesproken instructies zijn hoorbaar via de voertuigluidsprekers. N.B.: Uw mobiele telefoon geeft uw huidige positie weer. 7. U kunt de applicatie verlaten en verder gaan met de routebegeleiding na het herstarten van de applicatie.
Bijlagen www.novero.com/declaration_of_conformity TYPEGOEDKEURINGEN Het woord, het merk en de logo's Bluetooth zijn eigendom van Bluetooth SIG Inc. en de Ford Motor Company mag dergelijke merktekens onder licentie gebruiken. Namen van andere producten en bedrijven kunnen handelsmerken of handelsnamen van de respectieve eigenaren zijn. FCC/INDUSTRY CANADA NOTICE Het apparaat voldoet aan Deel 15 van de FCC-regelgeving.
Bijlagen E114220 Certificaat voor Verenigde Arabische Emiraten TYPEGOEDKEURINGEN EU-verklaring Valeo verklaart hierbij dat dit korte bereik-apparaat voldoet aan de noodzakelijke vereisten en andere relevante bepalingen in Directive 1999/5/EC.
Bijlagen ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT WAARSCHUWINGEN Monteer geen zender/ontvangers, microfoons, luidsprekers en dergelijke in de ontvouwruimte van de airbags. WAARSCHUWINGEN Uw wagen is getest en gecertificeerd volgens de Europese wetgeving betreffende elektromagnetische comptabiliteit (EMC) (2004/104/EC). U dient ervoor te zorgen dat apparatuur die u heeft gemonteerd voldoet aan de betreffende lokale wetgeving. Laat apparatuur door goed geschoolde monteurs monteren.
Bijlagen Frequentieband MHz Maximum uitgangsvermogen in watt (piek RMS) Antenneplaatsen 30 – 54 50 W 2, 3 68 – 87,5 50 W 1, 2, 3, 4, 5 142 – 176 50 W 1, 2, 3, 4, 5 380 – 512 50 W 1, 2, 3, 4, 5 806 – 940 10 W (2 W ) 1, 2, 3, 4, 5 (6 , 7 ) 1200 – 1400 10 W 2 1710 – 1885 10 W (1 W ) 1885 – 2025 2400 – 2500 1 1 1 1 1 1 1 1 1, 2, 3, 4, 5 (6 , 7 ) 10 W (1 W ) 1 1, 2, 3, 4, 5 (6 , 7 ) 0,1 W Alle plaatsen 1 Alleen voor GSM/3G mobiele telefoons met een patch antenne tegen de bi
332
Index A Adaptieve snelheidsregeling (ACC)....................................................192 Werking........................................................192 Aanhangers trekken..............................217 Aansluiting Auxiliary ingang (AUX IN) ...............................................................157 Aansluitpunten van de accu ..............267 Aansteker................................................151 ACC Afneembare trekhaakkogel.................217 Onderhoud.......................
Index Automatische klimaatregeling.............128 Bandenreparatieset .............................271 Aanjager.......................................................130 Airconditioning achterin (automatische klimaatregeling met drie zones)...........131 Airconditioning in- en uitschakelen..........130 Automatisch temperatuurregelsysteem in- en uitschakelen..................................131 Gerecirculeerde lucht................................130 Luchtverdeling..........................................
Index C D CD-wisselaar..........................................157 Centrale vergrendeling..........................45 De motorkap openen en sluiten........248 Motorkap openen......................................248 Motorkap sluiten........................................248 Integraal openen..........................................46 Integraal sluiten.............................................46 De motor starten...................................158 Climate Control (A/C) Algemene informatie.....
Index F Elektrisch verstelbare buitenspiegels.......................................87 Elektrisch inklapbare spiegels....................88 Richtingen waarin de spiegel kan worden gekanteld..................................................88 Spiegel kantelen tijdens achteruitrijden...........................................88 Functie voorgangerwaarschuwing (forward alert)......................................197 Forward alert in- en uitschakelen.............
Index Gebruik maken van stabiliteitsregeling................................179 Gebruik van de actieve schokdemperregeling ......................184 Gloeilampen vervangen Zie: Gloeilampen vervangen.......................69 H Een instelling selecteren............................184 Storing in het systeem...............................184 Handgeschakelde versnellingsbak.....171 Handmatige klimaatregeling................125 Gebruik van sneeuwkettingen............
Index Infoberichten...........................................113 iPod gebruiken ......................................321 Accu en laadsysteem.................................115 Actief veersysteem.....................................114 Actuele berichten bekijken........................114 Airbag............................................................114 Alarmsignaal.................................................115 Bandenspanningcontrolesysteem...........121 Berichtenindicator.....................
Index Kort overzicht............................................11 Monitor dode hoek .................................91 Achteruitkijkcamera.....................................22 Achteruitkijkspiegel kantelen.......................17 Automatische klimaatregeling....................19 Automatische transmissie...........................21 Automatisch in-/uitschakelde verlichting...................................................16 Automatisch wissen.....................................
Index Opbergruimte onder vloer achterin................................................205 Persoonlijke instellingen.........................111 Helpscherm, informatie met betrekking tot de radio, het navigatiesysteem en de telefoon......................................................111 Maateenheden............................................112 Navigatie-informatie.....................................111 Taal.................................................................112 S-MAX.....................
Index Ruitensproeiervloeistof controleren..........................................260 Ruitenwisserbladen controleren..........59 Ruitenwisserbladen vervangen............60 Sleutelloze toegang................................47 Algemene informatie...................................47 Auto ontgrendelen.......................................48 Auto vergrendelen.......................................47 Passive key....................................................
Index Stabiliteits controle Tripcomputer..........................................109 Zie: Gebruik maken van stabiliteitsregeling...................................179 Actieradius tot de brandstoftank leeg is................................................................109 Buitentemperatuur.....................................109 Dagteller.......................................................109 Gemiddeld brandstofverbruik..................109 Gemiddelde snelheid.................................
Index Vergrendelen en ontgrendelen............43 Voorzorgsmaatregelen voor koude weersomstandigheden....................224 Achterklep.....................................................45 Automatisch opnieuw vergrendelen........45 Bevestiging van het vergrendelen en ontgrendelen............................................43 Centrale vergrendeling................................43 Dubbele vergrendeling................................43 Ontgrendelfunctie opnieuw programmeren...............................
Index Zitverhogers.............................................24 Kinderzitje (groep 2)....................................24 Zitverhoger (groep 3)..................................25 Zonneschermen ...................................149 Dak (Galaxy)................................................149 Dak (S-MAX)................................................149 Zijruiten.........................................................
Feel the difference AM2J-19A321-CA (CG3533nl)